I Het verdwenen manuscript Wie had het eerste woord? Volgens een nieuwe theorie kan de mens pas 25.000 jaar praten PUZZEL NUMMER 39 TANTE PATENT EN DE SOF n PANDA EN DE PECHVOGEL Loop naar de pomp Ons vervolgverhaal i 6) ZATERDAG 16 JUNI 1962 11 door H. Wolfram Geizsler Vergeet de reisapotheek niet 1 Er woont momenteel niemand be- halve het huisbewaarders-echtpaar. tk zelf heb bijna .nooit tijd om er I ook maar voor een weekend heen te gaan. Zou dat niet iets voor u zijn? Ik ben er zeker van, dat 't u daar uitstekend zou bevallen" 5 Fox keek hem verwonderd aan. S „De vrouw van het huisbewaarders- 1 echtpaar kookt voortreffelijk' vervolg- 1 de Zanetti. „U behoeft zich dus, als u wilt, helemaal niet in het openbaar te vertonen. Het huis ligt verscholen in een mooie tuin, vlak aan het meer. u kunt er zo van de tuin uit zwem- 5 men en er ligt een roeiboot aan de steiger". Fox bleef hem aankijken. „Weliswaar bent u hier natuurlijk op klassieke bodem en is de villa 1 Trefontane veel beroemder en het B park veel indrukwekkender" ging Za- netti door, „maar toch zou ik u wil- len aanraden om niet in die vuile modderige vijver te gaan baden. Nee doet u dat liever in het heldere, blau- we water van het meer, dat ik per il soonlijk het mooiste meer ter wereld vind. Houdt u van vissen? Even buiten de andere oever van het meer vindt 1 u overal volop dikke barbelen, waar- li van ook de oude Romeinen zoveel hielden, hoewel ik moet erkennen dat ze vol graten zitten. Allemensen, me- S neer Fox waarom zegt u niets, waar- om grijpt u mijn uitnodiging niet met beide handen aan? Waar wacht u 1 op?" „Op het angeltje, dat ongetwijfeld verscholen zit onder al uw beminne- lijkheid en gastvrijheid" antwoordde 1 Fox. „Hoe kan een mens zo wantrouwend I zijn", riep Zanetti lachend uit. ,Nu goed, ik geef toe, ik heb bij dit alles een klein verzoek aan u. O eigenlijk niet de moeite waard. Mijn verzoek 1 bestaat hierin, dat ik u zou willen B vragen iets voor mij uit te zoeken iets 1 dat u waarschijnlijk erg onbelangrijk zal toeschijnen, maar ik kwam op "net idee, omdat ik in de afgelopen nacht in de krant las, dat u eigenlijk ar- cheoloog en kunsthistoricus bent". „Er was dus wel degelijk een ad- 1 dertje aanwezig" merkte Fox op, ter- 1 wijl hij de ander vorsend aankeek. Heeft 't iets met archeologie te ma- ken?" „Inderdaad, voor zover ik 't S kan beoordelen", antwoordde Zanetti „Mijn vader, die zijn laatste levens- jaren aan het Gardameer doorbracht I was een groot geleerde in uw vak. U zult in dat huis aan het meer zijn 1 bibliotheek vinden alsook allerlei met 1 de hand geschreven notities, die hij heeft nagelaten. U kunt, als u dat wilt aan zijn schrijfbureau om zo te 5 zeggen, verder werken, wekenlang, 5 maandenlang..U bent mijn gast, en 5 't zou mij bijzonder veel plezier doen" „Maar met betrekking tot wat. „Nee", onderbrak de ander hem. ,.Ik zou daarover op dit ogenblik lie- ver niet spreken. Ik ben er eigen- li lijk niet op voorbereid en misschien 5 zou daardoor Uw oordeel beïnvloed I worden. Heeft Maria U verteld, dat 1 ik vanmiddag laat weer naar Milaan terugvlieg? Er zat niets anders op. 1 Ik stel voor, gaat U met mij mee? Tegen dat het donker wordt, kunt I U dan al per auto van Milaan onder- weg zijn naar Gardone. Ik zal naar 5 Gardone opbellen een voortreffelijk soupertje zal voor U klaar staan. 1 Maria verscheen in de voordeur en wenkte hen om binnen te komen. 1 „Maar de zaak, waar dit allemaal om draait", hield Fox koppig vol. S „Ik verzeker U, dat 't stellig een zaak is, die U zal interesseren", ant- 1 woordde Zanetti, terwijl hij met een theatraal gebaar een hand op zijn hart legde. „Gedurende onze tocnt in het vlietuig zal ik U er nader over vertellen. Afgesproken?" 1 „Voorlopig heb ik slechts een wens, namelijk te eten", zei Fox. Zanetti pakte hem onder de arm en samen wandelden ze op het huis toe. 1 „Ik wil er wel aan toevoegen", vervolgde Fox, „dat ik U erkente- 5 lijk ben voor Uw vriendelijke uitno- 1 diging. U weet echter, dat ik uit s soort opdrachten niet alleen uit puur enthousiasme op me neem, niet- S waar?" „Mijn nicht heeft me hierover in- gelicht. Als zakenman had ik me Je ll ze aangelegenheid vanzelfsprekend niet anders gedacht dan op een strikt S zakelijke basis. U zult. „Laten we daarover nu niet spre- 1 ken", onderbrak Fox hem, boos op zichzelf, dat hij deze kant van de zaak had aangeroerd, 't Behoorde I echter tot zijn zwakke zijden, dat hij zeer op geld was gesteld. Hij was er zich van bewust, maar tel- I kens weer speelde deze eigenschap hem parten. I „En"? vroeg gravin Respiani, toen j ze zich aan de lunch zetten. „Meneer Fox is zo vriendelijk van- j middag met mij mee terug te rei- j zen", zei Zanetti „Nee.... stribbel niet tegen, dat is nu eenmaal zo af- gesproken". I „Wat afschuwelijk" riep Marian j met een pruilmondje uit „Wat moe- ten wij nu beginnen? Ik haat U, meneer Fox. Ik had me zo voor- gesteld om met U in de schaduw van de laurierbomen te wandelen i en.I „Mijn lieve kind, je bent daarvoor j nog veel te jong", zei haar vader, j die daarmee bewees tot het soort vaders te behoren dat zijn dochters onderschat. j De zon stond reeds vrij hoog aan de hemel, toen het vliegtuig van Ro- meinse bodem opsteeg en, na een j rondje boven de eeuwige, stad, de j loop van de Tiber volgde in noor- j delijke richting. Het toestel vloog over bergketens, die met hun wonder- lijk kale hellingen, welke thans over- goten waren door het rode avondzon- i licht, de indruk wekten niet tot net j landschap van Italië te behoren, maar tot dat van een vreemde planeet. „Volgens de overlevering", zei Za- i netti, „zouden deze bergen enkele eeuwen geleden nog bedekt zijn ge weest met dichte bossen maar de mensen schijnen lichtzinnig met het beschikbare hout omgesprongen 'e zijn; zó erg, dat deze bergen thans volkomen ontbost zijn en 't een kale woestenij is geworden. Ja, dat zijn fouten, die niet licht meer goedge maakt kunnen worden. Een triest ge zicht, nietwaar?" Fox knikte. „Als men zich nu eens voorstelt, hoe dit land eruit gezien moet heb ben in de tijd, dat de stad Rome tot bloei begon te komen en zich uitbreidde langs de oevers van de Tiber in het gebied der Etrusken. Wanneer was dat ongeveer?" „Laten we zeggen: omstreeks de vijfde eeuw vóór Christus." „Dus ongeveer een vijfentwintig honderd jaar geleden. Men weet wei nig meer daarvan." „O, men weet nog heel wat van die tijd", wierp Fox tegen, „maar natuurlijk is ook veel een gesloten boek gebleven. Wanneer men bijvoor beeld aan de Etrusken denkt. „Precies!" zei Zanetti, terwijl hij een hand op de arm van zijn buurman legde. „Misschien zouden we ook daar van méér weten, wanneer datgene was gebeurd, waarom ik U vrpeg met mij mee te gaan." Fox keek hem verrast aan. Hij had deze snelle wending van het gsprek niet verwacht en zich ingesteld op een onschuldige conversatie met z'n reisge noot. Hij vond 't echter bijzonder pret tig, dat Zanetti reeds thans het be wuste onderwerp aanroerde. „Heeft 't werkelijk iets met de Etrus ken te maken?" vroeg hij verwonderd. Hij dacht aan de vorige avond in net restaurant: „De Etruskische grafkelder waarschijnlijk zou professor Hel- fering er heel wat voor over hebben gehad om op dit uur in zijn plaats te zijn. Hij voegde eraan toe: „Zoudt U mij eindelijk niet eens in duidelijke woorden willen zeggen, waar 't alle maal om draait?" ,,'t Is een heel eenvoudige geschiede nis." antwoordde Zanetti. „Zoals 'k U vanmorgen al vertelde, staat dat bewuste huis in Gardone meestal leeg. De inrichting is nog precies zoals mijn vader deze enige jaren geleden ach terliet, er is niets bijgekomen, en ook niet weggenomen, dat wil zeggen, waarschijnlijk ontbreekt er toch iets. Ik weet 't niet." „Weet u dat niet?" „Er is narrielijk de vorige herfst in dat huis ingebroken. Dat gebeurde op een avond, toen de huisbewaar ders naar de bioscoop waren. (Wordt vervolgd) DE VROUW ZAL altijd het laatste woord hebben. Daar heeft de wetenschap zich bij neergelegd. Maar de wetenschap maakt er zich wel druk om, wie nu het eerste woord gehad heeft, met andere woorden, welke van onze voorzaten uit de oertijd voor het eerst gesproken hebben. Tot voor kort was de gangbare opvatting, dat het spraakvermogen van de mens ontstaan is kort voor het tijdstip waarop zich uit de voor-mens" twee soorten hebben ontwik keld: de mensen en de aapachtigen. Maar de laatste jaren is de mening zich gaan vormen, dat de menselijke spraak veel jonger is dan de mens-als-soort. En vol gens de antropoloog dr. Raymond A. Dart zou het menselijk spraakvermogen zelfs niet meer dan een 25.000 jaar oud zijn. DE OUDE OPVATTING berustte in de eerste plaats op de theorie, dat juist het ontstaan vanhet spraakveremogen het keer punt in de evolutie is geweest, waarbij de mens zich is gaan onderscheiden van de andere hogere wezens. In de tweede plaats stelde men, dat de oermens heeft geleefd van de jacht-in-stamverband en dat gemeenschappelijke jacht niet mogelijk is zonder dat door middel van spraak over leg wordt gepleegd. Ook het gebruik van werktuigen, stenen bijlen, messen en dergelijke zou inhouden, dat de mens over een communicatiemiddel beschikte om zijn kennis omtrent het gebruik van die werk tuigen aan anderen over te dragen. RAYMOND DART betoogt nu, dat de spraak helemaal niet onmisbaar is bij de jacht. Hij wijst erop, dat leeuwen en hyena's en wolven ook in troepen jagen en dat zij daartoe een gemeenschappelijke taktiek opbouwen, waaraan geen woord te pas komt, hoogstens een enkele kreet. En werktuigen kent de mens al zo lang. De Australopithecus, een menselijk we zen dat ongeveer een miljoen jaar gele den geleefd moet hebben, beschikte reeds over werktuigen. Maar dit wezen had nog geen spraak. Deze beweringen lijken wat sterk: want hoe kan men nu weten, met niets anders dan wat skeletdelen als „hou vast" dat deze Australopithecus een mil joen jaren geleden niet praten kon? Wel nu, de ouderdom van archeologische vond sten is tegenwoordig door meting van de radio-activiteit ervan vrij nauwkeurig te berekenen en de anatomische wetenschap is ver genoeg om aan het strottehoofd van zo'n wezen uit de oertijd te kunnen zien of het al dan niet in staat is geweest ge articuleerde klanken voort te brengen. Dart wijst er tenslotte op, dat de hoogst ontwikkelde dieren van thans, met name de apen, ook in staat zijn eenvoudige werk tuigen, zoals stenen en stokken, te ge bruiken en dat zij bepaalde verworven heden van elkaar overnemen, zonder dat zij daarover „converseren" in gearticu leerde taal. Die overdracht van kennis be rust dan ook uitsluitend, zo zegt Dart, op visueel „na-apen". DIT WAREN dan enige negatieve ar gumenten voor dr. Dart's stelling dat de mens nog niet zo lang het spraakvermo gen heeft. Maar hij heeft ook positieve argumenten. Voor het grootste deel heeft hij die verzameld tijdens een studie van de Bosjesmannen in Zuid-Afrika. Dit men senras verkeert nog in het vroegste ont wikkelingsstadium en hun weinig gearti culeerde taal bevat geen grotere woorden schat dan een aantal aanduidingen van planten en dieren, lichaamsdelen en li chaamsfuncties. Voorts kennen ze benoe mingen voor hun schaarse werktuigen en bij het tellen komen ze niet verder dan: ééntweeveel Dart wijst in dit verband ook op de rots tekeningen van de primitieve mens, die ook ongeveer 25.000 jaar geleden ontstaan zouden zijn. Ook deze ouderdom is met de hulpmiddelen van thans redelijk nauw- Een nieuwe stem in het internationale mode-koor is die van India, welks jon ge confectie-industrie alle moeite doet, zich in het buitenland exportmogelijk heden te scheppen. Een onlangs in Lon den gehouden show toonde aan, dat het de Indische ontwerpers zeker niet ont breekt aan verbeeldingskracht en ori ginaliteit en diverse modellen kregen dan ook van het deskundige Westerse publiek een hartelijk applausje. Dat gold ook voor starmannequin Mai Ling Rahman uit New Delhi, die o.a. deze grappige combinatie van met pareltjes opgeborduurde zomerpumps en een bijpassend dopje liet zien. De vakanties staan weer voor de deur en iedereen zal zich er wel voor hoeden om het badpak of de berguitrusting te vergeten. Dat zijn zaken die zo identiek zijn aan de vakantiegenoegens, dat zij bo venaan op het lijstje van mee te nemen artikelen staan. Maar een vakantie kan grondig bedorven worden door het onver wachte, en dus is het zaak, zich ook daar tegen zo goed mogelijk te wapenen. Juist omdat we ons tijdens de vakantie onbe- kommerd overgeven aan de genoegens van strand, bergland of heide denken we niet aan het pechduiveltje. De automobilist zal niet vergeten zijn reparatie-set mee te ne men noch de reserveonderdelen. Dat is evenzeer het geval wanneer we met de scooter, brommer of fiets uitgaan. Maar denkt u ook om de zeker zo noodzakelijke reisapotheek, die heus niet zo omvangrijk hoeft te zijn als u wellicht denkt. Maar de volgende artikelen zijn onmisbaar. Jo dium, hét ontsmettingsmiddel bij uitstek. Voor kleine schaafwondjes die veel voor komen, vooral wanneer u met kinderen uitgaat. Een paar pakjes steriel verband gaas, op de wonde leggen wanneer deze met jodium is behandeld. Ter voorkoming van het vastplakken op de wond zijn di verse soorten jodiumzalf in de handel. Hy drofiele ivindsels, speciaal enkele van 4 cm. en 6 cm. als verband voor grotere lichaamsdelen. Voor verstuikingen zijn aan te bevelen een paar elastische windsels. Vergeet u vooral niet wat wondpleister en gewone hechtpleister mee te nemen, het eerste als snelverband, het tweede als be vestiging voor kleine gaasjes. Wanneer u naar het buitenland gaat is het mogelijk dat de „keuken" daar moeilijkheden zal veroorzaken met uw ingewanden. Zowel hiertegen als tegen verstopping zijn diver se preparaten in de handel welke niet veel kosten. Mocht u gaan kamperen dan ver dient het aanbeveling om wat verdelgings middelen tegen insecten mee te nemen, Handige spuitbussen maken het u gemak kelijk. Tenslotte moet u zeker niet de schaar en wat veiligheidsspelden vergeten' Een raad: gebruik geen medicijn node loos. Mocht u dit alles in uw vakantie niet nodig hebben dan is het altijd ge schikt als aanvulling van uw huisapotheek keurig te schatten. Dr Bart gaat ervan uit, dat de mens pas zo'n 25.000 jaar ge leden behoefte of vermogen heeft gekre^ gen, zich „uit te drukken" door deze te keningen. Dit was ook een soort „benoe men" van dingen over en om de mens van die tijd. Parallel daaraan zou de mens dus ook omstreeks diezelfde tijd de be hoefte gekregen hebben zich door middel van een gearticuleerde taal tot zijn me demens te richten. NATUURLIJK HEEFT de mens, net als het dier, altijd wel zijn meest primitieve gevoelens kunnen tonen: vriendschap en vijandschap, lust en onlust, angst en on bekommerdheid. Dat vermogen hebben on ze pasgeboren babies ook al. Wonder lijk is het intussen, dat het mensenkind van nu soms al kan praten vóór het kan lopen; dat het in ieder geval zijn ge dachten al behoorlijk kenbaar kan maken voordat het zijn lichaam helemaal be heerst. HIERAAN zou men argumenten kunnen ontlenen voor de opvatting, dat de spraak al een oeroude verworvenheid van de mens is. Maar juist de taal, mondeling en schriftelijk, heeft onze technische ontwik keling mogelijk gemaakt. En die techni sche ontwikkeling is eigenlijk nog maar een paar honderd jaar geleden begonnen. Met andere woorden, als de mens reeds in zijn vroegste stadium een taal zou heb ben gekend, zou de technische ontwikke ling al veel eerder begonnen, en nu veel verder gevorderd zijn dan zij thans is. Na veel wikken en wegen heeft de Amsterdamse raad dan deze week de knoop doorgehakt door vóór de fluo ridering van het hoofdstedelijke drink water te stemmen. Wethouder Van den Bergh zette ter verdediging van het voorstel uiteen waarom „fluorwater" naar zijn menihg meer voor- dan na delen biedt. Hij haalde er zelfs het roken bij: „Straks zit iedereen hier in de raadszaal te roken en de lucht te ver pesten die ik moet inademen. Maar natuurlijk accepteer ik het dat ande ren roken. Het aanvaarden van gefluo rideerd drinkwater ligt in hetzelfde vlak, met dat verschil dat het gebruik van dit water zover men weet geen kwade gevolgen heeft. Toch zullen er op enkele punten in de stad „drenk plaatsen komen" waar drinkwater zon der fluor verschaft wordt: dit om de tegenstanders tegemoet te komen." „Die kunnen dan naar de pomp lopen", was het snedige commentaar van een der vroede vaders. Inmiddels heeft een aantal Amster dammers een Vereniging ter Bescher ming van Drinkwater, opgericht. Deze beoogt, „door voorlichting fluoridering van drinkwater te voorkomen." In het voorlopig bestuur hebben o.m een tandarts en een advocaat zitting. Dit bestuur vraagt zich met name af of: 1) fluoridering staatsrechtelijk wel is toegestaan en 2) het onderzoek naar de gevolgen van fluoridering niet te onvolledig is geweest. Advertentie N.V. MIJ. „HOLSTER" - OVERVEEN Tel. K 2500 - 60002, 57290 en 57833 Centrale verwarming Airconditioning Aut. oliestook Horizontaal: 1. handschoenenleer; 5. groot Ital. dichter; 10. vrouw van Jacob; 11. vro lijkheid met weemoed; 13. eiland waarnaar wijnsoort genoemd is; 15. aantekening; 18. voornaam Ned. voetballer; 19. maanstand, afk.; 21. deel v. e. mast; 22. hoofd v. bep. klooster; 23. dunne stof; 25. behoeftig; 26. zoetwatervis; 27. hulde brengen; 30. zicht bare dampmassa; 31. meisjesnaam; 32. la ten zien; 35. was getekend; 36. rots in zee; 37. voor de voor de schijn; 39. heilige; 41. volk; 43. zangstem; 45. ontdekker van vaccin tegen kinderverlamming; 48. augurk. 50. spreekgeluid; 51. zie 22; 52. vorm van zuurstof; 53. vatie: opheffing; 54. ge loofsovertuiging, afk.; 56. zie 19; 58. bloed verwante; 59. Chin, stad, bep. gele stof; 62. slaapmiddel; 64. verblijfplaats v. huis dieren; 65. 60 minuten; 66. gem. in Noórd- brabant; 67. bouwland. Verticaal: 2. Engels bier; 3. waterstand; 4. plantsoen; 5. min (minderwaardig); 6. god v. d. liefde; 7. rekening; 8. drie voorvoegsel; 9. in de omgeving gelegen; 12. schotschrift; 13. maat; 14. in stukken split sen; 16. onderste stuk v. e. strijkstok; 17. plakbriefje; 20. zout water; 24. skind: reus; 26. Burgerlijk Wetboek; 28. Fries kas teel; 29. hatelijke opmerking; 33. bloedver want; 34. hogepriester uit O. Test.; 35. af vegen; 38. bindmiddel; 39. iemand die zijn naam voor een of ander doel leent; 40. ge meente in Drente; 42. blaasinstrument; 44. eiland der Philippijnen; 46. landkaarten- boek; 47. lengtemaat, afk.; 49. hard geluid; 54. reeks, bussel; 55. gewricht; 56. aardig; 57. zitmeubel; 60. huisdier; 61. deeltje in celkern dat erfelijke eigenschappen draagt; 63. Zweedse munt. Oplossingen, uitsluitend per briefkaart, dienen voor donderdag a.s. in ons bezit te zijn. OPLOSSING PUZZEL NO. 38 S T A|NIKjjB LANK G'E R DEC R EJE D R MET PRIJSWINNAARS PUZZEL NO 38: 7,50: Mej. A. Telkamp, Prins Bern- hardstraat 12, Hillegom. 5,Hr. Meyer, Kolkstraat 6 rd., Haarlem, 2,50: J. Nord- siek-Westerveld, Bloemendaalsestraatweg 139, Santpoort. Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp 36. Tante Patent wachtte tot het holst van de nacht, 's morgens tegen drie uur. Toen betrad ze de don kere straten van de stad, met naast haar de Ba tavier. Het was gelukkig doodstil in de sloppen en stegen, alleen een eenzame slapeloze inwoner keek toevallig uit het raam, zag de horens van de Ba taaf en dacht: „De dokter had gelijk, ik drink te veel." „Hier is het," fluisterde tante Patent. „We moeten als echte inbrekers door het kelderraam trachtten te kruipen." Met veel behendigheid hielp de grote Sof haar door het kleine venstertje heen, waar na hij zelf volgde. Daar stonden ze. Gelukkig had tante Patent haar zaklantaarntje en al gauw von den ze wat ze zochten: Het offervat van de Ba tavier. Het was boordevol snijbonen en witte bo nen; de doktersvrouw, mevrouw Vierus, was een flinke huisvrouw en ze maakte alles nog zelf in. OP. MAÏTEN TOONDE* 38. Een lange rij huifkarren kwam temidden van een grote stofwolk aan en stelde zich rond de hut op. Plots was de lucht vervuld van een rumoer van hinnikende paarden en opgewonden kreten: „Kijk kijk! Daar ligt het goud! Zomaar voor het oprapen!" „Halt!" riep de belastinginspecteur, vol gezag naar voren tredend, „hier wordt niet geraapt. De helft van dit goudveld is staatseigendom volgens artikel 6 sub 3 van de wet van vermogensaanwas!" „Jaja," zei tante Hennie, die uit de voorste wagen was gesprongen, „maar de andere helft is van mijn neef, mijn bloedeigen neef! Waar is de kleine lieverd? Ik wil hem gelukwensen met zijn ge lukkige vondst en enkele dringende familieaangelegen heden met hem bespreken!" Meneer Pech, die zich met Panda onder tantes huifkar had verstopt, verbleekte. „Familie-aangelegenheden mompelde hij ge smoord, „grutjes, grutjes, hoe kom ik weg?" „Ssst, we hebben een kans," fluisterde Panda, „maar dan moeten we stil en vooral snel zijn. Kom meneer Pech!" Enkele ogenblikken later werd tante Hennie bijna door haar eigen paard onder de voet gelopen en flitste haar huif kar voorbij. Maar hoe snel het ook gebeurde, zij had toch nog gezien, dat haar beminde neef op de bok zat.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 11