Een ander
publiek
in de kuur
oorden
III5
sHBBI
ten apmeckeiijk fzindec&oek
SIGNALEN
„O, PLUIM, WAER IN
HET DUIFKEN STAK
door
H. G. Cannegieter
DE NEDERLANDSE
ZATERDAG 24 MAART 1962
Erbij
PAGINA DRIE
maar de oude
.coulissen
staan er nog
A. Koolhaas
TSfew,
Het Kurhaus van Bad Kreuznach, schoolvoorbeeld van de pompeuze architec
tuur der vooroorlogse luxe-kuuroorden, omringd door kolossale parken waar
eens de rijke gasten zich „op de duurste manier stierlijk verveelden".
XOOOOOOCOC<XXXXXXXXX>OOOOOOOCOCOOOOOOOOCOOCXXXXXXOOOCXXXXXX50COOOC<XXX)CXX)COOCOCKX)C)COCOCOOOOOOOOOCOCOOOOOOOOOOOOOC
HET HEDENDAAGSE TOERISME zoekt de badplaatsen aan zee. „Zand-
voort-Badis een algemeen begrepen combinatie. Maar er bestaan honderden
badplaatsen, die niets met de zee hebben te maken. Vooral in Duitsland treft
men talloze steden en stadjes aan, die hun eigennaam versieren met het voor- een diplomaat, die vanwege zijn darmen goed onderhouden Russische kerk, waar
voegsel „Bad". Het zijn de „kuuroorden", waar het baden bestaat niet in het een zoutwatersP(>ellnS ondergaat,
spel me# het zand en de golven, maar in de heilzame aanraking met het hete TOCH ZIJN ER WEL van deze groot-
uit de grond opspuitende bronwater en de met zwavel en zouten doordrenkte heden. voor .ziekte naar de bade" goreisd,
sommigen zijn er genezen en anderen ge
modder. Wie verkiest dergelijke plekken nog tot doelwit zijner zomervakantie? storven. Dit blijkt uit de monumenten, die
De automobilist rijdt er doorheen en neemt ze om haar vaak lieflijke omgeving zi? Jf plaatse ,he^b®n. gfkregen' VeelaJ
i ft ft vindt men in zo n badplaats een gesteente,
tot kortstondige pleisterplaats, waar hij zijn maaltijd gebruikt of hoogstens voor waarin de namen zijn gegrift van de vors
één etmaal overnacht.
heen dan de oude pope met zijn Roemenen
godsdienst gaat houden, want Russen en
Roemenen belijden dezelfde, Grieks-ortho
doxe liturgie.
Wij vermoeden, dat de Stourdra-kapel
gesticht is door de Roemeense koningin
Carmen Sylva, die een Duitse prinses is
geweest en stellig behoord heeft tot de
telijke en beroemde bezoekers. Steevast kring, die zich rondom de baden verza-
staat er een Engelse en Russische Kerk, melde. In Bad Homburg vindt men een
die aan de vergane grootheid herinnert.
En dan is er nog de begraafplaats, die
Siamese tempel, geschenk van koning
Chulalongkorn uit dankbaarheid voor zijn
Toch heeft voor sommige naturen een reis vormde reeds een stuk romantiek op vaak heel interessant is vanwege de uit- genezing gesticht. Ook dit gebouw dateert
langduriger verblijf zijn eigenaardige be- zichzelf,
koring. Want deze „baden" dringen hem
overvloedige stof op tot mijmeren over de
sociale revolutie, die zich binnen het tijds- bezoeker van zo'n plaats onder de indruk
heemse namen. Het is ongelooflijk, hoe'
veel Russen er vroeger in deze Westeuro-
NOG BRENGEN de vorstelijke hotels de pese kuuroorden hun laatste rustplaats
uit het glorieuze tijdperk van omstreeks
1900, waarin te Spa een adellijke oude
dame een Engelse kerk liet bouden die,
verloop van een halve eeuw in onze wereld
heeft voltrokken.
van luxe en grootheid. Bij al deze monu
mentale pracht behoren de met vier paar-
Zijn gedachten verbinden dit „bad" met den bespannen landauer, de gegalonneer- soleum van een generaal, zich hele einden
de herinnering aan het weelderige leven
hebben gevonden. In Wiesbaden strekt thans in hoogst vervallen staat, blijkens
het Russische kerkhof, waarvan de ingang een gedenksteen haar nagedachtenis in
bewaakt wordt door 't monumentale mau- ere houden.
van de groten der aarde in het laatst der
vorige en het begin van de tegenwoordige
eeuw. Toen zijn deze „kuuroorden" met
hun „Kurhaus" en „casino" het trefpunt
geweest van Russische grootvorsten, Duit
se prinsen, Franse staatslieden en Engelse
lords. Het was een exclusief gezelschap,
dat zich in de drinkhallen en onder de ko-
lonnaden van de monumentale gebouwen
1 a oi VERVALLEN GROOTHEID predikt dit
uit en men leest op de grafstenen al maar aUes Maar er is voor deze Pexclusieve
\1®S1SC, ?c n, mondaniteit iets in de plaats gekomen, dat
Wiesbaden heeft op de Neroberg ajn maatschappelljke omwenteling nog ster-
Russische Kerk waar de Grieks-orthodoxe ker accentu^rt JDe vorstelijRe paleizen,
eredienst nog geleid wordt door een pope luxe_hotels en dp monumentale badee^
van 88 jaar. Er komen sinds de revolutie noteis en de monumentale badge
maar weinig gelovigen meer, zodat men bouwen met hun ingewikkelde apparatuur
hier en daar de kerkgangers uit omliggen- zljn met ongebruikt geblevem Zij dienen
B voor wat men in Spa aanduidt als het
de plaatsen moet recruteren. Is de kerk
op de Neroberg gesticht ter nagedachtenis ..thermalisme social". Zoals de uitzonder-
bewoog; dat deelnam aan de gokkerijen de koetsiers en lakeien, het flonkerende van een overleden Russische prinses, in maakt^voorsociale toerisme"3'is ook
in de met architectonische overtolligheden kristal en tafelzilver; de het oor strelende het Zwitserse Vevey heeft eengrafelijk
kwistig versierde speelzalen; dat in de muziek van viool-solo's en Weense walsen; echtpaar uit Petersburg in 1878 een kerk baderi] „sociaal geworden,
weidse parken flirtte en flaneerde en dat de gewaagde toiletten van gedecolleteer- laten bouwen, gewijd aan twee dochters, wij hadden in onze romantische maïve-
misschien op z'n tijd ook nog wel eens de en met diamanten en parels behangen die er vergeefs genezing hebben gezocht. teit gemeend, dat de geneeswijze van de
onderdook in het water of de modder, die dames en de kleurige uniformen van ge- De priester vertelde ons, dat er in deze „baden" iets was, dat bij de goede oude
L a! - M 1- rtfA.UftAl /4/V lp«VtnlAV\ VIAt* A 11 iA m 1% 1 4 1
het van zijn vaak ingebeelde kwalen ver
lossen konden.
Want deze uitgelezen schare van vakan-
neraals en gezanten.
tiegangers bezocht de baden niet zozeer plaats met een waas van romantiek om-
uit behoefte aan genezing als wel om de geeft. Zelden komt in hem de ontnuchte-
exclusieve geneugten, welke de onderlin- "-J- J- 1
ge omgang in eigen besloten kring haar
kerk nog steeds een groepje gelovigen bij- tijd" behdorde, maar wij hebben 'gefeerkt,
Het is deze uiterlijke schijn, die voor een pleegt te komen uit Lausanne en Ge- dEd dd ouderwetse middel nog steeds wordt
dé argeloze bezoeker van thans de bad- nè*e. toegepast en thans zelfs op ruime schaal.
In Baden-Baden verheft zich, ook al- pe moderne geneeskunst is blijven gelo-
weer op een heuvel buiten de stad, de ven jn de gunstjge werking van bronwa-
rende voorstelling op van de keizer, die Stourdra-kapel, waar een oude pope met ter en modder en het verschil is alleen.
"J~ 1 1 1 1 i— deze „kuur" nu geen kostbare
om zijn maagkatar walgelijk mineraalwa- een lange baard en een kalotje op het gras
ter naar binnen werkt; van de grootvorst, veld van het rustige uitzicht op de Mi-
die om zijn zieke nieren in de zwavelmod- chaelberg genietend, ons heeft meegedeeld
bood. De romans, die zo'n vijftig jaren ge-
léden het leven der hooggeplaatsten tot on
derwerp hadden, laten hun geschiedenis der duikt; van de lord, die zich in een dat hier geen dienst meer wordt gehou
veelal in zulke kuuroorden spelen. Het
reizen beperkte zich toenmaals nog tot de
verstrooiing meer wordt toegevoegd. Men
slikt de bittere drank zonder een suikertje
na.
koperen kuip vol oververhit water rond- den, want er zijn op z'n hoogst maar zes
wentelt als een kreeft die gekookt wordt; Roemenen bijeen te krijgen. Maar er wo- De moderne sociale gezondheidszorg
-cx«3eooaxcoeoooeca»oooooaJoooCTXOOOOoooooooooooo30oooooixx»oooooooooooooooocooooooooooooooooooooocoooooooooooc
enkele zeer gegoeden en een internationale van een lady, die zich laag masseren of van nen nog dertig Russen en die hebben een stuurt op kosten van de overheidsinstellin
gen of de ziekteverzekering haar patiën
ten naar de baden en dezen maken er een
massaal gebruik van. Hierdoor is het een
geheel andere publiek, dat de badplaats
bevolkt. Inplaats van kwistige uniformen
en dure decolletés ziet men nu op de ve
randa's der luxueuze hotels eenvoudige
volksmensen; de mannen in overhemd
met opgerolde mouwen en daarnaast dik
ke moekes in een gebloemde japon. Als zij
zich op straat bewegen, ondekt men, dat
het patiënten zijn; zij lopen moeilijk en
meest met een stok, en laten zich om van
de kuur uit te rusten op een gemakkelijke
bank in het park glijden.
GEEN VIOLISTEN meer met Weense
walsen, maar radio en televisie; geen we
relds geflaneer en geflirt, maar een gemoe
delijk babbeltje onder elkaar; geen gegok
in de speelzaal, want het casino is geslo
ten en er komt de volgende week alleen
een toneeltroep met een kermisklucht,
die toch nog een zware concurrent zal vin
den aan de bioskoop. Geen landauer met
vier paarden en gegalonneerde koetsier en
lakeien, maar een miniatuur tentoonstel
lingstreintje met een als lokomotief ver
momde auto, die de tien kilometer kan ha
len, waarmee zij de passagiers een wan
delrit aanbiedt door bos en beemd van de
prachtige Ardennen.
De maatschappelijke omwenteling heeft
ook de „baden" een ander aanzicht gege
ven; er wordt op 's werelds schouwtoneel
een nieuw stuk gespeeld maar de oude
coulissen heeft men laten staan.
EEN VREEMDELING KLOPTE AAN, door Mary Hayley Bell,
oorspronkelijke titel Whistle down the wind, illustraties Oven
Edwards, vertaling S. E. Poortman. Uitg. n.v. De Tijdstroom
Lochem.
HET WAS ME, tot nu toe,
naar ééns gebeurd dat ik. na
enjsoek over kinderen in één
adem uitgelezen te hebben,
mezelf afvroeg: kunnen kin
ieren dit boek, dat over hen
zelf gaat, zélf ook lezen? Dat
was het meesterwerk van
Richard Hughes en het heet,
in de schitterende vertaling
van Robert Peereboom, waar
in ik het las, „Kinderen en
Piraten". Later bleek me dat
grote kinderen het ook met
verrukking lezen, hoewel
anders dan wij, maar dit is
dan ook, tevens, een avon
turenroman.
Nu rijst die vraag weer bij me
op en nog indringender. Voor
de tweede maal heb ik een
volmaakt meesterwerk voor
me liggen, over kinderen. Door
een kind verteld nog wel. En
ik denk: nee het mag niet. Ze
mogen niet weten dat ze zo
mooi zijn. Dat ze zien wat wij,
helaat, niet meer zien kunnen.
Dat zij geloven, waar wij en
kel nog maar „aannemen". Dat
ze goed zijn. Ze zijn geen
engélen, was 't maar waar,
dan waren we van alle narig
heid af. Maar nee, ze zijn
kinderen, die wij ook geweest
zijn, en dat maakt ons zo be
schaamd, dat we het boek wel
weg zouden willen stoppen,
dat ze 't niet vinden kunnen.
Alsof het slechte lectuur was.
HET VERHAAL SPEELT op
een boerderij. De kinderen ko
men in contact met een zieke
zwerver, zij verzorgen hem in
de schuur, in het hooi. Zij
zwijgen over hun gast, van
Wie ze geloven dat het Jezus
s. Ze vertrouwen, terecht, de
grote mensen niet en omdat
ze de Bijbel kennen, nemen ze
aan dat hij weer gevangen ge
nomen en gekruisigd "zal wor
den. Dat willen ze voorkomen.
Zij zullen niet slapen.
vondst, dat het meisje met
Toch is er weer een van de
kleine discipelen, die niet
zwijgen kan en de politie
komt, op zoek naar een gees
telijk gestoord misdadiger,
die wel eens gevaarlijk zou
kunnen zijn voor kinderen.
Dan staan de kinderen, van
her en der gekomen, in de
nacht, als een leger voor de
schuur en ze houden de politie
zo lang op, tot de zwerver de
schuur in brand gestoken
heeft en er vandoor is.
Een vreemd gegeven, maar
verteld op een zo volstrekt
aanvaardbare wijze, helemaal
zoals een pienter kind het
doen zou, nergens vromig of
sentimenteel en met zelfs, op
het laatst, bij de massale de
monstratie, de prachtige
haar paardestaatje, er echt
pret in krijgt, of ze op een
wonderlijke kermis beland is.
Dat is 't mooie, dat het alle
maal doodgewoon is, of liever
alles is zo verwonderlijk dat
het weer best mogelijk is dat
Jezus opeens aan een stal
deur staat.
Dat is het kind. Het zuivere,
volstrekt onbedorven, volwas
sen kind. Niet een ouwelijk,
niet een kind dat te gauw een
groot mens is, nee het kind
dat in zijn kind-zijn de daar
bij behorende volwassenheid
heeft bereikt.
Niet voor niets gebeurt dit
verhaal in een kring van boe
renkinderen.
ALDOOR, TIJDENS het
lezen, schoten me passages uit
Metabletica van prof. J. H.
van den Berg te binnen. Hij
schrijft onder andere dat enkel
onder de boerenkinderen deze
bedoelde volwassenheid nog
voorkomt, dat de anderen
meer en meer „infantiele"
kinderen worden. Hij schrijft
ook hóe grote mensen zitten
te praten met elkaar, als er
kinderen in het gezelschap
aanwezig zijn. Een kantteke
ning hiervan is in dit boek,
in het eerste hoofdstuk, hoe
het meisje vertelt over dat
gepraat van grote mensen.
Ook viel me op hoe „Arme
Ukkie", een kleine jongen in
het verhaal, zich herinnert
hoe het voor zijn geboorte
was, hij moest zich door een
lange, donkere gang heen-
vechten.
Hoe is het mogelijk dat de
schrijfster al deze enormi
teiten zó gewoon heeft kun
nen houden, zo volstrekt ge
zien door kinderogen en er, ja
heus, een leuk boek van ge
maakt heeft, waar je herhaal
delijk hartelijk om lacht.
Op de flap staat dat het
boek verfilmd is en dat het
dochtertje van de schrijfster
er de hoofdrol in vervult. Dat
is wel belangwekkend, maar
die film kan het nooit halen
bij de volmaakt eigen, onver
beterlijke schrijftrant van het
boek.
De vertaler heeft zijn, moei
lijke, taak schitterend ver
vuld. Zelden las ik zo'n knap
pe vertaling.
WIE VAN KINDEREN houdt
moet dit boek lezen. Wie zich
nog iets herinnert uit zijn
eigen tijd, van toen hij nog
niet door het „polyvalente"
leven eerst in de war, en toen
eraan gewend was geraakt,
moet het ook lezen. En de
grote kinderen ook. Zij kijken
nog onbevangen deze, hun,
spiegel. Ik heb wel eens ver
nomen dat heilige mensen bij
voorkeur heiligen-levens lezen
en dan nooit denken: zo ben
ik ook. Al zijn ze het.
ALS IN VONDEL'S „Jozef in Do-
than", Jozefs oudste broer Ruben het
kleed in handen neemt van de in de
put gestopte Jozef, welk kleed door Levi
met het bloed van een pas geslacht
bokje is besmeurd, „of eenigh wild den
jongen had verbeten," begint Ruben
zijn jammerklacht met: O pluim,
waer in het duifken stak."
Mij treffen deze woorden iedere keer
als ik het stuk zie (en zowel Arena als
de Nederlandse comedie hebben het in
de laatste jaren gespeeld) met bijzon
der grote, kracht. Men hoeft bepaald
geen hoge muts op te hebben van Von
dels vermogens als toneelschrijver, om
toe te geven dat hij met deze regel
en met de daarop volgende klaagzang
trouwens eveneens aan de geheimen
van het toneel een bijzondere ontroe
ring ontlokt. Hij evoceert de op zichzelf
nogal morsige situatie van Jozefs broe
ders, die de jongste uit haat en jaloezie
in een put hebben laten afdalen, waar
zij hem aan honger en dorst prijsge
ven, tot een waarin de broederliefde,
namelijk die van Ruben voor Jozef, op
tedere en zeldzaam roerende wijze toch
gaat leven.
Er had van alles kunnen staan, maar
het kleed wordt een pluim, een licht
schoon ding en in diezelfde vaart wordt
de jongste broer een duifken. Dit ge
combineerd met het aanschouwen van
het opzettelijk met bloed bevlekte kleed,
de smart van Ruben, de kennis van
Jozefs gruwelijk lot en de motieven die
tot de schurkerij leidden, plaatst de toe
schouwer voor een emotie van hoge or
de. Immers, het publiek wordt met dit
even realistische als poëtische beeld
met één slag betrokken in de zuivere
ontroering van Ruben, in de gevoelens
van broederliefde en vertedering voor
Jozef en tegelijkertijd doortrokken
van de afstand die er bestaat tussen
deze getourmenteerde gevoelens en de
feitelijkheid van het lot van dat duifken.
VONDEL MAG DAN in het algemeen
in zijn toneelwerk een onbeholpen psy
choloog zijn, hij mag van structuur en
opbouw van een drama weinig of niets
afweten, hij verstaat de kunst, om in
het bijzonder een zuivere en letterlijk
familiare emotie met de kracht van een
blikseminslag in zijn publiek te slinge
ren.
Het is ten slotte ook in de „Gysbreght"
zo, dat hoe misselijk men (en in het
bijzonder de Haarlemmers) daar ook
te keer gaat tegen het edel en vroom
Amsterdams volk, de waarheid van eni
ge geëmotioneerdheid pas ontstaat bij
de vraag of vader Gijsbreght ja of nee
mee zal gaan naar Marken met vrouw
en kinderen. Wanneer oom Gozewijn
vermoord terneder ligt, omringd door
de afgeslach(g, nonnekens, is dat tafe
reel ook niét mis; maar verder dan een j
toch enigermate- ingetoomde beschrij
vingskunst, strekt de emotionele direct
heid van Vondel daar niet. Maar als
het tussen Gijsbreght en Badeloch gaat
over de plaats van Gijsbreght in diens
gezin, wordt het drama menens bij
Vondel en ontstaat er een directe fel
heid, van welke er tot dusverre nog
niets was verspild aan deze slome Am
sterdamse held, van toren naar toren
dravend om te zien hoe het eigenlijk zo
omtrent staat met de slag.
Het is merkwaardig van dit dichter
schap, dat het beschrijvend is tot vóór
de drempel van de familie, en dan in
eens dramatisch wordt en wel in zulk
een mate, dat zo'n vervoerende en ver
overende kreet als die van Ruben van
de pluim waarin het duifken stak, plot
seling groter werelden opent, dan he
melen en hel in Lucifer of Adam in
Ballingschap bereiken kunnen.
DIE JAMMERKLACHT is door en
door toneel bovendien, door de situatie
waar hij uit voortkomt en die er uit
eindelijk door tot een min of meer be
vredigende oplossing wordt gebracht.
Toneel moet het hebben van deze uiter
ste waarheden, die een direct beroep
doen op de emoties van het publiek,
AAN ANTON KOOLHAAS is eergisteren
de novelleprijs van de stad Amsterdam toe
gekend voor zijn novelle „Gekke Witte". Hij
werd 16 november 1912 te Utrecht geborren.
Na de h.b.s. doorlopen te hebben, studeer
de hij aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.
Hij werd redacteur van de Nieuwe Rotter
damse Courant en was van 1945 tot 1952 aan
de Groene Amsterdammer verbonden. Hij is
thans medewerker voor toneel van Vrij Ne
derland. Als vertegenwoordiger van de Sti-
cusa was hij enige tijd in Indonesië geves
tigd. Hij publiceerde over toneel, film en
dans. Op zijn naam staan de documentaire
films Moeder des Lands en Thuis en de
speelfilm De dijk is dicht. In 1956 publiceer
de hij ..Poging tot instinct en andere dieren
verhalen". in 1957 „Stiemer en StaLma, een
verhaal voor kinderen" (samen met Leo Vro-
raan), in hetzelfde jaar „Vergeet niet de
leeuwen te aaien en andere dierenverhalen",
in 1958 „Er zit geen spek in de val en andere
dierenverhalen", in 1959 „Gekke Witte en an
dere dierenverhalen", in 1960 „Een gat in het
plafond" en in 1961 „Weg met de vlinders".
Het verhaal „Een schot in de lucht" ver
schijn ter gelegenheid van de op 30 maart be
ginnende boekenweek als geschenk.
De heer Koolhaas zal op 2 april in de Mu
ziekzaal van Brinkmann te Haarlem ter ge
legenheid van de Boekenweek een lezing
houden over „Mensen in de dierentuin".
De heer Koolhaas is adviseur bij Polygoon
Profilti, geeft les in het scenarioschrijven in
de Filmacademie en is lid van de redactie
commissie voor het filmjournaal.
dat de gevoelens van de schrijver ont
moet in eigen ervaren en tegelijkertijd
de eigen gevoelens verhoogd ziet in een
volmaakt en met de schoonste associa
ties geladen beeld. Die momenten be
horen in de schouwburg tot de beste.
Zij verenigen het publiek tot één, een
der voelende gemeenschap van mensen
zij maken van al die harten die zich
open stellen, één hart waarin Ruben's
broederliefde voor Jozef geborgen is en
dat in pijn afwacht hoe het verder met
het vuurwer.p van die liefde zal gaan.
DE MOMENTEN van een dergelijke
blikseminslag zijn zelden. Zeker bij
Vondel. Maar als zij bij hem voorko
men neemt men er te dankbaarder ken
nis van, niet alleen omdat er zo weinig
Nederlands toneel bestaat, maar ook
omdat ze te voorschijn komen uit die
vaderlijke dichter, die de directheid van
zijn vaderlijkheid zo vaak liet verdam
pen in vrome en retorische vizioenen
en die zonder die hang naar het boven
wereldlijke mogelijk verbazingwekkend
drama had kunnen schrijven.
Het verschil bijvoorbeeld tussen „het
familiespel" Jozef in Dothan en het ver
volg er op: „Jozef in Egypten", dat
dan ook geen enkele passage bezit van
enige indringende dramatische kracht,
is in dat opzicht veelzeggend. In de ta
melijk potsierlijke handeling zijn daar
de bespiegelingen over het vaderhuis
ook weer de enige met emotionele ge
ladenheid. Daarom voor mij niet alleen
voor Vondel, maar uit het hele wereld
repertoire deze regel „O, pluim waer in
het duifken stak," als een hoogtepunt
in de eigen taal van dramatiek, teder
heid en even innige als intense natio
nale dichterlijkheid.
(Vervolg van pagina-1)
maar bovendien een zeer redelijk onder-
nemersloon op zijn budget kan zetten. Ten
slotte brengt de R.V.D. hem geen kosten
in rekening voor de bemiddeling in het
buitenland.
DE SUBSIDIëRING VAN de filmkunst
door Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen is opgeklommen van 34.000 gulden in
1946 tot 906.000 gulden voor het lopende
jaar. Daarvan is vier ton bestemd voor de
korte film. In 1953 was dat nog slechts
een ton, waarbij men moet bedenken dat
dit bedrag uitsluitend dient voor de zoge
noemde vrije film. De voorlichtingsfilms
ten behoeve van de diverse departemen
ten, zoals sociale zaken en verkeer en wa
terstaat, worden bekostigd uit het publici-
teitsfonds van het ministerie van Algemene
Zaken.
Er zijn verscheidene oorzaken waarom
de Nederlandse korte film in de bioscopen
van het eigen land niet rendabel zijn te
maken. In de eerste plaats zijn de roule-
mentsmogelijkheden beperkt. Het valt niet
mee om voor een kunstzinnig produkt van
eigen bodem een bijpassende hoofdfilm te
vinden, die dan ook nog goed loopt. Boven-
Hans van Zijl dien moet de koek rechtvaardig over alle
filmverhuurders worden verdeeld. De
grootste moeilijkheid levert nog de lengte
op van de hoofdfilm. Vooral de buiten
landse speelfilms worden steeds langer,
hetgeen ten koste gaat van het voorpro
gramma. In Nederland is dat bovendien
nog belast met een eigen journaal van
tweehonderdvijftig meter. Vandaar dat de
film met tien minuten vertoningsduur een
betere kans maakt dan die met twintig.
Met dat passen en meten is soms veel tijd
gemoeid, wat een der oorzaken is dat het
publiek niets meer van een met veel publi
citeit ontvangen film hoort.
DE ANDERE MOEILIJKHEID is, dat
de Nederlandse bioscoopomzet begrensd
is. De 569 vaderlandse cinema's hebben
een jaarlijkse netto-recette van 54 miljoen
gulden per jaar. Eén goedkope korte 'film
heeft echter al een theateromzet van ander
half miljoen nodig om de rente en afschrij-
De ploeg van Bert Haanstra aan het werk
bij de modelcaissons voor het
Veersche Gat.
ving van het geïnvesteerde bedrag terug
te verdienen. Een „Big City Blues", die be
neden de veertigduizend gulden is geble
ven, is een voordelig produkt geweest. De
meeste korte films, zeker wanneer ze in
kleur worden gemaakt, lopen al gauw te
gen de ton. Vóór 1953 stelde de Nederland
se Bioscoopbond de vertoning van één Ne
derlandse korte film per maand verplicht.
Dat heeft de produktie van vrije films een
eind op stoot geholpen. Na de verhoging
der vermakelijkheidsbelasting heeft de
bioscoopbond echter gemeend zijn leden
deze last niet meer te kunnen opleggen. De
gespannen relaties tussen film en fiscus
laten daarom de Nederlande cineast niet
koud.
7 ff nmlman