In het Duitse graafschap Bentheim werden
kerkgezangen in het Nederlands vertaald
jJiscxx
discaucs
SIGNALEN
JE MEURS DE SEUF
AUPRES DE LA FONTAINE
I Nieuwe kinderboeken
A. Roland Holst
1111
fsatm
ZATERDAG 31 MAART 1962
Erbij
PAGINA VIER
JsJ
Duitse kerken waar nog
uitsluitend in Het
Nederlands wordt gepreekt
mimom
És
Pierre Janssen
mmm
Coevorden
Schoonsbeek
Emlichhftim
Hordtnbtrg
Witte poot
Manenberg
loosterhoor
Tubb«rq#r
'Nordhorn
J Oldenzaol
Overzichtskaartje van
gebied.
Hengelo
het betrokken
IN DE LAATSTE UITGAVE van het „Bentheimer Jaar
boek een aantrekkelijke bundel die elk jaar met een
verrassing komt, is dit jaar als „hoofdthema" de ver
spreiding van oude Nederlandse bijbels in het Duitse
grensgebied gekozen. Aanleiding daartoe was de aan
koop door de „Heimatverein der Grafschaft Bentheim"
van een in 1648 te Gouda gedrukte bijbel, bestemd voor
haar verzamelingen, die mettertijd in een plaatselijk mu
seum zullen worden ondergebracht. De voorzitter van
de „Heimatverein" heeft bij deze gelegenheid een uit
gebreid onderzoek ingesteld naar Nederlandse bijbels,
die daarginds Duits familiebezit zijn. Met een oproep in
een plaatselijke krant had hij veel succes uit de bin
nengekomen opgaven is met zekerheid komen vast te
staan, dat ruim 80 van zulke boekwerken in dat gebied
bekend zijn, een aantal dat ongetwijfeld met enkele
tientallen kan worden vermeerderd. Hoe het tot een der
gelijke omvangrijke verspreiding van de Statenbijbel
buiten Nederlands territoir kon komen, is een interes
sante geschiedenis.
BI
HEtRlYKHOD
„IN DE EERSTE JAREN van mijn
jeugd", schrijft de 72-jarige samensteller
van het artikel, de heer Georg Kip te
Nordhorn, „werd in de hervormde kerken
van het graafschap Bentheim nog alge
meen in het Nederlands gepreekt en ge
zongen. Toen het Hoogduits de scholen ge
heel had veroverd en de jonge generatie
geleidelijk van de Nederlandse taal ver
vreemdde, begon heel langzaam de grote
verandering. In de kerken werd aanvan
kelijk een regeling getroffen in deze zin,
dat in de ochtenddiensten in het Duits, in
de middagdiensten in het Nederlands werd
gepreekt. Pas toen de laatste kerkgangers
die de prediking in de Nederlandse taal
nog geheel konden volgen waren over
leden, werd ook in de middagdiensten de
Duitse taal ingevoerd. In verschillende
kerkelijke gemeenten was tevens geleide
lijk een Duits gezangenboek ingevoerd, en
daarmee had zich een wezenlijke verande
ring definitief voltrokken"
KIP VERTELT DAN, hoe vreemd de
verhoudingen Nederlands-Duits en omge
keerd in vroeger jaren lagen in het klei
ne territorium van het graafschap Bent
heim, het latere vorstendom en tegenwoor
dig een kreits (kring van gemeenten) van
die naam. Tot omstreeks 1800 werden in
de kerkdiensten van het graafschap Bent
heim alleen psalmen gezongen. Welis
waar probeerden sommige predikanten de
gebruikelijke orde van dienst uit te brei
den met nu en dan een geestelijk lied,
maar de gemeente deed daaraan niet van
ganser harte mee.
Om de gezangen ook in het graafschap
ingang te doen vinden, zoals in andere
delen van Duitsland reeds lang gebrui
kelijk was, moesten de Duitse gezang
boeken in het Nederlands worden ver
taald! Deze eigenaardige situatie kan wor
den verklaard door de vroegere verhou-
(II
dingen op kerkelijk terrein in dit deel
van Duitsland, de „Bentheimer Bocht",
aan drie zijden omsloten door Nederlands
gebied, namelijk Twente in het zuiden,
Salland en de Vechtstreek in het westen
en zuidoost-Drente in het noorden. Zodat
het helemaal niet verwonderlijk is, dat
daar van oudsher, toen de grenzen een
veel vager begrip waren dan nu, Neder
landse invloeden zich hebben doen gelden
vooral in de kerk en de school en
als gevolg daarvan ook in het dagelijks
leven.
DE HEER KIP, geboren en getogen in
Neuenhaus, in het hartje van het Bent
heimer land, heeft ons terzake uitvoerig
ingelicht. Zijn relaas komt in het kort
hierop neer, dat de bevolking van het
graafschap Bentheim reeds vroeg tot het
protestantisme overging, op een paar tot
vandaag de dag overwegend katholiek ge
bleven kleine gemeenten na. De hervorm
de kerk voelde zich bedreigd, toen een
van de latere graven van Bentheim onder
de invloed van een der bisschoppen van
Münster tot het katholieke geloof terug
keerde. Als logisch gevolg daarvan genoot
de katholieke kerk in het gebied van Bent
heim zijn bijzondere zorg en steun, en
de protestantse kerk zocht en kreeg be
scherming van de Hollandse Staten-Gene-
raal.
Hoe bedreigd men zich voelde, blijkt uit
een zegelstempel uit deze tijd (omstreeks
1670) met het opschrift „Heere, help ons,
wij vergaan" (Mattheus 8:25). De onrust
duurde tot in Den Haag een overeen
komst was getekend, waarbij tevens de
erfopvolging van de katholiek geworden
graaf, wiens vrouw naar Nederland was
gevlucht omdat zij protestant wilde blij
ven, definitief werd geregeld. Dat gebeur
de in 1701. De protestanten in het graaf
schap werden in al hun rechten hersteld,
en van dat recht werd door de classis
voortaan onder andere gebruik gemaakt
door steeds een vooraanstaand Nederlan
der als haar praeses te kiezen deze
had tevens zitting en een stem in de
Bentheimer Landdag.
UIT DEZE TIJD NU dateert de Neder
landse invloed in kerk en school van het
graafschap. Vacatures werden dikwijls
door Nederlandse predikanten en leer
krachten vervuld. Deze mensen brachten
natuurlijk hun taal mee. De schoolmees
ter was toen ook vaak meteen gemeen
teschrijver het Nederlands werd zo
doende tevens voertaal voor officiële ak
ten en benoemingen. Nog steeds wordt
Nederlands gepreekt en gezongen in het
graafschap Bentheim, maar al lang niet
meer in de „grote", de hervormde kerk
(„Reformierte Kirche"), die al tientallen
jaren volkomen Duits is. Wèl in enkele
Gereformeerde kerk in het Duitse dorp
je Emlichheim, waar nog steeds Neder
landse diensten worden gehouden.
Gevelsteen met Nederlands opschrift in
de gereformeerde kerk te Emlichheim.
van de veel kleinere gereformeerde („Alt-
reformierte") gemeenten, in verhouding
tot de omvang van andere kerkgenoot
schappen zo klein, dat de Duitsers ze nu
meer als een soort sekte beschouwen. Af
en toe wordt er nog eens een Nederlandse
predikant beroepen.
Deze gereformeerden hebben het met
hun Nederlands vooral onder het nazi
bewind heel moeilijk gehad. In het „Derde
Rijk" werd alles „verduitst", en de ge
reformeerde gemeenten van Bentheim
moesten zich ook daarin schikken, maar
ze hebben het de Nazi's nooit vergeven.
Onmiddellijk na de tweede wereldoorlog
werd het Nederlands weer ingevoerd, doch
veel is er uiteraard niet van overgeble
ven.
ALLEEN IN DE KERK van Emlich
heim (ten zuiden van Schoonebeek) wordt
nog uitsluitend Nederlands gepreekt en ge
zongen, behalve in begrafenisdiensten en
bij sommige huwelijksbevestigingen. In
het dorpje Wilsum, waar evenals te Em
lichheim nog een Nederlandse predikant
staat, gaat het „half om half" daar
wordt in de ochtenddienst Nederlands en
's middags Duits gepreekt. En in Laar,
even over de grens bij Coevorden, ge
beurt het ook „om en om", maar dan
om de zondag in het Duits en in het Ne
derlands.
In de overige gemeenten van de „Altre-
formierte Kirchen in Niedersachsen", die
tot de classis Bentheim behoren, wordt
uitsluitend Duits gepreekt. Wel hebben ook
deze gemeenten met de „Nederlandse" ge
meenten in deze classis en samen met
de vijf gemeenten tellende classis Oost-
Friesland een afvaardiging naar de Ge
nerale Synode van de Gereformeerde Ker
ken in Nederland, waar ze in kerkelijk
verband nog steeds onder ressorteren.
Verder herinneren alleen enkele Neder
landse opschriften in verschillende kerk
gebouwen in het graafschap Bentheim nog
aan de tijd, toen onze taal daar algemeen
werd gesproken. En in menig Duits ge
zin daar kan men nog als een kostbaar
erfstuk uit lang vervlogen en bewogen
tijden een echte Hollandse Statenbijbel
laten zien.
Voor discoiieien met muziekhistorisch in
teresse brengt Amadeo de Sacrae Sympho-
niae van Giovanni Gabrieli, kapelmeester aan
de San Marco te Venetië. Het arcadische
genre vindt men onder de titel ,,Französchier
Belcanto" op een 45-t. plaatje van Decca
(Gérard Souzay, bariton met Jacqueline Bon-
neau, piano); het humoristische op een nieu
we uitgave van Saint-Saëns' Carnaval der
Dieren, waarvoor hij samenwerkte met Kees
Stip (Lamoureux-orkest o.l.v. Etcheverry, op
Fontana).
DIT IS DE REGEL, die ik dikwijls
voor mij zie (in mijn geheugen zie ik
teksten, muziek trouwens ook, niet in
noten, die ik niet lezen kan maar in lij
nen, gekleurd, dikker en dunner, om
hoog en omlaag), dit is de regel, die
mij midden in een lezing plotseling tot
zwijgen kan brengen:
Je meurs de seuf auprès de la fon-
taine,
ik sterf van dorst al is de bron nabij.
Het is van Frangois Villon. En het
is van mij. Want dit is de regel, die ik
had willen schrijven. Er staat in, wat
ik besef bij het omgaan met kunst bij
voorbeeld of bij het spelen met mijn
kinderen. Daar is toch het schilderij,
vlak bij, als de suppoost niet kijkt kan
ik het aanraken. Daar zit toch Evelien-
tje te vertellen dat ik een reus ben, die
altijd engeltjes opeet maar geen kleine
meisjes en zij is een klein meisje, dus
ik eet haar niet op. Vlakbij en toch niet
te bereiken. Daar sta ik te praten tegen
de mensen en ik kan mij verbeelden
dat ik het kloppen hoor van hun opge
telde harten, maar dat is verbéélding.
DAAR STA IK op de oever en kijk
naar het water en het water gaat voor
bij, en de heldere glinstering zie ik
maar kan ik niet beetpakken, niet mee
nemen, en het grijs in de verte is
is onnoemelijk, is onbeschrijflijk, is in
de verte en blijft in de altijd opschui
vende verte. Alle dingen waarvan ik
houd staan aan de andere kant van de
krijtcirkel om mij heen: hun lot kan ik
bestuderen maar ik kan het niet delen
al wil ik dat nog zo graag Het onsterf
lijke kunstwerk is al lang gestorven,
wat hier achter blijft op de museum-
wand is de schelp en hoe kunnen men
sen toch schelpen voor het mooi verza
melen? Schelpen zijn het mooi van wat
niet meer leeft.
Nooit scherper zie ik Villous regel als
wanneer ik uit heimwee een dag naar de
bossen terugkeer. Het. is heerlijk in het
bos maar het heerlijke kan ik niet ver
tellen en het is steeds dieper in het bos,
het heerlijke, ik loop en loop tot ik het
bos weer uit ben, waar was nu het heer
lijke, ik ben het mis gelopen en ik moet
weer terug. Breng mij niet in een va
kantieoord want de vakantiegangers
lopen zo duidelijk achter het fata mor
gana van de bron aan, de bron van rust
en sterven van de dorst; ach nee, ze
sterven niet, ze slapen, ze joelen, ze zin
gen, ze liggen, ze doen frenetiek aan
sport, ze zoeken hartstochtelijk gebrek
aan comfort., vochtige tenten, het lui
de strand, de stikhete autobus.
NEEMT U MIJ NIET kwalijk, mis
schien interesseert V zich niet voor wat
ik nu toevallig meen te voelen.
Wat voelde Villon? Daar zit 'm de
kneep, letterlijk zou ik willen zeggen.
Want welke hoge inspiratie voerde Vil
lous pen? Welke hemelse gezant bracht
hem deze regel, bracht hem het hele
gedicht, dat één lange aaneenschake
ling is van tegenspraken?
N e geen hoge inspiratie. Gewoon
werk. Want Villon schreef voor een
prijsvraag. De hertog van Orleans wil
de eens wat origineels: maak nu eens,
zo nodigde hij de poëten uit, een vers,
dat de zaken telkens omkeert, dat
steeds terugneemt wat zo even werd
gesteld. Een stukje huisvlijt dus voor
handige rijmelaars.
De andere inzenders zijn we verge
ten, we weten niet eens wat ze klaar
bakten. Maar Villon, de winnaar Van
PIERRE JANSSEN werd geboren in 1926 te
\rnhem. Hij was aanvankelijk journalist, bleef
dat ruim tien jaar en werd toen, in 1956, con
servator van het Stedelijk Museum te Schie
dam. Enkele jaren later zette hij het werk,
dat hij altijd had gedaan, namelijk het be
middelen tussen mensen en kunst, ook voort
bij de televisie, met negen uitzendingen
„Kunstgrepen". Hij publiceerde de bewerkte
tekst van deze uitzendingen onder dezelfde
titel bij „De Bezige Bij'' en is thans ver ge
vorderd met een tweede boek, waarvan de
voorlopige titel is „Wie niet oplet mag nooit
meer kijken".
Aanstaande woensdag, 4 april, zal Pierre
Janssen ter gelegenheid van de Boekenweek
in de Hildebrandzaal te Haarlem een lezing
houden over „Boeken, boeken schrijven, boe
ken lezen, boeken opbergen".
het concours, bleef zichtbaar en zijn
tekst bewaard.
Want hij was zijn tekst, hij was de
prijsvraag. Hij ging aan het timmeren,
regel voor regel, probeersel voor pro
beersel en ineens sprongen de vonken
uit de hamer want de hamer sloeg op
het aambeeld van zijn eigen lot. Hij
heeft, neem dat maar aan, hard ge
werkt aan zijn inzending, en neem ook
maar aan, dat die kunstenaars, die hun
jaartal overleefden altijd veel harder
werkten dan wij meestal denken. Het
was een stuk arbeid, dat hij verrichtte
maar het Was een arbeid niet alleen
met woorden; eerst en vooral met een
innerlijke realiteit, die dankzij de op
dracht van de hertog tot vorm, tot ge
stalte, tot structuur kón komen.
GESTELD EENS, dat de hertog de
prijsvraag niet had uitgeschreven, had
Villon dan ooit de regel bedacht?
Oh ja, ja, natuurlijk, roepen wij om
dat wij geloven, zo gaarne geloven in
de heilige almacht van de kunstenaars,
superwezens.
Ik weet het niet. Of liever: ik weet
het wel. Villon was er ni et opgekomen.
Het was hem blijven kwellen, maar on
gezien, woordeloos, onherhaalbaar, niet
over te dragen. Het had hem bege
leid, in hem gewogen, aan hem getrok
ken; hij was dorstig gebleven boven
een bron die niet wilde ontspringen.
Pas toen hij aan het werk moest, toen
hij gedwongen werd te boren, bereikte
hij het water.
Meer kan ik u niet zeggen. Ik weet
niet eens precies in welke eeuw Villon
leefde.
MhhHHmmhrh»
DE VLAMING ADRIAAN WIL-
LAERT (1482-1562), kapelmeester aan
de San Marco te Venetië kwam op de
gedachte om de vier koorloggia's in
deze kerk voor de opstelling van twee
of meer koren aan te wenden. De
schrijfwijze die hij als componist voor
een dergelijk ruimtelijk, massaal ef
fect aanwendde is de concerterende
stijl, en deze is van betekenis gewor
den voor de barok, men denke aan de
dubbelkorigheid in Bachs Matthaus Pas
sion. Willaert was de leraar van An
drea Gabrieli die vanaf 1585 de positie
van zijn vroegere leermeester aan de
San Marco bekleedde en een jaar la
ter werd opgevolgd door zijn neef Gio
vanni G. Van deze brengt het Oosten
rijkse platenmerk Amadeo een keuze
uit de Sacrae Symphoniae et Canzoni,
twaalf werken waarvan twee zuiver in-
stumentaal, de andere vocaal, ver
sterkt door en afgewisseld met koper
blazers. De uitvoering (Wiener Kam-
merchor, Trompeterchor der Stadt
Wien, Anton Heilier aan het orgel, di
rigent Hans Gillesberger) heeft het
feestelijke, wijdingsvolle karakter dat
bij deze muziek past. Muziek-histo-
risch een belangwekkende plaat, al
werkt de primitieve akkoordentaai
voor onze verwende oren op den duur
wat eentonig. (Amadeo AVRS 6231).
HET FRANSE AIR DE COUR is een
eenvoudig strofenlied met luitbegelei
ding dat zowel bij de musici als bij
een wijd publiek in zwang was van het
einde van de zestiende tot in de acht
tiende eeuw. De overgang van het
meerstemmig madrigaal naar het lied
met luitbegeleiding is een onderdeel
van de huiselijke muziekcultuur zoals
wij die ook op schilderijen uit de Gou
den Eeuw kunnen waarnemen. Een
weemoedige, hoofse charme is de
grondtoon van deze liederen waarvan
er zes worden gezongen door Gérard
Souzay die een gevoelige, nobele voor
dracht aan een vlekkeloze dictie paart.
Jacqueline Bonneau toont zich aan de
piano een goed begeleidster, al is het
jammer dat men de luit als begelei
dingsinstrument niet heeft aangehou
den. (Decca AWD 8532, serie „Das
Alte Werk").
EEN BIJZONDER AARDIGE opna
me van Saint-Saëns' Dierencarnaval
brengt Fontana. Het Lamoureux-orkest
onder leiding van Jésus Etcheverry
speelt het humoristische werk spits en
fonkelend, zonder ooit de grapjes te
overdrijven. Ook opname-technisch is
de plaat voortreffelijk geslaagd. Een
gewaardeerde toegift vormen de kwa
trijnen van Kees Stip, de bekende ex
pert van „Dieren op Versvoeten". Ze
worden door Ted Logeman in stijl
voorgedragen en zijn ten overvloede
nog eens op de achterzijde van de hoes
afgedrukt. Voorbeeld: Kangeroes. De
springbok springt bijzonder goed.
Maar als de kangeroe het doet dan zit
er in het zonnetje een kind op haar bal
balkonnetje.
ER IS WEER een groot dirigent
overleden, Bruno Walter. Daar moest
natuurlijk een herdenkingsplaat op vol
gen. Philips heeft hem uitgebracht in
een fraaie hoes met biografie en foto's
van de dirigent aan het,werk. De plaat
zelf, met twee symfonieën van Mozart
(de „Jupiter" en de „Haffner") geeft
een goed" voorbeeld van Walter's milde,
evenwichtige musiceerstijl.
Nog ontvangen van Bovema Grama-
phone house een L P(25 cm.) van het
Noordhollands Philharmonisch Orkest
onder Henri Arends met Hongaarse
Dansen van Brahms en Noorse Dansen
van Grieg. Alsmede een 45-toeren
plaatje waarop Rosa Spier, harp,
transcripties van Bach en Handel
speelt (resp. Eerste Prelude uit het
Wohltempriertes Klavier van Bach en
Passacaglia mit clavecimbelsonate in
g van Handel) en op de keerzijde een
Etude Mélodique van Hasselmans en
een „Sprookje" van eigen hand.
H. A. Mertens - Duizend kinderen reizen
naar Jeruzalem; uit het Duits vertaald
door G. Ninck Blok, Assen, Van Gorcum.
IN EEN AANTAL verhalen heeft de
schrijver getracht een beeld te geven van
de zo verschillende mensen, die het te
genwoordige Israël bewonen. Zo is er on
der andere de geschiedenis van een groep
Christen-Arabieren, die afstamt van een
Christenjongen; Joodse kinderen vinden
een nieuw vaderland in Israel, al zijn de
sporen van de doorgemaakte verschrikkin
gen niet zo gemakkelijk uit te wissen. De
moeder van een uit Duitsland afkomstige
priester komt haar zoon opzoeken en ziet
eindelijk de Heilige plaatsen, waarover ze
zoveel hoorde vertellen.
Een inleiding bij deze verhalen ontbreekt
zodat de kinderen zich in het begin waar
schijnlijk af zullen vragen wat de bedoe
ling is. Bovendien geven deze geschiede
nissen blijk van een te eenzijdig christe
lijke instelling, waardoor bijvoorbeeld de
religieuze achtergrond van de trek van
het Joodse volk naar Israël onvoldoende
tot zijn recht komt. En wat te zeggen van
de verteltrant, die het ene moment beslist
sensationeel is en het volgende ogenblik
een weeë zoetheid vertoont!
Tenslotte zijn de illustraties van E. D.
Ninck Blok houterig en hopeloos ouder
wets. Alles bij elkaar een teleurstellend
boekje over een belangwekkend onder
werp.
D. van der Meiden-Coolsma, De Knecht
van de Koning. F. Mulder-van Hasselt,
Kilci het Papoea-meisje. C. Hazelager, Vier
bruine beren.
IN DE SERIE „Naar 't zonlicht toe"
EE van Van Gorcum te Assen verschenen
s weer drie nieuwe deeltjes. Het aardigst is
wel „De knecht van de Koning" van Do-
ra van der Meiden-Coolsma. Het is hel
verhaal van de kleine David, die toen hij
nog heel klein was „Dodaat" wilde wor-
Sas Bunge den, net als de Romeinse soldaten die hij
in Bethlehem zag rondlopen. Maar toen
hij wat ouder werd vond hij, dat de sol
daten maar beter in hun eigen land kon
den blijven. Hij nam zich voor heel veel
te eten om net zo sterk te worden als de
beroemde Koning David en misschien zelf
nog wel eens koning te worden.
Wanneer zijn tante thuiskomt van een
bezoek aan de stad, vertelt ze dat binnen
kort de Messias geboren zal worden als
Kind van Maria van Nazareth en dat de
oude priester Zacharias een zoon zal krij
gen, die later de dienaar wordt van de
Messias. David denkt, dat het niet goed
kan zijn, want dat de Messias geboren
hoort te worden in Jeruzalem of Bethle
hem.
Op een dag spelen David en zijn vriend
jes in een schaapskooi die ze inrichten
als paleis voor hun „koning David". Ze
vegen de vloer en maken de kribbe schoon.
Het is die avond erg druk in Bethlehem,
want iedereen keert terug naar zijn woon
plaats voor de volkstelling. En dan ziet
David een man met zijn vrouw op een
ezeltje. Ze kunnen nergens onderdak vin
den en zijn erg blij als de jongen hen
naar zijn paleis brengt. Hij haalt hooi en
stro voor hen en een kruik water.
Als hij thuiskomt, hoort hij, dat het zoon
tje van Zacharias geboren is en Johannes
genoemd zal worden.
Die nacht wordt in de schaapskooi een
jongetje geboren. En als David de volgen
de ochtend gaat kijken en hoort dat de
Engelen hebben gezongen, begrijpt hij dat
het kindje de Messias is. Hij besluit een
knecht te worden voor de kleine Jezus
en wijst zijn familie de weg naar de stal.
MINDER GESLAAGD is een ander deel
tje uit deze serie „Kiki het Papoea-meis
je van F. Mulder-van Hasselt. De schrijf
ster is kennelijk uitgegaan van de ge
dachte het doel heiligt de middelen. Het
doel is dan in dit geval haar lezers en
lezeresjes te overtuigen van de zegen die
de zending brengt onder de natuurvolken
Of we het hier nu mee eens zijn of niet,
wanneer deze overtuiging in een kinder
boek wordt neergelegd, is toch een eerste
vereiste, dat het boek als zodanig een be
hoorlijk niveau bereikt. Dat heeft mevrouw
Mulder blijkbaar niet ingezien; we kunnen
nauwelijks spreken van een verhaal bij
deze gebrekkig in elkaar geknutselde, ten
dentieuze geschiedenis van het kleine Pa
poea-meisje. Kiki wordt op een dag voor
een zakje rijst „gekocht" van haar moe
der terwijl haar vader aan het oorlogvoe
ren is. Ze» wordt opgevoed ver weg bij een
Indonesische vrouw met de bedoeling haar
later te verkopen als slavin Een blanke
agent komt tijdig tussenbeide en zorgt,
dat ze weer terug gaat naar Nieuw-Guinea
waar ze in huis komt bij een blanke zen
deling. Deze voedt haar op met zijn eigen
dochtertje en enkele pleegkinderen. Ze
groeit er blij en gelukkig op in het besef,
dat de liefde voor God de stammen van
het eiland tot elkaar brengt en de angst
verdrijft. De fleurige omslag is van Jenny
Dalenoord.
CONSTANCE HAZELAGER „Vier brui
ne beren". In het winkeltje van een Zwit
serse houtsnijder staan tussen de koekoeks
klokken en de muziekdozen vier houten
beertjes. Dikke Ollie die een lucifersdoos
je kan vasthouden, de tweeling Brom en
Bruin, niet groter dan een garenklosje en
Bruno, even klein als een knikker.
Op een dag wordt Wilhelm, het zoontje
van de houtsnijder ziek. Hij lustte zelfs
geen snoep. Maar toen hij van zijn vader
één van de tweelingberen kreeg, werd hij
gauw weer beter Beertje Brom zit nu al
tijd in zijn broekzak en mag samen met
Wilhelm alles zien.
Brom is de enige van de vier beren, die
in Zwitserland blijft. Op een dag komen
er een mijnheer en mevrouw in de winkel
die Ollie meenemen voor Opa. Ollie maakt
een grote reis en komt dan bij Opa voor
het raam te staan, waar hij altijd de zee
kan zien. Hij geeft iedereen lucifers aan
en als Lottie, het kleindochtertje van Opa,
komt spelen beleeft hij de vreemdste avon
turen.
Bruin, de tweede tweelingbeer, maakt
een nog grotere reis, helemaal naar Cali-
fornië. Daar komt hij bij een klein jon
getje, Kenneth. Samen ontdekken ze een
hol in de appelboom, een echt berenhol.
Maar op een keer vergat Kenneth Bruin
weer mee naar huis te nemen. En wat
was het een schrik voor Bruin toen juist
die nacht een echte beer wat appeltjes
kwam halen uit het hol. Gelukkig heeft
Kenneth hem later nooit meer vergeten.
Het kleinste beertje Bruno tenslotte ging
met een meisje mee naar München, waar
hij in het poppenhuis mocht wonen bij de
kabouterfamilie.
Elly van Beek maakte aardige teke
ningetjes bij dit verhaal voor helê kleine
kinderen van vier tot zeven.
(Vervolg van pagina 3)
kan gaan zitten, één boven de schoor
steen met de binnenwaartse kwetsingen
van ouderdom als gestolde tranen, of als
grillige, Chinese lettertekens, en een antie
ke bolspiegel tegen de wand, waarin de
kamer wordt getransformeerd in een lang-
uitgerekt vertrek met kabouterkleine meu
belen.
NAAST DE BANK STAAT een glim-
mend-verchroomde pick-up. „Ik wil geen
radio, maar hier zou ik niet meer buiten
kunnen", bekent Roland Holst. Het mo
derne voorwerp detoneert een beetje bij
de oude dingen in de kamer. De hoge
vaas met schimmelpenning, de ondoor
grondelijke stenen kat op de schoorsteen,
de antieke kist met souveniers, tekeningen
en portretten, en de porseleinen hond op
het verkleurde, Perzische tapijtje-
De wind waait naar binnen. Roland
Holst steekt de lampen aan en sluit de
gordijnen. Hij schenkt de wijn in de gla
zen en het kristal op zijn tafel begint te
flonkeren. Later op de avond loopt hij
met mij mee tot de bushalte. De maan
is vol en wit en de sloot langs de Nes-
dijk lijkt blauw bevroren.
„Er is veel veranderd in Bergen, sinds
ik er kwam wonen, maar dit uitzicht
blijft gelukkig. Hier mag niet gebouwd
wordenzegt hij met een gebaar naar
de weilanden tegenover zijn huis, met
hier en daar een boerderij, en de donke
re duinenrand in de verte. „Tot ziens.
Kom nog eens terug, maar dan niet voor
mijn kamer", zegt hij als ik in de bus
stap, en wuift met zijn hand.