I Het verdwenen manuscript j
T'abaksindustrie bloeit ondanks
tegenspoeden als nooit tevoren
IN
Nieuwe golf van bisam-
ratten over Europa
TANTE PATENT EN DE SOF
PANDA EN DE PECHVOGEL
Jf>/\
Omzet in Engeland
gevoelig gedaald
Natuurlijkbruin
mm
DINSDAG 12 JUNI 1962
9
Ons vervolgverhaal
1 door H. Wolfram Geizsler
i 2>
DRIEHONDERDVIJFTIG JAAR ROOKGENOT
Romantisch begin
H9H
Recordomzetten
veilig tegen zonverbranding
r k Y
Gril van Boheems edelman had
verstrekkende gevolgen
Uit farms ontvlucht
Lakverf
GEMBO N.V.- Winschoten-Amsterdam
*3?
De tafel in het midden van de keu-
ken er was slechts één tafel
was schoon geboend en maakte een
propere indruk. Het zag ernaar uit,
dat deze keuken wel méér gebruikt
werd om het officiële sluitingsuur te
ontduiken. Er was een grote ouder-
wetse schouw, met allerlei koperwerk
en er stond een enorme vijzel, ter-
wijl aan de muren hier en daar bun-
dels gedroogde kruiden, knoflook en
uien hingen.
Men zou zich in een toverkeuken
van een oude toverkol kunnen wanen.
Met een verontschuldigend gebaar
trok de waard de openstaande deur
waardoor wat frisse luchmt naar bin-
nen kwam, dicht. De binnenplaats
had een doorgang naar de straat en
't was beter dat men daarbuiten geen
stemmen meer hoorde.
Het gezelschap ging rond de blank-
geschuurde keukentafel zitten en de
waard droeg nieuwe flessen wijn aan.
Maar zoals meer gebeurt, wanneer
men zich verplaatst, wilde het ge-
sprek niet opnieuw op gang komen.
Althans scheen men over de Etrusken
uitgepraat te zijn.
Helfering, die tevergeefs naar siga-
retten zocht, haalde uit een van zijn
zaken een ineengevouwen krant te
voorschijn.
„Ik ga u een bekentenis doen", -ei
hij langzaam, op peinzende toon.
„En wel, dat het vandaag een zeer
melancolieke dag voor mij is, niet
E alleen wegens mijn.enfin, dat weet
u wel, u hebt mij daarmee voldoen-
de gelukgewenst, maar eigenlijk voor-
Ij al omdat één wens bij het begin van
E mijn nieuwe levensjaar niet vervuld
is geworden. En ook niet vervuld kan
worden..Het was een zeer grote wens
E van mij en betrof het weerzien van
een dierbare jonge vriend, die ik van-
daag hier in dit restaurant zou ont-
E moeten. Dat hadden we zo afgespro-
E ken. TJ zult ongetwijfeld bemerkt heb-
ben dat ik vandaag niet in een opge-
wekte stemming was. En opdat u daar-
E uit geen verkeerde conclusies zult
trekken wil ik u graag een uitleg
geven waarom ik zo weinig opgewekt
E was".
Hij tastte opnieuw in zijn zakken
en vond thans een verkreukt pakje
sigaretten. Hij stak een sigaret op en
E begon op de hem eigen boeiende wijze
zijn verhaal te vertellen. Zijn toehoor-
ders hingen aan zijn lippen.
De schemerachtige verlichting van het
E keldergewelf, het late uur, de vele
wijn en de toverhol-achtige sfeer van
de oude keuken, droegen tot de span-
E ning van het verhaal bij.
De fatsoenlijke burgemeestersnaam
Wilhelm Reineke zo begon prof.
E Helfering zegt u natuurlijk niets.
E Mij daarentegen herinnert deze naam
aan een van de beminnelijkste, maar
ook merkwaardigste jonge mensen d e
E ik ooit heb ontmoet. De eerste keer
dat ik hem ontmoette was vlak voor
E de oorlog. Hij volgde als student mijn
E colleges en voegde zich ook bij mijn
speciale studie-groep. Ik ontdekte al
gauw zijn buitengewone begaafdheid.
E Bovendien had hij een voortreffelijk
E geheugen en leerde hij vooral talen
met het grootste gemak. Als hij de
H geest kreeg om 't zo eens uit te
E drukken bijvoorbeeld wanneer h j
5 een glas te veel had gedronken kon
hij 'n redevoering afsteken in vloeiend
E Cicerolatijn, waarover classici ver-
E steld stonden. Zo'n -edevoering was
niet voorbereid, maar geimproviseerd
zoals hij bij alles, vooral wanneer
E hij improviseerde, b ljant was.
Zijn vader had een kleine goedlo-
pende schoenenfabriek Zijn moeder
E was secretaresse van de directeur ge-
weest en was met haar chef getrou vd.
Zen stamde uit een verarmde adellijke
j§ familie met een grote reputatie.
Ik moet speciaal deze afkomst van
E moederszijde wel noemen omdat hier-
in een verklaring te vinden is voor
vele eigenschappen van de bewuste
E jongen.
Om te beginnen zijn uiterlijk: Hij
was slank en had een fijn, scherp-
gesneden gezicht, met diepliggende
E donkerblauwe ogen. Hij maakte sen
E buitengewoon gedistingeerde indruk
en men zou zijn verschijning niet zon-
der meer vergeten.
Het merkwaardigste echter was
E zijn karakter. Men kwam er als net
E ware door in de war. Het ene ogen-
blik was hij lyrisch zwaarmoedig,
het volgende ogenblik vol levensdurf
en overmoed. Men herkende in zul
ke momenten van overmoed het ou
de huzarenbloed in hem Maar een
dag later zou hij weer in diepe ernst
verzonken zitten in wetenschappelij
ke problemen
Soms was hij ook van een kinder
lijke eenvoud, en helemaal vrij van
pose was hij stellig niet Opvallend
was echter zijn gemakkelijk te wek
ken geestdrift en zijn werkelijk ge
niaal improvisatietalent.
De burgermansnaam Wilhelm Rei
neke paste niet bij hem, hoewel men
niet moet vergeten, dat 't eigenlijk
een heel oude naam is. Heette im
mers in de oude dierenfabel de vos
ook niet Reineke? (Duits voor Rei-
naard de Vos).
Zonder dat men hem het karakter
van een vos zou kunnen toeschrij
ven, moet hij zelf toch ook in die
richting gedacht hebben want vlak
voor de oorlog verraste hij mij hier
in Rome met een gedichtenbundel,
die hij onder de naam van Will Fox
had gepubliceerd. Dit pseudoniem
werd door zijn vrienden met zóveel
bijval aanvaard, dat niemand hem
sinds die tijd meer anders dan Will
Fox noemde.
Zijn gedichten waren middelmatig.
Misschien het enige middelmatige,
dat ik ooit in hem heb kunnen ont
dekken. Het is merkwaardig hoe men
sen soms juist hun zwakke zijde met
een zekere ijdelheid koesteren.
Toen de oorlog uitbrak, werd Fox
betrokken in een lot, waaraan vrij
wel niemand ontkwam.
Er was geen oorlogstoneel, waar
hij niet heengezonden werd. Wij ble
ven, zo goed en zo kwad het ging,
met elkaar in contact, en wanneer
ik, na een laatste levensteken, dacht
dat hij ergens in Noorwegen zat,
kwam kort daarop een kaart van hem
ergens uit Zuid-Italië of Afrika
Zo nu en dan schreef hij ook uit
een militair hospitaal. Tenslotte hoor
de ik niets meer.
Toen, na de ineenstorting, de post
eindelijk weer enigszins behoorlijk
begon te functioneren, schreef ik
zijn ouders maar ik kreeg geen ant
woord. Ongeveer twee jaar later
ik zal die middag nooit vergeten -
wordt er aan mijn voordeur gebeld
en wie staat er voor mij? Fox! ik
stoor hoop ik, niet?" waren zijn eer
ste woorden.
Hij droeg hetgeen in die na-oor-
logse dagen een zeldzaamheid was
een zeer elegant licht zomerkostuum
en zag er bruinverbrand uit.
Natuurlijk was hij ouder geworden,
zijn vroeger reeds schérpe trekken
en de smalle neus, hadden iets roof
vogelachtigs gekregen, omdat hij
veel te mager was en bovendien het
uiterlijk van een malaria-patiënt had.
Zijn ogen schenen nog dieper in de
kassen te liggen dan vroeger,
maar ze waren donkerblauw en leven
dig als voorheen.
„Fox! Hoe gaat het met jou?"
„Met mij?" vroeg hij quasi-verwon-
derd. „Hoe zou 't nu met mij gaan?
Goed natuurlijk!"
„Om je de waarheid te zeggen,"
zei ik, „had ik niet gedacht je ooit
weer te zullen zien."
„Wat 'n onzin!" protesteerde hij,
terwijl hij uit zijn actetas een dik
manuscript te voorschijn haalde.
„Mag ik u mijn proefschrift over
handigen en u vragen het te beoor
delen? Dit geschrift kwam onder
ietwat merkwaardige omstandigheden
tot stand. Tk werd in Noord-Afrika
door de Engelsen gevangen genomen,
maar wist te ontsnappen en dook on
der bij 'n Arabierenstam, waar ik
wel voldoende tijd, maar niet voldoen
de papier had om te schrijven. Mijn
geschrift behandelt de tot dusver on
bekende sporen van cultuur, voort
gekomen uit het samentreffen van ce
Islam met de resten van de antie
ke beschaving in dat gebied. Hoewel
ik mij midden in de woestijn be
vond, waren er rijkelijk bronnen voor
handen".
Hij bleek het Arabisch in woord
en schrift te beheersen en was bij de
Bedoeïnen in hoog aanzien komen
te staan.
„Dat is helemaal niet gek," merk
te hij met onbewogen gezicht op.
Dan heeft men tenminste een plaats
waar men in geval van nood heen
kan gaan."
(Wordt vervolgd)
De tabaksindustrie de oudste na-Columbiaanse nijverheid van Amerika
bestaat thans 350 jaar en ondanks alle tegenspoeden, variërend van een banvloek
op het roken door zeventiende-eeuwse kerkvorsten en koningen tot aan de weten-
schappelijk-gefundeerde anti-rookcampagnes van onze dagen verheugt zij zich
nog altijd in een hoge bloei. Geboren in de woelige tijden van de eerste Engelse
nederzetting in Amerika, Jamestown in Virginia, herdenkt deze industrie van
de maand tegelijk de stichting van de stad Jamestown en haar bijna fabel
achtige beginperiode. Een hoogtepunt van de feesten was vorige week de ont
hulling van een standbeeld van koningin Elizabeth I van Engeland, door de
23-jarige Catherine Barnes, een direct afstammelinge van de Indiaanse prinses
Pocahontas, de heldin die kapitein John Smith redde toen deze door haar stam
genoten zou worden doodgemarteld. Belangrijker voor dit verhaal is echter dat
diezelfde prinses Pocahontas (Spaans voor: weinig schaamte) later in het huwe
lijk trad met John Rolfe, de eerste Engelse „tabakker" in de Nieuwe Wereld.
Catherine Barnes is evenals haar illus
tere voorzate slank, soepel en atletisch,
heeft zwart haar en hoge jukbeenderen,
maar anders dan Pocahontas blauwe
ogen.
Koningin Elisabeth werd bij het feest
betrokken omdat zij ertoe heeft bijgedra
gen, het roken aanvaardbaar te maken.
Zij heeft zelfs Sir Walter Raleigh haar
hofdames het roken laten leren en ook
zelf wel eens een trekje gedaan.
Het was in 1612 dat Rolfe en de
tabak de kolonie van Jamestown red
den van wat een zekere ondergang scheen
te worden, en daarmee de grondslag leg
de voor het enorme commerciële en in
dustriële tabaksimperium van de V.S.
George van Allen, directeur van het
Amerikaanse Tabaksinstituut, die 30 jaar
in dienst van het Amerikaanse ministerie
van Buitenlandse Zaken is geweest voor
hij bij dit instituut kwam, vertelt de ge
schiedenis als volgt:
„In de winter van 1609-1610 (de kolonie
was in 1607 gesticht) heerste in Jamestown
hongersnood. Van de 300 kolonisten waren
er nog slechts 60 in leven.
Er kwam een Brits schip om water in te
nemen en de kolonisten smeekten de kapi
tein, hen naar Engeland terug te bren
gen.
De kapitein stemde toe, allen gingen
aan boord, maar toen zij de rivier de
York waren afgezakt tot wat nu de stad
Newport News is, ontvingen zij bericht dat
zich in de nabijheid van de kapen van
Virginia een vloot met voorraden voor
hulpverlening bevond.
De Londense kooplieden die de Virginia
Company hadden gefinancierd waren over
eengekomen, hier nog een volstrekt laat
ste proef te nemen. Behalve voorraden
voor een jaar hadden zij ook nog wat ko
lonisten gezonden. Zij die hadden willen
vertrekken, werden overreed terug te gaan
en het nog eens te proberen.
In mei 1610 kwam John Rolfe, die
schipbreuk had geleden en op het strand
Van een der Bermuda-eilanden was aan
gespoeld, naar Jamestown. Hij was 25
jaar en een zeer energiek man met ver
beeldingskracht en voortvarendheid.
Rolfe legde zich toe op het kweken van
de plaatselijke gewassen, mais en tabak.
„Twist" heet dit zomerensemble
van Lanvin Castillo, bestaande uit een
lange oranje tuniek, rijk versierd met
kleurige kralen aan zoom en mouwen
en met een diepe voorsplit, die ge
dragen wordt over een witte shan-
toeng kniebroek. Het is volgens de
Parijse ontwerper bestemd om in huis
gedragen te worden. Gelukkig maar.
Maar de Indiaanse tabak was erg zwaar.
Er werd wat naar Engeland gezonden,
maar de rokers vonden haar te scherp.
Toen slaagde Rolfe er op de een of an
dere manier in, de kapitein van een zee
schip ertoe te brengen hem wat zaden van
„Spaanse tabak" uit Venezuela en Trini
dad te bezorgen. Dat was in 1612. De
Spaanse tabak was in Europa toen al be
kend en zeer gezocht. Hij plantte de za
den en zijn eerste zending was een hoe
veelheid van een paar honderd pond.
Toen deze tabak Londen bereikte waren
de kooplieden, die Jamestown eigenlijk al
hadden afgeschreven in de wolken. Ze be
stelden alles wat de kolonisten maar kon
den produceren.
Van 1612 af was Jamestown een succes.
Rolfe had het produkt gevonden, dat de
kolonie in leven kon houden en hij sloot
vrede met de Indianen door met Pocahon
tas te trouwen.
Maar het wezenlijke belang van dit alles
was dat Jamestown door deze pacificatie
kon uitgroeien tot een voor die tijd onge
kend bolwerk van democratische idealen,
een samenleving waarin verdraagzaam
heid, burgerzin en vrijheid van godsdienst
algemeen aanvaarde begrippen waren.
Weinigen hebben zoveel gedaan als Rolfe
om de handel en de industrie op gang te
brengen, die de V.S. rijk en machtig heb
ben gemaakt. Maar hoeveel succes de ta
bak ook had, zij had zowel te Jamestown
als in het moederland enorme moeilijkhe
den te overwinnen. John Smith, de leider
der kolonisten verfoeide het gewas: Min
achtend. schreef hij, dat „naarmate de
vraag uit Engeland groter werd, de kolo
nisten ijlings als varkens in de grond be
gonnen te wroeten om meer tabak voort
te brengen."
Alle open ruimte in en rondom James
town en zijn fort was aan de tabaksteelt
gewijd. Zelfs de straten en lanen stonden
vol tabaksplanten. Koning James I van
Engeland, die ten aanzien van het roken
een streng afwijzend standpunt innam, ful
mineerde tegen het geurig kruid: „Bur
gers, als gij enig schaamtegevoel of vrees
voor schande hebt, doe dan afstand van
het gebruik van tabak, een gewoonte, die
u onteert. Tabak is een substantie, wal
gelijk om te zien, onaangenaam om te
ruiken, schadelijk voor de hersenen, na
delig voor 'de longen en door zijn wolken
van zwarte rook bijna gelijk aan de af
schuwelijke dampen van de hel."
In het laatst van de 16e eeuw werd
roken voorgeschreven tegen kiespijn, open
zweren, zware hoest, barensweeën, deli
rium, hoofdpijn, pijn in de hals, ekster
ogen, koudvuur, verlamming, onwelrieken
de adem, toevallen en gezwellen.
Het is aan ernstige twijfel onderhevig,
of Sir Walter Raleigh de tabak in Enge
land heeft geïntroduceerd. Aanvechtbaar
is ook de legende, dat een dienaar van
Sir Walter, toen hij zijn meester voor het
eerst zag roken, dacht dat deze in brand
stond en een kan bier over zijn hoofd
leeg gooide.
En hoe staat het met het roken in deze
dagen?
Hier volgen wat cijfers: In 1961 hebben
de Amerikanen 505 miljard sigaretten ge
kocht meer dan in enig jaar daarvoor.
Dat komt neer op meer dan 200 pakjes
per man, vrouw of kind boven 14 jaar.
In datzelfde jaar kochten Amerikanen 7,1
miljard sigaren, 33,75 miljoen kilo rook
tabak, 29,25 miljoen kilo pruimtabak en
15,3 miljoen kilo snuif.
Zeventien miljoen Amerikanen verdienen
hun levensonderhoud geheel of gedeeltelijk
in de tabaksindustrie.
D verbruikers gaven in 1961 ongeveer
7,5 miljard dollar aan tabaksprodukten
uit.
Het steeds toenemende verbruik schijnt
erop te wijzen, dat de gemiddelde Ameri
kaanse roker ofwel niet erg bezorgd is
voor de mogelijke gevolgen van het tabak
gebruik, of niet in staat ervan af te zien.
In Engeland is het dit jaar anders ge
weest, nadat een artsenrapport het roken
van sigaretten als een oorzaak van long
kanker heeft gebrandmerkt.
Dit rapport zou een geweldige invloed
op het publiek hebben gehad. Sommige
tabakswinkeliers melden een achteruitgang
van hun omzetten me> niet minder dan
40 percent.
Tabaksreclame in vroeger tijden. De
verkopers van het „geurig kruid"
hadden, naar analogie van de „gapers"
der drogisten, hun winkels gemarkeerd
met soms zeer fraai gemodelleerde
beeldjes van „toebacksuighers", „ro
kende Moren" e.d., die geacht werden,
de verkoop te stimuleren. Dit exem
plaar is een zogenaamd „pijpmanne-
tje", dat overigens kijkt of het zojuist
een bijzonder zware pijp te roken ge
kregen heeft.
Advertentie
Pig maderm. Tuba 2.95 -Flacon 7.50 en 2.95
DE" BISAMRATTEN vormen een
groot gevaar voor West-Europa en in
het bijzonder voor West-Duitsland,
waar zij hun jongste invasie thans in het
gebied van Noordrijn-Westfalen onder
nemen. In het gehele gebied van de
Westduitse republiek werden in 1961,
volgens de gegevens van de natuurbe
scherming, niet minder dan 60.000 van
deze ratten gevangen. Maar de totale
vangst van deze ratten moet op 200.000
tot 300.000 geschat worden. Alleen in
de streken van Rijn en Roer echter,
waar de bisamrat thans voor het eerst
is opgedoken, kan men het vangstgemid
delde op 50 percent schatten. In de
streken waar de bisamratten al jaren
hun schadelijk werk doen, is dit percen
tage veel geringer.
HOEZEER de veertig Duitse jagers, die
zich hoofdzakelijk aan deze jacht wijden,
hun best doen, zij kunnen niet verhinderen
dat er steeds nieuwe scharen van deze
grote knaagdieren binnenstromen.
Het begon in 1905, toen de bisamrat
alleen in Noord-Amerika bekend was,
waar hij de bijnaam kreeg van moeras
konijn.
Een Boheems edelman, grootgrondbezit
ter, nam uit zucht naar sensatie een half
dozijn van deze ratten uit Amerika mee
naar zijn land en liet ze daar in vrijheid.
Uit deze drie paren kwamen in de loop
der jaren tienduizenden bisamratten
voort, die in de rivieren naar het oosten
én naar het westen trokken. Aanvankelijk
werden zij gesignaleerd in Beieren, Thü-
ringen, Saksen en Silezië, maar gedurende
en na de tweede wereldoorlog drongen zij
door in Baden-Württemberg, Brandenburg
en Mecklenburg en tenslotte langs de Elbe
naar de streken rond Hamburg, in Neder-
saksen en Sleeswijk-Holstein.
IN FRANKRIJK, Nederland België en
Luxemburg ontsnapten bisamratten uit
farms, waar zij om de bontwaarde gehou
den werden, naar het Rijn-Saar- en Moe
zelgebied. In het oosten trokken zij naar
Polen, Hongarije, Roemenië en Bulgarije.
In de Sovjet-Unie nam hun aantal sedert
1927 sterk toe, zodat er thans in de Euro
pese en Aziatische delen van het Sovjet
gebied honderdduizenden bisamratten zijn
op een gebied dat groter is dan de streek
van oorsprong in Noord-Amerika. Men
moet de bisamrat dus thans beschouwen
als een dier dat thuishoort in de fauna
van Europa en Azië Aan totale uitroeiing
valt niet meer te denken.
Overigens zijn de Russen in het geheel
niet van plan om de bisamratten te be
strijden. Hun pels wordt op hoge waarde
geschat; op de internationale bontmarkt
hebben de Russen met deze pelzen de
Amerikanen verdrongen. Zij kunnen het
zich dan ook veroorloven in hun uitge
strekte onontgonnen gebieden de bisam
ratten hun gang te laten gaan. In het
dichtbevolkte, veel sterker gecultiveerde
Midden-Europa is dit onmogelijk.
De gevolgen van het ondergravende
werk van deze bisamratten zijn ernstig.
IN WEST-DUITSLAND kan men daar
van meepraten. Op vele plaatsen heeft
men wegverzakkingen geconstateerd als
een rechtstreeks resultaat van de onder
gravingen van bisamratten. Herhaaldelijk
zijn er doorbraken van dijken en dam
men. Op de lijn Neurenberg-Amberg heb
ben de bisamratten vanuit een beek de
spoordijk ondermijnd. Gelukkig werd een
en ander ontdekt voordat er een spoorweg
ramp kon gebeuren.
Het spreekt vanzelf dat landbouw en vis
serij ook grote schade ondervinden van
deze dieren.
De dieren vermenigvuldigen zich met
haast onvoorstelbare snelheid. Ieder
vrouwtje werpt per jaar tussen de 30 en
50 jongen. Het komt niet zelden voor, dat
een jong, dat in het voorjaar ter wereld
komt reeds in het najaar zelf moeder is.
Geen wonder dat deze voortplantingsdrift
en het leven in en rond het water, hetgeen
het vangen zo bemoeilijkt, grote proble
men voor de bestrijders opwerpen.
De internationale natuurbeschermings
organisatie heeft bij de leden-staten aan
gedrongen op gezamenlijke maatregelen.
TWEEMAAL per jaar wordt thans in
het Duits-Belgisch-Luxemburgs grensge
bied een gezamenlijke actie ondernomen.
Men streeft er van Duitse zijde naar, ook
met Frankrijk tot een dergelijke samen
werking te geraken.
Dit klemt temeer omdat de natuurlijke
vijanden van deze bisamratten in West-
Europa weinig meer kunnen uitrichten 'te
gen deze knaagdieren. In Rusland en Fin
land kent men de nerts, die als de hoofd
vijand van de bisamrat beschouwd mag
worden.
In Duitsland zijn de wezel, bunzing, uil
en vos de jagers op bisamratten, die zich
buiten het water wagen, maar hun vang
sten kunnen de rattenstand niet bedreigen.
De mens zal er daarom zelf voor moe
ten zorgen, dat deze gevaarlijke dieren in
grote getale onschadelijk gemaakt wor
den. (F.I.A.).
Advertentie
Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp
COPYRIGHT SWAN.PEATURES SYNDICATE
32. Mevrouiv De Vries had vergeefs getracht om
tante Patent telefonisch te bereiken maar ze kreeg
geen gehoor. Korzelig ging ze in het bad. Terwijl
ze zich inzeepte en zich schrobde met de lange bad-
borstel, dacht ze: „Ik laat het er niet bij zitten. Ik
ZAL uitvinden wie mijn haan heeft doodgeschoten.
Dat moet een of andere nozem geweest zijn. Ik
haal de politie erbij." Ondertussen repte tante Pa
tent zich naar huis. „Ik hoop dat hij zich keurig
heeft gedragen", dacht ze. „Ik hoop dat hij mijn
poes Dommeltje met rust heeft gelaten. Ik hoop dat
hij van worteltjes houdt oant we eten worteltjes.
Alles bij elkaar.zo peinsde ze.„Alles bij el
kaar vind ik hem toch niet onsympathiek. En ik
moet zeggen dat dit kleine tussenspel een zekere va
riatie in mijn leven gebracht heeft". Mild glim
lachend bereikte ze haar v oordeur, maar op de stoep
werd haar neus getroffen door een scherpe brand
lucht. Koortsachtig zocht ze haar sleutel en ze viel
bijna naar binnen.
COt. MAKTEN TOONDE»
34. Terwijl hij tegen het bord met verboden toegang
leunde, trachtte meneer Pech een gezicht te trekken,
dat geldleners en andere lastige lieden moest afschrik
ken. Maar de paal bleek niet al te stevig in de grond te
staan, want toen Pech er in een krachtige houding tegen
leunde schoot de steunbalk los, zodat hij met bord en al
op de grond viel. „Grutjes!" stamelde de totowinnaar
verschrikt. Hij zat op de stenige bodem en staarde ver
baasd naar het stuk rots, dat bij zijn val omhoog was
gewipt en dat precies op zijn schoot terecht was geko
men. „Grutjes, wat eer raar stuk steen is dit! Het is
helemaal geel!" „Maar het is helemaal geen steen!"
riep Panda opgewonden. „Het is GOUD!" Op dat ogen
blik drukte Sten O. de sluiter van zijn fototoestel in.
„Geweldig!" riep de verslaggever geestdriftig, „dit ar
tikeltje wordt sappiger dan ooit. Goud Valt Totowinnaar
In Schoot! Bar Stuk Land Blijkt Goudmijn! Geluk blijft
totowinnaar achtervolgen!" En zo roepend rende hij
naar het vliegtuig.