Sombere visie op toneelkunst door de praktijk op de planken ontkracht HOOG PERCENTAGE VAN GESLAAGDE VOORSTELLINCEN DONDERDAG 14 JUNI 1962 17 Toneelgroep Theater Toneelgroep Ensemble Centrum De Nieuwe Comedie Studio Nederlandse Comedie De Haagse Comedie Rotterdams Toneel Het toneelseizoen 1961-1962 EEN MODERNE VISIE op het leven van Thomas More in A man for all sea sons van Robert Bolt werd ingetogen maar raak gespeeld door Ton Lutz. Interessan te experimenten in de vormgeving van het stuk werden in deze opvoering zeer ade quaat gerealiseerd. Een zeer geslaagde, evenwichtige voorstelling van Sofokles' Oidipous toonde de niet geringe regisseurs- kwaliteiten van Ton Lutz die door zijn strakke leiding met zeer ongelijke krach ten een monumentale, modern-verantwoor de opvatting indrukwekkend vorm gaf. Max Croiset gaf een ongelofelijk sterk door leefde en tot in alle details weergaloos knap uitgebeelde Oidipous in de wat ont nuchterende vertaling van Evert Straat. De onvergankelijke bravoure van Ros- tands Cyrano de Bergerac vond eveneens een begenadigde vertolker in Guus Her mus in een helaas wat al te gestileerde montering van Wijnberg en door de regie ten onrechte zichtbaar gemaakte decorwis selingen. Gelukkig blijken er nog altijd zeer veel liefhebbers te vinden voor deze vele uren beslaande ongezouten romantiek. Het seizoen werd besloten met de enigs zins teleurstellende dramatische eerste- HET TONEELSEIZOEN 1961-1962 loopt ten einde. Behalve een Holland Festival-première van de Nederlandse Comedie („Andorra" van Max Frisch) staan ons van de acht Nederlandse gezelschappen geen nieuwe voorstellingen meer te wachten. Een terugblik over het nu dus afgesloten seizoen kan dan de vraag doen rijzen of de veelgehoorde klachten over een crisis in de toneelwereld in het algemeen en over de noodtoestanden bij het Nederlands toneel in het bijzonder, eigenlijk wel gerechtvaardigd zijn. Enerzijds leest men na melijk nogal eens dat de chaotische wereldsituatie waarin wij leven, een slechte voedingsbodem zou zijn voor een bij uitstek ordescheppende kunst als de dramatische. Men be toogt dan: Het toneel dat altijd zo'n sterk verkondigende functie heeft gehad en dat telkens de weg naar nieuwe denkbeelden heeft gewezen, kan op het ogenblik niet bloeien, omdat er geen opbouwende gedachten over de toekomst van de mens meer mogelijk zijn. De vernieuwingen die men in alle andere kunstvormen aantreft zijn op het toneel on mogelijk of leiden tot een zo uitzichtsloos experimenteren, dat men eigenlijk alleen de keus heeft tussen „museum kunst" waarin geen eigentijdse gedachten kunnen worden beleden, of weinig toneelmatige erperimenten, die deze vorm van kunst geen werkelijke nieuwe levenskracht geven. Behalve een kortstondige opleving van nieuwe dramatische mogelijkheden kort na de oorlog (vooral in Amerika: Arthur Miller, Tennessee Williams), zo gaat deze argumentatie voort, ziet men dan oók nergens groot dramatisch werk ontstaan en op het ogenblik zwijgt Miller en is Williams vastgelopen. Tot zover de samenvatting van de ondergangs- Erofetieën betreffende het wereldrepertoire. Anderzijds zou et Vaderlands toneelleven dan zo kwijnen omdat belangrijke artistieke leiders ontbreken, omdat de grote subsidies van staatswege het initiatief verlammen en omdat de cultuur spreiding zou leiden tot artistieke versnippering terwijl de beperkte voorraad werkelijk grote acteurs en actrices over belast zijn mede door het veeleisende nieuwe medium tele visie. Wat is er af te dingen op deze sombere visie en hoe zijn in de praktijk de resultaten? ling van G. K. van het Reve Commissaris Fennedy, waarin aan een knappe opbouw een wezenlijke inhoud bleek te zijn opge offerd. Toch moet men Ton Lutz loven dat hij deze riskante onderneming ten bate van de Nederlandse toneelschrijfkunst aan gedurfd heeft en trouwens ook in andere opzichten kan men in Rotterdam de schei dende directeur Lutz nauwelijks dankbaar genoeg zijn voor wat hij met zijn troep de laatste jaren voor het toneel in de Maasstad heeft gedaan. HET LAATSTE JAAR van de toneel groep Theater in Arnhem onder de huidige directie, die volgend jaar zoals men weet de leiding van het Rotterdams Toneel op zich zal nemen, heeft een nogal pover resultaat opgeleverd. Een handig brok maakwerk was het door Lilian Hell- man uit psychiatrische handboeken bij el kaar geschreven Speelgoed op Zolder met knappe rollen van Elise Hoomans en Elly van Stekelenburg. Hans Tiemeyer deed bijna Cor Ruys vergeten in een persoon lijk gekleurde uitbeelding van Monsieur Topaze die overigens kennelijk zijn tijd ge had had. The Aspern Papers een broze novelle van Henry James tot keihard dra ma omgewerkt door Michael Redgrave le verde dankbaar spelmateriaal voor Caro van Eyck, die prachtig gestalte gaf een een in late liefde opbloeiende oude jonge juffrouw. Richard Flink speelde een van de toprollen in zijn toch al schitterende carrière als Arturo Ui, Brachts nu wel wat verjaarde waarschuwing tegen het Na zi-regime. Knappe massa-regie van Rob de Vries in een op zijn zachtst gezegd merkwaardig soort dramatische vormge ving. Een zeer betwistbaar genre voorstel ling werd de Nieuwjaarspremière met twee wel erg ongelijksoortige een-acters. Een schreeuwerig Duits brokje symboli sche Chinoiserie Voor de Grote Muur van Tankred Drost, gevolgd door een te verwaarlozen kluchtwerkje van Tsjechow: De tweede toneelbewerking van een ro man The Devils Advocate van Morris L. West gaf wederom een twijfelachtig resul taat. Handige maar criant lelijke decors van Johan Greter konden niet verbloemen dat met deze zeventien scènewisselingen en geforceerde flash-backs geen toneel was ontstaan. Het bleef bleke feuilleton- romantiek in een middelmatige opvoering. Een prachtig gemonteerde opvoering van Goldoni's Leugenaar maakte het eind van het seizoen echter weer goed. Rondom een virtuoze titelro van Coen Flink werd er guitig, speels of grotesk comedie ge speeld al naar de eisen van de Commedia dell' Arte. Al zal het dan voornamelijk om de andere 81 premières uit de achter ons liggende negen jaar zijn, men ziet het huidige Thea ter met weemoed uit Arnhem vertrekken. De nieuwe troep onder leiding van Groe- nier, Sterneberg en Lensink zal er dan ook een zware dobber aan hebben, om de ze reputatie op te houden. DE DRAMATURGE van ons Zuidneder lands gezelschap Luïsa Treves laat zich bij haar keuze van stukken kennelijk lei den door het gezonde principe verant woord toneel in de provincie te willen bren gen, waarbij men eerlijke problematiek niet uit de weg gaat, maar toch steeds op een niveau dat de weinig ervaren schouwburgbezoeker niet zal afschrikken. In dit licht gezien heeft men een alleszins waardeerbaar repertoire opgebouwd. Men begon met De tiende Man, het knusse ver haal over komische Joodse mannetjes in een Newyorkse synagoge, waarin vele aardige, naast enkele gechargeerde type ringen te genieten vielen. Regisseur Gutt- mann had met veel liefde voor het detail voor een uiterst sfeervolle entourage ge zorgd. Het aardige gegeven van het Duit se blijspel Ingeborg van Curt Goetz werd wel wat bedorven door het zwakke laatste bedrijf. Maar door het formidabele tem po kon men veel twijfelachtige grappen vergeten en gelukkig werd een heel ko mische tante bijgedragen door Fien de la Mar. Een Deens stuk sociaal realisme a la Heyermans: Een Vrije Dag, vormde de lamentabele omgeving waarin Magda Janssens met een fijn gespeelde moeder rol haar diamanten jubileum vierde. Als een raak verfilmd gangsterdrama uit Hol lywood trok een Hoed vol Regen aan ons voorbij. Cor van Rijn gaf er een schitte rende uitbeelding in van een morfinist, die in de honingzoete happy ending tot inkeer komt. Haertbreak House bleek een Shaw- stuk in Tsjechoviaanse trant: spitse dialo gen in een sfeer vol weemoed met vinnige critiek op de Engelse society rond de eer ste wereldoorlog. Een wonderlijk stuk dat door de tastende regie ook een wat won derlijke vertoning werd. Joris Diels in „Hendrik de Vierde" van Shakespeare met v.l.n.r. Wim van Rooy, Do van Stek, Bas ten Baten burg, Jules Royaards, Kees Coolen en Jan van der Linden. (Haagse Comedie) Met de zomer werd in arren moede nog een eigen borelingske van dramaturge Luïsa Treves den volke getoond: Om Nau- sikaa, een welgeschapen maar onbenullig kluchtwerkje rondom Homerische gege vens. Homerisch gelach konden we er niet voor opbrengen. DE TONEELGROEP PUCK, sinds haar volledig volwassen worden „Centrum" ge heten kan terugzien op een bijzonder ge slaagd seizoen. Men startte met een ko misch detective-spel Acht Vrouwen, inder daad door acht vrouwen zeer verdienste lijk gespeeld. De wereldpremière van een stuk van de jeugdige Jack Pullmann Echo van het Verleden werd een krachtig plei dooi voor dit niet geheel eerlijke gezins drama rond om een ondergedoken Duitse kamparts. Wim van den Brink speelde hierin de voortreffelijke hoofdrol evenals in een weinig subtiel kluchtwerkje van Regnard, mindere broeder van Molière, de Universele Erfgenaam. Hijj blijkt een van onze beste karakterspelers, waarvan hij wederom blijk gaf in de zonder meer voortreffelijke voorstelling van het Ver jaardagsfeest van Harold Pinter. Dit enigszins allegorisch bedoelde stuk over een man die uit pure slapheid niets van zijn leven maakt en daarvoor wordt ge straft door twee symbolische wrekers gaf Henk van Ulsen weer de gelegenheid een neurotisch aangelegde persoonlijkheid bij na angstig knap uit te beelden. Naast de koboldachtige speelse Puck bij de Neder landse Comedie gaf deze rol wel blijk van de veelzijdigheid van Van Ulsens talent. Een satyrisch blijspel van de Ier O'Ca- sey De Duivelshaan verbijsterde het nuch tere Nederlandse publiek enigszins door het kinderlijk plezier dat de schrijver gehad moet hebben in het bedenken van de vele tovereffecten en door zijn grimmige haat tegen de katholieke geestelijkheid, die er op uit is om de Ierse plattelandsbevolking dom te houden. De min of meer als een zoet sprookje opgevatte uitvoering deed het stuk trouwens ook niet op zijn voor deligst uitkomen. Wanneer volgend jaar de gelederen van deze groep nog weer aan zienlijk versterkt zullen zijn onder meer door de komst van Guus Hermus en El ly van Stekelenburg zullen wij van Cen trum met zijn voortvarende dramaturg Hans Rooduijn waarschijnlijk weer een interessant seizoen mogen verwachten. ONDER DEZE NAAM treden de spelers van het jeugdtoneelgezelschap „Arena" op voor volwassenen. Voor zover wij weten is er dit jaar maar één nieuwe kindervoor stelling op het programma geplaatst, het j alleraardigste sprookje over een klein spook, Ploeft geheten, dat in een meester lijke poppenkaststijl was geregisseerd door Berend Boude wijn. DE NIEUWE KOMEDIE, volgend jaar onder leiding van Erik Vos en Johan de Meester, heeft dit jaar een drietal opmer kelijke successen geboekt. Een minutieus ingestudeerde uurwerkvoorstelling was De Zeereis van Georges Schéhadé. Erik Vos had zich hier weer uitgeleefd in de regiestijl die hem zij bijzonder goed af gaat: Het tot in details uitwerken en vast leggen van een gehele voorstelling, waar door hij ook met middelmatig spelers materiaal de meest verrassende resultaten bereikt. In dit wat zwemmerige sprookje kwam hij met dit soort „regisseurstoneel" ook weer tot een zeer overtuigende voor stelling. Een dergelijk briljant resultaat bereikte hii aan het eind van het jaar met Mon sieur de Pourceaugnac, een komedie van Molière die ter wille van het fleurige doel wat in de richting van de Commedia dell'Arte was omgebogen. Hierbij vond hij in Peter van der Linden een zeldzaam be gaafd dienaar van zijn doelstellingen. Onder de heel wat kalmere regie van aanstaand mededirecteur Johan de Mees ter werd Hoofts Warenar gebracht in een vooral op het punt van tekstregie zeld zaam verzorgde voorstelling. Van enig dramatisch talent van onze grote Hooft is Guus Hermus als Cyrano en Ann Hasekamp als Roxane in „Cyrano de Bergerac" van Rostand (Rotterdams Toneel). 5' Richard Flink als „Arturo Ui" in het gelijknamige stuk van Brecht. (Theater) echter niemand door deze opvoering over tuigd, al de genomen moeite ten spijt. WANNEER WE EEN DRIETAL onmid dellijk gevallen blijspelen maar met de mantel der liefde bedekken, kan er bij dit gezelschap op twee redelijke successen gewezen worden. Een in een Cabaretmilieu gesitueerd stuk Verkeerd Begin van de Nederlander Jan Staal, die zelf jaren lang bij het cabaret heeft werkt (Sonneveld) bracht uiteraard de verdienste mee van een rake milieutekening. De ontwikkeling van het gegeven was wat stereotiep maar lang niet onaardig. Er was een charman te rol van Carla de Raet. De jonge acteur Bram van der Vlugt, aan dit gezelschap verbonden heeft op het eind van het sei zoen in een eerste beroepsregie van zijn kunnen op dit gebied blijk gegeven met een opvoering van Une fille pour du vent van André Obey, een wat óverethische mo derne parafrase van het offer van Ifige- neia in Aulis. Men speelde in de Engelse kerk op het Amsterdamse Begijnhof, een wonderlijke maar bekoorlijke omgeving voor dit over de gehele linie niet onver dienstelijk gespeelde Franse drama. Het komt ons voor dat Studio zich toch wat meer rekenschap zal moeten geven van de eigen artistieke doelstellingen, wil niet de grote meerderheid van haar onderne mingen al dadelijk in het niets verdwij nen, hetgeen noch de bedoeling van de leiding noch van de subsidiegevers kan zijn. HOE EEN KLEIN gezelschap, on danks de beperkte middelen, met verve aan de gestelde taak kan beantwoorden, is wat men bij de opvoeringen van dit gezelschap telkens weer met vreugde constateert. Misschien is Erik Vos ook wel een van de antwoorden op het in de aanhef van dit overzicht aangehaalde probleem van het door velen nu nog als pijnlijk gevoelde tekort aan verantwoor delijke en creatieve Nederlandse toneel leiders, die de reeds lang voor de oorlog neergelegde taak van een Royaards of een Verkade zouden kunnen overnemen. Hans van den Bergh TEN EERSTE LIJKT het ons zeer goed mogelijk dat het toneel in een periode van verminderde creativiteit verkeert en desondanks bloeit bij het zoeken van nieuwe wegen en stijlen om de belangrijkste werken uit vorige tijdperken voor telkens weer nieuwe generaties van schouwburgbezoekers te vertonen. Ook het Louvre hoeft niet gesloten te worden, al bevat het alleen meesterwerken uit vroe ger tijden. En Jean Vilar kan genoemd worden als voorbeeld van de inspirerende en verfrissende werking die van vernieuwing van de uitvoeringspraktijk, zoals die getoond wordt in zijn Théatre National Populaire, is uitgegaan. Bovendien dient men het experimentele theater van Beckett, Ionesco en Adamov behalve voor over schatting toch ook te behoeden voor onderschatting. Veel van wat zij aan vernieu wing hebben gebracht was niet anders dan afbraak van bestaande toneelvormen; maar de weergave van de absurditeit van het dagelijks leven, die met name Ionesco heeft weten te bereiken door de invoering van ongerichte leuterende conversatie- trant op het toneel, biedt toch een uitgangspunt voor wezenlijke vernieuwing spe ciaal van de komedie. Daarnaast mag ook het werk van „boze jonge" Engelsen als Osborne, Shelagh Delaney en in de laatste tijd vooral ook Harold Pinter niet ver geten worden, als men op zoek is naar belangrijke eigentijdse toneelschrijvers. Ten slotte mogen zij die het theater een volledig vastlopen in verstarde traditie voor spellen, wel eens denken aan de geweldige vlucht die een vrij jonge kunstvorm als de'„Musical" heeft genomen en de nieuwe mogelijkheden voor een bij uitstek het hdendaagse publiek aansprekende toneelvorm, die deze combinatie van show, modern ballet, zang en toneel gebracht heeft, hetgeen onder meer heeft geleid tot een ge ïnspireerd en onmiskenbaar kunstwerk-van-deze-tijd als West Side Story. na de Revolutie., De verrukkelijke Sjarov- enscènering van de Kersentuin werd voor het jubileum van Ida Wasserman nog eens opgepoetst en de prachtige vroegere bezetting werd nog versterkt met Anny de Lange die o.a. voor haar Waar ja in deze voorstelling onlangs de Théo d'Or mocht ontvangen. Bittere Honing van She lagh Delaney bracht een glansrol mee voor Georgette Hagedoorn, die er een prachtig-gestileerde lichtekooi in speelde in een overigens enigszins naar Haagse maatstaven vertekende voorstelling. Maar opvoering en stuk werden daar niet min der interessant om. Ook Den Haag kwam met een Somerset Maugham-voorstelling. Men had een iets gelukkiger greep ge daan dan Amsterdam: Home and Beauty, waarin Myra Ward ongeëvenaard het har teloze society-vrouwtje speelde in zeld zaam fraaie decors van Harry Wich. Voor mij kwam toen het hoogtepunt van het sei zoen met de opvoering van Hendrik IV EN WAT HET TONEEL in óns land be treft: er moet geloof ik dadelijk worden vastgesteld dat een seizoen als het achter ons liggende in geen enkel opzicht onder doet voor wat men in het buitenland pres teert en misschien nog wèl zo veelzijdig is. Wat er ook gezegd wordt over versnip pering van artistieke krachten en het ont breken van bezielende persoonlijkheden in onze toneelleiding (en een deel van deze klachten is zeker gegrond, maar daarover later), dat neemt niet weg dat het sei zoen '61-'62 ons de kans heeft geboden veel van het belangrijkste uit het buitenlandse repertoire in dikwijls voor de oerpremière niet onderdoende voorstellingen te zien, en dat ons daarnaast een aantal modelvoor stellingen uit het „klassieke" repertoire zijn voorgezet. Van de ruim veertig pre mières die werden uitgebracht, kan meer dan de helft ronduit geslaagd genoemd worden, een stuk of tien voorstellingen zijn ondubbelzinnige successen gebleken, terwijl vijf of zes voorstellingen gerekend mogen worden tot de werkelijke gebeur tenissen in de toneelwereld: Tsjechovs Kersentuin, Shakespeare's Hendrik IV, So fokles' Oidipous, Rostands Cyrano de Ber gerac, Sartre's Les Séquestrés d'Altona en naar uw persoonlijke voorkeur dan nog Brechts Arturo Ui of de nieuwe enscène- ring van Shakespeare's Midzomernachts- droom. Het is misschien zinvol vast te stellen dat dit aantal belangrijke succes sen op zichzelf al voldoende is om hen die spreken van een Noodlijdend Nederlands Toneel te logenstraffen. Hier moge nu een overzicht van het repertoire van de diver se gezelschappen volgen. MEN BEGON HET seizoen in het luch tige vlak met een sprankelende Feydeau- voorstelling: Mijnheer gaat op jacht. Het onmiskenbare succes behaald met deze dolzinnige klucht was volledig verdiend door de schitterende aankleding van Friso Wiegersma, het goede spel over de hele linie, en door de aardige, ironiserende re gie van Fons Rademakers. In de regie van Han Bentz van den Berg volgde toen de nieuwe instudering van De droom van een Midzomernacht, ontdaan van veel door de traditie geheiligde sprookjesachtigheid, maar oogverblindend aangekleed door Ni- colaas Wijnberg, prachtig gespeeld door Ellen Vogel als Titania, Henk van Ulsen als Puck en Ko van Dijk als Spoel. Het kale, onttakelde toneelbeeld kon veler goedkeuring wegdragen. Het hier weer een hoofdrol spelen in een stuk waarover hij ook de regie voerde, bleek een stunt waar mee directeur Bentz van den Berg zich regelmatig overbelast. De klacht van een Wim van den Brink en Piet Romer als de gasten die de pianist Stanley (Henk van Ulsen) ter verantwoording roepen in „Het verjaardagsfeest" van Harold Pinter. (Centrum) niet sterke toneelpersoonlijkheid die een onevenredig groot deel van de regies en de hoofdrollen op zich neemt, is in zijn geval zeker gerechtvaardigd. Verder regis seerde hij namelijk het volkomen misluk te Frank V van Dürrenmatt, een overma tig versoberde Gijsbreght met zichzelf op nieuw in de titelrol, voorts speelde hij de hoofdrol in de gevangenen van Altona, re gisseert hij de toneelmanifestatie van het Holland Festival, brengt hij wederom de Elckerlyc en speelt ondertussen nog de (on)nodige hoofdrollen voor de televisie, zoals laatst Professor Higgins in Pygma lion. In het door Kees van Ierse! gere gisseerde drama van Sartre bewees hij overigens wat hij vermag wanneer hij onder een stimulerende leiding zijn talent kan ontplooien. Ook in andere opzichten werd deze voorstelling een van de hoogte punten van het seizoen, vooral door de dramatische kracht van het stuk zelf dat ondanks urenlang gepraat-op-hoog-niveau, bleef boeien. Een vroege en dus heel oude Somerset Maugham werd voorts van stal gehaald om Mary Dresselhuys de jaarlijk se gelegenheid te geven om haar perfec te blijspel-techniek te tonen als Caroline. Een volslagen mislukking werd nog tegen het eind van het kwasi-diepzinnige brok schijnpoëzie van Frangois Billetdoux: Ga toch naar Torpe, waarin Ellen Vogel en Paul Cammermans zich met leeuwemoed aan een hopeloze taak hebben gewijd on der de ten enenmale falende regie van Henk Rigters. Sweet Bird of Youth van Tennessee Williams is als stuk ook een misgreep gebleken, maar werd bijna ge red door het fabuleuze spel van Ank van der Moer als een verloederde filmactrice en Ramses Shaffy in de rol van zijn le ven als een gigolo-achtige playboy. BOB DE LANGE opende het seizoen met het Prieel, een thriller van Alec Coppel, die hij vertaald had, regisseerde en voor negen-tiende volspeelde. Hij bouwde de oorspronkelijke spijkerharde crime-story om tot een onstuimige komedie. Daarna maakte Paul Steenbergen Arme Bitos tot een van zijn onvergetelijke Anouilh-crea- ties, na o.a. Ornifle en de Dolleman. De schrijver liet zich dit keer van zijn aller- wrangste kant zien in een voor Neder lands publiek niet altijd even makkelijk toegankelijke parallel tussen het Frankrijk van kort na de oorlog en dat van kort onder Michael Croft als gastregisseur. Het werd een voorbeeld van ideaal-enscène- ring en een triomf voor een aantal jonge spelers van de Haagsche Comedie (Wim van Rooy!) en voor Joris Diels als een grandioze Falstaff. De werkgroep gaf een verfijnde opvoering van een onzer abele spelen: Esmoreit, gevolgd door een dras tisch kluchtwerkje: Het esbatement van den Visscher. Het ongewoon rijke seizoen werd voortgezet met een fraai gespeelde maar slecht vertaalde en daardoor toch weinig overtuigende Giradoux-voorstel- ling: Pour Lucrèce. Strindbergs sterfdag werd herdacht met een voorstelling van de Vader, waarin een Grieks-mythologi sche visie werd geprojecteerd op dit brok negentiende eeuws realisme waardoor wel eèns een kortsluiting ontstond, die overi gens geen afbreuk deed aan de gave spel- prestaties van Frans van der Lingen, An ny de Lange en Ida Wasserman. Het re pertoire werd weer in het luchtige vlak afgerond met een door Joris Diels naar zijn hand gezette voorstelling van een on betekenend Frans blijspelletje Pas op de Verf, door menselijke vertolkingen van Ida Wasserman en Joris Diels boven de eigen bescheiden proporties uitgetild. De Haagse Comedie toonde zich met deze rijk geschakeerde programmakeuze we derom ons meest stijlvolle gezelschap, waar men mede door de keuze van de juiste regisseurs altijd weer tot verant woorde en vaak tot onverbeterlijke resul taten komt. Al moet men uit de residen tie nooit schokkende toneeldaden verwach ten of gewaagde experimenten, grandioze mislukkingen zijn daar gelukkig óók uit gesloten. BIJ HET KIEZEN van blijspelen heeft dit gezelschap geen gelukkige hand of men baseert zijn keuze teveel op een ver meende slechte smaak van het Maasste- delijk publiek. René de Obaldia's Franse boerenbedrog: Jenuzië geheten, moet zo spoedig mogelijk vergeten worden. Het zelfde geldt voor het wel heel aardig ge speelde Boeing-Boeing van een al even on bekende en onbekwame Mare Camoletti. Deze voorstelling blijkt ondertussen wel veel succes te oogsten. Een bedenkelijk soort komedie werd ook uit Amerika be trokken van Tennessee Williams: Een kwestie van aanpassen, Misselijke grap jes over het huwelijksleven, opgesierd met de geijkte dieptepsychologische maar op pervlakkige symboliek. Daar stonden ech ter een drietal grandioze voorstellingen te genover.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 17