Gerard Walschap ANCO WIGBOLDUS UIT GRONINGEN ROEPT IN WOORD EN ARCHAÏSEREND BEELD DE ATMOSFEER OP VAN STERVEND FEODALISME Thomas Mann- expositie wellicht naar Nederland OSTR XU Erbij Maxivns versus Maxim s C. J. E. Dinaux 30030000000000000000000000000000000000000000000000000000 Thomas Mann I K«»*4iV uittAUA»* Ul£ I M 170S WtCOKSTRCJFKI Fi'R Hli VjWtUHtiM n\mvncovieaomm 0 ntW itCEKBE f. m t „Huizen en parken die ik tekende" (Vervolg van pag. 2) zijde der hardhorenden zou zijn en telkens weer herziening, verjonging, vernieuwing zou behoeven. Maar wat bleef was zijn hoop, zijn vertrouwen welhaast in de on verwoestbare krachten van het leven, die hij, voor het eerst zo sterk, in de figuur van Mie Zaterdag bundelde. Ik weet niet of Walschap diep in zijn hart gelooft in de natuurlijke goedheid van de mens, in een „Adamische" onschuld. Het doet ook niet ter zake. Hij appelleert aan deze goedheid, hij bevrijdde zich al levend en schrijvend en dat wil zeggen: onvermoeid-strijdend van de benepenheden, die het vrij uit zicht op 's levens volheid en oneindigheid belemmeren. Jaren later, na de weg afge legd te hebben die van „Houtekiet" naar „De verloren zoon" voerde, kon hij in dit laatst genoemde boek zijn innigste en vroomste wens samenvatten in een geloof, dat men een natuurlijk christendom zou kunnen noemen: „de mens zij den mens heilig." Men kan voor minder gestreden, voor minder geschreven hebben dan dit. Wal schap, het noodlot van het menselijk te kort niet ontvluchtend, de harde werkelijk heid in géén 'an zijn boeken ontwijkend, heêft uit de ontgoochelingen deze korrel waarheid gewonnen: dat men als Mie Zaterdag zal moeten werken aan het menselijk welzijn, wil een „aartsvader" als Rik van Oepstal, die als grijsaard de zonden van zijn jeugd heeft geboet, kun nen neerzien op een welvarende gemeen schap van vrije mensen. DE BEHOEFTE IETS van de grote en voorname architecturale allure van het oude huizen- en parken- bezit vast te houden, heeft de Groningse tekenaar schilder Anco Wigboldus eroe gedreven zijn teke ningen te bundelen en uit te geven als een boek dat hij tot titel gaf „Huizen en parken, die ik tekende" (Van Gorcum en Comp. te Assen). Het boek is door Anco Wigboldus met grote zorg samengesteld. Niet alleen nam hij daarin de tekeningen van talrijke heer lijkheden op, door hem in de loop van tientallen jaren vervaardigd, hij verbond er tevens een in uiterst persoonlijke en opmerkelijke stijl geschreven tekst aan, waarin hij de lezer laat meeleven met de sfeer die de bewoners van de huizen omgaf, met hun ge woonten en met hun levenswijze. Hij kon dat des te gereder doen omdat hij bij zijn tekenarbeid langdurig de gast was van de huizenbezitters. Hij observeerde hen met een voorname tact, met veel begrip voor hun vreemde positie in een veranderende wereld en met een lichte weemoed over het verglijden van hun barok- romantische levenswijze. Daarbij verloor hij nóch de humor, nóch het besef van het ietwat „weltfremde" feodale karakter van vele zijner vriendelijke opdracht gevers uit het oog. december 1936 bezocht. Hij vervaar digde deze reconstructie van het kasteel met de oorspronkelijke tuin- ANCO WIGBOLDUS richt zich tot zijn lezers in een zeer directe taal. Hij weet met enkele zinnen een situatie duidelijk te maken zonder daarbij in al te forse uiter sten te vervallen. Maakt dit samen met zijn rijkdom aan ervaringen met oud-adel lijke relaties al een wezenlijk deel van zijn boek uit, uniek wordt het door de erbij afgedrukte tekeningen van de kastelen en parken. Hij tekende in een stijl, die geheel aansluit bij die uit vroeger eeuwen en die voor zover ons bekend in deze tijd door niemand meer wordt toegepast. Deze tekeningen zijn vervaardigd in een uiterst strakke stijl, panoramisch van opzet en met een grote aandacht voor zelfs ook het geringste architectonische detail. Dit aparte genre werk vraagt bijzonder veel tijd en zin voor compositie. AL WANDELEND door de parken van zijn opdrachtgevers, rond hun woningen, gebruik makend van wat aan historische details en reconstructies nog voorhanden was, zelf reconstruerend, vervaardigde Anco Wigboldus tekeningen in een streng aan vormen, lijnen en geometrische ver houdingen gebonden 17e en 18e eeuwse stijlmethode, die het meeste recht deed wedervaren aan zijn bedoelingen en de architecturale schoonheid van het weerge- gevene. Zo kwamen tekeningen tot stand van onder meer de Fraeylemaborg in Slochteren, van het kasteel Eerde in Over- ijsel, van het landgoed Wittenmoor in de Altmark, de Hundisburg, de burcht te Al- vensleben, Tankow in Neumark, Bodel- schwingh bij Dortmund, Luetetsburg in Oost-Friesland en Ostrau bij Halle aan de Saaie. Des te waardevoller worden deze teke ningen, wanneer men bedenkt dat veel van de afgebeelde heerlijkheden momenteel in Oost-Duitsland liggen of door de oorlog min of meer onherstelbaar verwoest zijn. GROTE NAMEN ZIJN aan al deze rid dergoederen verbonden: baronnen van Pallandt van Eerde, de Alvenslebens, de Zu Inn- und Knyphausens, de Von Velt- heims. Niet alleen in Nederland en Duits land overigens, ook in België, Engeland en Zwitserland ontstonden dergelijke teke ningen en het is eigenlijk als een hoofse attentie aan alle betrokken families dat Anco Wigboldus besloot zijn werk als tota- In 1958 maakte Anco Wigboldus dit pano rama van het slot Meridon bij Chevreuse (Seine et Oise), oorspronkelijke bezitting van de hertog De Breteuil, later toe behorend aan de Nederlandse Volkshoge school. Het kasteel ligt ongeveer 35 km. van Parijs en werd in 1883 door een mar kies De Bragaz herbouwd uit de ruïnes van de 15 eeuwse kasteelboerderij Meridon. De tekenaar gaf Meridon weer, zoals het is gelegen in zijn park, met op de achter grond de vallei van Chevreuse. „TROUWEN" is stellig niet Walschaps sterkste roman. Maar als lofzang op de verbintenis van het vrouwelijke en manne lijke, van gebondenheid en vrijheid, van moraal en natuurkracht, staat dit boek aan de aanvang van een nieuwe creatieve pe riode in Walschaps leven, zonder welke het latere, rijpere, vol-menselijke niet ge schreven had kunnen worden. Zó, als een moedig herbeginnen, kan men met een her druk van dit naar zuiverheid tastend jeugd werk „ingenomen" zijn. „Wij moeten onze akker vruchtbaar maken" dit woord van Voltaire, kern van dit boek, is nog altijd voor Walschap de essentie van ons in gebreke blijvend mensenbestaan. aanleg zoals die er rond 1725 moet hebben uitgezien. De tekenaar be schrijft in licht ironische stijl zijn ontmoeting met baron Von Velt- heim, een Duits landedelman van de oude stempel die zijn oordeel over mensen en dingen nogal vrijmoedig placht te geven. „Mijn leeftijd en mijn verschijning vielen hem be paald tegen," schrijft Anco Wigbol dus, „en daar hij gewoon was alles tot uitdrukking te brengen werd niet gecamoufleerd dat mijn haren dunner werden en dat ik er ook niet zo briljant uitzag als mogelijk onze gemeenschappelijke vrienden mij hadden beschreven. Er bleef mij niets anders over, dan vriendelijk te zeggen, dat ik aan deze teleurstel- ding, die ik hem bezorgde, niets kon veranderen en dat onze vrienden bepaald daarvan de schuld moesten dragen." Desondanks was Von Velt- heim, tenslotte uiterst tevreden met de tekeningen van de kunstenaar en uit die eerste kennismaking groeide een contact dat de oorlog overleefde. liteit te bundelen en uit te geven. Een attentie vooral aan zijn vriend dr. Udo van Al vensleven van Wittenmoor, die hij in 1930 in Antwerpen leerde kennen. Udo von Alvensleven zelf historicus van naam was het die bij de kunstenaar de reeds aanwezige belangstelling voor oud-archi tectonisch cultuurbezit activeerde. Anco Wigboldius op zijn beurt zette Von Alvensleben ertoe aan een werk óver de Alvenslebense burchten en bezittingen te voltooien, waarvoor hij de tekeningen die thans ook zijn eigen boek mede sieren vervaardigde. NIET ZONDER REDEN schrijft Von Alvensleben dan ook in zijn in 1960 ver schenen boek: „Daar kwam op het juiste ogenblik, als ^oor de hemel gezonden, de schilder Anco Wigboldus, die kostbare ja ren van zijn leven eraan wijdde, met grote liefde en aandacht in .beeld te brengen, wat zonder hem slechts als schets zou zijn blijven steken". De kunstenaar laat in zijn tekeningen op zeer bijzondere wijze de ware aard en vorm van al dit kostelijk cultuurbezit her leven. In de jaren van 1930 tot 1940 en in de jaren na 1945 ontstond dit levenswerk. Hij bouwde zijn tekeningenschat uit tot een logische cyclus, die begint in het Gro ningerland bij de Fraeylemaborg en die na een lange rondreis eindigt met het ouderlijk hui§ in Zuidhorn, vaar de teke ningen in hun eindfase ook grotendeels ontstonden. MET LICHTE WEEMOED getuigt Wig boldus de schrijver van zijn achting en genegenheid voor een voorbij tijdperk, waarvan hij anderzijds ook de fouten scherp signaleert. Te groot is echter zijn tact, te rijk zijn achting voor de thans veelal ongrijpbaar geworden cultuurschat ten, die hij bezocht en vereeuwigde, dan dat zijn toon ooit anders wordt dan door dacht-fijnzinnig. Mocht zijn in de eerste persoon ge schreven tekst al eens de indruk wekken dat de schrijver te veel de aandacht op zichzelf en op zijn relaties met zijn adel lijke gastgevers wil vestigen, men beden ke dan wel dat hij wezenlijk put uit eigen rijke en persoonlijke ervaring. Wist hij zich in zijn tekeningen gebonden aan de Het slot Ostrau bij Halle aan de Saaie, eigendom van de in 1956 over leden baron Hans Hasso von Velt- heim werd door Anco Wigboldus in De directie van het beroemde restau rant Maxim's in Parijs is woedend, om dat een restaurant in Juan-les-Pins de zelfde naam gebruikt. Daar hij dit scha delijk vindt voor de reputatie van de enige echte Maxim's, heeft directeur Louis Vaudable een eis tot schadevergoeding groot 350.000 tegen de „naamdieven" in dit Franse kuuroord ingediend. „De at mosfeer in Maxim's te Juan-les-Pins is losbandig en zelfs gewelddadig, wat zeer schadelijk is voor de renommée van mijn restaurant", heeft Vaudable in zijn klacht verklaard. Hij voegde hieraan toe, dat „hotelbelangen" in Puerto Rico een kwart miljoen dollar geboden hadden voor net gebruik van de naam Maxim's mits er slechts één Maxim's in Frankrijk zou zijn en blijven. De Maxim's te Juan- les-Pins is al sinds 33 jaar eigendom van de familie Giordanengo. De „Maxim's" in Parijs stamt uit de periode rond de eeuwwisseling. <xo3eoaMoo30oceooooKosMM«sooeo-ceo3cooMooc«ococoe> Anco Wigboldus vervaardigde in 1937 deze reconstructie van de burcht Calbe aan de Milde (in de Altmark ten hoorden van Maagdenburg) zoals die er omstreeks 1590 moet hebben uitgezien. Het slot was sedert 1324 de woonplaats van de Alvens lebens. In samenwerking met dr. Udo von Alvensl ben-Wittenmoor schiep de teke naar het beeld van deze burcht, die geheel anders dan het slot Ostrau met de strakke tuinaanleg of Meridon (het romantische 19e eeuwse bouwsel in 'n wat zwieriger park) een zuiver vechtkasteel is geweest, zonder park- en tuinaanleg, slechts een machtige zware vesting. Het huis Calbe dat Anco Wigboldus aantrof in 1937, werd gebouwd in het midden van de 19e eeuw. de bewoner was dr. Ludolf von Alvens leben. Uit het huis kon men de ruïne van de oude 14e eeuwse burcht zien die in de tekening door de kunstenaar tot nieuw leven werd gewekt. Het einde van de oor log in 1945 bracht Calbe de Russische be zetting. De Alvenslebens vluchtten naar het Westen. De naam Von Alvensleben werd in Oost-Duitsland als het ware vol ledig uitgewist: zelfs het particuliere kerk hof met de grafstenen waarop de naam van het geslacht voorkwam werd vernie tigd. Het is nu een tuin voor gepensio neerde Oostduitse arbeiders. strakke beperkingen hem opgelegd dooi stijl en vormgeving, juist in zijn proza kon hij zich een meer persoonlijke toets per mitteren, die echter nergens indiscreet is uf de goede toon geweld aandoet. Daarenboven schetst de schrijver voor zover hij spreekt van zijn bezoeken vlai- vóór en vlak na de oorlog aan Duitsland een zeer interessant en menselijk beeld van een zich naar oorlogswaanzin voort- poedend en er geslagen weer uitkomend /olk. „Op deze wijze tekenend en schrijvend" o zegt hij, „heb ik getracht enige vluch- •ge ervaringen vast te houden en ook dt noties daarmee verbonden, die steeds zo crschillend van karakter waren. Zon en haduw wisselden snel over huizen en nstandigheden der bewoners. Van dit al- s heb ik gepoogd iets tot uitdrukking t( zengen, als in een gedenkboek voor vrien ^en en geestverwanten". (Van onze correspondent) BONN. „Geen succes heeft bij mij ooit het besef der relativiteit van mijn verdiensten vertroebeld of mijn zelf- critiek ook maar voor een ogenblik doen inslapen. Waarde en betekenis van mijn werk voor het nageslacht laat ik be rustend in het midden. Ik zie er niets in als het persoonlijke kenteken van een bewuste, dat is: nauwgezet-gevoerde levensstrijd". Deze woorden schreef de op 6 juni 1875 in Lübeck geboren patri- ciërszoon Thomas Mann. Het hoogte punt van zijn auteursloopbaan leek op dat moment bereikt te zijn. Hij was doctor honoris causa van de universiteit in Bonn, ereprofessor van zijn geboorte- •tad Lübeck en winnaar van een Nobel- irijs voor litteratuur. ZIJN GROTE VIERDELIGE roman „Jo- cph und seine Brüder" was bezig te 'ntstaan Leven en werk van Thomas Mann leken in 1930 onaantastbare hoog ten bereikt te hebben. Maar nog onver- moede ontwikkelingen zouden volgen. In 1933 konden Thomas Mann en zijn half joodse vrouw Katja Pringsheim na een buitenlandse reis niet meer naar hun huis in Mtinchen terugkeren zonder gevaar te lopen door de Nazi's te worden opgepakt. Zij bleven daarom in het buitenland, woon den eerst in de Duitse emigrantenkolo nie Sanarv sur Mer aan de Rieviera en later in Küssnacht bij Zürich. In 1938 verhuisde Mann naar de Verenigde Sta ten, waar de Princeton-universiteit hem een professoraat aanbood. Zijn romans ondergingen grote invloed van de veran derde levensomstandigheden. De Joseph- romans, in 1943 afgesloten mondden uit in een „theologie der ironie", zoals essa yist Erich Heller bondig schreef, waarin Thomas Manns innerlijk conflict tussen .Deutschtum" en democratisch cosmopo- litisme, tussen conservatisme en revolu tie, burgerdom en dichterschap werd op geheven door een alles omvattende iro- NOG BELANGRIJKER was de invloed van de gebeurtenissen rondom de twee de wereldoorlog op „Doctor Faustus" in welke hoofdpersoon, de componist Adrian Leverkühn, demonie en genialiteit van het Duitse volk gesymboliseerd werden. Beel den uit Thomas Mann's leven, dat een lange weg ging van Duits-burgerlijk con servatisme tot sociaal-democratisch hu manisme, worden door middel van foto's getoond op een tentoonstelling, die kort geleden te zien was in Darmstadt en die nu op weg is naar de Scandinavische landen. De expositie, georganiseerd door de stad Darmstadt, het Goethe-instituut en het ministerie van Buitenlandse Zaken, kómt over enige tijd waarschijnlijk ook naar Nederland. De tentoonstelling omvat 261 nummers en bestaat uit foto's of fo tokopieën. „Thomas Mann, zwart op wit" had men het geheel kunnen noemen. Dit opzettelijk afstand nemen van de kleur heeft de expositie echter kleurlozer ge maakt dan haar object, wiens oeuvre van Der kieine Herr Friedemann tot Felix Krull zo geschakeerd en kleurrijk is. EEN ANDER BEZWAAR, dat men te gen de expositie kan hebben is de na druk die onwillekeurig wordt gelegd op Thomas Manns optreden naar buiten. De talloze foto's van de schrijver bij het in ontvangst nemen van eredoctoraten, bij het houden van toespraken en het samen zijn met beroemde gasten doen soms ver geten welk een terughoudend, nadenkend en bescheiden mens schuil ging achter deze zo vaak in gelegenheidskleding ge stoken Duitse patriciër. Voor kenners en bewonderaars van Tho mas Mann biedt de tentoonstelling na tuurlijk toch allerlei. Zo zijn er afbeel dingen van voorouders, van vrouw en kinderen, van manuscripten en beroem de boeken. Voorts zijn er foto's van de verschillende huizen, waarin Thomas Mann leefde, van het Lübecker Buddenbrook- huis (nu, na restauratie der oorlogsscha de zetel van een bank) via het beroem de huis in Münchens Poschingerstrasse 1 tot aan de droomvilla met uitzicht op De Zürcher See en de hoge alpentoppen in Kilchberg. TALRIJK ZIJN ook de afbeeldingen van Katja Mann-Pringsheim, de Münchener hoogleraarsdochter naar wier hand de jonge Thomas zo lang dong (in roman vorm terug te vinden in „Königliche Ho- heit"), en van de kinderen Erika en Klaus, die voor de oorlog internationale roem oogstten met hun cabaret „Die Pfef- fermühle". Natuurlijk zijn ook broeder Heinrich, uitgever Samuel Fischer, Ein stein en kleinzoon Frido (het ontroeren de kind Echo in Doktor Faustus) verte genwoordigd. Curieus is tenslotte een fo tokopie van een blad, waarop Thomas Mann zelf de handtekening van Louis, markies de Venosta oefende, die zijn schelmse gentleman-oplichter Felix Krull met zo veel zwier onder chèques wist te zetten en een advertentie van Thomas' oom Friedrich Mann in de courant van Lübeck. waarin deze zich te weer stelt tegen zijn, in zijn ogen schandelijke, por trettering als Christian Buddenbrook in de „Buddenbrooks". Een treurige vogel, die zijn eigen nest bevuilt", zo besluit dé tekst van deze komieke advertentie in een toespeling op neef Thomas, de latere ere burger van Lübeck.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 15