I Het verdwenen manuscript
Wie had het eerste woord?
Volgens een nieuwe theorie kan
de mens pas 25.000 jaar praten
PUZZEL NUMMER 39
TANTE PATENT EN DE SOF
n
PANDA EN DE PECHVOGEL
Loop naar de
pomp
Ons vervolgverhaal
i 6)
ZATERDAG 16 JUNI 1962
11
door H. Wolfram Geizsler
Vergeet de reisapotheek
niet
1 Er woont momenteel niemand be-
halve het huisbewaarders-echtpaar.
tk zelf heb bijna .nooit tijd om er
I ook maar voor een weekend heen
te gaan. Zou dat niet iets voor u zijn?
Ik ben er zeker van, dat 't u daar
uitstekend zou bevallen"
5 Fox keek hem verwonderd aan.
S „De vrouw van het huisbewaarders-
1 echtpaar kookt voortreffelijk' vervolg-
1 de Zanetti. „U behoeft zich dus, als
u wilt, helemaal niet in het openbaar
te vertonen. Het huis ligt verscholen
in een mooie tuin, vlak aan het meer.
u kunt er zo van de tuin uit zwem-
5 men en er ligt een roeiboot aan de
steiger".
Fox bleef hem aankijken.
„Weliswaar bent u hier natuurlijk
op klassieke bodem en is de villa
1 Trefontane veel beroemder en het
B park veel indrukwekkender" ging Za-
netti door, „maar toch zou ik u wil-
len aanraden om niet in die vuile
modderige vijver te gaan baden. Nee
doet u dat liever in het heldere, blau-
we water van het meer, dat ik per
il soonlijk het mooiste meer ter wereld
vind. Houdt u van vissen? Even buiten
de andere oever van het meer vindt
1 u overal volop dikke barbelen, waar-
li van ook de oude Romeinen zoveel
hielden, hoewel ik moet erkennen dat
ze vol graten zitten. Allemensen, me-
S neer Fox waarom zegt u niets, waar-
om grijpt u mijn uitnodiging niet
met beide handen aan? Waar wacht u
1 op?"
„Op het angeltje, dat ongetwijfeld
verscholen zit onder al uw beminne-
lijkheid en gastvrijheid" antwoordde
1 Fox.
„Hoe kan een mens zo wantrouwend
I zijn", riep Zanetti lachend uit. ,Nu
goed, ik geef toe, ik heb bij dit alles
een klein verzoek aan u. O eigenlijk
niet de moeite waard. Mijn verzoek
1 bestaat hierin, dat ik u zou willen
B vragen iets voor mij uit te zoeken iets
1 dat u waarschijnlijk erg onbelangrijk
zal toeschijnen, maar ik kwam op "net
idee, omdat ik in de afgelopen nacht
in de krant las, dat u eigenlijk ar-
cheoloog en kunsthistoricus bent".
„Er was dus wel degelijk een ad-
1 dertje aanwezig" merkte Fox op, ter-
1 wijl hij de ander vorsend aankeek.
Heeft 't iets met archeologie te ma-
ken?" „Inderdaad, voor zover ik 't
S kan beoordelen", antwoordde Zanetti
„Mijn vader, die zijn laatste levens-
jaren aan het Gardameer doorbracht
I was een groot geleerde in uw vak.
U zult in dat huis aan het meer zijn
1 bibliotheek vinden alsook allerlei met
1 de hand geschreven notities, die hij
heeft nagelaten. U kunt, als u dat
wilt aan zijn schrijfbureau om zo te
5 zeggen, verder werken, wekenlang,
5 maandenlang..U bent mijn gast, en
5 't zou mij bijzonder veel plezier doen"
„Maar met betrekking tot wat.
„Nee", onderbrak de ander hem.
,.Ik zou daarover op dit ogenblik lie-
ver niet spreken. Ik ben er eigen-
li lijk niet op voorbereid en misschien
5 zou daardoor Uw oordeel beïnvloed
I worden. Heeft Maria U verteld, dat
1 ik vanmiddag laat weer naar Milaan
terugvlieg? Er zat niets anders op.
1 Ik stel voor, gaat U met mij mee?
Tegen dat het donker wordt, kunt
I U dan al per auto van Milaan onder-
weg zijn naar Gardone. Ik zal naar
5 Gardone opbellen een voortreffelijk
soupertje zal voor U klaar staan.
1 Maria verscheen in de voordeur en
wenkte hen om binnen te komen.
1 „Maar de zaak, waar dit allemaal
om draait", hield Fox koppig vol.
S „Ik verzeker U, dat 't stellig een
zaak is, die U zal interesseren", ant-
1 woordde Zanetti, terwijl hij met een
theatraal gebaar een hand op zijn
hart legde. „Gedurende onze tocnt
in het vlietuig zal ik U er nader
over vertellen. Afgesproken?"
1 „Voorlopig heb ik slechts een wens,
namelijk te eten", zei Fox. Zanetti
pakte hem onder de arm en samen
wandelden ze op het huis toe.
1 „Ik wil er wel aan toevoegen",
vervolgde Fox, „dat ik U erkente-
5 lijk ben voor Uw vriendelijke uitno-
1 diging. U weet echter, dat ik uit
s soort opdrachten niet alleen uit puur
enthousiasme op me neem, niet-
S waar?"
„Mijn nicht heeft me hierover in-
gelicht. Als zakenman had ik me Je
ll ze aangelegenheid vanzelfsprekend
niet anders gedacht dan op een strikt
S zakelijke basis. U zult.
„Laten we daarover nu niet spre- 1
ken", onderbrak Fox hem, boos op
zichzelf, dat hij deze kant van de
zaak had aangeroerd, 't Behoorde I
echter tot zijn zwakke zijden, dat
hij zeer op geld was gesteld. Hij
was er zich van bewust, maar tel- I
kens weer speelde deze eigenschap
hem parten. I
„En"? vroeg gravin Respiani, toen j
ze zich aan de lunch zetten.
„Meneer Fox is zo vriendelijk van- j
middag met mij mee terug te rei- j
zen", zei Zanetti „Nee.... stribbel
niet tegen, dat is nu eenmaal zo af-
gesproken". I
„Wat afschuwelijk" riep Marian j
met een pruilmondje uit „Wat moe-
ten wij nu beginnen? Ik haat U,
meneer Fox. Ik had me zo voor-
gesteld om met U in de schaduw
van de laurierbomen te wandelen i
en.I
„Mijn lieve kind, je bent daarvoor j
nog veel te jong", zei haar vader, j
die daarmee bewees tot het soort
vaders te behoren dat zijn dochters
onderschat. j
De zon stond reeds vrij hoog aan
de hemel, toen het vliegtuig van Ro-
meinse bodem opsteeg en, na een j
rondje boven de eeuwige, stad, de j
loop van de Tiber volgde in noor- j
delijke richting. Het toestel vloog
over bergketens, die met hun wonder-
lijk kale hellingen, welke thans over-
goten waren door het rode avondzon- i
licht, de indruk wekten niet tot net j
landschap van Italië te behoren, maar
tot dat van een vreemde planeet.
„Volgens de overlevering", zei Za- i
netti, „zouden deze bergen enkele
eeuwen geleden nog bedekt zijn ge
weest met dichte bossen maar de
mensen schijnen lichtzinnig met het
beschikbare hout omgesprongen 'e
zijn; zó erg, dat deze bergen thans
volkomen ontbost zijn en 't een kale
woestenij is geworden. Ja, dat zijn
fouten, die niet licht meer goedge
maakt kunnen worden. Een triest ge
zicht, nietwaar?"
Fox knikte.
„Als men zich nu eens voorstelt,
hoe dit land eruit gezien moet heb
ben in de tijd, dat de stad Rome
tot bloei begon te komen en zich
uitbreidde langs de oevers van de
Tiber in het gebied der Etrusken.
Wanneer was dat ongeveer?"
„Laten we zeggen: omstreeks de
vijfde eeuw vóór Christus."
„Dus ongeveer een vijfentwintig
honderd jaar geleden. Men weet wei
nig meer daarvan."
„O, men weet nog heel wat van
die tijd", wierp Fox tegen, „maar
natuurlijk is ook veel een gesloten
boek gebleven. Wanneer men bijvoor
beeld aan de Etrusken denkt.
„Precies!" zei Zanetti, terwijl hij
een hand op de arm van zijn buurman
legde. „Misschien zouden we ook daar
van méér weten, wanneer datgene
was gebeurd, waarom ik U vrpeg met
mij mee te gaan."
Fox keek hem verrast aan. Hij had
deze snelle wending van het gsprek
niet verwacht en zich ingesteld op een
onschuldige conversatie met z'n reisge
noot. Hij vond 't echter bijzonder pret
tig, dat Zanetti reeds thans het be
wuste onderwerp aanroerde.
„Heeft 't werkelijk iets met de Etrus
ken te maken?" vroeg hij verwonderd.
Hij dacht aan de vorige avond in net
restaurant: „De Etruskische grafkelder
waarschijnlijk zou professor Hel-
fering er heel wat voor over hebben
gehad om op dit uur in zijn plaats
te zijn.
Hij voegde eraan toe: „Zoudt U
mij eindelijk niet eens in duidelijke
woorden willen zeggen, waar 't alle
maal om draait?"
,,'t Is een heel eenvoudige geschiede
nis." antwoordde Zanetti. „Zoals 'k
U vanmorgen al vertelde, staat dat
bewuste huis in Gardone meestal leeg.
De inrichting is nog precies zoals mijn
vader deze enige jaren geleden ach
terliet, er is niets bijgekomen, en
ook niet weggenomen, dat wil zeggen,
waarschijnlijk ontbreekt er toch iets.
Ik weet 't niet."
„Weet u dat niet?"
„Er is narrielijk de vorige herfst
in dat huis ingebroken. Dat gebeurde
op een avond, toen de huisbewaar
ders naar de bioscoop waren.
(Wordt vervolgd)
DE VROUW ZAL altijd het laatste woord
hebben. Daar heeft de wetenschap zich
bij neergelegd. Maar de wetenschap maakt
er zich wel druk om, wie nu het eerste
woord gehad heeft, met andere woorden,
welke van onze voorzaten uit de oertijd
voor het eerst gesproken hebben. Tot voor
kort was de gangbare opvatting, dat het
spraakvermogen van de mens ontstaan is
kort voor het tijdstip waarop zich uit de
voor-mens" twee soorten hebben ontwik
keld: de mensen en de aapachtigen. Maar
de laatste jaren is de mening zich gaan
vormen, dat de menselijke spraak veel
jonger is dan de mens-als-soort. En vol
gens de antropoloog dr. Raymond A.
Dart zou het menselijk spraakvermogen
zelfs niet meer dan een 25.000 jaar oud
zijn.
DE OUDE OPVATTING berustte in de
eerste plaats op de theorie, dat juist het
ontstaan vanhet spraakveremogen het keer
punt in de evolutie is geweest, waarbij de
mens zich is gaan onderscheiden van de
andere hogere wezens. In de tweede
plaats stelde men, dat de oermens heeft
geleefd van de jacht-in-stamverband en
dat gemeenschappelijke jacht niet mogelijk
is zonder dat door middel van spraak over
leg wordt gepleegd. Ook het gebruik van
werktuigen, stenen bijlen, messen en
dergelijke zou inhouden, dat de mens over
een communicatiemiddel beschikte om zijn
kennis omtrent het gebruik van die werk
tuigen aan anderen over te dragen.
RAYMOND DART betoogt nu, dat de
spraak helemaal niet onmisbaar is bij
de jacht. Hij wijst erop, dat leeuwen en
hyena's en wolven ook in troepen jagen
en dat zij daartoe een gemeenschappelijke
taktiek opbouwen, waaraan geen woord
te pas komt, hoogstens een enkele kreet.
En werktuigen kent de mens al zo lang.
De Australopithecus, een menselijk we
zen dat ongeveer een miljoen jaar gele
den geleefd moet hebben, beschikte reeds
over werktuigen. Maar dit wezen had nog
geen spraak. Deze beweringen lijken wat
sterk: want hoe kan men nu weten, met
niets anders dan wat skeletdelen als „hou
vast" dat deze Australopithecus een mil
joen jaren geleden niet praten kon? Wel
nu, de ouderdom van archeologische vond
sten is tegenwoordig door meting van de
radio-activiteit ervan vrij nauwkeurig te
berekenen en de anatomische wetenschap
is ver genoeg om aan het strottehoofd van
zo'n wezen uit de oertijd te kunnen zien
of het al dan niet in staat is geweest ge
articuleerde klanken voort te brengen.
Dart wijst er tenslotte op, dat de hoogst
ontwikkelde dieren van thans, met name
de apen, ook in staat zijn eenvoudige werk
tuigen, zoals stenen en stokken, te ge
bruiken en dat zij bepaalde verworven
heden van elkaar overnemen, zonder dat
zij daarover „converseren" in gearticu
leerde taal. Die overdracht van kennis be
rust dan ook uitsluitend, zo zegt Dart,
op visueel „na-apen".
DIT WAREN dan enige negatieve ar
gumenten voor dr. Dart's stelling dat de
mens nog niet zo lang het spraakvermo
gen heeft. Maar hij heeft ook positieve
argumenten. Voor het grootste deel heeft
hij die verzameld tijdens een studie van
de Bosjesmannen in Zuid-Afrika. Dit men
senras verkeert nog in het vroegste ont
wikkelingsstadium en hun weinig gearti
culeerde taal bevat geen grotere woorden
schat dan een aantal aanduidingen van
planten en dieren, lichaamsdelen en li
chaamsfuncties. Voorts kennen ze benoe
mingen voor hun schaarse werktuigen en
bij het tellen komen ze niet verder dan:
ééntweeveel
Dart wijst in dit verband ook op de rots
tekeningen van de primitieve mens, die
ook ongeveer 25.000 jaar geleden ontstaan
zouden zijn. Ook deze ouderdom is met
de hulpmiddelen van thans redelijk nauw-
Een nieuwe stem in het internationale
mode-koor is die van India, welks jon
ge confectie-industrie alle moeite doet,
zich in het buitenland exportmogelijk
heden te scheppen. Een onlangs in Lon
den gehouden show toonde aan, dat het
de Indische ontwerpers zeker niet ont
breekt aan verbeeldingskracht en ori
ginaliteit en diverse modellen kregen
dan ook van het deskundige Westerse
publiek een hartelijk applausje. Dat
gold ook voor starmannequin Mai
Ling Rahman uit New Delhi, die o.a.
deze grappige combinatie van met
pareltjes opgeborduurde zomerpumps
en een bijpassend dopje liet zien.
De vakanties staan weer voor de deur
en iedereen zal zich er wel voor hoeden
om het badpak of de berguitrusting te
vergeten. Dat zijn zaken die zo identiek
zijn aan de vakantiegenoegens, dat zij bo
venaan op het lijstje van mee te nemen
artikelen staan. Maar een vakantie kan
grondig bedorven worden door het onver
wachte, en dus is het zaak, zich ook daar
tegen zo goed mogelijk te wapenen. Juist
omdat we ons tijdens de vakantie onbe-
kommerd overgeven aan de genoegens van
strand, bergland of heide denken we niet
aan het pechduiveltje. De automobilist zal
niet vergeten zijn reparatie-set mee te ne
men noch de reserveonderdelen. Dat is
evenzeer het geval wanneer we met de
scooter, brommer of fiets uitgaan. Maar
denkt u ook om de zeker zo noodzakelijke
reisapotheek, die heus niet zo omvangrijk
hoeft te zijn als u wellicht denkt. Maar
de volgende artikelen zijn onmisbaar. Jo
dium, hét ontsmettingsmiddel bij uitstek.
Voor kleine schaafwondjes die veel voor
komen, vooral wanneer u met kinderen
uitgaat. Een paar pakjes steriel verband
gaas, op de wonde leggen wanneer deze
met jodium is behandeld. Ter voorkoming
van het vastplakken op de wond zijn di
verse soorten jodiumzalf in de handel. Hy
drofiele ivindsels, speciaal enkele van 4
cm. en 6 cm. als verband voor grotere
lichaamsdelen. Voor verstuikingen zijn aan
te bevelen een paar elastische windsels.
Vergeet u vooral niet wat wondpleister en
gewone hechtpleister mee te nemen, het
eerste als snelverband, het tweede als be
vestiging voor kleine gaasjes. Wanneer u
naar het buitenland gaat is het mogelijk
dat de „keuken" daar moeilijkheden zal
veroorzaken met uw ingewanden. Zowel
hiertegen als tegen verstopping zijn diver
se preparaten in de handel welke niet veel
kosten. Mocht u gaan kamperen dan ver
dient het aanbeveling om wat verdelgings
middelen tegen insecten mee te nemen,
Handige spuitbussen maken het u gemak
kelijk. Tenslotte moet u zeker niet de
schaar en wat veiligheidsspelden vergeten'
Een raad: gebruik geen medicijn node
loos. Mocht u dit alles in uw vakantie
niet nodig hebben dan is het altijd ge
schikt als aanvulling van uw huisapotheek
keurig te schatten. Dr Bart gaat ervan
uit, dat de mens pas zo'n 25.000 jaar ge
leden behoefte of vermogen heeft gekre^
gen, zich „uit te drukken" door deze te
keningen. Dit was ook een soort „benoe
men" van dingen over en om de mens van
die tijd. Parallel daaraan zou de mens
dus ook omstreeks diezelfde tijd de be
hoefte gekregen hebben zich door middel
van een gearticuleerde taal tot zijn me
demens te richten.
NATUURLIJK HEEFT de mens, net als
het dier, altijd wel zijn meest primitieve
gevoelens kunnen tonen: vriendschap en
vijandschap, lust en onlust, angst en on
bekommerdheid. Dat vermogen hebben on
ze pasgeboren babies ook al. Wonder
lijk is het intussen, dat het mensenkind
van nu soms al kan praten vóór het kan
lopen; dat het in ieder geval zijn ge
dachten al behoorlijk kenbaar kan maken
voordat het zijn lichaam helemaal be
heerst.
HIERAAN zou men argumenten kunnen
ontlenen voor de opvatting, dat de spraak
al een oeroude verworvenheid van de
mens is. Maar juist de taal, mondeling en
schriftelijk, heeft onze technische ontwik
keling mogelijk gemaakt. En die techni
sche ontwikkeling is eigenlijk nog maar
een paar honderd jaar geleden begonnen.
Met andere woorden, als de mens reeds
in zijn vroegste stadium een taal zou heb
ben gekend, zou de technische ontwikke
ling al veel eerder begonnen, en nu veel
verder gevorderd zijn dan zij thans is.
Na veel wikken en wegen heeft de
Amsterdamse raad dan deze week de
knoop doorgehakt door vóór de fluo
ridering van het hoofdstedelijke drink
water te stemmen. Wethouder Van den
Bergh zette ter verdediging van het
voorstel uiteen waarom „fluorwater"
naar zijn menihg meer voor- dan na
delen biedt. Hij haalde er zelfs het
roken bij: „Straks zit iedereen hier in de
raadszaal te roken en de lucht te ver
pesten die ik moet inademen. Maar
natuurlijk accepteer ik het dat ande
ren roken. Het aanvaarden van gefluo
rideerd drinkwater ligt in hetzelfde
vlak, met dat verschil dat het gebruik
van dit water zover men weet geen
kwade gevolgen heeft. Toch zullen er
op enkele punten in de stad „drenk
plaatsen komen" waar drinkwater zon
der fluor verschaft wordt: dit om de
tegenstanders tegemoet te komen."
„Die kunnen dan naar de pomp lopen",
was het snedige commentaar van een
der vroede vaders.
Inmiddels heeft een aantal Amster
dammers een Vereniging ter Bescher
ming van Drinkwater, opgericht. Deze
beoogt, „door voorlichting fluoridering
van drinkwater te voorkomen."
In het voorlopig bestuur hebben o.m
een tandarts en een advocaat zitting.
Dit bestuur vraagt zich met name af of:
1) fluoridering staatsrechtelijk wel is
toegestaan en
2) het onderzoek naar de gevolgen
van fluoridering niet te onvolledig is
geweest.
Advertentie
N.V. MIJ. „HOLSTER" - OVERVEEN
Tel. K 2500 - 60002, 57290 en 57833
Centrale verwarming
Airconditioning
Aut. oliestook
Horizontaal: 1. handschoenenleer; 5. groot
Ital. dichter; 10. vrouw van Jacob; 11. vro
lijkheid met weemoed; 13. eiland waarnaar
wijnsoort genoemd is; 15. aantekening; 18.
voornaam Ned. voetballer; 19. maanstand,
afk.; 21. deel v. e. mast; 22. hoofd v. bep.
klooster; 23. dunne stof; 25. behoeftig; 26.
zoetwatervis; 27. hulde brengen; 30. zicht
bare dampmassa; 31. meisjesnaam; 32. la
ten zien; 35. was getekend; 36. rots in zee;
37. voor de voor de schijn; 39. heilige;
41. volk; 43. zangstem; 45. ontdekker van
vaccin tegen kinderverlamming; 48. augurk.
50. spreekgeluid; 51. zie 22; 52. vorm van
zuurstof; 53. vatie: opheffing; 54. ge
loofsovertuiging, afk.; 56. zie 19; 58. bloed
verwante; 59. Chin, stad, bep. gele stof;
62. slaapmiddel; 64. verblijfplaats v. huis
dieren; 65. 60 minuten; 66. gem. in Noórd-
brabant; 67. bouwland.
Verticaal: 2. Engels bier; 3. waterstand;
4. plantsoen; 5. min (minderwaardig); 6.
god v. d. liefde; 7. rekening; 8. drie
voorvoegsel; 9. in de omgeving gelegen; 12.
schotschrift; 13. maat; 14. in stukken split
sen; 16. onderste stuk v. e. strijkstok; 17.
plakbriefje; 20. zout water; 24. skind:
reus; 26. Burgerlijk Wetboek; 28. Fries kas
teel; 29. hatelijke opmerking; 33. bloedver
want; 34. hogepriester uit O. Test.; 35. af
vegen; 38. bindmiddel; 39. iemand die zijn
naam voor een of ander doel leent; 40. ge
meente in Drente; 42. blaasinstrument; 44.
eiland der Philippijnen; 46. landkaarten-
boek; 47. lengtemaat, afk.; 49. hard geluid;
54. reeks, bussel; 55. gewricht; 56. aardig;
57. zitmeubel; 60. huisdier; 61. deeltje in
celkern dat erfelijke eigenschappen draagt;
63. Zweedse munt.
Oplossingen, uitsluitend per briefkaart,
dienen voor donderdag a.s. in ons bezit te
zijn.
OPLOSSING PUZZEL NO. 38
S T A|NIKjjB LANK
G'E R
DEC
R EJE
D R
MET
PRIJSWINNAARS PUZZEL NO 38:
7,50: Mej. A. Telkamp, Prins Bern-
hardstraat 12, Hillegom. 5,Hr. Meyer,
Kolkstraat 6 rd., Haarlem, 2,50: J. Nord-
siek-Westerveld, Bloemendaalsestraatweg
139, Santpoort.
Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp
36. Tante Patent wachtte tot het holst van de nacht,
's morgens tegen drie uur. Toen betrad ze de don
kere straten van de stad, met naast haar de Ba
tavier. Het was gelukkig doodstil in de sloppen en
stegen, alleen een eenzame slapeloze inwoner keek
toevallig uit het raam, zag de horens van de Ba
taaf en dacht: „De dokter had gelijk, ik drink te
veel." „Hier is het," fluisterde tante Patent. „We
moeten als echte inbrekers door het kelderraam
trachtten te kruipen." Met veel behendigheid hielp de
grote Sof haar door het kleine venstertje heen, waar
na hij zelf volgde. Daar stonden ze. Gelukkig had
tante Patent haar zaklantaarntje en al gauw von
den ze wat ze zochten: Het offervat van de Ba
tavier. Het was boordevol snijbonen en witte bo
nen; de doktersvrouw, mevrouw Vierus, was een
flinke huisvrouw en ze maakte alles nog zelf in.
OP. MAÏTEN TOONDE*
38. Een lange rij huifkarren kwam temidden van een
grote stofwolk aan en stelde zich rond de hut op. Plots
was de lucht vervuld van een rumoer van hinnikende
paarden en opgewonden kreten: „Kijk kijk! Daar ligt
het goud! Zomaar voor het oprapen!" „Halt!" riep de
belastinginspecteur, vol gezag naar voren tredend,
„hier wordt niet geraapt. De helft van dit goudveld is
staatseigendom volgens artikel 6 sub 3 van de wet van
vermogensaanwas!" „Jaja," zei tante Hennie, die uit
de voorste wagen was gesprongen, „maar de andere
helft is van mijn neef, mijn bloedeigen neef! Waar is
de kleine lieverd? Ik wil hem gelukwensen met zijn ge
lukkige vondst en enkele dringende familieaangelegen
heden met hem bespreken!" Meneer Pech, die zich met
Panda onder tantes huifkar had verstopt, verbleekte.
„Familie-aangelegenheden mompelde hij ge
smoord, „grutjes, grutjes, hoe kom ik weg?" „Ssst, we
hebben een kans," fluisterde Panda, „maar dan moeten
we stil en vooral snel zijn. Kom meneer Pech!" Enkele
ogenblikken later werd tante Hennie bijna door haar
eigen paard onder de voet gelopen en flitste haar huif
kar voorbij. Maar hoe snel het ook gebeurde, zij had
toch nog gezien, dat haar beminde neef op de bok zat.