De ruimtevaart in onze litteratuur van de Franse tijd: „Kort verhaal van eene aanmerkelijke Luchtreis en eene nieuwe Planeet-ontdekking" EEN HAARLEMMER ALS VOORGANGER VAN JULES VERNE o Seine SEINEN Prof. Pen's „Harmonie en conflict" r MËÊm Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad Oprechte Haarlemsche Courant en IJntuider Courant •O, LUCHTIGE, DOCH NIET GEHEEL OVERTUIGENDE r Jh - - - ,M CA V it - .-a W? HET VERSCHIJNSEL dat wetenschap en kunst elkaar beïnvloeden treedt misschien nergens duidelijker naar voren dan in de litteratuur. We zien immers juist op het gebied van de litteraire kunst onder de invloed van wetenschappelijke ontdekkingen en ontwikkelingen herhaaldelijk geheel nieuwe genres ontstaan, zoals bijvoorbeeld de sociologische en de psychologische roman. Het is dan ook op zichzelf niet vreemd, dat de hoge vlucht van de techniek in de negen tiende eeuw in de romanlitteratuur weerspiegeld wordt, maar het is wel merkwaardig, dat zich hierbij een soort van romans ontwikkelt, waarin de auteur niet alleen de door de man van de wetenschap behaalde resultaten verwerkt, maar daarop in veel gevallen zelfs vooruitloopt. Het door zijn grote populariteit meest bekende voorbeeld daarvan vinden we in de werken van Jules Verne, die in 1865 zijn wereld beroemde „Reis naar de Maan" publiceerde, lang voor de wetenschap van een dergelijke stoutmoedige onderneming ook maar durfde dromen. *V' „Willem Bilderdijk (17561831), Heer van Teisterbant" science fiction-auteur avant la lettre. ONGETWIJFELD heeft de begaafde Franse romancier het genre van de wetenschappelijke avonturenroman op meesterlijke wijze beoefend, zodat zijn plaats in de eerste gelederen van de oudere schrijvers van science fiction hem stellig toekomt, maar toch zou het ver keerd zijn hem als de schepper ervan te beschouwen. Jules Verne heeft een voorganger gehad, die ruim vijftig jaar voor „De Reis naar de Maan" een kleine „astronomische roman" schreef, die een ruimtevaart en een langdurig verblijf op een voor die gelegenheid nieuw ontdekt hemellichaam tot onderwerp heeft. Die voorganger was een Neder lander, de titel van het bedoelde werkje, dat in 1813 bij W. Wouters te Gro ningen het licht zag: „Kort verhaal van eene aanmerklijke Luchtreis en nieuwe Planeetontdekking". De auteur, die voor gaf zijn relaas „uit het Russisch ver taald" te hebben en zijn naam niet op bet titelblad vermeld wenste te zien, was niemand minder dan de dichter Willem Bilderdijk. WE WETEN NIET HOE Bilderdijk tot het schrijven van zijn „astronomische roman", zoals hij dit in zijn oeuvre een unieke plaats innemend boekje bij voor keur noemde, is gekomen. Misschien be staat er, als we ons een gissing mogen ver oorloven, enig verband met een korte in leiding tot de „Geologie, of Verhandeling over de Vorming en Vervorming der Aar de", die hij onmiddellijk vóó- de „Lucht reis" had samengesteld. Zijn overpeinzin gen over het ontstaan van onze eigen pla neet kunnen hem licht tot nadenken over de oorsprong van andere hebben gebracht en hem de mogelijkheid hebben doen voorzien de daarbij gerezen vragen in de toekomst door ruimteonderzoek tot klaar heid te brengen. Dat hij daarbij aan het gebruik van bestuurbare ballons dacht, ligt voor de hand. Uit verschillende pas sages van zijn Luchtreis blijk' overduide lijk, dat de schrijv niet alleen met de astronomie, maar ook met de technische aspecten van de toenmalige luchtvaart terdege op de hoogte was. De snelheid waarmee hij zijn verhaal schreef, levert daarvoor eveneens een bewijs. We weten namelijk uit zijn briefwisseling met de Franeker hoogleraar H. W. Tydeman, dat Bilderdijk het 83 bladzijden tellend werk je tussen 9 en 15 juli 1811 heeft geschre ven, een tijdsbestek zó kort, dat het voor een grondige bestudering van de in het verhaal voorkomende astronomische en technische problemen nauwelijks ruimte kan hebben gelaten. Tydeman, die op zijn verzoek het hand schrift ter lezing ontvangt en het een „belangrijk Ms." noemt, tracht de Gro ningse uitgever Wybe Wouters voor het boekje te interesseren. Deze deelt mede, dat hij „het stukje" graag wil zien, maar dat hij er „bij voorraad" 50,voor wei gert! Na enig loven en bieden wordt de koop voor 30,— gesloten en na lang- disrige vertragingen van allerlei aard komt de „Luchtreis" ten slotte in de zomer van 1813 uit. Weer raakt de ongelukkige „geheel buiten besef" en keert pas tot bewustzijn terug na een woedende aanval van een arend, die hij met de bijl van Abaris afslaat. Hij beseft nu weer binnen de dampkring van de aarde te zijn gekomen, hakt een gat in de ballon en stort met grote snelheid in zee, waaruit hij door een Russisch zeil schip wordt opgepikt. Hoewel hemzelf de lust tot verdere luchtreizen is vergaan, zegt hij aan het slot van zijn verhaal, dat hij „van nu aan, de hemelbollen niet slechts als bereikbaar, maar als reeds met onze aarde vereenigd" beschouwt. hij ons geloof in de authenticiteit van het ons aangeboden relaas nog aanzienlijk te versterken. NERGENS LAAT de auteur zich ver leiden tot het inlassen van passages die wel aan het verlangen naar sensatie van sommige lezers tegemoet hadden kunnen komen, maar die aan de aannemelijkheid van de verhaalde gebeurtenissen afbreuk zouden hebben gedaan. Stellig moet men dit een figuur als Bilderdijk, wiens fanta sie geen grenzen kende, als een bijzon dere verdienste aanrekenen. Ook levert de schrijver, die zich altijd in de eerste plaats als dichter beschouwde en zich zijn leven lang bleef beklagen geen behoorlijk proza te kunnen schrijven, hier een overtuigend bewijs van het tegendeel. Ter illustratie laten we hier een passage uit het begin van de „Luchtreis" volgen, waaruit men tevens kan vaststellen welke ultramoder ne denkbeelden de in menig opzicht zo conservatieve denker wist te ontwikkelen. „MEN HEEFT veel getwist over de nut tigheid der Luchtbollen, of, om duidelijker te spreken, der Aërostaten.' De ondervin ding heeft alreeds geleerd, welk een nut in den oorlog uit deze vliegtuigen te trek ken is, hetzij ter ontdekking of opneming van vijandelijke legeringen, verdedigings inrichting van steden en dergelijke, hetzij ter overziening en verkondschap van stre ken lands, waar men geene topografische kaarten van heeft. En zoo dra slechts de wijze van deze machienen te besturen tot zekere maat van volkomenheid gebracht, en de vaste wind- of luchtstroomen in de hoogere oorden des dampkrings door vaste waarnemingen bepaald zullen zijn, zal zich een oneindig ruim uitzicht ont sluiten van voordeelen, die voor de onder linge verstandhouding en gemeenschap der landen en volken, nog onberekenbaar zijn. Een nieuwe weg zal zich voor den koophandel openen; geheel nieuwe takken van industrie zullen ontstaan: de voor- en nadelen van de ligging der landen zullen ophouden, de bezetting van grenzen ver- geefsch worden; en het meesterschap ter zee zal vervallen of nutteloos zijn, wan neer men door Luchtvloten, met waren, met wapens, en manschap geladen, den overvloed of den oorlog in de afgélegend- ste oorden zal overvoeren, zonder aarde of water aan te doen. Want, zoo thands eene doorgaande en geregelde luchtvaart de verbeelding nog eenigermate ontzet; wat zou de eerste schipper gedacht heb ben, die zich met zijn vlotjen of hollen boomtronk aan 't nat overgaf, indien men hem van onze oorlogsschepen en van de wijze van die door de zeën en stormen te voeren, verhaald had?" Montijn jr. DE INHOUD van het fantastische ver haal, dat Bilderdijk op meesterlijke wijze als waarheid weet voor te stellen, is in korte trekken als volgt: de luchtreiziger vertelt, dat hij na een avontuurlijke loop baan in Perzië is beland, waar de inwoners juist van de eerste ballonreizen van de Franken hebben vernomen zonder zich daarvan een juist beeld te kunnen vor men. Hij tracht hun het wonder aan de hand van natuurkundige proeven te ver klaren, maar vindt geen geloof. De toe komstige astronaut biedt dan aan, mits men hem de middelen daartoe verstrekt, een „luchtbol" te vervaardigen en er zelfs een reis mee te ondernemen. De Perzen gaan op zijn voorstel in, de ballon wordt gebouw en voor de opstijging in gereed heid gebracht. Eigenlijk wil de nieuw bakken luchtvaarder er nu liever onder uit en hij voert allerlei bezwaren tegen de voorgenomen reis aan, maar ze worden alle uit de weg geruimd en de start vindt plaats. Bij het loskomen slaat zijn Perzische medereiziger Joussouf, die 250 pond weegt, de schrik dusdanig om het hart, dat hij overboord springt, waardoor de ballon met zo'n geweldige vaart omhoog schiet dat onze held het bewustzijn verliest. Als hij bijkomt, ziet hij, dat hii zich in een won dervreemde omgeving bevindt, die hij tot in de bijzonderheden beschrijft. Uit de merkwaardige, aanvankelijk volkomen onverklaarbare, astronomische verschijn selen die hij waarneemt, leidt hij ten slotte af, dat hij zich op een tot dan toe onbe kende aardsatelliet, die hij Selenion doopt, moet bevinden. Op een van zijn verkenningstochten vindt de ruimtevaarder tegen wil en dank het blad van een koperen bijl, een half vergaan menselijk skelet en een koperen plaatje, dat hij voor een amulet houdt. Ook ontdekt hij op twee bomen sporen van lettertekens, ,,r' iekse letters van een zeer oude form", en bij nader onderzoek blijkt ook het koperen rlaatje een gedeel- teliijk nog leesbaar opschrift te vertonen. De ontcijfering van deze inscripties brengt aan het licht, dat het gevonden geraamte dat van „den Hyperborischen Abaris" is. Volgens de Griekse filosoof Jamblichos was deze Abaris een, zes of zeven eeuwen voor onze jaartelling in Scythië levende, priester van Apollo, die hem een gouden pijl schonk waarop hij door de lucht reed. MEN ZIET, dat Bilderdijks „Luchtreis" binnen haar klein bestek al de elementen bevat van de latere wetenschappelijke avonturenroman. Ook de behandeling van het onderwerp doet modern aan: de schrij ver slaagt er uitmuntend in de ongelofe lijke avonturen van zjjn held aannemelijk te maken en zijn sobere, zakelijke ver haaltrant en strikt wetenschappelijke be wijsvoering dragen er toe bij de lezer van de waarheid van het vertelde te overtui gen. Door het bijvoegen van facsimiles van de ontdekte inschriften en een teke ning ter verduidelijking van de waarge nomen astronomische verschijnselen, weet •/c>6* W •■■v sufr" f /L/ tiwr" b'/kï rr tZv.w/v* /rz-?4 t* zuJr ■TV/amf< stv. if V.-V Z "z>z J'% Handschrift van Bilderdijk. (Van onze correspondent) Eurogangstertrust HET WAS INTERPOL, de internationale politieorganisatie, al enige tijd duidelijk geworden dat ook de onderwereld nu be zig is zich te reorganiseren op de grond slag van de Euromarkt. Met het doel de nationale politieregisters schaakmat te zetten, had zich sinds ongeveer een jaar een klein-Europese uitwisseling van bank rovers en andere zware jongens ontwik keld en zo „werkten" dan de Italianen bij voorkeur in Frankrijk, de Duitsers in België, Hollanders in Italië, waarbij die arbeidsvelden bovendien nog periodiek onder de exploitanten schenen te worden herverdeeld. De Franse politie heeft tot haar leedwezen moeten constateren dat op haar grondgebied de Euromarkt de onder wereld al evenmin windeieren bleek op te leveren. Afgezien nog van het rijkste jachtveld, het departement van de Seine, waarin Parijs gelegen is, zijn in Frank rijk vorig jaar bij vierhonderd overval len, dus ruim één per dag, liefst zes mil jard franken in andere grijpgrage handen overgegaan. Het record staat nog altijd op de nog steeds voortvluchtige mees ters in het vak die met één slag in Parijs een grote bank voor een som van drie miljoen harde guldens lichter maakten. Marie Besnord MARIE BESNARD die lange jaren in voorarrest heeft gezeten alvorens ze, en kele maanden geleden, in hoger beroep werd vrijgesproken van de beschuldiging dat ze met arsenicum haar moeder, echtge noot en nog andere familieleden, terwille van een erfenis, uit de weg zou hebben geruimd, is plotseling opnieuw voor het voetlicht getreden en wel met een boek waarin ze haar persoonlijke ervaringen met de gerechte,ijke instanties van haar land beschrijft. We hebben haar voor de tele visie horen verzekeren dat ze haar gedenk schriften zonder bijstand van iemand, eigenhandig en alleen, te boek heeft gesteld en we moeten zeggen dat ze onder het on barmhartige oog van de televisielenzen in het algemeen toch niet de indruk wekte dat ze achter haar dikke brilleglazen en onder haar provinciale kapsel een ver schrikkelijk geheim verborg, dat de ju stitie alleen door gebrek aan bewijzen niet aan het licht had weten te brengen. In haar geschrift verdedigt ze nogmaals haar onschuld en doet ze een rustig beroep op rechters en experts „die zich bewust moeten blijven ook maar mensen te zijn die bij hun arbeid dus fouten kunnen maken". „Ik wend me in het bijzonder", zo schrijft de goede dame van Loudun, „tot de ge rechtelijke deskundigen om hen te bezwe ren dat ze met de conslusie hunner rap porten de eer en het lot van hun mede mensen in de weegschaal kunnen stellen". Het boek lijkt een bestseller te zullen wor den, maar zelf heeft ze zich, na de re ceptie bij haar Parijse uitgever, weer ijlings teruggetrokken in haar stadje maar ook haar buren en wijkgenoten die met hun achterklap de gerechtelijke steen aan het rollen hebben gebracht, haar nu weer iedere ochtend haar bastaardhondje Fido zien uitlaten. De vrouw die nog maar kort geleden in de hele wereldpers als „grootste gifmengster van deze eeuw" werd gedoodverfd, heeft intussen nog een aanbieding van een Amerikaanse maat schappij afgeslagen, die er een miljoen voor over had Marie Besnard als hoofd persoon te laten optreden in een film waarvoor haar geschrift het tekstboek zou leveren en waarin ook haar eigen ad vocaten hun pleidooien voor de camera's verhalen zouden. DE LANGZAMERHAND in het verantwoord populari seren van de economie zeer bedreven professor dr. J. Pen heeft aan zijn vruchtbare produktie weer een „paperback" (232 p.) toegevoegd, waarvan de uitgave door de Bezige Bij werd verzorgd. „Harmonie en conflict" heet het boek, waar van de auteur Zelf zegt, dat het er zich voor leent om door onwelwillende critici „in de vernieling te worden genomen". Daarmee maakt hij het de criticus dus bij voorbaat moeilijk zijn taak te verrichten, zonder onwelwillend te zijn, want met de beste wil van de wereld kan men niet alleen juich kreten over het jongste geesteskind van de Groningse hoog leraar laten horen. Alle lof kan men hebben voor het pogen van de schrijver om de belangentegenstellingen die in onze maatschappij bestaan te doorlichten en op lucide manier te beschrijven. Wie dit boek leest zal zich niet vervelen, want Pen weet de economie op fleurige, bijna spannende wijze te brengen. Hij laat de details, die vooral wetenschapsmen sen boeien terzijde evenals de al te ingewikkelde problemen, zonder al te zeer een „terrible simplificateur" te worden. Pen heeft de verdienste zijn kennis te willen uitdragen op een voor de „man in the street" enigermate bevattelijke ma nier en als zodanig zou hij ten voorbeeld gesteld kunnen worden aan vele Nederlandse intellectuelen die hoog te paard zittend, de popularisering beneden hun waardigheid achten. Een mandarijnendom waar de moderne democratie weinig baat bij vindt. Te Haarlem woonde Bilderdijk aan Grote Markt (thans Brinkmann). ONZE LUCHTREIZIGER beschouwt zich nu als de opvolger van de Scyth en wil zich voortaan Abaris de Tweede noe men. Even streelt het gevoel koning te zijn van het door hem ontdekte planeetje zijn ijdelheid, maar het treurig einde van zijn ver van alle mensen gestorven voor ganger stemt hem al spoedig tot nadenken en hij vervalt in een toestand van som bere lusteloosheid. Als hij op een van zijn omzwervingen toevallig zijn bij de landing slechts weinig beschadigde ballon terug vindt, zegt hij: „Dit gezicht wekte mij hevige aandoeningen op, en ik raakte aan het schreien. De zucht om op het gemeene vaderland aller mensen, de aarde, weder te keren, verhief zich in mij." Hij ziet het hachelijke van een eventuele terugtocht heel goed in, maar besluit toch zijn „vaar tuig" met de hem ten dienste staande pri mitieve middelen te repareren en de „op rijzing" te wagen. Immers, zo redeneert hij, „wat ongeluk toch zoo ik omkwam? Zoo te leven, was in der daad geen leven, dat eenig genoegen meer had of hebben kon." Het gelukt hem de ballon te herstellen en te vullen met waterstofgas dat hij uit van de aarde meegebracht ijzervijlsel en „vitrioolgeest" bereidt, en hij stijgt op. PROFESSOR PEN breekt daarenboven bewust met het hedendaagse cultuurpessi misme, volgens hetwelk onze maatschap pij aan interne tegenstellingen, aan on overzichtelijke, elkaar tegenwerkende krachten en bij gebrek aan een allen sa menbindend leidend beginsel, uiteen zal vallen en ten onder zal gaan. Pen verzet zich in feite tegen dit, dikwijls uit on macht geboren, defaitisme. Hij stelt, dat er verwarrend veel antinomieën in onze cultuur bestaan, zoals die tussen kapitaal en arbeid, tussen vakbonden en publiek, tussen werknemers onderling. Hij beziet in zijn boek verder onder andere onder werpen als: grote bedrijven tegen kleine; ondernemers tegen afnemers; pressiegroe pen tegen de schatkist; de managers te gen de samenleving en de landbouw tegen de anderen. Pen beperkt zich tot zijn eigen terrein, de economie, maar dat is danook tevens het gebied waarover men de minste aan leiding heeft om in pessimisme te verval len. Ondanks alle met elkaar strijdende belangen stijgt de produktiviteit gestaag en neemt de welvaart toe. De cultuurpessi misten beginnen efchter pas daar waar de economen ophouden. Zij richten hun zwart gallige ogen immers vooral op de gevol gen van de welvaart, die demoraliserend en verslappend zou werken. Bij de thans ook alweer schoolmakende cultuuroptimis ten mogen we Pen dus niet indelen, daar zijn wapens niet in hun arsenaal passen. ZIJN VOORNAAMSTE argument ter be vordering van de welvaart en de harmonie is de groei, een strikt economisch middel dus weer. Wij moeten zorgen, dat onze produktiemethoden verbeteren, dan zullen conflicten des te gemakkelijker vermeden kunnen worden. Om te kunnen groeien moet aan verschillende voorwaarden vol daan zijn. Zo houdt de schrijver een krachtig pleidooi voor meer en beter on derwijs: „Het groeiproces zal alleen door zetten als daar onderdoor een voortduren de maatschappelijke aanpassing plaats vindt. Daarin ligt misschien het meest harde argument voor onderwijs en opvoe ding, zonder welke de derde sector (be doeld is de dienstverlening, schr.) ofwel onvoldoende expanderen zal, zodat werk loosheid ontstaat, ofwel gedoemd is een voos bouwsel te blijven. In beide gevallen is een rem op d egroei te verwachten", (pag. 223) En verder: „De toekomst van de maatschappelijke harmonie wordt dus in belangrijke mate bepaald door de mate, waarin de maatschappij er in zal slagen, mensen op te voeden." (p. 223/4) „er is in feite geen betere financiële belegging denkbaar dan die in mensen." MEN KAN HET OP dit punt volledig met Pen eens zijn, maar dan dient men wel te beseffen, dat onderwijs en opvoe ding zo volkomen gefunctionaliseerd wor den. Dit is in onze tijd al een van de grote disharmonieën die in de onderwijswereld tot conflicten heeft geleid. De problemen die hier liggen zijn minder tastbaar en kwantificeerbaar dan de economische, maar daarom zijn ze nog niet minder be langrijk. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat het van fundamentele betekenis voor onze cultuur zal zijn, of we pogen geschikte mensen voor de dienstverleningssector af te leveren om daarmee de economische groei te bevorderen, of dat we in de eerste plaats proberen evenwichtige, waarlijk volwassen persoonlijkheden te kweken. Het is mogelijk, dat beide doeleinden te combineren vallen, maar het gaat erom wat we primair stellen: opvoeding terwille en ten dienste van de economie, of opvoe ding om de persoonlijkheid zich naar eigen aanleg en belangstelling te doen uit groeien. Dit laatste is een heel ander soort groei, dan de door Pen bedoelde. Zién we het goed dan behoren bij deze twee doelstellingen twee geheel verschil lende opvattingen over mens en cultuur. In een land dat zegt het communisme om zijn materialisme en verafgoding van de produktie te bestrijden, lijkt de keuze niet moeilijk. EN ZO GAAT PEN, ondanks tal van rake opmerkingen over vele vraagstukken, nog al eens aan de essentialia voorbij. Bijvoorbeeld stelt hij in de behandeling van de verdeling van het nationaal inko men een fundamenteel probleem waar aan bij hem terecht veel aandacht Wordt geschonken dat groei te verkiezen valt boven herverdeling. „Als wij de bovenste tien percent van de inkomentrekkers, die ongeveer een derde van het nationale in komen toucheren, terugbrengen tot de ge middelde welstand, komt er 23 percent van het inkomen vrij. Dat cijfer geeft ook de inkomensstijging weer, die de gemid delde inkomentrekker aan deze operatie zou hebben te danken. Hij kan dezelfde aanwas, bij een jaarlijkse stijging met vijf percent, in een jaar of vijf bereiken. Dat is een veiliger weg dan die fantastische herverdelingsingreep, die geweldige con flicten zou oproepen." (p. 215/216). Welis waar stelt Pen zelf enkele bladzijden eer der, dat de managers vaak zeer hoge in komens toucheren (en verwijt hij de pers, niet geheel ten onrechte, een „eerbiedige terughoudendheid tegenover de industriële managers", terwijl zij tegenover politici zeer openhartig zo niet brutaal zou zijn), maar een duidelijke richtlijn voor een op lossing geeft hij ons niet. De groei ver kleint immers de verschillen niet tussen de inkomens! Dat hier een geheel ander en fundamenteler conflict bestaat, wordt door Pen nauwelijks geconstateerd, het gaat immers om de gelijkberechtiging; daarop heeft pater Hoefnagels onlangs ook gewezen. Nu is moeilijk te bepalen wat sociaal rechtvaardig is, maar dat neemt niet weg, dat dit leerstuk ons aangaat en dat welvaartsstijging alleen geen uitkomst biedt. De verdeling van het nationaal in komen tussen kapitaal en arbeid is ten slotte gebonden aan de waardering die men in een cultuur aan beide factoren geeft, als men de verdeling tenminste niet geheel en al van machtspolitiek afhanke lijk stelt. DAARMEE RAAKT men dan een van de aspecten van de tegenstelling tussen Oost en West, waaraan Pen liever voorbij wandelt. Aan de voordelen van een plan economie wordt nauwelijks aandacht ge geven, haar moeilijkheden worden nauwe lijks uit de doeken gedaan. Toch is dit een voor ieder die zijn positie tegenover het communisme wil bepalen belangrijke zaak. Pen heeft zich bewust beperkt tot het conflict in economische zin: het is daar waar de toeneming van het individuele of groepsinkomen berust op de verkleining van andermans inkomen. Bewegen de in komens zich parallel dan is er sprake van harmonie. (Dit laatste is zoals wij zagen aanvechtbaar). Vanuit zijn economisch ge zichtspunt komt hij echter tot conclusies over tal van andersoortige vraagstukken, en tenslotte tot wonderlijk vage conclusies als die op pagina 227. Begrijpen wij hem daar goed dan zullen de sociale tegenstel lingen in onze maatschappij door een ver vloeiing der standen en klassen worden opgeheven en zullen de conflicten verbrok kelen. Toch zullen organisaties, bureau cratieën en oligopolies weer voor eenheid zorgen. Tussen hen rijzen dan kennelijk geen conflicten, moeten we aannemen. De stijgende produktie is daar zeker een waarborg voor. Als de mens alleen econo misch dacht en handelde, misschien Daar hij ook nog heel andere aspecten heeft, lijkt Pens conclusie weinig gefun deerd. Drs. W. Langeveld

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 13