Sombere visie op toneelkunst door de
praktijk op de planken ontkracht
HOOG PERCENTAGE VAN
GESLAAGDE VOORSTELLINCEN
DONDERDAG 14 JUNI 1962
17
Toneelgroep Theater
Toneelgroep Ensemble
Centrum
De Nieuwe Comedie
Studio
Nederlandse Comedie
De Haagse Comedie
Rotterdams Toneel
Het toneelseizoen 1961-1962
EEN MODERNE VISIE op het leven
van Thomas More in A man for all sea
sons van Robert Bolt werd ingetogen maar
raak gespeeld door Ton Lutz. Interessan
te experimenten in de vormgeving van het
stuk werden in deze opvoering zeer ade
quaat gerealiseerd. Een zeer geslaagde,
evenwichtige voorstelling van Sofokles'
Oidipous toonde de niet geringe regisseurs-
kwaliteiten van Ton Lutz die door zijn
strakke leiding met zeer ongelijke krach
ten een monumentale, modern-verantwoor
de opvatting indrukwekkend vorm gaf.
Max Croiset gaf een ongelofelijk sterk door
leefde en tot in alle details weergaloos
knap uitgebeelde Oidipous in de wat ont
nuchterende vertaling van Evert Straat.
De onvergankelijke bravoure van Ros-
tands Cyrano de Bergerac vond eveneens
een begenadigde vertolker in Guus Her
mus in een helaas wat al te gestileerde
montering van Wijnberg en door de regie
ten onrechte zichtbaar gemaakte decorwis
selingen. Gelukkig blijken er nog altijd
zeer veel liefhebbers te vinden voor deze
vele uren beslaande ongezouten romantiek.
Het seizoen werd besloten met de enigs
zins teleurstellende dramatische eerste-
HET TONEELSEIZOEN 1961-1962 loopt ten einde.
Behalve een Holland Festival-première van de Nederlandse
Comedie („Andorra" van Max Frisch) staan ons van de acht
Nederlandse gezelschappen geen nieuwe voorstellingen meer
te wachten. Een terugblik over het nu dus afgesloten seizoen
kan dan de vraag doen rijzen of de veelgehoorde klachten
over een crisis in de toneelwereld in het algemeen en over de
noodtoestanden bij het Nederlands toneel in het bijzonder,
eigenlijk wel gerechtvaardigd zijn. Enerzijds leest men na
melijk nogal eens dat de chaotische wereldsituatie waarin
wij leven, een slechte voedingsbodem zou zijn voor een bij
uitstek ordescheppende kunst als de dramatische. Men be
toogt dan: Het toneel dat altijd zo'n sterk verkondigende
functie heeft gehad en dat telkens de weg naar nieuwe
denkbeelden heeft gewezen, kan op het ogenblik niet bloeien,
omdat er geen opbouwende gedachten over de toekomst van
de mens meer mogelijk zijn. De vernieuwingen die men in
alle andere kunstvormen aantreft zijn op het toneel on
mogelijk of leiden tot een zo uitzichtsloos experimenteren,
dat men eigenlijk alleen de keus heeft tussen „museum
kunst" waarin geen eigentijdse gedachten kunnen worden
beleden, of weinig toneelmatige erperimenten, die deze
vorm van kunst geen werkelijke nieuwe levenskracht geven.
Behalve een kortstondige opleving van nieuwe dramatische
mogelijkheden kort na de oorlog (vooral in Amerika: Arthur
Miller, Tennessee Williams), zo gaat deze argumentatie
voort, ziet men dan oók nergens groot dramatisch werk
ontstaan en op het ogenblik zwijgt Miller en is Williams
vastgelopen. Tot zover de samenvatting van de ondergangs-
Erofetieën betreffende het wereldrepertoire. Anderzijds zou
et Vaderlands toneelleven dan zo kwijnen omdat belangrijke
artistieke leiders ontbreken, omdat de grote subsidies van
staatswege het initiatief verlammen en omdat de cultuur
spreiding zou leiden tot artistieke versnippering terwijl de
beperkte voorraad werkelijk grote acteurs en actrices over
belast zijn mede door het veeleisende nieuwe medium tele
visie. Wat is er af te dingen op deze sombere visie en hoe
zijn in de praktijk de resultaten?
ling van G. K. van het Reve Commissaris
Fennedy, waarin aan een knappe opbouw
een wezenlijke inhoud bleek te zijn opge
offerd. Toch moet men Ton Lutz loven dat
hij deze riskante onderneming ten bate
van de Nederlandse toneelschrijfkunst aan
gedurfd heeft en trouwens ook in andere
opzichten kan men in Rotterdam de schei
dende directeur Lutz nauwelijks dankbaar
genoeg zijn voor wat hij met zijn troep
de laatste jaren voor het toneel in de
Maasstad heeft gedaan.
HET LAATSTE JAAR van de toneel
groep Theater in Arnhem onder de
huidige directie, die volgend jaar zoals
men weet de leiding van het Rotterdams
Toneel op zich zal nemen, heeft een nogal
pover resultaat opgeleverd. Een handig
brok maakwerk was het door Lilian Hell-
man uit psychiatrische handboeken bij el
kaar geschreven Speelgoed op Zolder met
knappe rollen van Elise Hoomans en Elly
van Stekelenburg. Hans Tiemeyer deed
bijna Cor Ruys vergeten in een persoon
lijk gekleurde uitbeelding van Monsieur
Topaze die overigens kennelijk zijn tijd ge
had had. The Aspern Papers een broze
novelle van Henry James tot keihard dra
ma omgewerkt door Michael Redgrave le
verde dankbaar spelmateriaal voor Caro
van Eyck, die prachtig gestalte gaf een
een in late liefde opbloeiende oude jonge
juffrouw. Richard Flink speelde een van
de toprollen in zijn toch al schitterende
carrière als Arturo Ui, Brachts nu wel
wat verjaarde waarschuwing tegen het Na
zi-regime. Knappe massa-regie van Rob
de Vries in een op zijn zachtst gezegd
merkwaardig soort dramatische vormge
ving. Een zeer betwistbaar genre voorstel
ling werd de Nieuwjaarspremière met
twee wel erg ongelijksoortige een-acters.
Een schreeuwerig Duits brokje symboli
sche Chinoiserie Voor de Grote Muur
van Tankred Drost, gevolgd door een te
verwaarlozen kluchtwerkje van Tsjechow:
De tweede toneelbewerking van een ro
man The Devils Advocate van Morris L.
West gaf wederom een twijfelachtig resul
taat. Handige maar criant lelijke decors
van Johan Greter konden niet verbloemen
dat met deze zeventien scènewisselingen
en geforceerde flash-backs geen toneel
was ontstaan. Het bleef bleke feuilleton-
romantiek in een middelmatige opvoering.
Een prachtig gemonteerde opvoering van
Goldoni's Leugenaar maakte het eind van
het seizoen echter weer goed. Rondom
een virtuoze titelro van Coen Flink werd
er guitig, speels of grotesk comedie ge
speeld al naar de eisen van de Commedia
dell' Arte.
Al zal het dan voornamelijk om de andere
81 premières uit de achter ons liggende
negen jaar zijn, men ziet het huidige Thea
ter met weemoed uit Arnhem vertrekken.
De nieuwe troep onder leiding van Groe-
nier, Sterneberg en Lensink zal er dan
ook een zware dobber aan hebben, om de
ze reputatie op te houden.
DE DRAMATURGE van ons Zuidneder
lands gezelschap Luïsa Treves laat zich
bij haar keuze van stukken kennelijk lei
den door het gezonde principe verant
woord toneel in de provincie te willen bren
gen, waarbij men eerlijke problematiek
niet uit de weg gaat, maar toch steeds
op een niveau dat de weinig ervaren
schouwburgbezoeker niet zal afschrikken.
In dit licht gezien heeft men een alleszins
waardeerbaar repertoire opgebouwd. Men
begon met De tiende Man, het knusse ver
haal over komische Joodse mannetjes in
een Newyorkse synagoge, waarin vele
aardige, naast enkele gechargeerde type
ringen te genieten vielen. Regisseur Gutt-
mann had met veel liefde voor het detail
voor een uiterst sfeervolle entourage ge
zorgd. Het aardige gegeven van het Duit
se blijspel Ingeborg van Curt Goetz werd
wel wat bedorven door het zwakke laatste
bedrijf. Maar door het formidabele tem
po kon men veel twijfelachtige grappen
vergeten en gelukkig werd een heel ko
mische tante bijgedragen door Fien de la
Mar. Een Deens stuk sociaal realisme a
la Heyermans: Een Vrije Dag, vormde de
lamentabele omgeving waarin Magda
Janssens met een fijn gespeelde moeder
rol haar diamanten jubileum vierde. Als
een raak verfilmd gangsterdrama uit Hol
lywood trok een Hoed vol Regen aan ons
voorbij. Cor van Rijn gaf er een schitte
rende uitbeelding in van een morfinist, die
in de honingzoete happy ending tot inkeer
komt. Haertbreak House bleek een Shaw-
stuk in Tsjechoviaanse trant: spitse dialo
gen in een sfeer vol weemoed met vinnige
critiek op de Engelse society rond de eer
ste wereldoorlog. Een wonderlijk stuk dat
door de tastende regie ook een wat won
derlijke vertoning werd.
Joris Diels in „Hendrik de Vierde" van
Shakespeare met v.l.n.r. Wim van
Rooy, Do van Stek, Bas ten Baten
burg, Jules Royaards, Kees Coolen en
Jan van der Linden.
(Haagse Comedie)
Met de zomer werd in arren moede nog
een eigen borelingske van dramaturge
Luïsa Treves den volke getoond: Om Nau-
sikaa, een welgeschapen maar onbenullig
kluchtwerkje rondom Homerische gege
vens. Homerisch gelach konden we er
niet voor opbrengen.
DE TONEELGROEP PUCK, sinds haar
volledig volwassen worden „Centrum" ge
heten kan terugzien op een bijzonder ge
slaagd seizoen. Men startte met een ko
misch detective-spel Acht Vrouwen, inder
daad door acht vrouwen zeer verdienste
lijk gespeeld. De wereldpremière van een
stuk van de jeugdige Jack Pullmann Echo
van het Verleden werd een krachtig plei
dooi voor dit niet geheel eerlijke gezins
drama rond om een ondergedoken Duitse
kamparts. Wim van den Brink speelde
hierin de voortreffelijke hoofdrol evenals
in een weinig subtiel kluchtwerkje van
Regnard, mindere broeder van Molière,
de Universele Erfgenaam. Hijj blijkt een
van onze beste karakterspelers, waarvan
hij wederom blijk gaf in de zonder meer
voortreffelijke voorstelling van het Ver
jaardagsfeest van Harold Pinter. Dit
enigszins allegorisch bedoelde stuk over
een man die uit pure slapheid niets van
zijn leven maakt en daarvoor wordt ge
straft door twee symbolische wrekers gaf
Henk van Ulsen weer de gelegenheid een
neurotisch aangelegde persoonlijkheid bij
na angstig knap uit te beelden. Naast de
koboldachtige speelse Puck bij de Neder
landse Comedie gaf deze rol wel blijk van
de veelzijdigheid van Van Ulsens talent.
Een satyrisch blijspel van de Ier O'Ca-
sey De Duivelshaan verbijsterde het nuch
tere Nederlandse publiek enigszins door het
kinderlijk plezier dat de schrijver gehad
moet hebben in het bedenken van de vele
tovereffecten en door zijn grimmige haat
tegen de katholieke geestelijkheid, die er
op uit is om de Ierse plattelandsbevolking
dom te houden. De min of meer als een
zoet sprookje opgevatte uitvoering deed
het stuk trouwens ook niet op zijn voor
deligst uitkomen. Wanneer volgend jaar de
gelederen van deze groep nog weer aan
zienlijk versterkt zullen zijn onder meer
door de komst van Guus Hermus en El
ly van Stekelenburg zullen wij van Cen
trum met zijn voortvarende dramaturg
Hans Rooduijn waarschijnlijk weer een
interessant seizoen mogen verwachten.
ONDER DEZE NAAM treden de spelers
van het jeugdtoneelgezelschap „Arena" op
voor volwassenen. Voor zover wij weten
is er dit jaar maar één nieuwe kindervoor
stelling op het programma geplaatst, het j
alleraardigste sprookje over een klein
spook, Ploeft geheten, dat in een meester
lijke poppenkaststijl was geregisseerd door
Berend Boude wijn.
DE NIEUWE KOMEDIE, volgend jaar
onder leiding van Erik Vos en Johan de
Meester, heeft dit jaar een drietal opmer
kelijke successen geboekt. Een minutieus
ingestudeerde uurwerkvoorstelling was
De Zeereis van Georges Schéhadé. Erik
Vos had zich hier weer uitgeleefd in de
regiestijl die hem zij bijzonder goed af
gaat: Het tot in details uitwerken en vast
leggen van een gehele voorstelling, waar
door hij ook met middelmatig spelers
materiaal de meest verrassende resultaten
bereikt.
In dit wat zwemmerige sprookje kwam
hij met dit soort „regisseurstoneel" ook
weer tot een zeer overtuigende voor
stelling.
Een dergelijk briljant resultaat bereikte
hii aan het eind van het jaar met Mon
sieur de Pourceaugnac, een komedie van
Molière die ter wille van het fleurige doel
wat in de richting van de Commedia
dell'Arte was omgebogen. Hierbij vond hij
in Peter van der Linden een zeldzaam be
gaafd dienaar van zijn doelstellingen.
Onder de heel wat kalmere regie van
aanstaand mededirecteur Johan de Mees
ter werd Hoofts Warenar gebracht in een
vooral op het punt van tekstregie zeld
zaam verzorgde voorstelling. Van enig
dramatisch talent van onze grote Hooft is
Guus Hermus als Cyrano en Ann
Hasekamp als Roxane in „Cyrano de
Bergerac" van Rostand (Rotterdams
Toneel).
5'
Richard Flink als „Arturo Ui" in het
gelijknamige stuk van Brecht.
(Theater)
echter niemand door deze opvoering over
tuigd, al de genomen moeite ten spijt.
WANNEER WE EEN DRIETAL onmid
dellijk gevallen blijspelen maar met de
mantel der liefde bedekken, kan er bij
dit gezelschap op twee redelijke successen
gewezen worden. Een in een Cabaretmilieu
gesitueerd stuk Verkeerd Begin van de
Nederlander Jan Staal, die zelf jaren lang
bij het cabaret heeft werkt (Sonneveld)
bracht uiteraard de verdienste mee van
een rake milieutekening. De ontwikkeling
van het gegeven was wat stereotiep maar
lang niet onaardig. Er was een charman
te rol van Carla de Raet. De jonge acteur
Bram van der Vlugt, aan dit gezelschap
verbonden heeft op het eind van het sei
zoen in een eerste beroepsregie van zijn
kunnen op dit gebied blijk gegeven met
een opvoering van Une fille pour du vent
van André Obey, een wat óverethische mo
derne parafrase van het offer van Ifige-
neia in Aulis. Men speelde in de Engelse
kerk op het Amsterdamse Begijnhof, een
wonderlijke maar bekoorlijke omgeving
voor dit over de gehele linie niet onver
dienstelijk gespeelde Franse drama. Het
komt ons voor dat Studio zich toch wat
meer rekenschap zal moeten geven van
de eigen artistieke doelstellingen, wil niet
de grote meerderheid van haar onderne
mingen al dadelijk in het niets verdwij
nen, hetgeen noch de bedoeling van de
leiding noch van de subsidiegevers kan
zijn.
HOE EEN KLEIN gezelschap, on
danks de beperkte middelen, met verve
aan de gestelde taak kan beantwoorden,
is wat men bij de opvoeringen van dit
gezelschap telkens weer met vreugde
constateert. Misschien is Erik Vos ook
wel een van de antwoorden op het in
de aanhef van dit overzicht aangehaalde
probleem van het door velen nu nog als
pijnlijk gevoelde tekort aan verantwoor
delijke en creatieve Nederlandse toneel
leiders, die de reeds lang voor de oorlog
neergelegde taak van een Royaards of
een Verkade zouden kunnen overnemen.
Hans van den Bergh
TEN EERSTE LIJKT het ons zeer goed mogelijk dat het toneel in een periode
van verminderde creativiteit verkeert en desondanks bloeit bij het zoeken van
nieuwe wegen en stijlen om de belangrijkste werken uit vorige tijdperken voor
telkens weer nieuwe generaties van schouwburgbezoekers te vertonen. Ook het
Louvre hoeft niet gesloten te worden, al bevat het alleen meesterwerken uit vroe
ger tijden. En Jean Vilar kan genoemd worden als voorbeeld van de inspirerende
en verfrissende werking die van vernieuwing van de uitvoeringspraktijk, zoals die
getoond wordt in zijn Théatre National Populaire, is uitgegaan. Bovendien dient
men het experimentele theater van Beckett, Ionesco en Adamov behalve voor over
schatting toch ook te behoeden voor onderschatting. Veel van wat zij aan vernieu
wing hebben gebracht was niet anders dan afbraak van bestaande toneelvormen;
maar de weergave van de absurditeit van het dagelijks leven, die met name Ionesco
heeft weten te bereiken door de invoering van ongerichte leuterende conversatie-
trant op het toneel, biedt toch een uitgangspunt voor wezenlijke vernieuwing spe
ciaal van de komedie. Daarnaast mag ook het werk van „boze jonge" Engelsen als
Osborne, Shelagh Delaney en in de laatste tijd vooral ook Harold Pinter niet ver
geten worden, als men op zoek is naar belangrijke eigentijdse toneelschrijvers. Ten
slotte mogen zij die het theater een volledig vastlopen in verstarde traditie voor
spellen, wel eens denken aan de geweldige vlucht die een vrij jonge kunstvorm als
de'„Musical" heeft genomen en de nieuwe mogelijkheden voor een bij uitstek het
hdendaagse publiek aansprekende toneelvorm, die deze combinatie van show, modern
ballet, zang en toneel gebracht heeft, hetgeen onder meer heeft geleid tot een ge
ïnspireerd en onmiskenbaar kunstwerk-van-deze-tijd als West Side Story.
na de Revolutie., De verrukkelijke Sjarov-
enscènering van de Kersentuin werd voor
het jubileum van Ida Wasserman nog
eens opgepoetst en de prachtige vroegere
bezetting werd nog versterkt met Anny
de Lange die o.a. voor haar Waar ja in
deze voorstelling onlangs de Théo d'Or
mocht ontvangen. Bittere Honing van She
lagh Delaney bracht een glansrol mee
voor Georgette Hagedoorn, die er een
prachtig-gestileerde lichtekooi in speelde
in een overigens enigszins naar Haagse
maatstaven vertekende voorstelling. Maar
opvoering en stuk werden daar niet min
der interessant om. Ook Den Haag kwam
met een Somerset Maugham-voorstelling.
Men had een iets gelukkiger greep ge
daan dan Amsterdam: Home and Beauty,
waarin Myra Ward ongeëvenaard het har
teloze society-vrouwtje speelde in zeld
zaam fraaie decors van Harry Wich. Voor
mij kwam toen het hoogtepunt van het sei
zoen met de opvoering van Hendrik IV
EN WAT HET TONEEL in óns land be
treft: er moet geloof ik dadelijk worden
vastgesteld dat een seizoen als het achter
ons liggende in geen enkel opzicht onder
doet voor wat men in het buitenland pres
teert en misschien nog wèl zo veelzijdig
is. Wat er ook gezegd wordt over versnip
pering van artistieke krachten en het ont
breken van bezielende persoonlijkheden in
onze toneelleiding (en een deel van deze
klachten is zeker gegrond, maar daarover
later), dat neemt niet weg dat het sei
zoen '61-'62 ons de kans heeft geboden veel
van het belangrijkste uit het buitenlandse
repertoire in dikwijls voor de oerpremière
niet onderdoende voorstellingen te zien, en
dat ons daarnaast een aantal modelvoor
stellingen uit het „klassieke" repertoire
zijn voorgezet. Van de ruim veertig pre
mières die werden uitgebracht, kan meer
dan de helft ronduit geslaagd genoemd
worden, een stuk of tien voorstellingen
zijn ondubbelzinnige successen gebleken,
terwijl vijf of zes voorstellingen gerekend
mogen worden tot de werkelijke gebeur
tenissen in de toneelwereld: Tsjechovs
Kersentuin, Shakespeare's Hendrik IV, So
fokles' Oidipous, Rostands Cyrano de Ber
gerac, Sartre's Les Séquestrés d'Altona en
naar uw persoonlijke voorkeur dan nog
Brechts Arturo Ui of de nieuwe enscène-
ring van Shakespeare's Midzomernachts-
droom. Het is misschien zinvol vast te
stellen dat dit aantal belangrijke succes
sen op zichzelf al voldoende is om hen die
spreken van een Noodlijdend Nederlands
Toneel te logenstraffen. Hier moge nu een
overzicht van het repertoire van de diver
se gezelschappen volgen.
MEN BEGON HET seizoen in het luch
tige vlak met een sprankelende Feydeau-
voorstelling: Mijnheer gaat op jacht. Het
onmiskenbare succes behaald met deze
dolzinnige klucht was volledig verdiend
door de schitterende aankleding van Friso
Wiegersma, het goede spel over de hele
linie, en door de aardige, ironiserende re
gie van Fons Rademakers. In de regie van
Han Bentz van den Berg volgde toen de
nieuwe instudering van De droom van een
Midzomernacht, ontdaan van veel door de
traditie geheiligde sprookjesachtigheid,
maar oogverblindend aangekleed door Ni-
colaas Wijnberg, prachtig gespeeld door
Ellen Vogel als Titania, Henk van Ulsen
als Puck en Ko van Dijk als Spoel. Het
kale, onttakelde toneelbeeld kon veler
goedkeuring wegdragen. Het hier weer een
hoofdrol spelen in een stuk waarover hij
ook de regie voerde, bleek een stunt waar
mee directeur Bentz van den Berg zich
regelmatig overbelast. De klacht van een
Wim van den Brink en Piet Romer
als de gasten die de pianist Stanley
(Henk van Ulsen) ter verantwoording
roepen in „Het verjaardagsfeest" van
Harold Pinter. (Centrum)
niet sterke toneelpersoonlijkheid die een
onevenredig groot deel van de regies en
de hoofdrollen op zich neemt, is in zijn
geval zeker gerechtvaardigd. Verder regis
seerde hij namelijk het volkomen misluk
te Frank V van Dürrenmatt, een overma
tig versoberde Gijsbreght met zichzelf op
nieuw in de titelrol, voorts speelde hij de
hoofdrol in de gevangenen van Altona, re
gisseert hij de toneelmanifestatie van het
Holland Festival, brengt hij wederom de
Elckerlyc en speelt ondertussen nog de
(on)nodige hoofdrollen voor de televisie,
zoals laatst Professor Higgins in Pygma
lion. In het door Kees van Ierse! gere
gisseerde drama van Sartre bewees hij
overigens wat hij vermag wanneer hij
onder een stimulerende leiding zijn talent
kan ontplooien. Ook in andere opzichten
werd deze voorstelling een van de hoogte
punten van het seizoen, vooral door de
dramatische kracht van het stuk zelf dat
ondanks urenlang gepraat-op-hoog-niveau,
bleef boeien. Een vroege en dus heel oude
Somerset Maugham werd voorts van stal
gehaald om Mary Dresselhuys de jaarlijk
se gelegenheid te geven om haar perfec
te blijspel-techniek te tonen als Caroline.
Een volslagen mislukking werd nog tegen
het eind van het kwasi-diepzinnige brok
schijnpoëzie van Frangois Billetdoux: Ga
toch naar Torpe, waarin Ellen Vogel en
Paul Cammermans zich met leeuwemoed
aan een hopeloze taak hebben gewijd on
der de ten enenmale falende regie van
Henk Rigters. Sweet Bird of Youth van
Tennessee Williams is als stuk ook een
misgreep gebleken, maar werd bijna ge
red door het fabuleuze spel van Ank van
der Moer als een verloederde filmactrice
en Ramses Shaffy in de rol van zijn le
ven als een gigolo-achtige playboy.
BOB DE LANGE opende het seizoen met
het Prieel, een thriller van Alec Coppel,
die hij vertaald had, regisseerde en voor
negen-tiende volspeelde. Hij bouwde de
oorspronkelijke spijkerharde crime-story
om tot een onstuimige komedie. Daarna
maakte Paul Steenbergen Arme Bitos tot
een van zijn onvergetelijke Anouilh-crea-
ties, na o.a. Ornifle en de Dolleman. De
schrijver liet zich dit keer van zijn aller-
wrangste kant zien in een voor Neder
lands publiek niet altijd even makkelijk
toegankelijke parallel tussen het Frankrijk
van kort na de oorlog en dat van kort
onder Michael Croft als gastregisseur. Het
werd een voorbeeld van ideaal-enscène-
ring en een triomf voor een aantal jonge
spelers van de Haagsche Comedie (Wim
van Rooy!) en voor Joris Diels als een
grandioze Falstaff. De werkgroep gaf een
verfijnde opvoering van een onzer abele
spelen: Esmoreit, gevolgd door een dras
tisch kluchtwerkje: Het esbatement van
den Visscher. Het ongewoon rijke seizoen
werd voortgezet met een fraai gespeelde
maar slecht vertaalde en daardoor toch
weinig overtuigende Giradoux-voorstel-
ling: Pour Lucrèce. Strindbergs sterfdag
werd herdacht met een voorstelling van
de Vader, waarin een Grieks-mythologi
sche visie werd geprojecteerd op dit brok
negentiende eeuws realisme waardoor wel
eèns een kortsluiting ontstond, die overi
gens geen afbreuk deed aan de gave spel-
prestaties van Frans van der Lingen, An
ny de Lange en Ida Wasserman. Het re
pertoire werd weer in het luchtige vlak
afgerond met een door Joris Diels naar
zijn hand gezette voorstelling van een on
betekenend Frans blijspelletje Pas op de
Verf, door menselijke vertolkingen van
Ida Wasserman en Joris Diels boven de
eigen bescheiden proporties uitgetild. De
Haagse Comedie toonde zich met deze
rijk geschakeerde programmakeuze we
derom ons meest stijlvolle gezelschap,
waar men mede door de keuze van de
juiste regisseurs altijd weer tot verant
woorde en vaak tot onverbeterlijke resul
taten komt. Al moet men uit de residen
tie nooit schokkende toneeldaden verwach
ten of gewaagde experimenten, grandioze
mislukkingen zijn daar gelukkig óók uit
gesloten.
BIJ HET KIEZEN van blijspelen heeft
dit gezelschap geen gelukkige hand of
men baseert zijn keuze teveel op een ver
meende slechte smaak van het Maasste-
delijk publiek. René de Obaldia's Franse
boerenbedrog: Jenuzië geheten, moet zo
spoedig mogelijk vergeten worden. Het
zelfde geldt voor het wel heel aardig ge
speelde Boeing-Boeing van een al even on
bekende en onbekwame Mare Camoletti.
Deze voorstelling blijkt ondertussen wel
veel succes te oogsten. Een bedenkelijk
soort komedie werd ook uit Amerika be
trokken van Tennessee Williams: Een
kwestie van aanpassen, Misselijke grap
jes over het huwelijksleven, opgesierd met
de geijkte dieptepsychologische maar op
pervlakkige symboliek. Daar stonden ech
ter een drietal grandioze voorstellingen te
genover.