CATHARINA DE GROTE beroemdste en beruchtste van de Tsarina's B ZATERDAG 30 JUNI 1962 Erbij Jos. de Klerk NA HET AFSTERVEN (najaar 1691) van de Haarlemse stadsorganist en beiaardier Jonan Dusart had men voor de successie het oog op Sybrandus van Noordt, die zijn vader Jacobus van Noordt opgevolgd was als organist van de Oude Kerk te Amsterdam en als zodanig, maar ook tevens als klokkenist en zeer origineel componist van zich deed spreken. Hij had pas te voren een kleine klaviersonate uitge geven, die een nieuwe richting in de klaviermuziek aan kondigde. Er zullen zich wel een behoorlijk aantal kandi daten voor de opvolging van Dusart aangemeld hebben, want het organistschap in de Haarlemse St. Bavo was een aanzienlijke post, die door de stad met 900 gulden jaar salaris - een belangrijk bedrag in die tijd - royaal gehono reerd werd. Maar dan moest men dan ook de beste, althans de meest gereputeerde zien te krijgen. Men wilde dus de ophefmakende Sybrandus van Noordt van Amsterdam af snoepen, een geval dat de onderlinge concurrentiestrijd van de steden typeert. Het Amsterdamse salaris was beduidend lager, maar hoewel men in de hoofdstad bereid was er een schepje op te doen om Sybrandus te behouden (er werd zelfs over gecorrespondeerd met de vroedschap van Haar lem), bezweek Sybrandus voor de pecuniaire voordelen van de Spaarnestad en werd aldaar in januari 16Ö2 met vlag en wimpel ingehaald. De noordzij van de Haarlemse Grote Markt in de zeventiende eeuw, naar een tekening van Pieter Saenredam. De vijfde en zesde puntgevel van rechts naar links geteld behoren tot de befaamde herberg Het Gulden Vlies, waar het bloedig treffen tussen Sybrandus van Noordt en Cornelis Dusart plaats vond en waar in 1766 de familie Mozart logeerde. Uiterst links ziet men de Hoofdwacht in haar toenmalig aspect, hoek Smedestraat. Hoe de schilder Dusart in „Het Gulden Vlies" op 't Sant door Sybrandus van Noordt is afgetuigd HET WERD ECHTER een mislukking, en wel zó erg, dat Van Noordt na drie dienstjaren smadelijk ontslagen werd, wegens wangedrag heeft men steeds gezegd. Wat er precies aan de hand geweest is werd er niet bij verrfield; men kon er dus van alles bij denken. Op z'n minst is te denken aan slordige waarneming van zijn dienst, wat dan ook zou neerkomen op een tekort aan inschikkelijkheid. Veelzeggend dienaangaande is het feit, dat op 30 maart 1693, dus na een ervaring van ruim een jaar, een „Instructie" voor de organist-klokkenist werd uitgevaardigd, waarmee men kennelijk de functionaris het vuur aan de schenen heeft willen leggen. Wij komen eruit te weten, dat de dienst heel wat omvatte, wat natuurlijk geen reden was om hem slordig te vervullen. Be nevens het bespelen van de beiaard (minstens driemaal in de week) en het versteken van de speeltrommel (wat destijds vaker gebeurde dan tegenwoordig) had hij dan als organist de kerk diensten, die hij moest besluiten met een bespeling van een uur. Herbergtafereel van Cornelis Dusart. successeur de gunst heeft weten te winnen om den orgel te mogen verbeteren." Bovendien moest hij in de week iedere dag concerteren van zes tot zeven uur „psalmen en andere deftige en IN IEDER GEVAL, Sybrandus van zedelijke musijck soo als de konst best Noordt is te Haarlem niet in de gunst kan uitleveren en in desen soo wel door geraakt. Waarschijnlijk was er meer r,p alle de registers passeren als de kunst hem aan te merken wat tot een conflict can medebrengen, opdat te allen tijden leidde en zijn ontslag „wegens wange kan geweten worden of de orgels in alle drag" verklaart. Ik meen deze veronder- haar pijpen behoorlijck gestelt blijven en in alles wel onderhouden." stelling te mogen gronden op een notariële akte, die mij in het Stadsarchief, op zoek naar iets anders, als 't ware toevallig 'n de hand gespeeld werd. Notarisprotocollen zijn voor de geschiedschrijving rijke en vooral betrouwbare bronnen. Zij verhalen geen sprookjes; hun enige fantasie bestaat in de overdadige krullen van het schrift; verder zijn ze zo dor en fantasieloos mo gelijk, zij zeggen dé waarheid onver bloemd, nuchter en als 't pas geeft ook onbekookt. IN EEN dergelijke mijn van plaatselij ke gebeurtenissen, buren- of familieruzies, echtelijke vergrijpen, testamenten, huwe lijksovereenkomsten, vorderingen, kortom van allerlei maatschappelijke bindingen, ontbindingen en ontsporingen, vond ik te gen mr. Sybrandus van Noordt „organist alhier", een wanklacht wegens ergerlijke mishandeling onder getuigen afgelegd door de vermaarde kunstschilder Cornelis Du sart, zoon van wijlen de voorganger van de aangeklaagde. Het ongedateerde stuk moet van de tweede helft van mei 1694 zijn want het feit waarover het ging speelde zich af op 13 mei en de akte is te vinden in de protocollen van notaris Hendrik Ha- sewindius over het jaar 1694 (Inv. nr. 443, fol. 193, 193 v.). Deze datum is van be lang want hij valt amper een viertal maanden vóór Sybrandus van Noordt's on eervol ontslag uit de stedelijke en kerkelij ke dienstbetrekking; hij werd namelijk „gecasseert" op 9 oktober 1694 Het is dus niet onmogelijk dat de procedure die op bovengenoemde aanklacht volgde intussen haar beslag kreeg met een veroordeling, die doorslaggevend werd bij de klachten, en misverstanden die reeds' gerezen waren. CORNELIUS DUSART was bij Meester Jonas de Jongh, „hoofdofficier binnen de- ser stadt haerlem", zijn beklag komen doen over het feit dat hij door Sybrandus van Noordt bijna doodgeranseld was, en de po litierechter wenste deze aanklacht nu in een authentieke akte vastgelegd te zien. - - -Wij- komen uit- het stuk te weten* -dat het er op de avond van de bewuste 13e mei in de befaamde herberg „Het Gulden Vlies" naast het Coster-huis op de Grote Markt, gezellig toeging onder een vijftal „plak kers": de stadsorganist Sybrandus van Noordt, diens Amsterdamse kennis, een zekere jonker Van Camp, kunstschilder Cornelis Dusart en nog twee anderen. De herbergier Harmen Quekelaer moet, toen het al een half uur over middernacht ge worden was, al menig glas getapt of ge schonken hebben om de „verscheyde soe- te ende vermaeckelijcke discoursen" met geestrijke lafenis aan de gang te houden. Twee van het stel, waaronder Dusart, meenden dat het nu toch tijd was om op te stappen; doch de overigen, vooral Van Noordt, drongen aan „noch een weynigh haer geselschap bij te wonen, twelck hij haer beyde met alle fatsoen en respect wierde geëxcuseert, seggende de tijt ge- passeert te zijn." DE COMPAGNON van Dusart liet zich niet bepraten en vertrok. Onze schilder weerstond echter niet aan het verzoek om nog te blijven „uijt oorzacke van de vori ge soete discourse", zoals hij verklaarde. Doch na een half uur (het was inmiddels al één uur geworden) maakt hij aantalten om „beleefdelijck" afscheid te nemen, ra uit „danckbaerheijt van haer geselschap" nog een rondje wijn getracteerd te heb ben, hetgeen „mindelijck wierde geaccep- teert". Maar nauwelijks had Dusart zijn glas wijn gedronken, of Van Noordt gaf hem met de volle hand een „firmente harde slagh" in het aangezicht, hoewel de aan klager zich niet kon herinneren toen ,if oijt tevooren" iemand van het gezelschap beledigd te hebben". Verder greep Van Noordt hem bij de keel „die hij toeneep". Tezamen met jonker Van Campen, die Sijbrandus assisteerde werd Dusart daar na geranseld en geslagen „alsmede met haere voeten op sijn aengesicht ende li- chaem geschopt en getrapt, dat het blo et sijn neus, keel ende mont uyt, tappelingh sijn aengesicht langs op sijn kleederen needer liep, mitsgaders sijn tanden in sijn mont los en aen stucken en sijn lip ge- quetst". Hij vreesde zelfs nog jammerlij- ker getracteerd te zullen worden en mis schien wel „om 't leven gebracht", indien hij door de vierde compaan niet ware ont zet. Hospes Harmen Queckelaar stak blijk baar geen hand uit om zijn vechtende klan ten te scheiden! ZO RAAKTE Dusart met veel moeite de deur uit en bevond, thuis gekomen „met een seer groote ontsteltenis ende pijn, dat hij jammerlijck was mishandelt, sijn aen gesicht bijna niet sichtbaer, sijn keel dik geswollen, sijn lichaem door 't slaen, schoppe ende trappe paers en blauw, so- danigh dat hij nauwelijcks een lit aan sijn hooft of lijff konde roeren, ende in sijn watermaken seer groote pijn hadde, sulckx dat hij geen andere gedachten had- de oft hij soude door de voortijde mishan- delinge int corte gestorven zijn. ALDUS HET VERHAAL van Cornelis Dusart, met de vermelding dat ïiij bereid was het „met eede te stucken". Hoe het proces verliep is ons onbekend, maar wel weten wij dat Sybrandus van Noordt in oktober volgend op deze „vrolijke" mei nacht als stadsorganist van Haarlem ont slagen werd en nergens meer in vaste dienst kwam; en verder dat Dusart de toe takeling nog tien jaar overleefd heeft. Er is dus reden te veronderstellen, dat hij de banale dronkemansscène in „Het Vergul de Vlies" later wel eens als onderwerp ge kozen geeft voor een genrestuk, met zijn zelfportret als lijdend voorwerp. kazernes van St. Petersburg. Gekleed in een eenvoudige zwarte japon betrad zij het exercitie-terrein en stelde zich onder de bescherming der soldaten, zeggende: „De tsaar heeft bevel gegeven mij en mijn zoon gevangen te nemen en te do den. Ik zoek bij u steun en hulp". De verschijning van de schone jonge vrouw met haar koninklijke houding miste haar uitwerking niet. „Leve moedertje Catha- rina!" schreeuwden de soldaten. Zij om ringden haar, kusten haar handen en de zoom van haar japon en zwoeren haar te zullen beschermen, zelfs tegen de tsaar. Een voortreffelijke regie-vondst van Orlow was, dat juist op dit dramatische moment de pope van het regiment ten tonele verscheen met het crucifix hoog op geheven in de hand en naast zich de re gimentscommandant Rasumofsky. In de kille ochtendnevel, onder de blote hemel, omringd door enige tientallen soldaten werd Catharina uitgeroepen tot alleenheer seres over Rusland. TOT ZOVER WAS DE voorstelling door Orlow in scène gezet. Wat verder zou geschieden moest aan het toeval en aan de „volkswil" worden overgelaten. Geen wonder dat Frederik II later aan Catha- rma schreef: „Ihre Verschwörung war ein Wahnsinn und schlecht angezettelt". Maar ook waanzinnige plannen leiden soms tot succes. Om negen uur had een plechtige kerkdienst plaats, om twaalf uur betrad Catharina het winterpaleis en voor de avond was gevallen, had zij Petersburg vast in de hand. In haar eerste manifest deelde zij mede „tot redding van de orthodoxe kerk en van de bedreigde eer van het vaderland" de troon te hebben bestegen. Zonder dat een druppel bloed was gevloeid, had zich de omwenteling voltrokken, 's Avonds bereikte de eerste gezant van haar man, grootkanselier Wo- rontzow, het paleis. In opdracht van de tsaar vroeg hij waarom Catharina het kasteel Peterhof had verlaten, sprak hij zijn verwondering uit over haar staats greep en vermaande hij haar zich aan het gqzag van haar man te onderwerpen. Ca- thaiina leidde de boodschapper naar een der vensters van het paleis, wees op de ontzaglijke, opgewonden en geestdriftig woelende menigte op het plein en zeide: „Als ik mij onderwerp, is het aan de wil van het volk". Het waren woorden uit de boeken die zij gelezen had en zij kwamen uitstekend van pas. Zij maakten indruk op de gezant, die de knie boog voor de nieuwe heerseres. Hij was de eerste van vele boodschappers die kwa men om haar te bedreigen en bleven om baar te dienen. NOG DEZELFDE AVOND vertrok de tsarina Catharina II aan het hoofd van 15.000 man naar Oranjeboom. In garde uniform, met het lint der Andreas-orde over de borst en haar lange, zwarte haar wuivend in de zomerwind, voerde zij haar troepen aan, even vastbesloten als Peter besluiteloos was. Ondanks de aansporin gen zijner officieren had hij nog geen en kel besluit genomen dat hij niet weer had herroepen. Toen Catharine naderde, begon hij zijn secretarissen de ene brief na de andere te dicteren, eerst aanbiedende de souvereiniteit met haar te delen, daarna afstand doende van de regering en' ten slotte smekend om een vrijgeleide voor hem en zijn minnares. Catharine echter DIT ALLES KLINKT nog al betwete rig, maar doet vermoeden dat het nood zakelijk gebleken was Sybrandus met der gelijke vanzelfsprekende dingen de pen cp de neus te zetten. En dan hoor je weer dat gezeur over de psalmbegeleiding. Des betreffende werd de organist aldus de jps gelezen: onder het singen sich bedie nen van bequame registers en toonen en sodanige bassen en vordere compositien bij den Voois van den psalm voegen als tot meeste lijdingh en toonhoudingh van de gemeente kan strecken." Bovendien bevat te de instructie een vrij ernstige aanma ning tot onberispelijke dienstbetrachting: „sonder daer oyt in te versuymen" en „sal oock ten allen tijde bij Burgemees- teren of Kerckmeesteren geordoneert sijn- de, sigh gewillig en bereyt tonen en oock op extra-ordinaire tijden tot vermaeck van leselven te spelen opde orgels soo met het formeeren van een constige musijck ils andersints." Op dat „sigh gewillig -n bereyt tonen" zal wel het een en ander van te merken geweest zijn; wat dan aan leiding gaf om een gespecificeerde dienst order uit te vaardigen, waaraan bij de vo rige functionarissen geen behoefte was ge weest. En wat het begeleiden van de zang der cemeente betreft, kunnen we veronderstel len dat Sybrandus van Noordt ervoor be dankte om als trekpaard te dienen en eigenwijze opmerkingen voor lief te ne men. Waarschijnlijk kwam hi] met voor stellen voor restauraties van de orgels ten einde hierin verbetering te brengen, doch waarvoor hij geen gehoor vond. Dit laatste zou men kunnen afleiden uit de woorden die de Haagse musicus Quirinus van Blan- kenburgh dertig jaar nadien aan de Alk- maarse vroedschap schreef: „Te Haarlem is 't gebeurt, nadat den or ganist Van Noort gecasseert was, dat zijn Sybrandus van Noordt naar een gra vure, eind zeventiende eeuw. is aan geen twijfel onderhevig dat zij de ontevredenheid in het land heeft aange wakkerd zoveel in haar vermogen was en door het nemen van allerlei domme maat regelen was Peter haar hierbij bijzonder van dienst. Hij sloot vrede met Pruisen en bereidde tevens een oorlog met Denemar ken voor; hij voerde de Pruisische di- cipline in en maakte zich alom gehaat. Het was alleen nog de vraag wanneer de bom zou barsten. Vorst Potemkin pen. Onmiddellijk kwam Catharina in ac tie. Zij kon op haar vingers natellen dat haar man, die haar haatte en vreesde, haar zou verbannen, haar zoon Paul tot bastaard zou verklaren (wat hij zonder twijfel was) en zijn maitresse op de troon zou verheffen. En niets kon Catharina meer angst inboezemen dan het vooruit zicht van kloostermuren om zich heen. Het EIGENLIJK HEETTE ZIJ Sophia Augusta Frederika; haar ouders noemden haar Fikchen. Zij behoorde tot de tien tallen onbelangrijke Duitse prinsesjes der 18e eeuw^die naar de zeden dier dagen werden opgevoed met een beetje dans, een beetje muziek, een beetje godsdienst en een heleboel Frans en die dan maar moesten afwachten of zich ergens een pretendent naar haar hand zou opdoen. Het scheen aan vankelijk dat Fikchen voorbestemd was haar gehele leven onbelangrijk te blijven, want wat was nu Anhalt-Zerbst voor een vorstendommetje, wat haar vader Christiaan August meer dan een willekeurige officier in het Pruisische leger, wat haar moeder anders dan een humeurige en twist-zieke vrouw, die met de geboorte van een dochtertje helemaal niet was ingenomen? Neen de toekomst zag er voor de prinses von Anhalt-Zelbst niet rooskleurig uit DAN, PLOTSELING1 komt de verande ring. In Rusland had Elisabeth, de jong ste dochter van Peter de Grote, zich in 1741 met hulp van het garderegiment van de regering meester gemaakt. Elisabeth was, zeggen haar tijdgenoten, een mooie vrouw. Een uitermate levenslustige vrouw was zij bovendien en dat is nog maar een zwakke kwalificatie van de nieuwe czarina die, zoals de Engelse gezant aan het Russische hof naar huis schreef „geen ons nonnenvlees aan het lijf had". Haar levenswijze heeft de juistheid van deze uit spraak meer dan bevestigd. Haar minnaars door de hofhouding betiteld als „les em- pereurs nocturnes" waren velen en wissel den met grote snelheid. Elisabeth was zeer onontwikkeld, zeer onbeheerst en zeer af kerig van staatszaken. Merkwaardig ge noeg had zij echter wel belangstelling voor de erfopvolging in het grote Russische rijk. Peter de Grote had enige jaren voor zijn dood als wet uitgevaardigd dat elke tsaar de waardigste als zijn opvolger kon aan wijzen. Elisabeth nu wees als zodanig aan haar neef, de zoon harer zuster Anna en de Duitse prins Karei Frederik van Hol- stein-Gottop, die in Duitsland was opge groeid. Deze Peter wordt ons beschreven als ziekelijk, schuw en onhandig; hij was bleek en mager; zijn kleine ogen hadden een onaangename uitdrukking; zijn hou ding was stijf en onbeholpen. Maar tante Elisabeth had hem nu eenmaal aangewe zen als de waardigste en dus was hij, groot vorst Peter, haar troonopvolger. Voor hem nu zocht de tsarina een vrouw en haar oog viel op Fikchen, die toen net veertien was geworden. In 1744 reisde het Duitse prinsesje onder geleide van haar moeder naar Moskou, „om kennis te maken", wat eigenlijk betekende „op zicht". Haar uit zet bestond uit twaalf hemden en vier ja ponnen. Dat was wel wat minder dan wat Elisabeth in de kast had hangen: vijftien duizend zijden gewaren en vijfduizend paar schoenen vormden nog slechts een deel der keizerlijke garderobe.. MAAR DE ONTVANGST was hartelijk, meer dan hartelijk zelfs. Ficken, het slim me Fikchen met haar aardige toetje, viel in de smaak en de tsarina toonde zich gul in geschenken en in gevoelens. En wel dra zien wij dan de onverdacht-Lutherse Sophia Augusta Frederika von Anhalt- Zerbst veranderen in de Grieks-Katholiek Catharina Alexejewna, verloofde van Pe ter Feodorowitsj en weldra zijn vrouw. Van enige liefde tussen de energieke, pit tige en intelligente Catharina en de de biele Peter kon geen sprake zijn, zelfs niet van genegenheid of verdraagzaamheid. Peter speelde nog met poppen en had voorts alleen belangstelling voor uniformen, alleen bewondering voor de Pruisische ko ning Frederik II, alleen liefde voor hon- dendressuur en wodka. Was het wonder dat Catharina elders troost zocht voor de leeg te in haar hart en in haar verstand? Haar verlangen naar liefde bevredigde als eer ste haar kamerheer Sergius Soltikof, een man„zo mooi als de dag" en weldra va der van haar eersteling Paul. Op hem volgde Orlow, op hem Potemkin. Haar ver langen naar kennis bevredigde zij in de lange uren van eenzaamheid, waarin zij Russisch leerde en zich verder verdiepte in de werken van de grote Fransen van van die tijd: Rousseau, Voltaire, Di derot, die haar leerden de verhouding tus sen vorst en volk op geheel nieuwe wijze te zien. Misschien vooral omdat zij eer zuchtig was, kon Katharina uitstekend met mensen omgaan. Zij was innemend en op gewekt en maakte de indruk zich voor iedereen te interesseren. Haar heimelijke bedoeling de mensen voor zich te winnen, ze naar haar hand te zetten en hun haar wil op te leggen, maakte nooit dat haar omgeving het ge voel had zich slaafs te moeten onderwer pen. Zo omringde zij zich in die jaren van wachten met vrienden en bewonderaars. OP 5 JANUARI 1762 overleed keizerin Elisabeth en grootvorst Peter werd als Peter III tot tsaar aller Russen uitgeroe- NU TWEEHONDERD jaar geleden, op 7 juli 1762, kwam een vertrouweling Ca tharina waarschuwen dat haar echtgenoot de tsaar het bevel tot haar in hechtenis neming en die van haar zoon, grootvorst Paul, reeds had getekend. Peter zetelde toen met zijn maitresse en zijn Pruisisch gezinde aanhang in het lustslot Oranje boom; Catharina had het kasteel Peter hof betrokken. Er was nu geen tijd te verliezen, maar Catharina's plannen die zij tezamen met haar minnaar Gregor Orlow had ontworpen, konden van het ene ogenblik op het andere worden ten uit voer gebracht. In de nacht van 7 op 8 juli haalde Alexius Orlow, Gregors oudste broer, Catharina uit Peterhof en in de vroege morgen bereikte zij een der vele Tsaar Peter III (rechts) en keizerin Catharina II. had de akte van troonsafstand al opge steld Peter schreef die gehoorzaam over en tekende het stuk zonder protest. „Hij heeft zich laten onttronen als een kind dat men naar bed stuurt", schreef Fre derik II van Pruisen. En de man die niets liever deed dan exerceren, gespte zijn degen af op het moment dat hij die het meeste nodig had. In het slot Ropsja werd hij gevangengezet. SLECHTS ENKELE DAGEN later, op 16 juli 1762 ontving Catharina een brief van Alexius Orlow, een brief waarvan de stijl en de inhoud sterk aan Dostojevski doen denken; een brief, kennelijk in dron kenschap geschreven, waarin de schrijver zijn meesteres smeekt hem de moord te vergeven die hij heeft gepleegd. „Moe dertje, genodigde keizerin", begint deze (Zie vervolg pagina 4)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 15