In het Duitse graafschap Bentheim werden kerkgezangen in het Nederlands vertaald jJiscxx discaucs SIGNALEN JE MEURS DE SEUF AUPRES DE LA FONTAINE I Nieuwe kinderboeken A. Roland Holst 1111 fsatm ZATERDAG 31 MAART 1962 Erbij PAGINA VIER JsJ Duitse kerken waar nog uitsluitend in Het Nederlands wordt gepreekt mimom És Pierre Janssen mmm Coevorden Schoonsbeek Emlichhftim Hordtnbtrg Witte poot Manenberg loosterhoor Tubb«rq#r 'Nordhorn J Oldenzaol Overzichtskaartje van gebied. Hengelo het betrokken IN DE LAATSTE UITGAVE van het „Bentheimer Jaar boek een aantrekkelijke bundel die elk jaar met een verrassing komt, is dit jaar als „hoofdthema" de ver spreiding van oude Nederlandse bijbels in het Duitse grensgebied gekozen. Aanleiding daartoe was de aan koop door de „Heimatverein der Grafschaft Bentheim" van een in 1648 te Gouda gedrukte bijbel, bestemd voor haar verzamelingen, die mettertijd in een plaatselijk mu seum zullen worden ondergebracht. De voorzitter van de „Heimatverein" heeft bij deze gelegenheid een uit gebreid onderzoek ingesteld naar Nederlandse bijbels, die daarginds Duits familiebezit zijn. Met een oproep in een plaatselijke krant had hij veel succes uit de bin nengekomen opgaven is met zekerheid komen vast te staan, dat ruim 80 van zulke boekwerken in dat gebied bekend zijn, een aantal dat ongetwijfeld met enkele tientallen kan worden vermeerderd. Hoe het tot een der gelijke omvangrijke verspreiding van de Statenbijbel buiten Nederlands territoir kon komen, is een interes sante geschiedenis. BI HEtRlYKHOD „IN DE EERSTE JAREN van mijn jeugd", schrijft de 72-jarige samensteller van het artikel, de heer Georg Kip te Nordhorn, „werd in de hervormde kerken van het graafschap Bentheim nog alge meen in het Nederlands gepreekt en ge zongen. Toen het Hoogduits de scholen ge heel had veroverd en de jonge generatie geleidelijk van de Nederlandse taal ver vreemdde, begon heel langzaam de grote verandering. In de kerken werd aanvan kelijk een regeling getroffen in deze zin, dat in de ochtenddiensten in het Duits, in de middagdiensten in het Nederlands werd gepreekt. Pas toen de laatste kerkgangers die de prediking in de Nederlandse taal nog geheel konden volgen waren over leden, werd ook in de middagdiensten de Duitse taal ingevoerd. In verschillende kerkelijke gemeenten was tevens geleide lijk een Duits gezangenboek ingevoerd, en daarmee had zich een wezenlijke verande ring definitief voltrokken" KIP VERTELT DAN, hoe vreemd de verhoudingen Nederlands-Duits en omge keerd in vroeger jaren lagen in het klei ne territorium van het graafschap Bent heim, het latere vorstendom en tegenwoor dig een kreits (kring van gemeenten) van die naam. Tot omstreeks 1800 werden in de kerkdiensten van het graafschap Bent heim alleen psalmen gezongen. Welis waar probeerden sommige predikanten de gebruikelijke orde van dienst uit te brei den met nu en dan een geestelijk lied, maar de gemeente deed daaraan niet van ganser harte mee. Om de gezangen ook in het graafschap ingang te doen vinden, zoals in andere delen van Duitsland reeds lang gebrui kelijk was, moesten de Duitse gezang boeken in het Nederlands worden ver taald! Deze eigenaardige situatie kan wor den verklaard door de vroegere verhou- (II dingen op kerkelijk terrein in dit deel van Duitsland, de „Bentheimer Bocht", aan drie zijden omsloten door Nederlands gebied, namelijk Twente in het zuiden, Salland en de Vechtstreek in het westen en zuidoost-Drente in het noorden. Zodat het helemaal niet verwonderlijk is, dat daar van oudsher, toen de grenzen een veel vager begrip waren dan nu, Neder landse invloeden zich hebben doen gelden vooral in de kerk en de school en als gevolg daarvan ook in het dagelijks leven. DE HEER KIP, geboren en getogen in Neuenhaus, in het hartje van het Bent heimer land, heeft ons terzake uitvoerig ingelicht. Zijn relaas komt in het kort hierop neer, dat de bevolking van het graafschap Bentheim reeds vroeg tot het protestantisme overging, op een paar tot vandaag de dag overwegend katholiek ge bleven kleine gemeenten na. De hervorm de kerk voelde zich bedreigd, toen een van de latere graven van Bentheim onder de invloed van een der bisschoppen van Münster tot het katholieke geloof terug keerde. Als logisch gevolg daarvan genoot de katholieke kerk in het gebied van Bent heim zijn bijzondere zorg en steun, en de protestantse kerk zocht en kreeg be scherming van de Hollandse Staten-Gene- raal. Hoe bedreigd men zich voelde, blijkt uit een zegelstempel uit deze tijd (omstreeks 1670) met het opschrift „Heere, help ons, wij vergaan" (Mattheus 8:25). De onrust duurde tot in Den Haag een overeen komst was getekend, waarbij tevens de erfopvolging van de katholiek geworden graaf, wiens vrouw naar Nederland was gevlucht omdat zij protestant wilde blij ven, definitief werd geregeld. Dat gebeur de in 1701. De protestanten in het graaf schap werden in al hun rechten hersteld, en van dat recht werd door de classis voortaan onder andere gebruik gemaakt door steeds een vooraanstaand Nederlan der als haar praeses te kiezen deze had tevens zitting en een stem in de Bentheimer Landdag. UIT DEZE TIJD NU dateert de Neder landse invloed in kerk en school van het graafschap. Vacatures werden dikwijls door Nederlandse predikanten en leer krachten vervuld. Deze mensen brachten natuurlijk hun taal mee. De schoolmees ter was toen ook vaak meteen gemeen teschrijver het Nederlands werd zo doende tevens voertaal voor officiële ak ten en benoemingen. Nog steeds wordt Nederlands gepreekt en gezongen in het graafschap Bentheim, maar al lang niet meer in de „grote", de hervormde kerk („Reformierte Kirche"), die al tientallen jaren volkomen Duits is. Wèl in enkele Gereformeerde kerk in het Duitse dorp je Emlichheim, waar nog steeds Neder landse diensten worden gehouden. Gevelsteen met Nederlands opschrift in de gereformeerde kerk te Emlichheim. van de veel kleinere gereformeerde („Alt- reformierte") gemeenten, in verhouding tot de omvang van andere kerkgenoot schappen zo klein, dat de Duitsers ze nu meer als een soort sekte beschouwen. Af en toe wordt er nog eens een Nederlandse predikant beroepen. Deze gereformeerden hebben het met hun Nederlands vooral onder het nazi bewind heel moeilijk gehad. In het „Derde Rijk" werd alles „verduitst", en de ge reformeerde gemeenten van Bentheim moesten zich ook daarin schikken, maar ze hebben het de Nazi's nooit vergeven. Onmiddellijk na de tweede wereldoorlog werd het Nederlands weer ingevoerd, doch veel is er uiteraard niet van overgeble ven. ALLEEN IN DE KERK van Emlich heim (ten zuiden van Schoonebeek) wordt nog uitsluitend Nederlands gepreekt en ge zongen, behalve in begrafenisdiensten en bij sommige huwelijksbevestigingen. In het dorpje Wilsum, waar evenals te Em lichheim nog een Nederlandse predikant staat, gaat het „half om half" daar wordt in de ochtenddienst Nederlands en 's middags Duits gepreekt. En in Laar, even over de grens bij Coevorden, ge beurt het ook „om en om", maar dan om de zondag in het Duits en in het Ne derlands. In de overige gemeenten van de „Altre- formierte Kirchen in Niedersachsen", die tot de classis Bentheim behoren, wordt uitsluitend Duits gepreekt. Wel hebben ook deze gemeenten met de „Nederlandse" ge meenten in deze classis en samen met de vijf gemeenten tellende classis Oost- Friesland een afvaardiging naar de Ge nerale Synode van de Gereformeerde Ker ken in Nederland, waar ze in kerkelijk verband nog steeds onder ressorteren. Verder herinneren alleen enkele Neder landse opschriften in verschillende kerk gebouwen in het graafschap Bentheim nog aan de tijd, toen onze taal daar algemeen werd gesproken. En in menig Duits ge zin daar kan men nog als een kostbaar erfstuk uit lang vervlogen en bewogen tijden een echte Hollandse Statenbijbel laten zien. Voor discoiieien met muziekhistorisch in teresse brengt Amadeo de Sacrae Sympho- niae van Giovanni Gabrieli, kapelmeester aan de San Marco te Venetië. Het arcadische genre vindt men onder de titel ,,Französchier Belcanto" op een 45-t. plaatje van Decca (Gérard Souzay, bariton met Jacqueline Bon- neau, piano); het humoristische op een nieu we uitgave van Saint-Saëns' Carnaval der Dieren, waarvoor hij samenwerkte met Kees Stip (Lamoureux-orkest o.l.v. Etcheverry, op Fontana). DIT IS DE REGEL, die ik dikwijls voor mij zie (in mijn geheugen zie ik teksten, muziek trouwens ook, niet in noten, die ik niet lezen kan maar in lij nen, gekleurd, dikker en dunner, om hoog en omlaag), dit is de regel, die mij midden in een lezing plotseling tot zwijgen kan brengen: Je meurs de seuf auprès de la fon- taine, ik sterf van dorst al is de bron nabij. Het is van Frangois Villon. En het is van mij. Want dit is de regel, die ik had willen schrijven. Er staat in, wat ik besef bij het omgaan met kunst bij voorbeeld of bij het spelen met mijn kinderen. Daar is toch het schilderij, vlak bij, als de suppoost niet kijkt kan ik het aanraken. Daar zit toch Evelien- tje te vertellen dat ik een reus ben, die altijd engeltjes opeet maar geen kleine meisjes en zij is een klein meisje, dus ik eet haar niet op. Vlakbij en toch niet te bereiken. Daar sta ik te praten tegen de mensen en ik kan mij verbeelden dat ik het kloppen hoor van hun opge telde harten, maar dat is verbéélding. DAAR STA IK op de oever en kijk naar het water en het water gaat voor bij, en de heldere glinstering zie ik maar kan ik niet beetpakken, niet mee nemen, en het grijs in de verte is is onnoemelijk, is onbeschrijflijk, is in de verte en blijft in de altijd opschui vende verte. Alle dingen waarvan ik houd staan aan de andere kant van de krijtcirkel om mij heen: hun lot kan ik bestuderen maar ik kan het niet delen al wil ik dat nog zo graag Het onsterf lijke kunstwerk is al lang gestorven, wat hier achter blijft op de museum- wand is de schelp en hoe kunnen men sen toch schelpen voor het mooi verza melen? Schelpen zijn het mooi van wat niet meer leeft. Nooit scherper zie ik Villous regel als wanneer ik uit heimwee een dag naar de bossen terugkeer. Het. is heerlijk in het bos maar het heerlijke kan ik niet ver tellen en het is steeds dieper in het bos, het heerlijke, ik loop en loop tot ik het bos weer uit ben, waar was nu het heer lijke, ik ben het mis gelopen en ik moet weer terug. Breng mij niet in een va kantieoord want de vakantiegangers lopen zo duidelijk achter het fata mor gana van de bron aan, de bron van rust en sterven van de dorst; ach nee, ze sterven niet, ze slapen, ze joelen, ze zin gen, ze liggen, ze doen frenetiek aan sport, ze zoeken hartstochtelijk gebrek aan comfort., vochtige tenten, het lui de strand, de stikhete autobus. NEEMT U MIJ NIET kwalijk, mis schien interesseert V zich niet voor wat ik nu toevallig meen te voelen. Wat voelde Villon? Daar zit 'm de kneep, letterlijk zou ik willen zeggen. Want welke hoge inspiratie voerde Vil lous pen? Welke hemelse gezant bracht hem deze regel, bracht hem het hele gedicht, dat één lange aaneenschake ling is van tegenspraken? N e geen hoge inspiratie. Gewoon werk. Want Villon schreef voor een prijsvraag. De hertog van Orleans wil de eens wat origineels: maak nu eens, zo nodigde hij de poëten uit, een vers, dat de zaken telkens omkeert, dat steeds terugneemt wat zo even werd gesteld. Een stukje huisvlijt dus voor handige rijmelaars. De andere inzenders zijn we verge ten, we weten niet eens wat ze klaar bakten. Maar Villon, de winnaar Van PIERRE JANSSEN werd geboren in 1926 te \rnhem. Hij was aanvankelijk journalist, bleef dat ruim tien jaar en werd toen, in 1956, con servator van het Stedelijk Museum te Schie dam. Enkele jaren later zette hij het werk, dat hij altijd had gedaan, namelijk het be middelen tussen mensen en kunst, ook voort bij de televisie, met negen uitzendingen „Kunstgrepen". Hij publiceerde de bewerkte tekst van deze uitzendingen onder dezelfde titel bij „De Bezige Bij'' en is thans ver ge vorderd met een tweede boek, waarvan de voorlopige titel is „Wie niet oplet mag nooit meer kijken". Aanstaande woensdag, 4 april, zal Pierre Janssen ter gelegenheid van de Boekenweek in de Hildebrandzaal te Haarlem een lezing houden over „Boeken, boeken schrijven, boe ken lezen, boeken opbergen". het concours, bleef zichtbaar en zijn tekst bewaard. Want hij was zijn tekst, hij was de prijsvraag. Hij ging aan het timmeren, regel voor regel, probeersel voor pro beersel en ineens sprongen de vonken uit de hamer want de hamer sloeg op het aambeeld van zijn eigen lot. Hij heeft, neem dat maar aan, hard ge werkt aan zijn inzending, en neem ook maar aan, dat die kunstenaars, die hun jaartal overleefden altijd veel harder werkten dan wij meestal denken. Het was een stuk arbeid, dat hij verrichtte maar het Was een arbeid niet alleen met woorden; eerst en vooral met een innerlijke realiteit, die dankzij de op dracht van de hertog tot vorm, tot ge stalte, tot structuur kón komen. GESTELD EENS, dat de hertog de prijsvraag niet had uitgeschreven, had Villon dan ooit de regel bedacht? Oh ja, ja, natuurlijk, roepen wij om dat wij geloven, zo gaarne geloven in de heilige almacht van de kunstenaars, superwezens. Ik weet het niet. Of liever: ik weet het wel. Villon was er ni et opgekomen. Het was hem blijven kwellen, maar on gezien, woordeloos, onherhaalbaar, niet over te dragen. Het had hem bege leid, in hem gewogen, aan hem getrok ken; hij was dorstig gebleven boven een bron die niet wilde ontspringen. Pas toen hij aan het werk moest, toen hij gedwongen werd te boren, bereikte hij het water. Meer kan ik u niet zeggen. Ik weet niet eens precies in welke eeuw Villon leefde. MhhHHmmhrh» DE VLAMING ADRIAAN WIL- LAERT (1482-1562), kapelmeester aan de San Marco te Venetië kwam op de gedachte om de vier koorloggia's in deze kerk voor de opstelling van twee of meer koren aan te wenden. De schrijfwijze die hij als componist voor een dergelijk ruimtelijk, massaal ef fect aanwendde is de concerterende stijl, en deze is van betekenis gewor den voor de barok, men denke aan de dubbelkorigheid in Bachs Matthaus Pas sion. Willaert was de leraar van An drea Gabrieli die vanaf 1585 de positie van zijn vroegere leermeester aan de San Marco bekleedde en een jaar la ter werd opgevolgd door zijn neef Gio vanni G. Van deze brengt het Oosten rijkse platenmerk Amadeo een keuze uit de Sacrae Symphoniae et Canzoni, twaalf werken waarvan twee zuiver in- stumentaal, de andere vocaal, ver sterkt door en afgewisseld met koper blazers. De uitvoering (Wiener Kam- merchor, Trompeterchor der Stadt Wien, Anton Heilier aan het orgel, di rigent Hans Gillesberger) heeft het feestelijke, wijdingsvolle karakter dat bij deze muziek past. Muziek-histo- risch een belangwekkende plaat, al werkt de primitieve akkoordentaai voor onze verwende oren op den duur wat eentonig. (Amadeo AVRS 6231). HET FRANSE AIR DE COUR is een eenvoudig strofenlied met luitbegelei ding dat zowel bij de musici als bij een wijd publiek in zwang was van het einde van de zestiende tot in de acht tiende eeuw. De overgang van het meerstemmig madrigaal naar het lied met luitbegeleiding is een onderdeel van de huiselijke muziekcultuur zoals wij die ook op schilderijen uit de Gou den Eeuw kunnen waarnemen. Een weemoedige, hoofse charme is de grondtoon van deze liederen waarvan er zes worden gezongen door Gérard Souzay die een gevoelige, nobele voor dracht aan een vlekkeloze dictie paart. Jacqueline Bonneau toont zich aan de piano een goed begeleidster, al is het jammer dat men de luit als begelei dingsinstrument niet heeft aangehou den. (Decca AWD 8532, serie „Das Alte Werk"). EEN BIJZONDER AARDIGE opna me van Saint-Saëns' Dierencarnaval brengt Fontana. Het Lamoureux-orkest onder leiding van Jésus Etcheverry speelt het humoristische werk spits en fonkelend, zonder ooit de grapjes te overdrijven. Ook opname-technisch is de plaat voortreffelijk geslaagd. Een gewaardeerde toegift vormen de kwa trijnen van Kees Stip, de bekende ex pert van „Dieren op Versvoeten". Ze worden door Ted Logeman in stijl voorgedragen en zijn ten overvloede nog eens op de achterzijde van de hoes afgedrukt. Voorbeeld: Kangeroes. De springbok springt bijzonder goed. Maar als de kangeroe het doet dan zit er in het zonnetje een kind op haar bal balkonnetje. ER IS WEER een groot dirigent overleden, Bruno Walter. Daar moest natuurlijk een herdenkingsplaat op vol gen. Philips heeft hem uitgebracht in een fraaie hoes met biografie en foto's van de dirigent aan het,werk. De plaat zelf, met twee symfonieën van Mozart (de „Jupiter" en de „Haffner") geeft een goed" voorbeeld van Walter's milde, evenwichtige musiceerstijl. Nog ontvangen van Bovema Grama- phone house een L P(25 cm.) van het Noordhollands Philharmonisch Orkest onder Henri Arends met Hongaarse Dansen van Brahms en Noorse Dansen van Grieg. Alsmede een 45-toeren plaatje waarop Rosa Spier, harp, transcripties van Bach en Handel speelt (resp. Eerste Prelude uit het Wohltempriertes Klavier van Bach en Passacaglia mit clavecimbelsonate in g van Handel) en op de keerzijde een Etude Mélodique van Hasselmans en een „Sprookje" van eigen hand. H. A. Mertens - Duizend kinderen reizen naar Jeruzalem; uit het Duits vertaald door G. Ninck Blok, Assen, Van Gorcum. IN EEN AANTAL verhalen heeft de schrijver getracht een beeld te geven van de zo verschillende mensen, die het te genwoordige Israël bewonen. Zo is er on der andere de geschiedenis van een groep Christen-Arabieren, die afstamt van een Christenjongen; Joodse kinderen vinden een nieuw vaderland in Israel, al zijn de sporen van de doorgemaakte verschrikkin gen niet zo gemakkelijk uit te wissen. De moeder van een uit Duitsland afkomstige priester komt haar zoon opzoeken en ziet eindelijk de Heilige plaatsen, waarover ze zoveel hoorde vertellen. Een inleiding bij deze verhalen ontbreekt zodat de kinderen zich in het begin waar schijnlijk af zullen vragen wat de bedoe ling is. Bovendien geven deze geschiede nissen blijk van een te eenzijdig christe lijke instelling, waardoor bijvoorbeeld de religieuze achtergrond van de trek van het Joodse volk naar Israël onvoldoende tot zijn recht komt. En wat te zeggen van de verteltrant, die het ene moment beslist sensationeel is en het volgende ogenblik een weeë zoetheid vertoont! Tenslotte zijn de illustraties van E. D. Ninck Blok houterig en hopeloos ouder wets. Alles bij elkaar een teleurstellend boekje over een belangwekkend onder werp. D. van der Meiden-Coolsma, De Knecht van de Koning. F. Mulder-van Hasselt, Kilci het Papoea-meisje. C. Hazelager, Vier bruine beren. IN DE SERIE „Naar 't zonlicht toe" EE van Van Gorcum te Assen verschenen s weer drie nieuwe deeltjes. Het aardigst is wel „De knecht van de Koning" van Do- ra van der Meiden-Coolsma. Het is hel verhaal van de kleine David, die toen hij nog heel klein was „Dodaat" wilde wor- Sas Bunge den, net als de Romeinse soldaten die hij in Bethlehem zag rondlopen. Maar toen hij wat ouder werd vond hij, dat de sol daten maar beter in hun eigen land kon den blijven. Hij nam zich voor heel veel te eten om net zo sterk te worden als de beroemde Koning David en misschien zelf nog wel eens koning te worden. Wanneer zijn tante thuiskomt van een bezoek aan de stad, vertelt ze dat binnen kort de Messias geboren zal worden als Kind van Maria van Nazareth en dat de oude priester Zacharias een zoon zal krij gen, die later de dienaar wordt van de Messias. David denkt, dat het niet goed kan zijn, want dat de Messias geboren hoort te worden in Jeruzalem of Bethle hem. Op een dag spelen David en zijn vriend jes in een schaapskooi die ze inrichten als paleis voor hun „koning David". Ze vegen de vloer en maken de kribbe schoon. Het is die avond erg druk in Bethlehem, want iedereen keert terug naar zijn woon plaats voor de volkstelling. En dan ziet David een man met zijn vrouw op een ezeltje. Ze kunnen nergens onderdak vin den en zijn erg blij als de jongen hen naar zijn paleis brengt. Hij haalt hooi en stro voor hen en een kruik water. Als hij thuiskomt, hoort hij, dat het zoon tje van Zacharias geboren is en Johannes genoemd zal worden. Die nacht wordt in de schaapskooi een jongetje geboren. En als David de volgen de ochtend gaat kijken en hoort dat de Engelen hebben gezongen, begrijpt hij dat het kindje de Messias is. Hij besluit een knecht te worden voor de kleine Jezus en wijst zijn familie de weg naar de stal. MINDER GESLAAGD is een ander deel tje uit deze serie „Kiki het Papoea-meis je van F. Mulder-van Hasselt. De schrijf ster is kennelijk uitgegaan van de ge dachte het doel heiligt de middelen. Het doel is dan in dit geval haar lezers en lezeresjes te overtuigen van de zegen die de zending brengt onder de natuurvolken Of we het hier nu mee eens zijn of niet, wanneer deze overtuiging in een kinder boek wordt neergelegd, is toch een eerste vereiste, dat het boek als zodanig een be hoorlijk niveau bereikt. Dat heeft mevrouw Mulder blijkbaar niet ingezien; we kunnen nauwelijks spreken van een verhaal bij deze gebrekkig in elkaar geknutselde, ten dentieuze geschiedenis van het kleine Pa poea-meisje. Kiki wordt op een dag voor een zakje rijst „gekocht" van haar moe der terwijl haar vader aan het oorlogvoe ren is. Ze» wordt opgevoed ver weg bij een Indonesische vrouw met de bedoeling haar later te verkopen als slavin Een blanke agent komt tijdig tussenbeide en zorgt, dat ze weer terug gaat naar Nieuw-Guinea waar ze in huis komt bij een blanke zen deling. Deze voedt haar op met zijn eigen dochtertje en enkele pleegkinderen. Ze groeit er blij en gelukkig op in het besef, dat de liefde voor God de stammen van het eiland tot elkaar brengt en de angst verdrijft. De fleurige omslag is van Jenny Dalenoord. CONSTANCE HAZELAGER „Vier brui ne beren". In het winkeltje van een Zwit serse houtsnijder staan tussen de koekoeks klokken en de muziekdozen vier houten beertjes. Dikke Ollie die een lucifersdoos je kan vasthouden, de tweeling Brom en Bruin, niet groter dan een garenklosje en Bruno, even klein als een knikker. Op een dag wordt Wilhelm, het zoontje van de houtsnijder ziek. Hij lustte zelfs geen snoep. Maar toen hij van zijn vader één van de tweelingberen kreeg, werd hij gauw weer beter Beertje Brom zit nu al tijd in zijn broekzak en mag samen met Wilhelm alles zien. Brom is de enige van de vier beren, die in Zwitserland blijft. Op een dag komen er een mijnheer en mevrouw in de winkel die Ollie meenemen voor Opa. Ollie maakt een grote reis en komt dan bij Opa voor het raam te staan, waar hij altijd de zee kan zien. Hij geeft iedereen lucifers aan en als Lottie, het kleindochtertje van Opa, komt spelen beleeft hij de vreemdste avon turen. Bruin, de tweede tweelingbeer, maakt een nog grotere reis, helemaal naar Cali- fornië. Daar komt hij bij een klein jon getje, Kenneth. Samen ontdekken ze een hol in de appelboom, een echt berenhol. Maar op een keer vergat Kenneth Bruin weer mee naar huis te nemen. En wat was het een schrik voor Bruin toen juist die nacht een echte beer wat appeltjes kwam halen uit het hol. Gelukkig heeft Kenneth hem later nooit meer vergeten. Het kleinste beertje Bruno tenslotte ging met een meisje mee naar München, waar hij in het poppenhuis mocht wonen bij de kabouterfamilie. Elly van Beek maakte aardige teke ningetjes bij dit verhaal voor helê kleine kinderen van vier tot zeven. (Vervolg van pagina 3) kan gaan zitten, één boven de schoor steen met de binnenwaartse kwetsingen van ouderdom als gestolde tranen, of als grillige, Chinese lettertekens, en een antie ke bolspiegel tegen de wand, waarin de kamer wordt getransformeerd in een lang- uitgerekt vertrek met kabouterkleine meu belen. NAAST DE BANK STAAT een glim- mend-verchroomde pick-up. „Ik wil geen radio, maar hier zou ik niet meer buiten kunnen", bekent Roland Holst. Het mo derne voorwerp detoneert een beetje bij de oude dingen in de kamer. De hoge vaas met schimmelpenning, de ondoor grondelijke stenen kat op de schoorsteen, de antieke kist met souveniers, tekeningen en portretten, en de porseleinen hond op het verkleurde, Perzische tapijtje- De wind waait naar binnen. Roland Holst steekt de lampen aan en sluit de gordijnen. Hij schenkt de wijn in de gla zen en het kristal op zijn tafel begint te flonkeren. Later op de avond loopt hij met mij mee tot de bushalte. De maan is vol en wit en de sloot langs de Nes- dijk lijkt blauw bevroren. „Er is veel veranderd in Bergen, sinds ik er kwam wonen, maar dit uitzicht blijft gelukkig. Hier mag niet gebouwd wordenzegt hij met een gebaar naar de weilanden tegenover zijn huis, met hier en daar een boerderij, en de donke re duinenrand in de verte. „Tot ziens. Kom nog eens terug, maar dan niet voor mijn kamer", zegt hij als ik in de bus stap, en wuift met zijn hand.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 18