I Het verdwenen manuscript j T'abaksindustrie bloeit ondanks tegenspoeden als nooit tevoren IN Nieuwe golf van bisam- ratten over Europa TANTE PATENT EN DE SOF PANDA EN DE PECHVOGEL Jf>/\ Omzet in Engeland gevoelig gedaald Natuurlijkbruin mm DINSDAG 12 JUNI 1962 9 Ons vervolgverhaal 1 door H. Wolfram Geizsler i 2> DRIEHONDERDVIJFTIG JAAR ROOKGENOT Romantisch begin H9H Recordomzetten veilig tegen zonverbranding r k Y Gril van Boheems edelman had verstrekkende gevolgen Uit farms ontvlucht Lakverf GEMBO N.V.- Winschoten-Amsterdam *3? De tafel in het midden van de keu- ken er was slechts één tafel was schoon geboend en maakte een propere indruk. Het zag ernaar uit, dat deze keuken wel méér gebruikt werd om het officiële sluitingsuur te ontduiken. Er was een grote ouder- wetse schouw, met allerlei koperwerk en er stond een enorme vijzel, ter- wijl aan de muren hier en daar bun- dels gedroogde kruiden, knoflook en uien hingen. Men zou zich in een toverkeuken van een oude toverkol kunnen wanen. Met een verontschuldigend gebaar trok de waard de openstaande deur waardoor wat frisse luchmt naar bin- nen kwam, dicht. De binnenplaats had een doorgang naar de straat en 't was beter dat men daarbuiten geen stemmen meer hoorde. Het gezelschap ging rond de blank- geschuurde keukentafel zitten en de waard droeg nieuwe flessen wijn aan. Maar zoals meer gebeurt, wanneer men zich verplaatst, wilde het ge- sprek niet opnieuw op gang komen. Althans scheen men over de Etrusken uitgepraat te zijn. Helfering, die tevergeefs naar siga- retten zocht, haalde uit een van zijn zaken een ineengevouwen krant te voorschijn. „Ik ga u een bekentenis doen", -ei hij langzaam, op peinzende toon. „En wel, dat het vandaag een zeer melancolieke dag voor mij is, niet E alleen wegens mijn.enfin, dat weet u wel, u hebt mij daarmee voldoen- de gelukgewenst, maar eigenlijk voor- Ij al omdat één wens bij het begin van E mijn nieuwe levensjaar niet vervuld is geworden. En ook niet vervuld kan worden..Het was een zeer grote wens E van mij en betrof het weerzien van een dierbare jonge vriend, die ik van- daag hier in dit restaurant zou ont- E moeten. Dat hadden we zo afgespro- E ken. TJ zult ongetwijfeld bemerkt heb- ben dat ik vandaag niet in een opge- wekte stemming was. En opdat u daar- E uit geen verkeerde conclusies zult trekken wil ik u graag een uitleg geven waarom ik zo weinig opgewekt E was". Hij tastte opnieuw in zijn zakken en vond thans een verkreukt pakje sigaretten. Hij stak een sigaret op en E begon op de hem eigen boeiende wijze zijn verhaal te vertellen. Zijn toehoor- ders hingen aan zijn lippen. De schemerachtige verlichting van het E keldergewelf, het late uur, de vele wijn en de toverhol-achtige sfeer van de oude keuken, droegen tot de span- E ning van het verhaal bij. De fatsoenlijke burgemeestersnaam Wilhelm Reineke zo begon prof. E Helfering zegt u natuurlijk niets. E Mij daarentegen herinnert deze naam aan een van de beminnelijkste, maar ook merkwaardigste jonge mensen d e E ik ooit heb ontmoet. De eerste keer dat ik hem ontmoette was vlak voor E de oorlog. Hij volgde als student mijn E colleges en voegde zich ook bij mijn speciale studie-groep. Ik ontdekte al gauw zijn buitengewone begaafdheid. E Bovendien had hij een voortreffelijk E geheugen en leerde hij vooral talen met het grootste gemak. Als hij de H geest kreeg om 't zo eens uit te E drukken bijvoorbeeld wanneer h j 5 een glas te veel had gedronken kon hij 'n redevoering afsteken in vloeiend E Cicerolatijn, waarover classici ver- E steld stonden. Zo'n -edevoering was niet voorbereid, maar geimproviseerd zoals hij bij alles, vooral wanneer E hij improviseerde, b ljant was. Zijn vader had een kleine goedlo- pende schoenenfabriek Zijn moeder E was secretaresse van de directeur ge- weest en was met haar chef getrou vd. Zen stamde uit een verarmde adellijke j§ familie met een grote reputatie. Ik moet speciaal deze afkomst van E moederszijde wel noemen omdat hier- in een verklaring te vinden is voor vele eigenschappen van de bewuste E jongen. Om te beginnen zijn uiterlijk: Hij was slank en had een fijn, scherp- gesneden gezicht, met diepliggende E donkerblauwe ogen. Hij maakte sen E buitengewoon gedistingeerde indruk en men zou zijn verschijning niet zon- der meer vergeten. Het merkwaardigste echter was E zijn karakter. Men kwam er als net E ware door in de war. Het ene ogen- blik was hij lyrisch zwaarmoedig, het volgende ogenblik vol levensdurf en overmoed. Men herkende in zul ke momenten van overmoed het ou de huzarenbloed in hem Maar een dag later zou hij weer in diepe ernst verzonken zitten in wetenschappelij ke problemen Soms was hij ook van een kinder lijke eenvoud, en helemaal vrij van pose was hij stellig niet Opvallend was echter zijn gemakkelijk te wek ken geestdrift en zijn werkelijk ge niaal improvisatietalent. De burgermansnaam Wilhelm Rei neke paste niet bij hem, hoewel men niet moet vergeten, dat 't eigenlijk een heel oude naam is. Heette im mers in de oude dierenfabel de vos ook niet Reineke? (Duits voor Rei- naard de Vos). Zonder dat men hem het karakter van een vos zou kunnen toeschrij ven, moet hij zelf toch ook in die richting gedacht hebben want vlak voor de oorlog verraste hij mij hier in Rome met een gedichtenbundel, die hij onder de naam van Will Fox had gepubliceerd. Dit pseudoniem werd door zijn vrienden met zóveel bijval aanvaard, dat niemand hem sinds die tijd meer anders dan Will Fox noemde. Zijn gedichten waren middelmatig. Misschien het enige middelmatige, dat ik ooit in hem heb kunnen ont dekken. Het is merkwaardig hoe men sen soms juist hun zwakke zijde met een zekere ijdelheid koesteren. Toen de oorlog uitbrak, werd Fox betrokken in een lot, waaraan vrij wel niemand ontkwam. Er was geen oorlogstoneel, waar hij niet heengezonden werd. Wij ble ven, zo goed en zo kwad het ging, met elkaar in contact, en wanneer ik, na een laatste levensteken, dacht dat hij ergens in Noorwegen zat, kwam kort daarop een kaart van hem ergens uit Zuid-Italië of Afrika Zo nu en dan schreef hij ook uit een militair hospitaal. Tenslotte hoor de ik niets meer. Toen, na de ineenstorting, de post eindelijk weer enigszins behoorlijk begon te functioneren, schreef ik zijn ouders maar ik kreeg geen ant woord. Ongeveer twee jaar later ik zal die middag nooit vergeten - wordt er aan mijn voordeur gebeld en wie staat er voor mij? Fox! ik stoor hoop ik, niet?" waren zijn eer ste woorden. Hij droeg hetgeen in die na-oor- logse dagen een zeldzaamheid was een zeer elegant licht zomerkostuum en zag er bruinverbrand uit. Natuurlijk was hij ouder geworden, zijn vroeger reeds schérpe trekken en de smalle neus, hadden iets roof vogelachtigs gekregen, omdat hij veel te mager was en bovendien het uiterlijk van een malaria-patiënt had. Zijn ogen schenen nog dieper in de kassen te liggen dan vroeger, maar ze waren donkerblauw en leven dig als voorheen. „Fox! Hoe gaat het met jou?" „Met mij?" vroeg hij quasi-verwon- derd. „Hoe zou 't nu met mij gaan? Goed natuurlijk!" „Om je de waarheid te zeggen," zei ik, „had ik niet gedacht je ooit weer te zullen zien." „Wat 'n onzin!" protesteerde hij, terwijl hij uit zijn actetas een dik manuscript te voorschijn haalde. „Mag ik u mijn proefschrift over handigen en u vragen het te beoor delen? Dit geschrift kwam onder ietwat merkwaardige omstandigheden tot stand. Tk werd in Noord-Afrika door de Engelsen gevangen genomen, maar wist te ontsnappen en dook on der bij 'n Arabierenstam, waar ik wel voldoende tijd, maar niet voldoen de papier had om te schrijven. Mijn geschrift behandelt de tot dusver on bekende sporen van cultuur, voort gekomen uit het samentreffen van ce Islam met de resten van de antie ke beschaving in dat gebied. Hoewel ik mij midden in de woestijn be vond, waren er rijkelijk bronnen voor handen". Hij bleek het Arabisch in woord en schrift te beheersen en was bij de Bedoeïnen in hoog aanzien komen te staan. „Dat is helemaal niet gek," merk te hij met onbewogen gezicht op. Dan heeft men tenminste een plaats waar men in geval van nood heen kan gaan." (Wordt vervolgd) De tabaksindustrie de oudste na-Columbiaanse nijverheid van Amerika bestaat thans 350 jaar en ondanks alle tegenspoeden, variërend van een banvloek op het roken door zeventiende-eeuwse kerkvorsten en koningen tot aan de weten- schappelijk-gefundeerde anti-rookcampagnes van onze dagen verheugt zij zich nog altijd in een hoge bloei. Geboren in de woelige tijden van de eerste Engelse nederzetting in Amerika, Jamestown in Virginia, herdenkt deze industrie van de maand tegelijk de stichting van de stad Jamestown en haar bijna fabel achtige beginperiode. Een hoogtepunt van de feesten was vorige week de ont hulling van een standbeeld van koningin Elizabeth I van Engeland, door de 23-jarige Catherine Barnes, een direct afstammelinge van de Indiaanse prinses Pocahontas, de heldin die kapitein John Smith redde toen deze door haar stam genoten zou worden doodgemarteld. Belangrijker voor dit verhaal is echter dat diezelfde prinses Pocahontas (Spaans voor: weinig schaamte) later in het huwe lijk trad met John Rolfe, de eerste Engelse „tabakker" in de Nieuwe Wereld. Catherine Barnes is evenals haar illus tere voorzate slank, soepel en atletisch, heeft zwart haar en hoge jukbeenderen, maar anders dan Pocahontas blauwe ogen. Koningin Elisabeth werd bij het feest betrokken omdat zij ertoe heeft bijgedra gen, het roken aanvaardbaar te maken. Zij heeft zelfs Sir Walter Raleigh haar hofdames het roken laten leren en ook zelf wel eens een trekje gedaan. Het was in 1612 dat Rolfe en de tabak de kolonie van Jamestown red den van wat een zekere ondergang scheen te worden, en daarmee de grondslag leg de voor het enorme commerciële en in dustriële tabaksimperium van de V.S. George van Allen, directeur van het Amerikaanse Tabaksinstituut, die 30 jaar in dienst van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken is geweest voor hij bij dit instituut kwam, vertelt de ge schiedenis als volgt: „In de winter van 1609-1610 (de kolonie was in 1607 gesticht) heerste in Jamestown hongersnood. Van de 300 kolonisten waren er nog slechts 60 in leven. Er kwam een Brits schip om water in te nemen en de kolonisten smeekten de kapi tein, hen naar Engeland terug te bren gen. De kapitein stemde toe, allen gingen aan boord, maar toen zij de rivier de York waren afgezakt tot wat nu de stad Newport News is, ontvingen zij bericht dat zich in de nabijheid van de kapen van Virginia een vloot met voorraden voor hulpverlening bevond. De Londense kooplieden die de Virginia Company hadden gefinancierd waren over eengekomen, hier nog een volstrekt laat ste proef te nemen. Behalve voorraden voor een jaar hadden zij ook nog wat ko lonisten gezonden. Zij die hadden willen vertrekken, werden overreed terug te gaan en het nog eens te proberen. In mei 1610 kwam John Rolfe, die schipbreuk had geleden en op het strand Van een der Bermuda-eilanden was aan gespoeld, naar Jamestown. Hij was 25 jaar en een zeer energiek man met ver beeldingskracht en voortvarendheid. Rolfe legde zich toe op het kweken van de plaatselijke gewassen, mais en tabak. „Twist" heet dit zomerensemble van Lanvin Castillo, bestaande uit een lange oranje tuniek, rijk versierd met kleurige kralen aan zoom en mouwen en met een diepe voorsplit, die ge dragen wordt over een witte shan- toeng kniebroek. Het is volgens de Parijse ontwerper bestemd om in huis gedragen te worden. Gelukkig maar. Maar de Indiaanse tabak was erg zwaar. Er werd wat naar Engeland gezonden, maar de rokers vonden haar te scherp. Toen slaagde Rolfe er op de een of an dere manier in, de kapitein van een zee schip ertoe te brengen hem wat zaden van „Spaanse tabak" uit Venezuela en Trini dad te bezorgen. Dat was in 1612. De Spaanse tabak was in Europa toen al be kend en zeer gezocht. Hij plantte de za den en zijn eerste zending was een hoe veelheid van een paar honderd pond. Toen deze tabak Londen bereikte waren de kooplieden, die Jamestown eigenlijk al hadden afgeschreven in de wolken. Ze be stelden alles wat de kolonisten maar kon den produceren. Van 1612 af was Jamestown een succes. Rolfe had het produkt gevonden, dat de kolonie in leven kon houden en hij sloot vrede met de Indianen door met Pocahon tas te trouwen. Maar het wezenlijke belang van dit alles was dat Jamestown door deze pacificatie kon uitgroeien tot een voor die tijd onge kend bolwerk van democratische idealen, een samenleving waarin verdraagzaam heid, burgerzin en vrijheid van godsdienst algemeen aanvaarde begrippen waren. Weinigen hebben zoveel gedaan als Rolfe om de handel en de industrie op gang te brengen, die de V.S. rijk en machtig heb ben gemaakt. Maar hoeveel succes de ta bak ook had, zij had zowel te Jamestown als in het moederland enorme moeilijkhe den te overwinnen. John Smith, de leider der kolonisten verfoeide het gewas: Min achtend. schreef hij, dat „naarmate de vraag uit Engeland groter werd, de kolo nisten ijlings als varkens in de grond be gonnen te wroeten om meer tabak voort te brengen." Alle open ruimte in en rondom James town en zijn fort was aan de tabaksteelt gewijd. Zelfs de straten en lanen stonden vol tabaksplanten. Koning James I van Engeland, die ten aanzien van het roken een streng afwijzend standpunt innam, ful mineerde tegen het geurig kruid: „Bur gers, als gij enig schaamtegevoel of vrees voor schande hebt, doe dan afstand van het gebruik van tabak, een gewoonte, die u onteert. Tabak is een substantie, wal gelijk om te zien, onaangenaam om te ruiken, schadelijk voor de hersenen, na delig voor 'de longen en door zijn wolken van zwarte rook bijna gelijk aan de af schuwelijke dampen van de hel." In het laatst van de 16e eeuw werd roken voorgeschreven tegen kiespijn, open zweren, zware hoest, barensweeën, deli rium, hoofdpijn, pijn in de hals, ekster ogen, koudvuur, verlamming, onwelrieken de adem, toevallen en gezwellen. Het is aan ernstige twijfel onderhevig, of Sir Walter Raleigh de tabak in Enge land heeft geïntroduceerd. Aanvechtbaar is ook de legende, dat een dienaar van Sir Walter, toen hij zijn meester voor het eerst zag roken, dacht dat deze in brand stond en een kan bier over zijn hoofd leeg gooide. En hoe staat het met het roken in deze dagen? Hier volgen wat cijfers: In 1961 hebben de Amerikanen 505 miljard sigaretten ge kocht meer dan in enig jaar daarvoor. Dat komt neer op meer dan 200 pakjes per man, vrouw of kind boven 14 jaar. In datzelfde jaar kochten Amerikanen 7,1 miljard sigaren, 33,75 miljoen kilo rook tabak, 29,25 miljoen kilo pruimtabak en 15,3 miljoen kilo snuif. Zeventien miljoen Amerikanen verdienen hun levensonderhoud geheel of gedeeltelijk in de tabaksindustrie. D verbruikers gaven in 1961 ongeveer 7,5 miljard dollar aan tabaksprodukten uit. Het steeds toenemende verbruik schijnt erop te wijzen, dat de gemiddelde Ameri kaanse roker ofwel niet erg bezorgd is voor de mogelijke gevolgen van het tabak gebruik, of niet in staat ervan af te zien. In Engeland is het dit jaar anders ge weest, nadat een artsenrapport het roken van sigaretten als een oorzaak van long kanker heeft gebrandmerkt. Dit rapport zou een geweldige invloed op het publiek hebben gehad. Sommige tabakswinkeliers melden een achteruitgang van hun omzetten me> niet minder dan 40 percent. Tabaksreclame in vroeger tijden. De verkopers van het „geurig kruid" hadden, naar analogie van de „gapers" der drogisten, hun winkels gemarkeerd met soms zeer fraai gemodelleerde beeldjes van „toebacksuighers", „ro kende Moren" e.d., die geacht werden, de verkoop te stimuleren. Dit exem plaar is een zogenaamd „pijpmanne- tje", dat overigens kijkt of het zojuist een bijzonder zware pijp te roken ge kregen heeft. Advertentie Pig maderm. Tuba 2.95 -Flacon 7.50 en 2.95 DE" BISAMRATTEN vormen een groot gevaar voor West-Europa en in het bijzonder voor West-Duitsland, waar zij hun jongste invasie thans in het gebied van Noordrijn-Westfalen onder nemen. In het gehele gebied van de Westduitse republiek werden in 1961, volgens de gegevens van de natuurbe scherming, niet minder dan 60.000 van deze ratten gevangen. Maar de totale vangst van deze ratten moet op 200.000 tot 300.000 geschat worden. Alleen in de streken van Rijn en Roer echter, waar de bisamrat thans voor het eerst is opgedoken, kan men het vangstgemid delde op 50 percent schatten. In de streken waar de bisamratten al jaren hun schadelijk werk doen, is dit percen tage veel geringer. HOEZEER de veertig Duitse jagers, die zich hoofdzakelijk aan deze jacht wijden, hun best doen, zij kunnen niet verhinderen dat er steeds nieuwe scharen van deze grote knaagdieren binnenstromen. Het begon in 1905, toen de bisamrat alleen in Noord-Amerika bekend was, waar hij de bijnaam kreeg van moeras konijn. Een Boheems edelman, grootgrondbezit ter, nam uit zucht naar sensatie een half dozijn van deze ratten uit Amerika mee naar zijn land en liet ze daar in vrijheid. Uit deze drie paren kwamen in de loop der jaren tienduizenden bisamratten voort, die in de rivieren naar het oosten én naar het westen trokken. Aanvankelijk werden zij gesignaleerd in Beieren, Thü- ringen, Saksen en Silezië, maar gedurende en na de tweede wereldoorlog drongen zij door in Baden-Württemberg, Brandenburg en Mecklenburg en tenslotte langs de Elbe naar de streken rond Hamburg, in Neder- saksen en Sleeswijk-Holstein. IN FRANKRIJK, Nederland België en Luxemburg ontsnapten bisamratten uit farms, waar zij om de bontwaarde gehou den werden, naar het Rijn-Saar- en Moe zelgebied. In het oosten trokken zij naar Polen, Hongarije, Roemenië en Bulgarije. In de Sovjet-Unie nam hun aantal sedert 1927 sterk toe, zodat er thans in de Euro pese en Aziatische delen van het Sovjet gebied honderdduizenden bisamratten zijn op een gebied dat groter is dan de streek van oorsprong in Noord-Amerika. Men moet de bisamrat dus thans beschouwen als een dier dat thuishoort in de fauna van Europa en Azië Aan totale uitroeiing valt niet meer te denken. Overigens zijn de Russen in het geheel niet van plan om de bisamratten te be strijden. Hun pels wordt op hoge waarde geschat; op de internationale bontmarkt hebben de Russen met deze pelzen de Amerikanen verdrongen. Zij kunnen het zich dan ook veroorloven in hun uitge strekte onontgonnen gebieden de bisam ratten hun gang te laten gaan. In het dichtbevolkte, veel sterker gecultiveerde Midden-Europa is dit onmogelijk. De gevolgen van het ondergravende werk van deze bisamratten zijn ernstig. IN WEST-DUITSLAND kan men daar van meepraten. Op vele plaatsen heeft men wegverzakkingen geconstateerd als een rechtstreeks resultaat van de onder gravingen van bisamratten. Herhaaldelijk zijn er doorbraken van dijken en dam men. Op de lijn Neurenberg-Amberg heb ben de bisamratten vanuit een beek de spoordijk ondermijnd. Gelukkig werd een en ander ontdekt voordat er een spoorweg ramp kon gebeuren. Het spreekt vanzelf dat landbouw en vis serij ook grote schade ondervinden van deze dieren. De dieren vermenigvuldigen zich met haast onvoorstelbare snelheid. Ieder vrouwtje werpt per jaar tussen de 30 en 50 jongen. Het komt niet zelden voor, dat een jong, dat in het voorjaar ter wereld komt reeds in het najaar zelf moeder is. Geen wonder dat deze voortplantingsdrift en het leven in en rond het water, hetgeen het vangen zo bemoeilijkt, grote proble men voor de bestrijders opwerpen. De internationale natuurbeschermings organisatie heeft bij de leden-staten aan gedrongen op gezamenlijke maatregelen. TWEEMAAL per jaar wordt thans in het Duits-Belgisch-Luxemburgs grensge bied een gezamenlijke actie ondernomen. Men streeft er van Duitse zijde naar, ook met Frankrijk tot een dergelijke samen werking te geraken. Dit klemt temeer omdat de natuurlijke vijanden van deze bisamratten in West- Europa weinig meer kunnen uitrichten 'te gen deze knaagdieren. In Rusland en Fin land kent men de nerts, die als de hoofd vijand van de bisamrat beschouwd mag worden. In Duitsland zijn de wezel, bunzing, uil en vos de jagers op bisamratten, die zich buiten het water wagen, maar hun vang sten kunnen de rattenstand niet bedreigen. De mens zal er daarom zelf voor moe ten zorgen, dat deze gevaarlijke dieren in grote getale onschadelijk gemaakt wor den. (F.I.A.). Advertentie Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp COPYRIGHT SWAN.PEATURES SYNDICATE 32. Mevrouiv De Vries had vergeefs getracht om tante Patent telefonisch te bereiken maar ze kreeg geen gehoor. Korzelig ging ze in het bad. Terwijl ze zich inzeepte en zich schrobde met de lange bad- borstel, dacht ze: „Ik laat het er niet bij zitten. Ik ZAL uitvinden wie mijn haan heeft doodgeschoten. Dat moet een of andere nozem geweest zijn. Ik haal de politie erbij." Ondertussen repte tante Pa tent zich naar huis. „Ik hoop dat hij zich keurig heeft gedragen", dacht ze. „Ik hoop dat hij mijn poes Dommeltje met rust heeft gelaten. Ik hoop dat hij van worteltjes houdt oant we eten worteltjes. Alles bij elkaar.zo peinsde ze.„Alles bij el kaar vind ik hem toch niet onsympathiek. En ik moet zeggen dat dit kleine tussenspel een zekere va riatie in mijn leven gebracht heeft". Mild glim lachend bereikte ze haar v oordeur, maar op de stoep werd haar neus getroffen door een scherpe brand lucht. Koortsachtig zocht ze haar sleutel en ze viel bijna naar binnen. COt. MAKTEN TOONDE» 34. Terwijl hij tegen het bord met verboden toegang leunde, trachtte meneer Pech een gezicht te trekken, dat geldleners en andere lastige lieden moest afschrik ken. Maar de paal bleek niet al te stevig in de grond te staan, want toen Pech er in een krachtige houding tegen leunde schoot de steunbalk los, zodat hij met bord en al op de grond viel. „Grutjes!" stamelde de totowinnaar verschrikt. Hij zat op de stenige bodem en staarde ver baasd naar het stuk rots, dat bij zijn val omhoog was gewipt en dat precies op zijn schoot terecht was geko men. „Grutjes, wat eer raar stuk steen is dit! Het is helemaal geel!" „Maar het is helemaal geen steen!" riep Panda opgewonden. „Het is GOUD!" Op dat ogen blik drukte Sten O. de sluiter van zijn fototoestel in. „Geweldig!" riep de verslaggever geestdriftig, „dit ar tikeltje wordt sappiger dan ooit. Goud Valt Totowinnaar In Schoot! Bar Stuk Land Blijkt Goudmijn! Geluk blijft totowinnaar achtervolgen!" En zo roepend rende hij naar het vliegtuig.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 9