HAN GORTER L." UIT EEN EI ALS EEN PINGPONGBAL KROOP DE HELDIN VAN DIT VERHAAL De groene zeeschildpad leeft altijd op de rand van de dood iiiilaSï TANTE PATENT EN DE SOF PANDA EN DE PECHVOGEL Ons vervolgverhaal 23 u. afgesproken plaats ^Hoe is het ontstaan WOENSDAG 16 MEI 1962 11 Y - H i I IÉ! Dit woord: POTDOOF «j m ft 30) Zij zal het gevoel heb ben, dat ze een vreemde in huis heeft. Een vreemde? Ja. Als je, na een lange periode van samenleven niet meer met el kaar over het verleden kunt spreken, geeft dat ongetwijfeld het gevoel als of je vreemden voor elkaar bent. Och, dat zal wel weer bijtrek ken. Sommige dingen herinnert va der zich al weer. Hebt u nog iets om trent de moord op Marja ontdekt? Neen. Nog steeds niet. Ik las toch laatst in de krant, dat de politie de dader op het spoor was? Moeder stuurde mij het blad toe. Ploeger glimlachte. Een spoor is nog geen zekerheid, constateerde hij. U zoekt dus wel in een bepaalde richting*? Zeer zeker. We zullen hem wel vinden. Ik ben ervan overtuigd, dat hij zijn straf niet ontgaat. Gelukkig. Dergelijke misdaden mogen niet ongestraft blijven. En dr. Willbrough? Ook die hebben wij nog niet. Vraagt uw vader daar wel eens naar? Neen, hij schijnt het totaal ver geten te zijn. Jammer. Hij zou ons kunnen helpen. Hij is de enige, die ons recht streeks de weg kon wijzen. Ik ben bang, dat hij het zich nooit meer zal herinneren. Mogelijk. Ploeger bleef nog langer nadat de jonge Boon was weggegaan, in ge dachten voor zich uit staren. Hij liet alles wat er gezegd was nog eens de revue passeren. XIII Ploeger werd uit zijn gepeins opge schrikt doordat de telefoon op zijn bureau rinkelde. Hij nam de micro foon op, noemde zijn naam en luis terde. Met Van Krevelen, hoorde hij een scherpe stem zeggen. Ik wil nu eindelijk wel eens weten hoe de zaken staan in die moordzaak van Wigcheren en de verdwijning van die Engelse geleerde. Ik vind, dat het wel erg lang duurt voordat jullie tot tastbare resultaten komen. Er is nog niets met zekerheid van te zeggen, antwoordde Ploeger kort. Als gewoonlijk ergerde hij zich aan de sarcastische toon van de officier. Daar komen we er niet mee, ging mr. Van Krevelen verder. Je hebt laatst in de kranten laten zetten, dat je de dader op het spoor was. Iedereen rekende er dus op, dat die wel gauw zou worden ingerekend. En nu vertel je me, dat je er nog niets van weet? Dat wordt een beetje al te gek. -r Ik zou iemand kunnen arresteren in verband met die moordzaak. Twee zelfs. Alleen zou ik u daar geen dienst mee bewijzen, meneer de offi cier, antwoordde Ploeger spottend. Waarom niet? Omdat het zeer waarschijnlijk de daders niet zijn. Wat vertel je me nu? Je kunt die mensen inrekenen en ze zijn het niet? Op grond waarvan dan? Zij waren de enigen in het huis, die er voor in aanmerking kwamen. De anderen waren al naar bed en bovendien, voor zover we kunnen na gaan er niet toe in staat. Waarom reken je die twee boe ven dan niet in? Wie zijn het? De huisknecht-chauffeur en zijn neef, die bij hem op visite was. Dat laatste klinkt al heel ver dacht. Was hij er nog toen die moord gepleegd werd? Waarschijnlijk wel. Anders zou ik niet zeggen, dat hij er voor in aan merking komt. Nou, sluit die kerels dan op. We zijn dan tenminste tegenover het pu bliek gedekt. Vindt u dat voldoende? Nou, voldoende. Het is tenmin ste iets. Zolang er niet iets positiefs gebeurt worden de mensen ongedul dig. Wie? Het publiek? Dat ook. Daar zorgt de pers wel voor. Maar ook de rechtbank en dat is nog erger. En als ik nu zeg, dat ze onschul dig zijn? De officier aarzelde. Hoe weet je dat? beet hij de hoofdinspecteur toe. Je zegt zelf, dat zij de enigen zijn, die er voor in aanmerking komen en je laat het nog wel in de kranten zetten. Daar kan een bepaalde reden j| voor zijn. Welke dan? Zij houdt verband met het onder- zoek. Ik kan me daar verder niet over uitlaten. Als officier heb ik het recht om het te weten. Kan wel zijn, maar ik vertel het =j niet. U gaat buiten uw bevoegdheid, mijnheer de hoofdinspecteur. Dat weet ik, mijnheer de offi- cier. Ik zal me daar, in verband met het belang van het onderzoek toch niet van laten weerhouden. In de eer- ste plaats ga ik geen mensen opslui- ten waarvan ik overtuigd ben, dat ze 5 onschuldig zijn. In de tweede plaats is zwijgzaamheid geboden zolang we nog niet weten waar dr. Willbrough gevangen wordt gehouden. Onzin. Je kunt er moeilijk op gaan zitten wachten tot die kerels uit zichzelf een bekentenis hebben afge- legd of de benen hebben genomen. |j Ik denk er niet over om ze te arresteren. Is dat uw laatste woord? Dat is mijn laatste woord, mijn- heer de officier. Goed. Dan zal ik overwegen het onderzoek aan iemand anders op te dragen. Dat is uw zaak. Zolang dat nog niet het geval is zal ik ermee door- gaan. De verbinding werd verbroken. Mr. Van Krevelen had in zijn woede de microfoon op de haak gegooid. Ploeger ging rustig aan zijn werk. Hij begon aan een brief die bestemd was voor zijn vriend, commissaris Carlier van de Franse Süreté. Toen hij eindelijk klaar was, las hij de brief rustig over en sloot hem in een enve- loppe. Op dat ogenblik belde com- missaris Werner en vroeg hem direct naar zijn kamer te komen. Even la- ter zat Ploeger tegenover zijn chef. Wat is er in vredesnaam ge- beurd? vroeg de commissaris, zodra hij Ploeger zag. Van Krevelen bel- de zoeven op. Hij is woedend. Vol- gens hem ben je ernstig tekort ge- schoten. Bovendien moet je hem op de een of andere manier hebben be- ledigd. Hij is van plan maatregelen te nemen en het onderzoek aan een ander over te dragen, vertelde hij. Ploeger glimlachte. Dat kan hij niet, antwoordde hij rustig. Waarom niet? Hij is toch de offi- cier van justitie! Dat wel, maar hij-is niet al- machtig. Dit onderzoek is mij opge- dragen op verzoek van de Secret Ser- vice. Bovendien hebt u mii tijdelijk overgeheveld naar Interpol. De offi- cier kan daar geen verandering in brengen zonder die ander daarin te kennen. En daarvoor krijgt hij beslist geen medewerking. Toch vind ik het vervelend, zei commissaris Werner ernstig. Wat is er toch gebeurd, dat die man zo kwaad is? Hij blafte maar door die telefoon. Ik kon er geen touw aan s vastknopen. Het lijkt me niets voor jou iemand opzettelijk te beledigen. Heb ik ook niet gedaan. Hij wil- de, dat ik de s«huldige in de moord- zaak Marja zou aanwijzen. Toen ik daar nTet op inging, probeerde hij mij |j er toe te dwingen. Hoe kan dat? Er is toch nog geen moordenaar bekend? Ik had hem gezegd, dat de eni- gen. die er tot nr toe voor in aan- merking kwamen, Van Woerden en zijn neef waren, maar dat daarvoor nog geen schijn van bewijs was. Dat is weer net wat voor Van Krevelen. Hij moet een dader heb- ben, met of zonder bewijs. Ik ben er dan ook niet op inge- gaan. Toen ik hem zei, dat ik mij in j| het belang van het mderzoek verder niet over de zaak kon uitlaten, werd hij kwaad. Commissaris Werner lachte. Wel een beetje rare uitdrukking tegenover een officier, vond hij. Voor Van Krevelen is dat, zover ik |j hem ken, een bittere pil, die hij niet gemakkelijk zal vergeten. Dat denk ik ook niet, maar dat is tenslotte zijn zaak. Het was dom van hem om met dingen te gaan dreigen, waarvan wij beiden weten, dat hij ze toch niet kan volbrengen, (Wordt vervolgd) j§ jOOOOOOÖÓOOOOOOÓOÖOOÖÖOÖOOOÖOOOOÓÖÖOOOOOÓOOOOOOOOOOOOOOOOOOOO Weinigen slechts krijgen ooit het interessante schouwspel te zien, dat Joan Tomkinson gade sloeg en in dit artikel beschrijft: Eierleggende zeeschildpadden op 'n maanverlicht tropenstrand. HET ZACHTE GEKABBEL der golven was het enige geluid, dat ik hoorde op het doodstille, met maanlicht overgoten strand. Was mijn tocht dus een vergeefse tocht? Ik luisterde nogmaals heel gespannen. Ja, ik hoorde beweging, vaag en ook geheimzinnig. Eensklaps echter was het geluid niet langer raadselachtig, want ik zag, wat ik wilde zien, een groene schildpad. Een wijfje. Het dier zeulde haar met eieren geladen lichaam voort over het zand. Het was een der belangrijkste avonden uit haar leven. Want de schildpad had de zee verlaten om op „mijn" eilandje in de Torresstraat voor het eerst eieren te leggen. STELLIG was het een gevaarlijke ex peditie, maar de heldin van dit verhaal was van haar prilste jeugd af vertrouwd geweest met gevaren. Op het ogenblik, dat zij als nog geen 8 cm lange baby U't het ei kroop, gaf haar instinct een reeks S.O.S.-seinen. Haar broertjes en zusjes, getooid als zij met keurige donkere, nog weke rugschildjes, waren vrijwel gelijk tijdig uit hun perkamentachtige schalen gekropen. Ook zij hoorden direct de stem van het instinct. Daarom kropen zij niet uit het zand om te genieten van de zon. Neen, pas na zonsondergang begon het broedsel het nest te verlaten en sloeg het de weg naar zee in. ONDANKS de beschermende duisternis, vielen er die eerste nacht toch slacht offers. De jonge schildpadjes waren door in het zand te blijven ontkomen aan de hongerige reigers, meeuwen en sterntjes, maar toen zij naar zee gingen, lagen de zandkrabben op de loer. Deze averechtse beesten zetten hun scherpe kaken met welbehagen in het malse vlees hunner Drie woningen op de vijfde verdieping van een nieuwe flatgebouw in Stock holm bleken, toen de bewoners er dezer dagen introkken, bezet te zijn door duizenden wriemelende regen wormen, die hiermee de zoölogen voor een raadsel hebben gesteld. Een Zweedse geleerde beweert, dat het allemaal door het late voorjaar komt, maar dat staat niet vast. Het grootste probleem was de woningen te zuive ren en alle-drie de heren des huizes waren geen hengelaars s y K* i .L' Hierboven: de groene schildpad is een indrukwekkende verschijning. Links: de grootste vernedering: als rijdier gebruikt te worden. slachtoffertjes. Een aantal schildpadjes wist door de linie der krabben heen ie breken en de zee te bereiken Het water was betrekkelijk veilig, maar ja, roofzuch tige vissen verslonden toch die eerste nacht vele broertjes en zusjes van onze heldin. ONZE HELDIN behoorde tot de over levenden. Zij had geluk gehad en was ontkomen aan de rovers te land en ter zee. Zij vond genoeg kleine visjes en ander voedsel om in leven te blijven tot zij oud genoeg was om het plantaardige voedsel bijeen te garen, waarvan volwas sen groene schildpadden leven. In het eerste jaar, dat voor haar en haar broertjes en zusjes een voortdurende strijd om het leven was, verkregen hun bruin-, blauw en geel-gevlekte zwaluwstaartvormige schildplaten de groene kleur hunner soort. Zij waren aan het einde van dat jaar tweemaal zo lang als bij hun geboorte. Aan avonturen ontbrak het niet. Over al loeren gevaren. In zee waren er steeds haaien en andere grote vissen, die gretig hapten naar de tere zwempoten of in de zachte onderkant van de schild padjes. Soms beten ze zelfs stukken uit hun schilden. Onze heldin had ook ge zien, dat donkere mannen in het water doken, een schildpad vlak achter de voorste ledematen vastpakten en dan aan boord hesen. Geen prettig vooruitzicht, want het staat als een paal boven wa ter, dat schildpadden een aangeboren af keer hebben van schildpadsoep. Op de wal waren de gevaren dus al niet min der groot dan in zee. Het was natuur lijk heerlijk om te luieren in ondiepe Twee mannen hebben hun handen vol aan zo'n kolos. plassen of te dutten in de winterzon, maar wie dat deed, riskeerde het ge vaar van de mensen. En had zo'n mens je eenmaal op je rug gelegd, dan was het onmogelijk om overeind te komen. Na een etmaal „gekeerd" te zijn, volgde onherroepelijk de dood. Het was dus be ter, niet toe te geven aan het verlangen naar geneugten van het zonnebaden. ONZE heldin had ook verder veine. Zij had alle gevaren weten te omzeilen en was voortdurend toegenomen in om vang en gewicht. Toen zij volwassen was, had zij een lengte van vier a vijf voet bereikt en een lichaamsgewicht van ruim 200 kg. In zee bewoog zij zich voort met krachtige slagen van haar ledematen, maar op het strand was haar gang trager en moeizamer geworden. OP EEN GOEDE DAG sloeg voor haar het uur der liefde. Naast zich in zee ont waarde zij een schildpadman. Hij leek veel op haar, maar hij was groter en had een staart van ongeveer een voet lengte. Hij iwom een paar maal om haar heen en be keek haar onderzoekend met zijn rimpelige in oogkassen liggende ogen. Aarzelde hij om een beslissing te treffen? Misschien wel, want het gold een zeer belangrijke be- slissine. Immers, als hij haar tot zijn uitverkorene maakte, zou hij een maand dicht aan haar zijde moeten vertoeven. Hij besloot om het er op te wagen. In de wittebroodsweken waren zij zó gelukkig dat zij gemakkelijk te vangen zouden zijn geweest door de jagende mens. In de paringstijd is het namelijk eenvoudig om schildpadden te vangen. Hun enige ver dediging is dan een luid gesis, maar dit boezemt de mens geen vrees in! De wittebroodsweken verliepen echter zonder menselijke interventie. Toen zij om waren, was de schildpadman zijns weegs gegaan. En kort nadien het was c-p een maanlichte novemberavond zag ik onze heldin het strand van mijn eiland je opkruipen om haar moederplicht te doen. Andere jonge schildpadwijfjes waren vóór haar op dat strand gekomen en vele zouden haar nog volgen aleer maart m het land kwam. Toen ik onze heldin „op heterdaad betrapte", waren er nog dertig a veertig andere schildpadwijfjes op mijn eilandje bezig haar eieren te deponeren. Moeizaam zeulden zij zich voort over het strand. Trekken met de voortse lede maten, duwen met de achterste, zo ver plaatsen zij zich. Op het hoogste punt van het strand hield het dier rust. Ik hield haar beeld in mijn nachtkijker gevangen. Ik hoorde slechts het gekabbel der zee en het vage geluid van gravende schildpadmoeders. Toen be gon ook zij het zand onder haar lichaam weg te weken tot er een kuil was gegra ven, waar zij precies in paste. Blijkbaar trof zij op de bodem een hard voorwerp een tak of zoiets aan, want zij ging naar een ander plekje en groef daar met haar voorste ledematen een tweede kuil. Ditmaal ontmoette zij geen hindernissen. Zij groef systematisch en naarstig. Om de paar minuten rustte zij even uit. Toen oe kuil groot genoeg was, kwamen haar ach terste ledematen in beweging. Met deze groef zij haar „eierput" of nest. Toen dit tweede gat ruim een voet diep was, vouw de zij haar achterpoten over het nest en legde haar eieren. Het waren ronde, witte eieren, die iets weg hadden van ping pongballetjes met leerachtige schalen. Langzaam eerst, vervolgens in sneller tem po stapelden de eieren zich op. Na een minuut of twintig lagen er ongeveer hon derd in het nest. Toen vond onze heldin het welletjes. Met haar achterpoten vulde zij de eierput weer met zand. Zij egaliseerde de oppervlakte en stampte het zand aan. Zij deed alles om de kostbare schat aan het spiedend oog van mens en dier te onttrekken, ja, legde zelfs takjes en grassprietjes op het zandnest. Toen ging zij terug naar zee. Haar retoursporen kon zij niet uitwissen, maar de wind en het getij deden dat voor haar. En bovendien maakte zij zonder eie ren heel wat minder diepe sporen dan op de heenweg naar de nestplaats. ENIGE MALEN zou zij dat seizoen nog terugkeren op mijn strand om opnieuw eiren te leggen. Nooit zou zij terugkeren naar eerder gegraven nestüuilen; haar padvindersinstinct was op dit punt beslist onfeilbaar. Na haar eieren in het strand te hebben gedeponeerd, was haar moederplicht ver vuld. De zon zou het zand heet maken en zon en zand samen zouden zorgen voor het uitbroeden der pingpongballetjes. Na acht a tien weken zouden de baby-schild padjes uit de eieren kruipen. Zij zouden naar de bovenkant van het nest het strand dus krabbelen en meteen weten dat zij moesten wachten tot de duisternis alvorens hun eerste tocht naar zee te on dernemen. De kringloop der natuur was herbegonnen. (Copyright Walkabout-Haarlems Dagblad) Wij moeten ter verklaring van het woord potdoof uitgaan van pot dicht, zo dicht als een pot. De rede nering is dan dat men in het woord deel pot- een versterking is gaan zien, een woord dus dat betekende: heel erg. Daarna 'ton men het ook als voor voegsel voor een ander bijvoeglijk naamwoord gebruiken. Anderen menen dat men in het woord potdoof wel degelijk te maken heeft met een ijze ren of stenen pot. Een pot, zeggen zij, heeft twee oren, maar kan toch niet horen, is doof. Een heel ander woord is p o t in de zegswijze: ergens een potje van maken: een zaak niet ernstig behandelen. Vroe ger bestond een werkwoord potten: schertsen en wij kennen nog pots: grap, plagerij, vooral in potsenmaker. Een potje is dus: een spelletje. copysTCHT swan votum tmrnicxn 11 „Een vreemd individu?,, vroeg de dokter. „Wat nu toch? Is het een inbreker?" Min of meer, dok ter," zei tante Patent. „Eigenlijk geen inbreker, het is een Batavier." „Een wat?" „Een Batavier. Met horens, een beestevacht en een knots." Even was het stil Toen zei de dokter: „U hebt een nachtmerrie." „Nee dokter, heus niet," zei Tante Patent. „Ik ben klaar wakker Het is een echte Batavier. Uit het Walhalla, weet u wel? Hij wil zijn offervat terug". „Zijn offervat. Hij bedoelt die tuinvaas. Dan kan hij weer terug naar het Walhalla." „Het Walhalla was of is de hemel van de Batavieren, dokter," zei tante Patent geduldig. Dat weet u toch nog wel van school?" „U hebt een nachtmerrie," zei de dokter. „Neemt u wat dubbelkoolzure soda. Morgenochtend kom ik even langs. Goedennacht." CO^AITfJ^OONOU 13. Een beetje beduusd wilde Panda voorbij de tie rende uitvinders lopen,die zich in een lange rij op het tuinpad hadden opgesteld. Maar de achterste uitvin der, die een apparaat op wieltjes bij zich had, greep hem ruw bij de schouder. „Hé, ventje!" riep hij ver manend, „achter aansluiten, alsjeblieft! Vóór je beurt gaan, dat is er niet bij!" „Maar ik ben helemaal geen uitvinder!" legde Pan da verlegen uit. „Ik ben in dienst van meneer Pech! Ik moet indringers van hem weghouden, begrijpt u? Opdringerige tantes en zo en eh..uitvinders ook! Lie den zoals.eh.,u!" De uitvinder scheen door deze openhartige woorden niet erg in zijn wiek geschoten te zijn. „Aha!" riep hij geestdriftig, „maar dat is prach tig. meneer! Dan bent u juist degene, die mijn uit vinding zal waarderen! Let op! De automatische uit smijter!" Zo sprekend drukte hij op een knopje van het apparaat, dat meteen zacht begon te zoemen. Pan da zag enige luikjes openklappen, terwijl uit het inwen dige van het toestel buigzame steeltjes tevoorschijn schoten, waaraan bokshandschoenen waren bevestigd, die soepel heen en weer sloegen. 4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 11