Het Scala^seizoen halverwege
xF
OCRATES
PEURDER
ui
Drie belangrijke punten bij TV-kijken:
ALS
fr
i ff SISW J V
De negen muzen
VERLICHTING
KIJKAFSTAND
AFSTELHOOCTE
ZATERDAG 24 MAART 1962
Erbij
PAGINA TWEE
PROGRAMMA MET VERDI'S „SLAG
OM LEGNANO" (OF: „HET BELEG
VAN HAARLEM") EN DE TWAALF-
TONIGE OPERABOODSCHAP VAN
DALLAPICCOLA, „DE GEVANGENE"
HET SEIZOEN van Italië s belang
rijkste operatheater werd ditmaal ingezet
met een werk, dat slechts bij bijzondere
gelegenheden te voorschijn wordt ge
haald. De honderdste herdenking van
het „Qisor Gimento" de eenwording
van het koninkrijk bood daartoe de
kans. En zo kwam te Milaan, de stad
waar het werk thuishoort, Verdi's „Bat
talia di Legnano" andermaal voor het
voetlicht, nadat de Florentijnse „Mag-
gio" twee jaar geleden reeds was vdór-
gegaan. Men weet hoe vele van Verdi's
werken uit zijn middenperiode destijds
dienst deden als strijdhamer en de
vaderlandslievende gemoederen kon ver
hitten. Zelfs zijn naam V(ictore) E(ma
nuele) R(e) d'I(talia) in die dagen op alle
schuttingen geschreven was een sym
bool. Als Wagner in 1848 in Dresden op
de barricades staat, vertoeft Verdi in
Parijs, waar de revolutie een einde maakt
aan het regime van Louis Philippe. Daar
hoort hij, dat Carlo Alberto van Sardinië
de wapens opneemt tegen de Oosten
rijker, teneinde hem uit Lombardije te
verdrijven. Ijlings keert hij terug en laat
Cammarano een tekst voorbereiden, die
de slag bij Legnano waar in 1176 de
eerste maal een Duitse keizer, Frederik
Barbarossa, door Italië is verslagen
tot onderwerp zal hebben. De opera, die
hieruit resulteert is hoe kan het
anders? hoofdzakelijk een koorwerk
en de openingshymne, een fors „Viva
ITtalia", karakteriseert al aanstonds het
geheel. Er zijn min of meer los hier
van ook wel de gebruikelijke „perso
nalia" met gewetenswroeging van de
gehuwde vrouw ten aanzien van haar
ex-verloofde, met de jaloerse minnaar en
verrader, met wraakoefening door de
echtgenoot, opsluiting en ontvluchting.
Maar het accent ligt hier toch op de
massale strijd en beslissende victorie,
gekocht met het bloed van een uitver
koren schare, de zogenaamde Ridders
van de Dood.
u -V>
V" I
'111 Vfd,iT|H n:'l/'lV.'iVl'1
i'ii.Ml'l 'IMJi
Bert Japin
j
Giuseppe Verdi, geportretteerd door
Giovanni Boldoni.
opera, die voor haar kon zijn geschreven;
de „Medea" van Cherubini, is een lichte
teleurstelling geworden. Niet dat „La Di-
vina" iets van haar intensiteit had inge
boet. Nog altijd zijn er die fascinerende
mimiek en dat gebarenspel van de geboren
prima-donna. Maar de vlam, die een tiental
jaren geleden sloeg uit de uitbarstingen
van de rol en die haar publiek toen op het
kookpunt bracht, schijnt inmiddels minder
fel en de stem toont haar grenzen duide
lijker dan voorheen. Men had de ensce
nering aangepast aan die van Epidaurus
deze zomer, toen met fabuleuze prijzen
vooral het snobisme naar dit openlucht
theater was gelokt. Maar de Scala, die
Callas uit haar gloriejaren kent en zich
eens warmde aan het nieuwe licht, dat zij
op een „Norma", „Medea", „Anna Bolena"
en andere Donizetti-ontdekkingen heeft ge
worpen, weet dit van bijkomstige „nieuw
lichterijen" van later tijd zeer wel te
onderkennen. Callas bleek dus nog con
sciëntieus, groot zelfs bij momenten, maar
niet meer bezeten, niet meer zo, dat men
slechts oren en ogen had voor haar. Mid
delerwijl ging de zangeres op tournee, let
wel een concerttournee langs Duitse steden,
en naar Londen. Natuurlijk was de reeks
weken tevoren uitverkocht, maar de pers
was bij deze uiteraard met veel „voor
bedachten rade" samengestelde series
operafragmenten, overal merkwaardig
eensgezind. Men gaf haar het welgemeend
advies zo snel mogelijk om te schakelen
naar de „mezzo".
GAAN WIJ KORTHEIDSHALVE de
Falstaff'met een nieuwe veelbelovende
titelrolvertolker, Vladimiro Gonzaroli, voor
(Zie vervolg op pagina 4)
MET DE GANG van het Engelse en Amerikaanse rechts-
proces is de ervaren detectivelezer zo langzamerhand even
vertrouwd zoal niet vertrouwder als met die van ons
Nederlandse. Hoeveel goede detectiveverhalen ontlenen hun
aantrekkelijkheid immers niet aan de scherpzinnige duels
tussen aanklager en verdediger, die in de Angelsaksische
landen nu eenmaal meer van een steekspel hebben dan bij
ons. Er zijn er zelfs die zich voor het overgrote deel in de
rechtszaal afspelen en er zijn romanspeurders, die door hun
auteurs speciaal met dat doel geschapen zijn. Denkt u maar
aan Erie Stanley Gardners intelligente advocaat Perry Ma-
HET VERSCHIJNSEL van het „histori
sche detectiveverhaal" is trouwens niet zo
ongewoon, ofschoon over het algemeen
weinig bekend. Bij ons beoefent Van Gulik
het bijvoorbeeld in zijn romans over de
oud-Chinese rechter Tie, maar er zijn
in het buitenland ook verhalen geschre
ven met meerbekende historische
figuren in de hoofdrol, dat wil zeggen: in
de speurdersrol. Zo hebben we Karei de
Grote al eens als detective zien optreden
en tovenaar Merlijn, eveneens welbekend
uit de oude ridderromans, alsmede Ben
jamin Franklin, Machiavelli en Socrates.
Het is niet verwonderlijk, dat een schrij
ver er zich toe aangetrokken voelt derge
lijke figuren in de speurdersrol te plaat
sen: de grote organisators, de magiërs en
de groten van de geest, mag men van hen
niet verwachten dat zij ook in staat zul
len zijn een subtiel verwikkeld misdaad-
geval te ontraadselen?
Een moeilijk procédé overigens, want
de schrijver dient niet alleen te zorgen
voor een behoorlijke speurintrige: hij
moet ook terdege op de hoogte zijn van
de achtergronden van zijn hoofdfiguur en
van de tijd waarin hij leefde; niet alleen
de feiten, ook de levensgewoonten, de wij
ze van kleden, van denken en van spre
ken moeten op een overtuigende en toch
niet te opzettelijke manier in het verhaal
verweven worden.
ELLERY QUEEN'S MYSTERY MAGA
ZINE het Amerikaanse maandblad dat
in de loop van een jaargang een schat aan
goede speurders- en misdaadverhalen
publiceert, daarbij ook een kans gevend
son, die in menig briljant pleidooi de aanklager een ver
dachte, en daarmee de beul een klant weet af te snoepen.
Wie meent, dat hij het, wat betreft de Angelsaksische moord-
processen, nu „wel weet", zou zich misschien eens kunnen
wagen aan de roman THE GIFT OF ROME, van het
schrijversechtpaar Wayner. Hier treedt nu eens niet Perry
Mason als verdediger op, maar in een geruchtmakende
Romeinse moordzaak niemand minder dan de welspreken
de redenaar Cicero. Het is op zichzelf al een sensatie, de
befaamde Romein hier aan het woord te laten de Wayners
hebben zijn stijl goed getroffen en afgezien daarvan: het
moordgeval zelf is ook goed geïntrigeerd. Bovendien hebben
de Wayners de hele geschiedenis zcdanig binnen het raam
van het leven in de Romeinse republiek geplaatst, dat het
geheel tot een boeiende historische roman is geworden.
DE REACTIES, die het werk in 1849
ontketende bij de première, laten zich het
best vergelijken met die van „La Muette
de Portici" bij onze zuiderburen ongeveer
twintig jaar daarvoor. De censuur, bij
Verdi altijd paraat, grijpt dadelijk in. En
gelijk naderhand de handeling voor „Un
Ballo in Maschera" op bevel van hoger
hand van Zweden naar Amerika verhuist,
krijgt de Italiaan nu opeens een episode
opgedist uit onze vaderlandse geschiedenis,
De strijd wordt van Legnano overgebracht
naar Haarlem; Barbarossa maakt plaats
voor Alva en voor het Viva Italia klinkt
nu het Viva Olanda. Maar ook in deze
tij delijk-gecamoufleerde vorm onder de
titel „L'Assedio di Arlem" houdt het werk
maar moeizaam repertoire. De Scala ont
ving ditmaal het werk met het enthou
siasme, dat men verschuldigd is aan Verdi
en aan een opera uit het Nationaal „Ré
veil", maar ook niets meer. Het instituut
heeft evenwel met een regisseuse als Mar-
gherita Wallman vermaard om haar
opstellingen van volksmenigten en met
solisten als Franco Corelli, Bastianini en
Anthonietta Stella nog altijd voldoende
troeven in de hand.
WAT MET DEZE GLORIEUZE opmaat
daarna was opgezet als de ,clou" van het
seizoen: de rentrée van Maria Callas in de
joh
il I
'lilt
Eberhard Wachter uit Wenen vertolkt
in Milaan de hoofdrol in de opera
„De gevangene" van Dallapiccola.
HOEWEL DE NEDERLANDSE tele
visie officieel reeds tien jaar bestaat
en het televisie-apparaat van liever
lede in een miljoen huiskamers ge
meengoed is geworden, heersen er
nog altijd verkeerde opvattingen ten
aanzien van het kijken naar het tele
visiebeeld. Alvorens evenwel in te
gaan op 'de noodzaak van een be
paalde verlichting tijdens het kijken,
de juiste kijkafstand en de juiste
hoogte van het toestel, is het goed
met nadruk vast te stellen, dat voor
de mens de televisie natuurkundig
bezien volkomen onschadelijk is. Uit
het toestel treden dus geen gevaar
lijke stralen naar buiten en de elek-
tronenbundei die de wereld in al zijn
aspecten voor ons op het beeld
scherm brengt, heeft absoluut geen
schadelijke invloed op onze ogen of
op welke andere lichaamsdelen dan
ook.
BETREFFENDE DE JUISTE verlich
ting tijdens het kijken naar de televisie
zijn er in de loop der jaren verschillende
meningen gevormd. Eén hiervan is dat al
le verlichting in het vertrek zou moeten
worden uitgeschakeld. Deze mening is ont
staan, doordat bij een filmvoorstelling de
ruimte zo donker mogelijk gemaakt dient
te worden teneinde niets van het contrast
van het op een doek geprojecteerde beeld
te missen. Een filmbeeld mag evenwel
niet worden vergeleken met een televisie
beeld.
De lichtsterkte van een televisiebeeld is
namelijk in vergelijking met die van een
filmbeeld vrij groot; daarom is de meest
prettige en voor de ogen minst vermoeien
de manier van kijken die, waarbij het ver
trek matig is verlicht.
Het kan dan ook niet met voldoende
klem worden gezegd, dat het kijken naar
televisie in een verduisterde ruimte even
verkeerd is als het kijken naar de pro
gramma's bij een te royale verlichting. In
beide gevallen is het kijken onnodig ver
moeiend.
HET TELEVISIEKIJKEN zonder enige
verlichting heeft, naast de onaangename
consequentie van kijkmoeheid nog het gro
te nadeel, dat het doen en laten van de
overige familieleden in de kamer volko-
aan debutanten, onder wie vaak ware Ont
dekkingen blijken te schuilen heeft al
diverse van deze „historische detectives"
het licht doen zien. Wij lazen er bijvoor
beeld eens een verhaal van Brèni James,
SOCRATES SOLVES A MURDER, dat
ons is bijgebleven, niet alleen door de uit
stekende vondst en daaruit voortvloeiende
goede deductie van de schrijfster, maar
ook door de wijze waarop zij én de we
reld van Socrates én het denkpatroon van
deze wijsgeer aan het detectiveverhaal
dienstbaar wist te maken.
Een havik zet zich op de hand van een
Eros-beeld; het kantelt en doodt een jon
geman die er biddend voor geknield ligt.
Socrates en zijn leerling Aristodemus, die
het zien gebeuren, ontdekken dat er een
stukje lamsvet aan de hand van het beeld
is bevestigd, kennelijk bedoeld als lokaas
voor de vogel, die aldus door de moorde
naar tot medeplichtige is gemaakt. In een
Platonische dialoog redeneer Socrates zich
naar de oplossing toe, en hij brengt een
priesteres van Apollo tot de bekentenis dat
zij met deze daad de dood heeft willen
wreken van haar geliefde, die door het
slachtoffer tot zelfmoord is gedreven.
„Ja," zegt Aristodemus, „Cebes heeft het
wel gezegd: Socrates kan een vraag zo
stellen, dat de waarheid er uit móét ko
men!"
Een aantrekkelijk procédé, deze histori
sche detective, en aantrekkelijk om in een
verzameling detective-short-stories het
dikwijls geijkte procédé van het speur-
dersverhaal eens op deze wijze te doorbre
ken en te verlevendigen.
Een andere afwisseling kunnen dat soort
verhalen met een speurelement, bieden,
die werkelijk .historisch" zijn, dat wil
zeggen: verhalen van oude schrijvers, die-
geenszins een detectiveverhaal hebben wil
len creëeren, maar toch wat hun bedoe
lingen ook geweest mogen zijn een ge
schiedenis hebben geleverd die een onmis
kenbaar misdaad- of speurelement bevat.
WIJ DENKEN ONDER andere aan een
oud Oosters motief dat zowel door Voltai
re als door Wilhelm Hauff is gebruikt. Bij
Hauff is het terug te vinden in het kwasi-
Oosterse sprookje over „Abner, der Jude
der nichts gesehen hat", bij Voltaire in het
verhaal over de droevige lotgevallen van
de Mesopotamiër Zadig, die op een dag
door het bos wandelt en daar een aantal
bedienden ontmoet van de koningin, die
op zoek zijn naar het weggelopen hondje
van hun meesteres. Ze vragen de wijze
Zadig om inlichtingen en hij weet het
beestje nauwkeurig te beschrijven hij
leest dit af uit allerlei sporen maar
hij kan niet zeggen waar zij het moeten
zoeken. Hij heeft immers niets gezién!
Een paar dagen later overkomt hem iets
dergelijks, nu met een paard van de ko
ning, dat losgebroken is. Men weigert nu
te geloven dat iemand die de dieren zo
voortreffelijk weet te beschrijven, ze niet
i
men wordt lamgelegd. Het enige wat na
melijk overblijft is „kijken". Niet alleen
is door proeven aangetoond met name
in het Philips laboratorium heeft men zich
daarmee intensief beziggehouden dat de
gezichtsscherpte het grootste is als de om
gevingshelderheid bijna even groot is als de
helderheid van het scherm, waardoor het
kijken aanzienlijk wordt veraangenaamd,
maar tevens kan het familieleven in de
kamer gewoon doorgaan zonder strubbe
lingen of onderbrekingen. Tevens is het zo
hinderlijke flikkereffect bij genoemde om
gevingshelderheid het minst waarneem
baar. De verlichting moet dus qua helder
heid maar ook qua plaats aan bepaalde
voorwaarden voldoen.
BIJ HET AANBRENGEN van een juiste
verlichting in die ruimten waar naar tele
visie wordt gekeken, kan als algemene
richtlijn worden gegeven, dat gebruik van
direkte lichtbronnen vermeden moet wor
den, teneinde spiegelingen in het be
schermglas van de beeldbuis te vermij
den. Weliswaar zijn hiervoor bepaalde
voorzieningen getroffen door het toepas
sen van anti-reflex veiligheidsglas in de
ontvangtoestellen, maar onder bepaalde
omstandigheden kunnen niettemin toch
nog storende spiegelingenn ontstaan. Te
vens is het gewenst om in het algemeen
geen sterke lichtbronnen te gebruiken en
zeker niet in de kijkrichting van de toe
schouwer.
De lichtpunten kunnen zich het best bo
ven of achter de kijker bevinden. Kleine
lichtbronnen kunnen nog wel zonder dat
dit storend is binnen de kijkrichting wor
den opgenomen, mits niet te dicht bij het
televisietoestel geplaatst.
Lichtspreiding is dus een eerste vereis
te bij het kijken naar televisie. Het is dan
ook beter het middenlicht van bijvoorbeeld
150 W tijdens het televisiekijken te ver
vangen door twee lampen van bijvoorbeeld
75 en 40 W, gemonteerd aan de muur of
in een hoek van de kamer opgesteld. Met
andere woorden: hoewel het wattage van
de lampen in het algemeen verlaagd mag
worden, moet het aantal lichtpunten wor
den verhoogd. De praktijk heeft geleerd,
dat men in sommige gevallen zal moeten
wennen aan een dergelijke verlichting tij
dens de uitzendingen, maar men zal die
dan toch spoedig als de meest aangename
ervaren.
EEN ANDER NIET te verwaarlozen
punt is de vermoeidheid die kan optreden
als gevolg van het niet inachtnemen van
de juiste kijkafstand. Zoals bekend wordt
het televisiebeeld opgebouwd uit een groot
aantal horizontale beeldlijnen, waartussen
een bepaalde, zij het zeer kleine, onderlin
ge afstand bestaat. Gaat men nu te dicht
bij het televisietoestel zitten dan zal men
de lijnen, waaruit het beeld is samenge
steld, apart kunnen waarnemen, hetgeen
uiteraard zeer storend en vermoeiend
werkt. Zit men te ver weg, dan ziet men
het beeld als één geheel, doch het is nu
niet meer scherp en in details te onder
scheiden. Ook dit werkt vermoeidheid in
de hand; men gaat namelijk bewust zitten
turen. Laat het toestel een dichtbij zitten
toe doordat maatregelen zijn getroffen
om de beeldlijnen apart niet meer zicht
baar te doen zijn, dan stelt dit de kijker
voor het hetzelfde feit: scherpte en detail
lering gaan verloren, hetgeen zich trou
wens op grotere afstand eveneens nog
doet gelden. Bovendien zal men in dit ge
val, indien er sprake is van een toestel met
een grotere (royale) beeldbuis, bespeuren
dat de beelden in hun totalitiet minder ge
makkelijk „in het oog kunnen worden ge
vat".
Men zal dus de juiste middenweg moeten
kiezen. Men neme daarom plaats op een
zodanige afstand, dat zoveel mogelijk de
tails in het beeld te zien zijn, terwijl de
afscheiding tussen de beeldlijnen niet meer
waarneembaar is. In het algemeen komt
dit neer op een gemiddelde kijkafstand
van 7 a 8 maal de beeldhoogte; dat wil zeg
gen: bij een toestel met een beelddiago
naal van 48 cm een kijkafstand van 2,30
m en bij een toestel met een beelddiago
naal van 59 cm een kijkafstand van 2,90
m. In de praktijk zal evenwel bijna al
tijd automatisch de gerieflijkste en daar
mee de juiste afstand worden gekozen.
Een meetlat behoeft er dus niet aan te
pas te komen.
ALS LAATSTE BLIJFT er dan nog de
hoogte van opstelling van het televisietoe
stel. In het algemeen namelijk wordt de
plaats te hoog gekozen, waardoor de kij
ker zich onnodig moet inspannen. Het is
dan ook alleszins de moeite waard om ook
hieraan de nodige aandacht te besteden.
Het toestel kan het beste zo geplaatst wor
den, dat het midden van de beeldbuis zich
iets onder ooghoogte bevindt als men zit
tend een televisieprogramma volgt.
Zonder twijfel echter verdient de verlich
ting de meeste aandacht. Niet alleen om
dat een onjuiste verlichting een onnodige
vermoeidheid veroorzaakt, maar ook om
dat de huiselijke gezelligheid hierdoor on
nodig wordt aangetast. En dat is toch het
tegendeel van wat met televisie wordt be
oogd.
Socrates ontdekte lamsvet op de hand
van het beeld dat omvallend om
dat een havik erop ging zitten een
jongeman doodt die ervoor geknield
ligt. Socrates lost de moord op „omdat
hij een vraag zó kan stellen dat de
waarheid er uit móet komen."
zou hebben gezien, en Zadig wordt als
dief voor de rechter gesleept. Nadat hij
heeft uitgelegd, door welke werkelijk
sublieme redenering hij tot zijn conclu
sies is gekomen, wordt hij vrijgesproken.
Men laat hem echter een bedrag aan pro
ceskosten betalen, dat overeenkomt met
de hoge boete die tegen hem was geëist.
Zadig besluit dan ook, voortaan te zwij
gen over zijn bevindingen. Als hij een
paar dagen later, terwijl hij voor het
raam staat, een ontvluchte gevangene
voorbij ziet komen, verschaft hij de auto
riteiten geen inlichtingen. Men bewijst ech
ter dat hij door het raam heeft gekeken
en dat hij de man dus heeft moeten zien.
Het komt Zadig op een zware boete te
staan. „Lieve hemel!" verzucht hij aan
het slot. „Wat ben je ongelukkig als je
wandelt door een bos waar het hondje van
de koningin en het paard van de koning
ook doorgekomen zijn! Wat is het gevaar
lijk door een raam te kijken! En wat is
het moeilijk om gelukkig te zijn in dit le
ven!"
HET IS DUIDELIJK dat Voltaire, met
zijn afkeer van de willekeur onder een ab
solute monarchie, hier iets anders te zeg
gen heeft gehad dan de gemiddelde detec
tiveschrijver, maar het fraaie staaltje van
„observeren en deduceren" dat de hoofd
persoon te zien geeft, verleent een derge
lijk verhaal het volste recht om als „his
torische detective" te figureren tussen een
collectie moderne, werkelijke speurders-
verhalen.
EEN BLAD als ELLERY QUEEN'S
MYSTERY MAGAZINE plaatst ook zulke
„historische detectives" geregeld, en het
wordt er slechts te lezenswaardiger door.
De ware detectiveminnaar moet dit
maandblad beslist niet missen; voor wie
niet zo makkelijk Engels leest: EQMM
heeft reeds lang diverse buitenlandse edi
ties en binnenkort gaat er ook een Neder
landse verschijnen. Bij de Zuidnederland
se Uitgeverij namelijk, die enkele maan
den geleden ook de Nederlandse uitgave
van ALFRED HITCHCOCK MYSTERY
MAGAZINE ter hand genomen heeft.
Speurtocht in Dode Zee. Oudheidkun
digen gaan onderzoekingen onder water
verrichten in de Dode Zee in Zuid-Israel
bij Ein Gedi waar zij hopen de overblijf
selen te vinden van een haven uit Bijbelse
tijden waarover in de brieven van Bar
Kochba wordt gesproken. Mogelijk heeft
het zeer zoute water de overblijfselen goed
bewaard. (ITIM)
Vlach-kwartet naar Nederland. Het
Vlach-kwartet uit Tjsechoslowakije zal in
april naar Nederland komen om concerten
te geven in Amsterdam, Rotterdam,
Utrecht, Den Haag en in enige andere
plaatsen. In totaal zal het kwartet elf keer
in Nederland optreden. Dit optreden maakt
deel uit van een tournee van vijfentwintig
Tsjechoslowaakse solisten en zes Tsjecho-
slowaakse orkesten door veertien verschil
lende landen.
I