RIJKDOM VAN SWEELINCKS ERFDEEL
NA VIER EEUWEN DOOR NEDERLAND
NOG NIET VOLDOENDE
Tlieuuxe
ERKEND
P
De „Hooikoorts" van Gaston Durnez
DICHTERLIJKE KOLDERWAARHEID
m
tzrj&h- *58ï I hts, «r «s-ssr--
- - krrk -z «sSjS? ses rife r&fesrr
X
srsr~ syrssss m=„,
UITGAVEN
Litteraire
Kanttekeningen
ZATERDAG 12 MEI 1962
Erbij
PAGINA rWbb
t'
Sweelinck een niet genoeg te prijzen mo
nument gesticht heeft met zijn tweedelige
biografie over de meester, citeert behalve
twaalf namen van Nederlandse leerlingen
niet minder dan vijftien Duitse organisten
die te Amsterdam bij de organist van de
Oude Kerk hun kunst kwamen leren. On
der hen zijn er met klinkende namen 171 DE „VLUCIJT VAN MOROTAI (Leo-
(Praetorius, Scheidt, Scheidemann) die pold, Den Haag) verhaalt Leonard Huizin-
gelden als voortzetters van zijn werk.
Aan hen dankte Sweelinck de titel „Am
sterdamse Organistenmaker'.
NIET MINDER belangwekkend is in
ga (auteur van de lachsuccessen „Adri-
aan en Olivier") van de avonturen van de
Amerikaanse oorlogsvlieger John Peter
sen, die op de laatste dag van de oorlog
tegen Japan deserteert van zijn basis in
bovengemeld werk de aanduiding der de Molukken, omdat hij genoeg heeft van
Sweelincks gelaat volgens het portret
te 's Gravenhage.
WIJ HERDENKEN deze maand - juiste datum onbekend - het vierde eeuw
feest der geboorte van Jan Pieterszoon Sweelinck, de glorie van de Nederlandse
toonkunst op het keerpunt der tijden, toen het zich vrij vechtende Holland
groeide naar zelfstandigheid. Hij was de laatste van een roemrijke rij, die de
levenssappen van een weelderige muzikale stamboom in zich omdroeg en daar
mee een kostelijk muzikaal ooft tot groei bracht, dat de stamverwantschap met
de grote meesters uit de Bourgondische tijd niet verloochende. Maar hij was
tevens de eerste in zijn land die op geniale wijze naar de gewijzigde om
standigheden, op het terrein der toonkunst de toekomst verkende.
vindplaatsen van Sweelincks composities
Naast het weinige wat in Holland (name
lijk te Amsterdam en te Alkmaar) kon
worden opgespoord toen het er om ging
het werk van de meester te verzamelen en
weer uit te geven, kon werk worden ont
dekt te Brussel en te Luik, te Parijs en te
Genève, te Padua en te Zuos, te Kopen
hagen en te Upsala, verder in de grote
Noordduitse steden Hamburg, Lüneburg, oorlog en op het voetbalveld,
het keurslijf der civilisatie, en met een
gestolen motorboot een zwerftocht begint
langs de Molukse eilandjes.
Leonard Huizinga laat er in enkele on
verdroten typeringen geen twijfel over be
staan dat John Petersen een Amerikaanse
held is van het damesbladen-ideaal: ster
van het society-wereldje, rijk, knap, een
Lübeck, Berlijn, Dantzig, Brandenburg,
Königsbergen, en zo nog op negen plaatsen
in Midden-Duitsland, bovendien in drie
Engelse steden. Wat tevens de ruime ver
spreiding in de zeventiende eeuw en de
Europese vermaardheid van Sweelinck
aantoont.
briljant en succesvol advocaat, getrouwd
met een rijke en „beeldschone vrouw".
Maar hij draagt een mysterie met zich
mee, zijn glamour-bestaan bevredigt hem
niet, zijn huwelijk met een harde, naar
uiterlijke glans en schittering hunkerende
vrouw schiet tekort. Wat dat mysterie is,
wordt niet geheel duidelijk, maar de ver
melding ervan verleent aan het vrijbui-
tersbestaan waaraan hij zich overgeeft een
WIJ WETEN DAT hij in zijn land zeer
geëerd was. Hij was lid van de Muider-
kring en gaf klavecimbelles aan Hoofts welkome geheimzinnigheid,
eerste vrouw. Sweerts noemde hem „een
mirakel onder de organisten". „Men be
roemt zich. schreef hij, deze man gekend,
gezien en gehoord te hebben".
Dat hij een opgewekt, blijmoedig man
John Petersen snijdt dus de banden met
zijn verleden door e gaat door de tropi
sche archipel zwerven. Wat hem daarbij
precies beroert blijft in het vage. Aanvan
kelijk krijgen we de indruk dat hij het
Hl] WAS hekkesluiter en pionier te- WIJ ZIJN NU ruim tachtig jaar verder
gelijk, en, wat meer zegt, hij werd de fn Ten k?n ze,gge? dat de fiêuur Swee-
linck goed omlijnd te voorschijn is ge-
lerKenner, ate, zonder zteh uit zijn om- treden uit de gegevens en dat zijn muzi-
geving los te rukken, de wee baande ka®1 °euvre vriiwel compleet bereikbaar
t 7 1S ln heruitgaven van de Vereniging voor
weiKe buiten de grenzen van zijn land Nederlandse Muziekgeschiedenis. Of het
naar de muzikale top voerde die wij de doorsnee-Hollander wat zegt, is, met
7 j verwijzing naar de hierboven genoemde
weten bereikt door Johann Sebastian mentaliteit, niet geheel zeker en dit is ook Lossy onbekend gebleven, maar het vak
Bach. wel enigszins begrijpelijk, niet omdat zijn koorzanger ging in die tfjd meestal gepaard
kunst zo zwaar of ingewikkeld is, maar met een algemene muzikale ook compo-
'fh e.h SetW°?/f concertbedrijf sjt0rische ontwikkeling en zo is het niet calvinistische Psalmen. In al deze vocale
HET VIERDE EEUWFEEST van Swee- groeYende schaa^vanVrnstigrorgellie^heb- onm°SeIÜk dat de jeugdige Sweelinck bij YeersTicecld roemnjke verleden dichtte Vondel hem een grafschrift.
voudfg ^karakter "aanriemen ^'ter^Yrmen" z«n T'JT8" hem reeds naar de leer van Zarlino is „Dit <s Swelinghs sterflijk deel,
-tie van de drie Tor^gaandf dfe^opl onderricht, die hijzelf later aan zijn leer-
gemerkt zijn voorbijgegaan. Vergeten of nen en Waarderen En in het buftenla^d 'nBen d°°rgaf- EC" h°°g ontwikkelde
hoogstens tot legende geworden, heeft het vertegenwoordigt Sweelincks kunst met koorPraktnk in de St. Bavo kan bovendien
heel wat moeite gekost om deze nationale ere het muzikale vermogen van de Hol- voor de begaafde knaap drie jaar lang een
Sweelincks handen volgens het portret
te 's Gravenhage.
was, proeven wij uit een verhaal van de zoekt in deelneming aan de verstilde ge-
predikant Baudartius, die eens met een lukzaligheid van het leven der onbedorven
aantal kennissen een meiavond bij de eilandbewoners en krijgen we bladzijden
meester aan huis meemaakte. Sweelinck vcd romantiek van de Stille Zuidzee-vrede
speelde op zijn klavecimbel het liedeke (..geluksgevoel" „puur", „zuiver", „haar
van „den lustelycken Mey is nu in synen koele, pure stem, vol oneindige tederheid"
tijdt". Hij begon de melodie te variëren, enz>- De Amerikaan trekt echter verder
minstens op twintigerlei wijze. En toen de 'an§s de eilandjes. Overal waar hij komt
gasten na middernacht zich opmaakten om buigen de inlanders zich onderdanig in het
te vertrekken, bad hij nog te blijven, „sy voor de blanke man. Tweemaal wordt
souden doch dit stuck noch horen en dan J1'-' heerser op een eilandje. De Honoloe-
dat stuck; de meester conde niet ophou- l°e-romantiek verschuift naar de achter
den, also hij in een seer soet humeur was, Srond en maakt plaats voor erotische
vermaeckende ook hem selven". jachtavonturen op inlandse meisjes. De
held van het verhaal neemt steeds meer
EN TOEN HIJ in 1621 op negenenvijftig- de gestalte aan van een krachtpatser (zij
jarige leeftijd kwam te overlijden, rouwde het omhangen met „een mysterie"). In-
heel Amsterdam en waar Wassenaer sprak landers die hem in de weg staan worden
van „den wijdberoemden organist, die een vermoord, vrouwen worden geroofd uit de
prins der toonkunstenaars werd geacht", dorpen. De sterke man is op avontuur.
OP HET GEBIED der klavecimbel-mu-
ziek volgt hij de variatie-tendensen die
in Engeland baanbreken en in zijn uitge
breide oeuvre voor orgel (of clavecimbel)
wordt hij een pionier met zijn toccata's en
meester toekomt. Het is nog geen honderd linck in één adem Dit kan dan "wellicht evena,s wat er aan 0rselspel gepresteerd fuga, welke bij Bach haar voleinding vindt een onvergankelijk erfdeel na. Het wordt niet voor ons op. Conclusie: een wat on-
Haat en agressiviteit is het kenmerk van
de „sterke karakters" in dit boek. De hol
le heroïek, waarin het vermoorden, ver
nederen en verkrachten van inlanders een
plaats vindt, en die kennelijk is bedoeld
om de lezers te gerieven, kon ons weinig
bekoren. Daarenboven wordt niet duidelijk
Hollands grote meester ligt begraven in wat de hoofdfiguur beweegt tot z'n kracht
een levend mens rijst
ten troost ons nagebleven;
't Onsterflijck hout de ma et
bij Godt in 't eeuwig leven.
jaar geleden, dat met het opsporen van helpen om in hetvade^n^n HpTcS werd. Byzonderheden over deze opleiding ?et ,zi>n talrijke meestal buitenlandse tijd dat heel beschaafd Holland dit beseft, waarachtig en, gelet op de agressieve on-
ziin romnn^itiPQ pti hot „nm.rL ;leiyen om in net vaaeriana van ae geniale leerlingen die zyn orgelkunst hebben uit- dertoon die het hele boek als een kramn
zijn composities en het speuren naar zijn kunstenaar een intensiever begrip voor riJn met ontdekt. Alleen zien we later een npdrnnev R r> H Hntpnhnrct Meucr rfie Ins dc Klerk "e "r1 .7. e{\. Kramp
levensomstandigheden in Nederland een zijn kunst te wekken ---_tgearagen. B. v. a. bigtenhorst Meyer die jos. ae isicrK doortrekt en de twijfelachtige visie op de
ernstig "begin gemaakt werd. Wat men er
van wist kwam voornamelijk uit Duitse
bronnen, en werd door de Brusselse musi
zoon van Lossy in de leer gaan bij Swee
linck en ontmoeten we Sweelinck wel eens
,aYEEKIN<YY werd §eboren te Deventer; jn Haarlem om er een orgel te keuren.
coloog Fr. Fétis in 1844 in zijn „Biographie ^richten noemden 1540 als zijn
universale des Musiciens" samengevat. De «eb°ort€Jaar maar met tal van onzuivere
in 1868 gestichte Vereniging voor Neder- lt"f> k°" df f datum verworpen wor-
landse Muziekgeschiedenis vond in het ge- u i°? bepalen
val Sweelinck een grootse, maar zoals het 7ilg£1Y?I?ens Z01/. de m"'
zich liet aanzien, een hopeloze taak. Van Y -ar de
de vele teleurstellingen bij het onderzoek rI(gega zljn b«- de fameuze theoreticus
in eigen land, getuigde nog in 1874 de rige?£f' uf;]aY?e
klacht van de ijverige voorzitter van de
Vereniging voor Nederlandse Muziekge
schiedenis, dr. J. P. Heye: „Bijna vier
eeuwen bleef Nederland in gebreke zijn
onuitroeibaar leek. De waarheid is heel
wat eenvoudiger. J. P. Sweelincks vader
die organist was, werd als zodanig te Am
sterdam benoemd in de toen nog katho-
historische schuld aan het muzikale voor- 7ieke 0^de Kerk. Dit maakt dat Jan Pie-
geslacht te kwijten". Inderdaad, men stond l6?2-?1, J0ng^ Amsterdam woonde. On-
destijds betreffende de geschiedenis der ^-etwijfeld is hij door zijn vader al vroeg
muzikale cultuur benoorden de rivieren X?trouwd gemaakt met het orgel en de
voor een hopeloze leegte. En toen er ge- ]jturgisclhf; gebruiken van de kerk. Boven-
leidelijk licht in de zaak-Sweelinck kwam, ,dlen !sdeke"d dat pastoor Buyck veel be
en reeds enige werken konden worden uit- an2stel!ing toonde voor de begaafde knaap
gegeven, kostte het nog moeite om Neder- T 7een "!e geringe ontwikkeling bu
land te overtuigen van de schoonheid en bracht- Jan vader overleed ech-
de leefbaarheid van deze werken. Ik lees f,r reeds. 57u3; df knaap was toen elf'
tenminste in een geschrift van prof. W. Waara?hijnlijk heeft hij daarna nog enig
Moll uit 1880: „Dat Sweelincks werken onderricht gehad van Cornells Boscoop die
door alle kunstvrienden met blijdschap f'jn vf organist opvolgde, doch dit
zullen ontvangen worden, mogen wij nau- slechts van korte duur geweest zijn,
welijks verwachten". Men proeft daaruit wa Boscoop stierf nog ln hetzelfde jaar.
de zure mentaliteit en het ongeloof aan
eigen kracht, dat de zeventiende-eeuwse HET IS DAARNA dat de twaalfjarige
componist Quirinus van Blankenburg de begaafde jongen te Haarlem in de leer
woorden in de pen gaf: „Het most van
verre eomen om goed te zijn" en die er wam b'.l 'an Willemsz Lossy, koorzanger
over dacht zijn naam te wijzigen in „Del 'n de St. Bavo en in later jaren aanvoerder
Castelblanco". van de stadsspeellieden. Als componist is
inheemse bevolking die er in wordt gede
monstreerd, eigenlijk een akelig boek.
IN „DOOR STORM EN DUISTERNIS"
(een vervolg op „Tussen speurders en
spionnen") vervolgt Meyer Sluyser da
avonturen tijdens de tweede wereldoorlog
van Dirk Poldervaert. (Uitg. Het Parool)
„WIE IS DAT eigenlijk, links achter
SctyfZtm
UH-H-.
Canons in Sweelincks handschrift.
Sluyser grijpt de belevenissen van de
Hollandse jongen aan om zijn lezers ver
slag te doen van de belangrijkste gebeur
tenissen uit de oorlog. Het boek hinkt hier
door een beetje op twee gedachten, maar
wij willen dit niet als critiek aanmerken.
Voor deze getuigenis van hetgeen ieder
van de oorlog zou moeten weten, past
slechts waardering. Vooral de jeugd zal
hier toegang vinden tot eèn stuk geschie
denis dat in andere vorm minder gemakke-
HIJ BEZWEERT, zei ik. Hij bezweert lijk voor haar zou worden ontsloten,
ons", heb ik aan mijn buurman op de met zijn kolderverzen zijn hooikoorts, zijn
Boekenweekmarkt in de Haagse Bijenkorf rijmende niesbuien, zijn allergie voor wat
aan Gaston Burssensgevraagd. „Die. er in de wereld en de mensen en de oooooooooooooooooooooooooooooooooooocoocoooooöoocöoöoöóc
zei Burssens, „dat is Gaston Durnez. Ken mooie woorden en de loze leuzen niet
je 'em niet? Hij schrijft kolderverzen, klopt, en dat is veel. En inmiddels saties over de glimlach van Mona Lisa,
Heel goeie". Als Burssens beweert lat schrijft hij in verborgen strofen nog ras- over de Nozem, over de verminkte sól-
het heel goed is, dan is het heel goed. echte poëzie ook, voor de goed-horenden. daat en, uit de afdeling „Azuren kurtst",
Hij is een kieskeurig man en bovendien Let op z'n titels: hij speelt als een goo- het lied van De mannen met hamers:
het Vlaamse „neusje van de inktvis" chelaar cache-cache met een letter en
(zoals zijn in 1956 verschenen verzamel- dan weet men dat men met al die gri-
bundel heette), een eminent dichter, die massen van de proestende nonsens op
als weinigen weet waar de humor, de zijn hoede moet zijn: de pit zit binnen-
ironie, het sarcasme als het moet, de in. Muizenissen worden muzenissen, kleen-
dichterlijke mosterd te halen om de poé- gedichtjes (o, Gezelle!) worden clean ver-
ziespijs te kruiden. Ik kende tot m'n schan- ses, de azuren kust der gouden dromen
de en schade niets van Durnez, zelfs niet wordt azuren kunst, niet zuur, maar
zijn naam. En nu wilde het toeval dat bitter-zoet. En dan is er de „Kabaretho-
„Wonderlijk hard is het leven,
wonderlijk hard is het land
waar de mannen wonen met hamèrs
in plaats van een mensenhand".
EN VANWEGE DIE hamerhand glirii-
lacht de Mona Lisa, door die hamerhand
werd de „nozem" een nozem, bezit de
ij kort daarna de bundel „Hooikoorts", riek" en het „Beestenspel der Dyrische frontso'daat n°S romp en kop, staat de
r y eneomirtnon Vint on nnmnrnvi nn 777f7,.Ut'
mij
zojuist als pocket uitgegeven door N.V. verzen en de Conscience fiction", die te-
sneeuwman „wit en eenzaam en wacht"
HET IS WEL TYPISCH, dat ook een Standaard-Boekhandel, Antwerpen-Amster rugziet op Hendrik Conscience en tege- atonalen t leven is zo dingen
jongere broer van Jan Pietersz., Gerrit dam, in handen komt, een zelfkeur uit lijkertijd fyet Engelse „conscience" in ver- en vei*ar|£t Gaston Durnez soms „zo naar
Pietersz., als kunstschilder te Haarlem zijn drie eerder verschenen bundeltjes: „Mu- binding brengt met „fictie", wat ménig- PfPe£koek naar botermelk' En nogmaals
opleiding kreeg, namelijk bij Cornelis Cor- zenissen", ,Rijmenam" beide versche- een tot nadenken kan stemmen. hamerhand is het. die Durnez „Hel
nelisz. De muzikale studie onder Lossy nen in eigen beheer, wat mij een beetje
kan niet langer dan drie jaar geduurd met mijn onkunde troost en, in 1960
hebben, want toen hij vijftien was (in 1577) „Wiltzang". Sinds 1954 was Gaston Dur-
beriep pastoor Buyck hem als organist nez aan de litteraire markt en geruime
in de Oude Kerk. Het jaar nadien ging tijd al is hij te horen en te zien: als
Amsterdam over, maar dp jonge Sweelinck radio- en televisie-cabaretier. Dichter van
bleef als organist in dienst, niet van de „berijmde neisbuien" en tevens cabare-
kerk maar van de stad, om iedere dag tier dat is een gelukkige twee-eenheid
twee maal een uur te musiceren. Dit is de onsterfelijke Joachim Ringelnatz was
veertig jaar lang zijn taak geweest en er er, om het met zijn Kuttel Daddeldu m JA GASTON DURNEZ is een professio- gil ons Te schrïfven gaf""
zijn getuigenissen te over om aan te tonen verzen en met zijn Bankelsange op ae nal in het w00rdenspei, waarmee hij zich schrijven gaf.
dat zyn bespelingen zeer op prijs gesteld Ptankeri van Kathi Kobus befaamde de nodige rijmbinnenprCtjes verschaft en En het lichtste, waarin het speelse de
Yfn1Ta gwe Tp Ultg7ing van 'ifinZ ^an uiïenn arle» T k onderhand een druppel dichtwaarheid laat vrije hand krijgt, in de karakteristieke
zijn vaardigheid op het instrument. [mse „Schall und Rauch tejbewijzen. vallen op de gloeiende plaat van het standbeelden die hij voor Vlaamse colle-
verstand. Een kwatrijn als dit uit zijn ga's (Bert Peleman, Maria Rosseels, Er-
„Mei" is alleen maar spel, spel óm net nest Claes, Marnix Gijsen. Richard Minne,
Het
schrljverke" van Guido Gezelle doet her
schrijven zodat er een journalist uit te
voorschijn komt:,,een kribblende.krabblen-
de krantenman met grijs cache-poussière-
ke aan", die altijd maar schrijft over
moord en bedrog en Kongo en honger
en dood: „o schrijverkes, schrijverkes m
de krant waarom toch en zijt ge niet
méér plezant?" En de krantenman zet rijn
brilke af en zegt: „wij schrijven wat
Blijkt uit de jeugdjaren dat Sweelinck Kathi Kobus is niet meer, „Simpl" ging
vóór zijn vijftiende jaar niet buitenslands fer ziele, Ringelnatz in 1934 gestor-
vertoefd heeft, ook later schijnt dit niet uen, tijdig genoeg nog om in de dood
gebeurd te zijn, behoudens een reis die hij te ontkomen aan de Nazi-haaien werd
op stadskosten naar Antwerpen ondernam 20 goed als een vergeten dichter: wie
om er bij de vermaarde firma Rückers leest hem, buiten de kring van geest
een klavecimbel aan te schaffen voor de verwante getrouwen, nog? Wie leest Mor-
stad. genstern's „Galgenlieder" nog, wie kent
eigenlijk de snijdende bijtende, briljante
spel:
..Als de wiele weer gaat walen,
als de tor weer vrolijk telt,
vrij ik weer op grote schaal en
vaart de ooie boven 't veld".
Raymond Herreman, Jos de Haes e.d.)
oprichtte, kan men bij de goedmoedige
spot wat soulaas vinden voor de geladen
strofen. Want er is in „Hooikoorts" veel
van de Leidse fles: wie hem aanraakt
voelt de schok, door de taalgrapjes, de
SWEELINCKS belangstelling voor de gedichten van Vigoleis Thelen, die een Zo grappig, zo tot niets verplichtend, hp^zrifs^hot zYYtvloY^endYYYYeYt"lYn
vocale muziek, (op 22-jarige leeftijd publi- rouwkaart aan zijn vrienden zond toen >s het niet allemaal in deze hooikoorts- ,,prhnr-trpn ïaHin» „L
ceerde hij reeds achttien vijfstemmige hÜ> na ziin „Ausbiirgerung" in de oor- bundel o heden neen! Er schuilen ad- YYeY'dan éé^Ytro^e" en^vHt' ver^resèu
chansons bij Phalesius te Antwerpen) zal weer „eingebügert" werd als dertjes onder het rijm, er zitten stekels „74. J regels
chansons bij Phalesius te Antwerpen) zal
wel verband gehouden hebben met de lei
ding van een Collegium Musicorum te Am
sterdam, een groep van ontwikkelde zang
liefhebbers. Later volgden zijn gedrukt
bij Raphelingius te Leiden lichtgetinte
Franse en Italiaanse Rimes. Dit kan alles
log, weer „eingebügert" werd als dertjes onder het rijm, er zmen sieKeis ajs.
Muszdeutscher"zoals hij zich noemde? aan de strofen, er groeien brandnetels
onder het poërieloof: weest op uw hoede,
want Gaston Durnez speelt als zijn bloed
verwant Ringelnatz een „geraffineerd"
dubbelspel: hij biedt zijn ruiker violen
omdat ze van met djstelblad aan, hij koldert met ernst.
IK VERMELD HEN
!lYa,rd_'gY''}Z61n8 geldea van de derdYchters""6diealiet htT'de Ylch "van beslaan"611"0 'achen ka" geen kunSt
„II y avait un badaeud,
II y avait un bateau.
Le badaud regardait
Le bateau qui coulait.
11 disait: c'est triste, mais c'est beau."
kunst van Orlando Lasso en de Franse Rabelais en de narren
van Shak-psnp dicht hij in zijn Proloog. Kunst een lanterfanter die naar een voorbij-
meesters van het chanson. Daarna wendt houden"om de waarheid te zegcen met m?g trooste!1' ze komt voort uit onvree, stromend bootje kijkt: „het is triest, maar
hij zich in het vocale genre tot strikt reli- zotteklap. Wij Noordelingen ziin daar nY Ult).eenzaamheld en weemoed. In het pa- het u schoon". Die schone triestheid, die
gieuze onderwerpen; hij neemt als levens- sterk in en rnrmioooit ie radijswas er geen kunst, maar leven. Pas trieste schoonheid is het, die Durnez en
taak op zich de volledige Psalter in kunst
toen het zwaard vlamde en de poort degenen die zijn zoals bij „vatbaar" ma-
sterk in en Carmiggelt is dan ook heal
t- beslist pn hppl ni+znnH l"b- n it llcL pwpcuu viainae en ae poori scgcucn uie zij
rijke bewerkingen (4-, 5-, 6-, 7- en 8- Vlaanderen heeft dan nuY.i'in Gaston'lfur- ?lchtslo®8' Pas toen de diaspora begon ken voor deze vorm van hooikoorts En
stemmig) te verklanken. Sweelinck ge- nez die op eigen hand de steen ier Y1 ?e d?olhof van de w«rald, ontstond za zien de wereld die „krom loopt" ze
laat mtj toch nooit te veel ann vreugde ders dan de baardbarden, die Durnez in
pape?i' u een Paul van Ostaijense zang bezingt, an-
Als hft moet, breek dan desnoods ders dan de atonale proefdichters anders
mi>n Pen dan de traditionelen; ze kolderen. „Héél
7 goed", verzekerde Burssens me op de Haae-
L ,df__ lsJr_°ni®cb ,m,aar se Boekenmarkt. En het is heel goed. zodat
Sweelincks graf (de steen waarop de linten liggen) met gedenkplaat in de
Oude Kerk te Amsterdam.
kans dat het daar zou worden uitgevoerd is. En Durnez kan men geloven: hij
maar voor zijn „Collegium" en voor „heel goed" en heel dwaas, hij speelt
dergelijke zanggroepen alsook voor huise- voortreffelijk met zijn woorden, hij kol-
lijk gebruik. Hij schrijft bovendien op dert ze óm en óm tot ze weer zin krijgen,
Franse teksten. Het wordt een enig monu- hij jongleert, parodieert, ironiseert, atta-
ment in de koorlitteratuur. Daarna schrijft queert, pareert en bezweert ermee met
hij 39 Latijnse motetten onder de ver- een zo veelbetekenende vaardigheid dat is de kern van déze kolder het it d« Tv kT.T.'.Tr™".*"' "°V° '/cci zoaal
zamelnaam „Cantiones Sacrae", die met men bij zijn narrenwijsheid .(het enkel- kolder van deze op drift geraakte we- durnV dumons^durnêz aanbeveiend:
kerkelijke goedkeuring te Antwerpen het speelse uitgezonderd) wel denken moet: reld. Lees de cabaret-gedichten van Dur- «umons, durnez
licht zien. Een katholiek pendant van de tja, tja.ne2) verzen van langere adem, improvi- C. E. Dinaux