De ruimtevaart in onze litteratuur
van de Franse tijd: „Kort verhaal
van eene aanmerkelijke Luchtreis
en eene nieuwe Planeet-ontdekking"
EEN
HAARLEMMER
ALS
VOORGANGER
VAN
JULES VERNE
o
Seine SEINEN
Prof. Pen's „Harmonie en conflict"
r
MËÊm
Wekelijks toegevoegd aan alle edities van
Haarlems Dagblad Oprechte Haarlemsche Courant
en IJntuider Courant
•O,
LUCHTIGE, DOCH
NIET GEHEEL
OVERTUIGENDE
r Jh
- - - ,M
CA
V
it -
.-a
W?
HET VERSCHIJNSEL dat wetenschap en kunst elkaar
beïnvloeden treedt misschien nergens duidelijker naar voren
dan in de litteratuur. We zien immers juist op het gebied van
de litteraire kunst onder de invloed van wetenschappelijke
ontdekkingen en ontwikkelingen herhaaldelijk geheel nieuwe
genres ontstaan, zoals bijvoorbeeld de sociologische en de
psychologische roman. Het is dan ook op zichzelf niet
vreemd, dat de hoge vlucht van de techniek in de negen
tiende eeuw in de romanlitteratuur weerspiegeld wordt,
maar het is wel merkwaardig, dat zich hierbij een soort van
romans ontwikkelt, waarin de auteur niet alleen de door de
man van de wetenschap behaalde resultaten verwerkt, maar
daarop in veel gevallen zelfs vooruitloopt. Het door zijn
grote populariteit meest bekende voorbeeld daarvan vinden
we in de werken van Jules Verne, die in 1865 zijn wereld
beroemde „Reis naar de Maan" publiceerde, lang voor de
wetenschap van een dergelijke stoutmoedige onderneming
ook maar durfde dromen.
*V'
„Willem Bilderdijk (17561831), Heer van Teisterbant"
science fiction-auteur avant la lettre.
ONGETWIJFELD heeft de begaafde
Franse romancier het genre van de
wetenschappelijke avonturenroman op
meesterlijke wijze beoefend, zodat zijn
plaats in de eerste gelederen van de
oudere schrijvers van science fiction hem
stellig toekomt, maar toch zou het ver
keerd zijn hem als de schepper ervan
te beschouwen. Jules Verne heeft een
voorganger gehad, die ruim vijftig jaar
voor „De Reis naar de Maan" een kleine
„astronomische roman" schreef, die een
ruimtevaart en een langdurig verblijf
op een voor die gelegenheid nieuw
ontdekt hemellichaam tot onderwerp
heeft. Die voorganger was een Neder
lander, de titel van het bedoelde werkje,
dat in 1813 bij W. Wouters te Gro
ningen het licht zag: „Kort verhaal van
eene aanmerklijke Luchtreis en nieuwe
Planeetontdekking". De auteur, die voor
gaf zijn relaas „uit het Russisch ver
taald" te hebben en zijn naam niet op
bet titelblad vermeld wenste te zien,
was niemand minder dan de dichter
Willem Bilderdijk.
WE WETEN NIET HOE Bilderdijk tot
het schrijven van zijn „astronomische
roman", zoals hij dit in zijn oeuvre een
unieke plaats innemend boekje bij voor
keur noemde, is gekomen. Misschien be
staat er, als we ons een gissing mogen ver
oorloven, enig verband met een korte in
leiding tot de „Geologie, of Verhandeling
over de Vorming en Vervorming der Aar
de", die hij onmiddellijk vóó- de „Lucht
reis" had samengesteld. Zijn overpeinzin
gen over het ontstaan van onze eigen pla
neet kunnen hem licht tot nadenken over
de oorsprong van andere hebben gebracht
en hem de mogelijkheid hebben doen
voorzien de daarbij gerezen vragen in de
toekomst door ruimteonderzoek tot klaar
heid te brengen. Dat hij daarbij aan het
gebruik van bestuurbare ballons dacht,
ligt voor de hand. Uit verschillende pas
sages van zijn Luchtreis blijk' overduide
lijk, dat de schrijv niet alleen met de
astronomie, maar ook met de technische
aspecten van de toenmalige luchtvaart
terdege op de hoogte was. De snelheid
waarmee hij zijn verhaal schreef, levert
daarvoor eveneens een bewijs. We weten
namelijk uit zijn briefwisseling met de
Franeker hoogleraar H. W. Tydeman, dat
Bilderdijk het 83 bladzijden tellend werk
je tussen 9 en 15 juli 1811 heeft geschre
ven, een tijdsbestek zó kort, dat het voor
een grondige bestudering van de in het
verhaal voorkomende astronomische en
technische problemen nauwelijks ruimte
kan hebben gelaten.
Tydeman, die op zijn verzoek het hand
schrift ter lezing ontvangt en het een
„belangrijk Ms." noemt, tracht de Gro
ningse uitgever Wybe Wouters voor het
boekje te interesseren. Deze deelt mede,
dat hij „het stukje" graag wil zien, maar
dat hij er „bij voorraad" 50,voor wei
gert! Na enig loven en bieden wordt de
koop voor 30,— gesloten en na lang-
disrige vertragingen van allerlei aard komt
de „Luchtreis" ten slotte in de zomer van
1813 uit.
Weer raakt de ongelukkige „geheel buiten
besef" en keert pas tot bewustzijn terug
na een woedende aanval van een arend,
die hij met de bijl van Abaris afslaat. Hij
beseft nu weer binnen de dampkring van
de aarde te zijn gekomen, hakt een gat in
de ballon en stort met grote snelheid in
zee, waaruit hij door een Russisch zeil
schip wordt opgepikt. Hoewel hemzelf de
lust tot verdere luchtreizen is vergaan,
zegt hij aan het slot van zijn verhaal, dat
hij „van nu aan, de hemelbollen niet
slechts als bereikbaar, maar als reeds met
onze aarde vereenigd" beschouwt.
hij ons geloof in de authenticiteit van het
ons aangeboden relaas nog aanzienlijk te
versterken.
NERGENS LAAT de auteur zich ver
leiden tot het inlassen van passages die
wel aan het verlangen naar sensatie van
sommige lezers tegemoet hadden kunnen
komen, maar die aan de aannemelijkheid
van de verhaalde gebeurtenissen afbreuk
zouden hebben gedaan. Stellig moet men
dit een figuur als Bilderdijk, wiens fanta
sie geen grenzen kende, als een bijzon
dere verdienste aanrekenen. Ook levert de
schrijver, die zich altijd in de eerste plaats
als dichter beschouwde en zich zijn leven
lang bleef beklagen geen behoorlijk proza
te kunnen schrijven, hier een overtuigend
bewijs van het tegendeel. Ter illustratie
laten we hier een passage uit het begin
van de „Luchtreis" volgen, waaruit men
tevens kan vaststellen welke ultramoder
ne denkbeelden de in menig opzicht zo
conservatieve denker wist te ontwikkelen.
„MEN HEEFT veel getwist over de nut
tigheid der Luchtbollen, of, om duidelijker
te spreken, der Aërostaten.' De ondervin
ding heeft alreeds geleerd, welk een nut
in den oorlog uit deze vliegtuigen te trek
ken is, hetzij ter ontdekking of opneming
van vijandelijke legeringen, verdedigings
inrichting van steden en dergelijke, hetzij
ter overziening en verkondschap van stre
ken lands, waar men geene topografische
kaarten van heeft. En zoo dra slechts de
wijze van deze machienen te besturen tot
zekere maat van volkomenheid gebracht,
en de vaste wind- of luchtstroomen in
de hoogere oorden des dampkrings door
vaste waarnemingen bepaald zullen zijn,
zal zich een oneindig ruim uitzicht ont
sluiten van voordeelen, die voor de onder
linge verstandhouding en gemeenschap
der landen en volken, nog onberekenbaar
zijn. Een nieuwe weg zal zich voor den
koophandel openen; geheel nieuwe takken
van industrie zullen ontstaan: de voor- en
nadelen van de ligging der landen zullen
ophouden, de bezetting van grenzen ver-
geefsch worden; en het meesterschap ter
zee zal vervallen of nutteloos zijn, wan
neer men door Luchtvloten, met waren,
met wapens, en manschap geladen, den
overvloed of den oorlog in de afgélegend-
ste oorden zal overvoeren, zonder aarde
of water aan te doen. Want, zoo thands
eene doorgaande en geregelde luchtvaart
de verbeelding nog eenigermate ontzet;
wat zou de eerste schipper gedacht heb
ben, die zich met zijn vlotjen of hollen
boomtronk aan 't nat overgaf, indien men
hem van onze oorlogsschepen en van de
wijze van die door de zeën en stormen te
voeren, verhaald had?"
Montijn jr.
DE INHOUD van het fantastische ver
haal, dat Bilderdijk op meesterlijke wijze
als waarheid weet voor te stellen, is in
korte trekken als volgt: de luchtreiziger
vertelt, dat hij na een avontuurlijke loop
baan in Perzië is beland, waar de inwoners
juist van de eerste ballonreizen van de
Franken hebben vernomen zonder zich
daarvan een juist beeld te kunnen vor
men. Hij tracht hun het wonder aan de
hand van natuurkundige proeven te ver
klaren, maar vindt geen geloof. De toe
komstige astronaut biedt dan aan, mits
men hem de middelen daartoe verstrekt,
een „luchtbol" te vervaardigen en er zelfs
een reis mee te ondernemen. De Perzen
gaan op zijn voorstel in, de ballon wordt
gebouw en voor de opstijging in gereed
heid gebracht. Eigenlijk wil de nieuw
bakken luchtvaarder er nu liever onder
uit en hij voert allerlei bezwaren tegen
de voorgenomen reis aan, maar ze worden
alle uit de weg geruimd en de start vindt
plaats.
Bij het loskomen slaat zijn Perzische
medereiziger Joussouf, die 250 pond weegt,
de schrik dusdanig om het hart, dat hij
overboord springt, waardoor de ballon met
zo'n geweldige vaart omhoog schiet dat
onze held het bewustzijn verliest. Als hij
bijkomt, ziet hij, dat hii zich in een won
dervreemde omgeving bevindt, die hij tot
in de bijzonderheden beschrijft. Uit de
merkwaardige, aanvankelijk volkomen
onverklaarbare, astronomische verschijn
selen die hij waarneemt, leidt hij ten slotte
af, dat hij zich op een tot dan toe onbe
kende aardsatelliet, die hij Selenion doopt,
moet bevinden.
Op een van zijn verkenningstochten
vindt de ruimtevaarder tegen wil en dank
het blad van een koperen bijl, een half
vergaan menselijk skelet en een koperen
plaatje, dat hij voor een amulet houdt.
Ook ontdekt hij op twee bomen sporen
van lettertekens, ,,r' iekse letters van een
zeer oude form", en bij nader onderzoek
blijkt ook het koperen rlaatje een gedeel-
teliijk nog leesbaar opschrift te vertonen.
De ontcijfering van deze inscripties brengt
aan het licht, dat het gevonden geraamte
dat van „den Hyperborischen Abaris" is.
Volgens de Griekse filosoof Jamblichos
was deze Abaris een, zes of zeven eeuwen
voor onze jaartelling in Scythië levende,
priester van Apollo, die hem een gouden
pijl schonk waarop hij door de lucht reed.
MEN ZIET, dat Bilderdijks „Luchtreis"
binnen haar klein bestek al de elementen
bevat van de latere wetenschappelijke
avonturenroman. Ook de behandeling van
het onderwerp doet modern aan: de schrij
ver slaagt er uitmuntend in de ongelofe
lijke avonturen van zjjn held aannemelijk
te maken en zijn sobere, zakelijke ver
haaltrant en strikt wetenschappelijke be
wijsvoering dragen er toe bij de lezer van
de waarheid van het vertelde te overtui
gen. Door het bijvoegen van facsimiles
van de ontdekte inschriften en een teke
ning ter verduidelijking van de waarge
nomen astronomische verschijnselen, weet
•/c>6*
W
•■■v sufr" f
/L/ tiwr" b'/kï rr
tZv.w/v* /rz-?4
t* zuJr ■TV/amf<
stv. if V.-V Z "z>z
J'%
Handschrift van Bilderdijk.
(Van onze correspondent)
Eurogangstertrust
HET WAS INTERPOL, de internationale
politieorganisatie, al enige tijd duidelijk
geworden dat ook de onderwereld nu be
zig is zich te reorganiseren op de grond
slag van de Euromarkt. Met het doel de
nationale politieregisters schaakmat te
zetten, had zich sinds ongeveer een jaar
een klein-Europese uitwisseling van bank
rovers en andere zware jongens ontwik
keld en zo „werkten" dan de Italianen
bij voorkeur in Frankrijk, de Duitsers in
België, Hollanders in Italië, waarbij die
arbeidsvelden bovendien nog periodiek
onder de exploitanten schenen te worden
herverdeeld. De Franse politie heeft tot
haar leedwezen moeten constateren dat op
haar grondgebied de Euromarkt de onder
wereld al evenmin windeieren bleek op
te leveren. Afgezien nog van het rijkste
jachtveld, het departement van de Seine,
waarin Parijs gelegen is, zijn in Frank
rijk vorig jaar bij vierhonderd overval
len, dus ruim één per dag, liefst zes mil
jard franken in andere grijpgrage handen
overgegaan. Het record staat nog altijd
op de nog steeds voortvluchtige mees
ters in het vak die met één slag in Parijs
een grote bank voor een som van drie
miljoen harde guldens lichter maakten.
Marie Besnord
MARIE BESNARD die lange jaren in
voorarrest heeft gezeten alvorens ze, en
kele maanden geleden, in hoger beroep
werd vrijgesproken van de beschuldiging
dat ze met arsenicum haar moeder, echtge
noot en nog andere familieleden, terwille
van een erfenis, uit de weg zou hebben
geruimd, is plotseling opnieuw voor het
voetlicht getreden en wel met een boek
waarin ze haar persoonlijke ervaringen met
de gerechte,ijke instanties van haar land
beschrijft. We hebben haar voor de tele
visie horen verzekeren dat ze haar gedenk
schriften zonder bijstand van iemand,
eigenhandig en alleen, te boek heeft gesteld
en we moeten zeggen dat ze onder het on
barmhartige oog van de televisielenzen in
het algemeen toch niet de indruk wekte
dat ze achter haar dikke brilleglazen en
onder haar provinciale kapsel een ver
schrikkelijk geheim verborg, dat de ju
stitie alleen door gebrek aan bewijzen niet
aan het licht had weten te brengen. In
haar geschrift verdedigt ze nogmaals haar
onschuld en doet ze een rustig beroep op
rechters en experts „die zich bewust moeten
blijven ook maar mensen te zijn die bij
hun arbeid dus fouten kunnen maken".
„Ik wend me in het bijzonder", zo schrijft
de goede dame van Loudun, „tot de ge
rechtelijke deskundigen om hen te bezwe
ren dat ze met de conslusie hunner rap
porten de eer en het lot van hun mede
mensen in de weegschaal kunnen stellen".
Het boek lijkt een bestseller te zullen wor
den, maar zelf heeft ze zich, na de re
ceptie bij haar Parijse uitgever, weer
ijlings teruggetrokken in haar stadje maar
ook haar buren en wijkgenoten die met
hun achterklap de gerechtelijke steen aan
het rollen hebben gebracht, haar nu weer
iedere ochtend haar bastaardhondje Fido
zien uitlaten. De vrouw die nog maar
kort geleden in de hele wereldpers als
„grootste gifmengster van deze eeuw"
werd gedoodverfd, heeft intussen nog een
aanbieding van een Amerikaanse maat
schappij afgeslagen, die er een miljoen
voor over had Marie Besnard als hoofd
persoon te laten optreden in een film
waarvoor haar geschrift het tekstboek
zou leveren en waarin ook haar eigen ad
vocaten hun pleidooien voor de camera's
verhalen zouden.
DE LANGZAMERHAND in het verantwoord populari
seren van de economie zeer bedreven professor dr. J. Pen
heeft aan zijn vruchtbare produktie weer een „paperback"
(232 p.) toegevoegd, waarvan de uitgave door de Bezige Bij
werd verzorgd. „Harmonie en conflict" heet het boek, waar
van de auteur Zelf zegt, dat het er zich voor leent om door
onwelwillende critici „in de vernieling te worden genomen".
Daarmee maakt hij het de criticus dus bij voorbaat moeilijk
zijn taak te verrichten, zonder onwelwillend te zijn, want
met de beste wil van de wereld kan men niet alleen juich
kreten over het jongste geesteskind van de Groningse hoog
leraar laten horen. Alle lof kan men hebben voor het pogen
van de schrijver om de belangentegenstellingen die in onze
maatschappij bestaan te doorlichten en op lucide manier te
beschrijven. Wie dit boek leest zal zich niet vervelen, want
Pen weet de economie op fleurige, bijna spannende wijze
te brengen. Hij laat de details, die vooral wetenschapsmen
sen boeien terzijde evenals de al te ingewikkelde problemen,
zonder al te zeer een „terrible simplificateur" te worden.
Pen heeft de verdienste zijn kennis te willen uitdragen op
een voor de „man in the street" enigermate bevattelijke ma
nier en als zodanig zou hij ten voorbeeld gesteld kunnen
worden aan vele Nederlandse intellectuelen die hoog te
paard zittend, de popularisering beneden hun waardigheid
achten. Een mandarijnendom waar de moderne democratie
weinig baat bij vindt.
Te Haarlem woonde Bilderdijk aan
Grote Markt (thans Brinkmann).
ONZE LUCHTREIZIGER beschouwt
zich nu als de opvolger van de Scyth en
wil zich voortaan Abaris de Tweede noe
men. Even streelt het gevoel koning te
zijn van het door hem ontdekte planeetje
zijn ijdelheid, maar het treurig einde van
zijn ver van alle mensen gestorven voor
ganger stemt hem al spoedig tot nadenken
en hij vervalt in een toestand van som
bere lusteloosheid. Als hij op een van zijn
omzwervingen toevallig zijn bij de landing
slechts weinig beschadigde ballon terug
vindt, zegt hij: „Dit gezicht wekte mij
hevige aandoeningen op, en ik raakte aan
het schreien. De zucht om op het gemeene
vaderland aller mensen, de aarde, weder
te keren, verhief zich in mij." Hij ziet het
hachelijke van een eventuele terugtocht
heel goed in, maar besluit toch zijn „vaar
tuig" met de hem ten dienste staande pri
mitieve middelen te repareren en de „op
rijzing" te wagen. Immers, zo redeneert
hij, „wat ongeluk toch zoo ik omkwam?
Zoo te leven, was in der daad geen leven,
dat eenig genoegen meer had of hebben
kon."
Het gelukt hem de ballon te herstellen
en te vullen met waterstofgas dat hij uit
van de aarde meegebracht ijzervijlsel en
„vitrioolgeest" bereidt, en hij stijgt op.
PROFESSOR PEN breekt daarenboven
bewust met het hedendaagse cultuurpessi
misme, volgens hetwelk onze maatschap
pij aan interne tegenstellingen, aan on
overzichtelijke, elkaar tegenwerkende
krachten en bij gebrek aan een allen sa
menbindend leidend beginsel, uiteen zal
vallen en ten onder zal gaan. Pen verzet
zich in feite tegen dit, dikwijls uit on
macht geboren, defaitisme. Hij stelt, dat
er verwarrend veel antinomieën in onze
cultuur bestaan, zoals die tussen kapitaal
en arbeid, tussen vakbonden en publiek,
tussen werknemers onderling. Hij beziet
in zijn boek verder onder andere onder
werpen als: grote bedrijven tegen kleine;
ondernemers tegen afnemers; pressiegroe
pen tegen de schatkist; de managers te
gen de samenleving en de landbouw tegen
de anderen.
Pen beperkt zich tot zijn eigen terrein,
de economie, maar dat is danook tevens
het gebied waarover men de minste aan
leiding heeft om in pessimisme te verval
len. Ondanks alle met elkaar strijdende
belangen stijgt de produktiviteit gestaag
en neemt de welvaart toe. De cultuurpessi
misten beginnen efchter pas daar waar de
economen ophouden. Zij richten hun zwart
gallige ogen immers vooral op de gevol
gen van de welvaart, die demoraliserend
en verslappend zou werken. Bij de thans
ook alweer schoolmakende cultuuroptimis
ten mogen we Pen dus niet indelen, daar
zijn wapens niet in hun arsenaal passen.
ZIJN VOORNAAMSTE argument ter be
vordering van de welvaart en de harmonie
is de groei, een strikt economisch middel
dus weer. Wij moeten zorgen, dat onze
produktiemethoden verbeteren, dan zullen
conflicten des te gemakkelijker vermeden
kunnen worden. Om te kunnen groeien
moet aan verschillende voorwaarden vol
daan zijn. Zo houdt de schrijver een
krachtig pleidooi voor meer en beter on
derwijs: „Het groeiproces zal alleen door
zetten als daar onderdoor een voortduren
de maatschappelijke aanpassing plaats
vindt. Daarin ligt misschien het meest
harde argument voor onderwijs en opvoe
ding, zonder welke de derde sector (be
doeld is de dienstverlening, schr.) ofwel
onvoldoende expanderen zal, zodat werk
loosheid ontstaat, ofwel gedoemd is een
voos bouwsel te blijven. In beide gevallen
is een rem op d egroei te verwachten",
(pag. 223) En verder: „De toekomst van
de maatschappelijke harmonie wordt dus
in belangrijke mate bepaald door de mate,
waarin de maatschappij er in zal slagen,
mensen op te voeden." (p. 223/4) „er
is in feite geen betere financiële belegging
denkbaar dan die in mensen."
MEN KAN HET OP dit punt volledig
met Pen eens zijn, maar dan dient men
wel te beseffen, dat onderwijs en opvoe
ding zo volkomen gefunctionaliseerd wor
den. Dit is in onze tijd al een van de grote
disharmonieën die in de onderwijswereld
tot conflicten heeft geleid. De problemen
die hier liggen zijn minder tastbaar en
kwantificeerbaar dan de economische,
maar daarom zijn ze nog niet minder be
langrijk. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat
het van fundamentele betekenis voor onze
cultuur zal zijn, of we pogen geschikte
mensen voor de dienstverleningssector af
te leveren om daarmee de economische
groei te bevorderen, of dat we in de eerste
plaats proberen evenwichtige, waarlijk
volwassen persoonlijkheden te kweken.
Het is mogelijk, dat beide doeleinden te
combineren vallen, maar het gaat erom
wat we primair stellen: opvoeding terwille
en ten dienste van de economie, of opvoe
ding om de persoonlijkheid zich naar eigen
aanleg en belangstelling te doen uit
groeien. Dit laatste is een heel ander
soort groei, dan de door Pen bedoelde.
Zién we het goed dan behoren bij deze
twee doelstellingen twee geheel verschil
lende opvattingen over mens en cultuur.
In een land dat zegt het communisme om
zijn materialisme en verafgoding van de
produktie te bestrijden, lijkt de keuze niet
moeilijk.
EN ZO GAAT PEN, ondanks tal van
rake opmerkingen over vele vraagstukken,
nog al eens aan de essentialia voorbij.
Bijvoorbeeld stelt hij in de behandeling
van de verdeling van het nationaal inko
men een fundamenteel probleem waar
aan bij hem terecht veel aandacht Wordt
geschonken dat groei te verkiezen valt
boven herverdeling. „Als wij de bovenste
tien percent van de inkomentrekkers, die
ongeveer een derde van het nationale in
komen toucheren, terugbrengen tot de ge
middelde welstand, komt er 23 percent
van het inkomen vrij. Dat cijfer geeft ook
de inkomensstijging weer, die de gemid
delde inkomentrekker aan deze operatie
zou hebben te danken. Hij kan dezelfde
aanwas, bij een jaarlijkse stijging met vijf
percent, in een jaar of vijf bereiken. Dat
is een veiliger weg dan die fantastische
herverdelingsingreep, die geweldige con
flicten zou oproepen." (p. 215/216). Welis
waar stelt Pen zelf enkele bladzijden eer
der, dat de managers vaak zeer hoge in
komens toucheren (en verwijt hij de pers,
niet geheel ten onrechte, een „eerbiedige
terughoudendheid tegenover de industriële
managers", terwijl zij tegenover politici
zeer openhartig zo niet brutaal zou zijn),
maar een duidelijke richtlijn voor een op
lossing geeft hij ons niet. De groei ver
kleint immers de verschillen niet tussen
de inkomens! Dat hier een geheel ander
en fundamenteler conflict bestaat, wordt
door Pen nauwelijks geconstateerd, het
gaat immers om de gelijkberechtiging;
daarop heeft pater Hoefnagels onlangs ook
gewezen. Nu is moeilijk te bepalen wat
sociaal rechtvaardig is, maar dat neemt
niet weg, dat dit leerstuk ons aangaat en
dat welvaartsstijging alleen geen uitkomst
biedt. De verdeling van het nationaal in
komen tussen kapitaal en arbeid is ten
slotte gebonden aan de waardering die
men in een cultuur aan beide factoren
geeft, als men de verdeling tenminste niet
geheel en al van machtspolitiek afhanke
lijk stelt.
DAARMEE RAAKT men dan een van
de aspecten van de tegenstelling tussen
Oost en West, waaraan Pen liever voorbij
wandelt. Aan de voordelen van een plan
economie wordt nauwelijks aandacht ge
geven, haar moeilijkheden worden nauwe
lijks uit de doeken gedaan. Toch is dit
een voor ieder die zijn positie tegenover
het communisme wil bepalen belangrijke
zaak.
Pen heeft zich bewust beperkt tot het
conflict in economische zin: het is daar
waar de toeneming van het individuele of
groepsinkomen berust op de verkleining
van andermans inkomen. Bewegen de in
komens zich parallel dan is er sprake van
harmonie. (Dit laatste is zoals wij zagen
aanvechtbaar). Vanuit zijn economisch ge
zichtspunt komt hij echter tot conclusies
over tal van andersoortige vraagstukken,
en tenslotte tot wonderlijk vage conclusies
als die op pagina 227. Begrijpen wij hem
daar goed dan zullen de sociale tegenstel
lingen in onze maatschappij door een ver
vloeiing der standen en klassen worden
opgeheven en zullen de conflicten verbrok
kelen. Toch zullen organisaties, bureau
cratieën en oligopolies weer voor eenheid
zorgen. Tussen hen rijzen dan kennelijk
geen conflicten, moeten we aannemen. De
stijgende produktie is daar zeker een
waarborg voor. Als de mens alleen econo
misch dacht en handelde, misschien
Daar hij ook nog heel andere aspecten
heeft, lijkt Pens conclusie weinig gefun
deerd.
Drs. W. Langeveld