Het verdwenen manuscript Snip-Snap-Sleeswijk TANTE PATENT EN DE SOF PANDA EN DE PECHVOGEL Een kwarteeuw knalsuccessen in de vaderlandse „show-business" /^Hoe is het ontstaan?^ Moet de arts het lijden van stervenden rekken? Ons vervoigverhaal Uit een toevallig radiodebaiat groeide een welvareede amusementsindustrie v-J Een dohters'dilemma WOENSDAG 4 JULI 1962 9 >-"4 door H. Wolfram Geizsler Nationale figuren Groningen sprinkplank Miljoenenzaak Dit woord: HERRIE <èi3® pillllliiiilllillllllllllllii 21) Voor de studiegroep van prof. Hel ls tering had hij destijds eens een uit- 1 voerige lezing over dit onderwerp ge- E houden en wel speciaal vanuit het E gezichtspunt van de archeoloog; hier- bij was hem zijn talent voor vreemde §j talen zeer te pas gekomen, om de di- verse oud-Franse teksten te ontcij fe ll ren, waarin ook nog veel Keltische woorden te vinden waren. Fox herin- li nerde zich, hoe het onderwerp hem E had gefascineerd en hoe hij zijn stu- E dies steeds verder had uitgebreid, tot- dat prof. Helfering hem tenslotte af- remde. Dit verre verleden had altijd een bijzondere bekoring voor hem gehad E en wanneer hij zich in die oude sagen verdiepte, scheen het heden niet meer voor hem te bestaan. Zijn intensieve 1 belangstelling was destijds ook de aan- E leiding geweest, dat men hem pla- gend een afstammeling was gaan noe- men van de eeuwig dolende en eeuwig verliefde ridder uit de Arthur-sagen. Allerlei namen uit de oude sagen speelden door zijn hoofd: Lancelot, H koningin Guinevere, Parcifal, de to- E venaar Merlin en de fee Morgana Hoe jammer, peinsde hij, dat de mooie Maria Zanetti niet bij hem was, E juist nu hij op weg was naar de streek, E waar het toverbos Brezeliand naar de sage luidde zich bevond. I De regen gutste tegen de ruiten en E Fox verloor zich steeds meer in mij- meringen. Hij had een bijzondere 5 gave, zich geheel en al over te ge il ven aan zijn gedachtenwereld. E De conducteur, die zo nu en dan E door het gangetje van de trein kwam, zag, de coupé binnenkijkend, de Ben- El zame reiziger steeds in dezelfde hou- E ding voor zich uit zitten staren. E Met een schok kwam Fox tot de werkelijkheid terug, toen de conduc- E teur hem 's middags kwam waarschu- E wen, dat hij binnen enkele minuten i zou moeten overstappen, om in Brig- E nogan te komen. E Enige ogenblikken later reed hij in een schokkend, puffend lokaaltreintje door het „Pays de Léon" verder noord- E waarts. Het regende thans niet meer, maar de donkere wolken hingen vlak j§ boven de heidevlakten, welke zich E links en rechts van de spoorbaan uit- E strekten. Een heel enkele keer was er een huisje te zien of een schaaps- kooi, waar omheen de dieren graas- E den. Tussen de hei en het spaarzame E gras waren strepen wit zand, en ten- Ij slotte werd in de verte de zee zicht- baar. Bijna tegelijkertijd stopte het E treintje. Ze waren in het plaatsje Brig- nogan aangekomen. V. E Fox liet zijn koffer aan het station E staan en wandelde langs een zandige weg in de richting van de kleine vis- sershaven. Bij mooi weer zou men E waarschijnlijk aangenaam verrast E zijn door de bonte kleuren van de vis- sersboten en hun zeilen, de blauwe hemel en de glinsterende zee. Op dit 5 ogenblik was de zee echter onheil- spellend zwartgroen met grauwe E schuimkoppen. E Het haventje was uitgestorven en ook in het dorpje was geen mens te zien. Er blies een koude wind over E de daken van de lage huizen. Er was maar één hoofdstraat, en het kostte de vreemdeling dus niet veel moeite E om het postkantoor te vinden. E „Mijn vriend Johannes Dariotis, in Parijs heeft gisteren een telegram E ontvangen," zei hij tot de beambte en overhandigde deze een papiertje, E waarop de inhoud van het telegram was weergegeven, „maar helaas is hij E plotseling in een ziekenhuis opgeno- E men, en derhalve heeft hij mij ge- vraagd om hierheen te komen. Mag ik U vragen, waar woont die meneer Louha?" E De beambte keek hem boven zijn brilletje aan. Zijn rode gezicht zat vol baardstoppels en er was een arg- E wanende blik in zijn kleine blauwe ogen- „Meneer Louha?" zei hij, „bent u E hier niet bekend?" E „Nee wanneer U mij de weg wilt wijzen „Vandaag is 't al te laat". E Fox keek op zijn horloge. E „Dat telegram", vervolgde de man, „werd hier wel opgegeven en ik be ll handelde 't zelf, maar het is eigen- E lijk niet van hier afkomstig. Ook be staat er geen meneer Louha, die het verzonden zou hebben. Het werd hier gebracht uit een klein gehucht, dat Louha heet, en dat een uur gaans hier vandaan ligt". „De afzender woont dus in Louha?" „Daar in de buurt", verbeterde de beambte, „vlak in de buurt. Boven dien is 't geen man, maar een vrouw. De slotvrouwe van Louha, die eigen lijk Madame Bernard heet. Ik her haal, voor vandaag is 't te laat om nog daarheen te gaan, vooral bij dit slechte weer. Blijft U bij mij lo geren, dan laat ik Uw bagage van het station halen." „Ik kan toch niet zo maar bij U blijven logeren „Dat kunt U wel degelijk, omdat ik de eigenaar van dit hotel ben." „Welk hotel?" vroeg Fox verwon derd. „Waarin u zich op dit ogenblik be vindt. Het postkantoortje is in mijn hotel gevestigd en mijn werk daar voor doe ik tussen de bedrijven door. Ik heb een kamer voor U vrij en 't zou mij bijzonder aangenaam zijn, als U bij mij bleef logeren." „Maar dat is prachtig", riep de vreemdeling uit. „En ik zou graag een glas behoorlijke brandewijn willen hebben. Gelooft U „Ook wat dat aangaat, kan ik u van dienst zijn!" „Des te beter. Ik doe U een voor stel: U stuurt iemand naar het station om mijn bagage te halen. U sluit het postkantoortje en U drinkt een glaas je met mij. Wat zegt U daarvan?" „Ik neem Uw uitnodiging graag aan", antwoordde de man. „Zo'n drankje doet een mens goed bij dit slechte weer." Hij begeleidde zijn gast naar een lage, gemoedelijke gelagkamer. Fox bedacht zich, dat hij sinds die morgen niets had gegeten. Hij ver zocht hem ook wat eetbaars te bren gen en kreeg brood met gerookte vis en schapenkaas. „Misschien blijf ik hier wel een paar dagen", zei hij. „Het hangt er van af, of mijn bezoek bij die Mada me Bernard „U kent die dame niet?" vroeg zijn gastheer. „Ik wist tot heden van haar bestaan even weinig als van het bestaan van het plaatsje Brignogan." „O, maar dan.." „Wat bedoelt U?" „Dan kent U het slot dus ook niet?" „Is er een slot?" vroeg Fox. „Niet hier, maar Madame Bernard is de eigenaresse van het slot Louha, waarvan U ongetwijfeld wel eens hebt gehoord. Nee....?" De hotelhouder schudde meewarig zijn hoofd. „Hoe is 't mogelijk? Maar U zult 't dan nu zien. Hoogst roman tisch, dat kan ik U verzekeren." „Madame of het slot?" „Misschien beide. Madame heeft de oude glorie weer hersteld." „Van de familie of het slot?" „Van beide, voor zover men hier nog van een familie kan spreken. Madame is van zichzelf een baronesse de Louha en zij trouwde met de schatrijke Pa- rijse parfumfabrikant Bernard, van- 5= daar dus die burgernaam en het vele geld. Monsieur Bernard is echter al p geruime tijd dood, wat wel te begrij- pen is. „Madame....? „U zult 't zelf zien", zei de hotel- E houder. „Er zou een heel verhaal over te vertellen zijn, maar ik ben post- beambte en ik ken mijn voorschriften en plichten." „Natuurlijk! Woont de familie hier al lang?" E Als U de baronnen de Louha be- doelt: ja, die wonen hier al vele eeuwen. U weet dat onze landstreek omstreeks 400 na Christus door Britse veroveraars werd bezet, die over het Kanaal hier- e heen voeren. Vandaar de naam Bre- 3 tagne." E „En stammen de Louha's van die Britten af?" e „Dat staat vast. Het werd aan de hand van verschillende documenten bewezen." Fox deed alsof hij zeer verwonderd was. „Zegt U mij eens, dateert het slot ook uit die tijd?" „De grondvesten stellig. Het zijn blokken graniet, welke in de rotsen |j van de zeekust zijn aangebracht. Men 5 vraagt zich af, hoe zo iets mogelijk was in die primitieve tijden. Onge- e twijfeld een bezienswaardigheid!" Wordt vervolgdl |j VRIJDAG zal revuekoning Rcné Slees- wijk in het Hilversumse „Gooiland" het startsein geven voor zijn zilveren jubi- eumrevue, de 25ste in successie die Harten Troef" gedoopt is. Kenmerkend voor dit unicum in de vaderlandse „show business" is, dat het driemanschap van het eerste uur ook aan de wieg van dit 'aatste geestes- en troetelkind gestaan heeft: de „drie S'en" Snip, Snap en Sleeswijk zijn in die kwarteeuw onaf scheidelijk gebleven. En zo mogelijk nóg unieker, al die 25 jaren hadden zij een vierde „s" als trouw en dierbaar metge zel: de s van het succes. Natuurlijk is dit niet alleen aan gelulc, doch ook en vooral aan hard werken, durf, visie, deskundig heid, teamgeest, geloof in het publiek en toewijding voor het moeilijke maar dank bare métier te danken. Maar als het stomgeheten toeval „Slees", Walden en Mui/selaar niet zo keurig in de kaart had gespeeld, had „Harten Troef" nu niet (uit)gespeeld kunnen worden en waren ook al die andere spektakelshows, waar aan elk jaar weer honderdduizenden Nederlanders een feestelijk uitje beleven, achterwege gebleven. DAT TOEVAL dan wilde, dat in het voorjaar van 1939 Willy Walden en Piet Muyselaar, die in de schaduw van de grote Buziau een bescheiden succes oogst ten in de toenmalige Bouwmeesterrevue, juist beschikbaar waren toen René Slees- wijk door allerlei omstandigheden snel een paar artiesten voor AVRO's „bonte dinsdagavondtrein" moest vinden. Het des tijds al zo goed op elkaar ingespeelde duo besloot die riskante sprong van het theater naar de radiostudio maar eens te wagen, doch bleek bij de repetities met de voorradige teksten niet uit te Nijmeegse kunstmarkt geslaagd. On danks de slechte weersomstandigheden is de tweedaagse Nijmeegse kunstmarkt, waaraan (foor 40 kunstenaars uit het ge hele land werd deelgenomen, een succes geworden. Er werden in de kraampjes werkstukken verkocht tot een totale waar de van 11.000. Dat is ruim ƒ2.000 meer dan vorig jaar. Een. vrolijke scène uit de nieuwe Sleeswijkrevue „Harten Troef" met het befaamde duo Snip en Snap en „leading lady" Corrie Brokken. V.'ri i t-u komen. Wanhopig werd daarop het re- vueboek van Jacques van Tol in die tijd de toeverlaat van iedere kleinkun stenaar doorgebladerd tot men op een sketch met de titel „Juffrouw Snip en juffrouw Snap" stuitte. Niemand had er veel vertrouwen in, maar de tijd drong en een paar „lachertjes" waren er al licht wel uit te halten. Het onberekenbare publiek oordeelde an ders. Onder grote spanning in een snik hete studio als radiokomieken debuterend, maakten Walden en Muyselaar in tien minuten tijd van de twee kwebbelende en roddelende buurdames nationale figu ren die in de huiskamers en op tram balkons, in fabrieken, scholen en kanto ren het gesprek van de dag waren. Het ligt voor de hand, dat de „dames" vaste passagiers van de AVRO-ether- trein werden. .Voor Wélden et^ IVIuys&laai' (die tevens, *t#ider auspiciën Van Slees wijk, voor de AVRO met een radioge zelschap op tournee trokken) betekende dit een geheel andere werkwijze. Groot ste probleem; zij konden hun teksten niet '.V''.-" -v <-V eerst eens voorzichtig „uitproberen"; de pointes moesten direct raak zijn. Hun enige barometer was bij de repetities AVRO's Henk de Wolf: lachte hij, dan was succes verzekerd, vertrok hij geen spier, dan werd tijdens de koffiepauze naarstig naar een andere „giller" ge zocht. Eén keer bracht De Wolf het duo tot wanhoop door bij een toch bijzonder sterk geachte tekst te blijven kijken alsof hij zijn laatste oortje had versnoept. Na de uitzending, die niettemin een klinkend succes was, kwam de reden aan het licht: tijdens de repetitie verging hij van de kiespijn. Intussen "zong in die dagen half—Neder land de schlager „Snap je dat nu juf ouw Snip". Daar kon zelfs Dianna Durbin niet tegenop: de bioscopen waren op de dinsdagavonden lege spelonken. Dit verdriette de heer Dethleff Siem Sr, di recteur van de Nederlandse bioscoopbond niet weinig en toen René Sleeswijk de grote gok van een eigen revue besloot te wagen, stelde hij direct zijn Cinema Palace in Groningen als kraamkamer be schikbaar. Een sluitende regeling: Siem had zijn grootste concurrenten nu achter de eigen kassa en Sleeswijk had zijn springplank gevonden. En wat een sprong' Drie dagen besproken uitverkocht! Dat werd het triomfantelijk begin van een tour nee, die de kleine groep naar veertig Neder landse gemeenten plus nog wat Belgische steden bracht. In die tijd schrok men niet terug voor drie of zelfs vier voorstellingen per dag, hetgeen het totaal van 450 ver klaart. Kleine plaatsen als Beilen en Hoogeveen waren toen nog in het schema opgenomen. Een eenvoudig maar elegant cocktail- jurkje uit de collectie van Marcusa, Londenvoor herfst en winter 1962. De jurk zelf is van wol, de brede aangestikte golvende rand van grof- geweven laken. steeds grootser, fonkelender en kostbaar der. De drie s-en hadden hun ideaal be reikt: een revue van allure, die het kon opnemen tegen wat het buitenland te bie den had Vast uitgangspunt, elk jaar op nieuw' voor de hele familie en dus geen naaktvertoon en geen dubieuze grappen. En „Slees" is wel gevaren bij die gezonde koers. De Snip en Snap-revue (ongesubsidieerd) is „big business" geworden, een amuse mentsindustrie die voor steeds grotere kosten komt te staan in 1953 ai bijna een miljoen maar die er toch steeds weer „uitsprong". Om de risicofactor niet te groot te ma ken, maar ook omdat men nauwelijks meer als reisgezelschap kan fungeren (80 me dewerkers tegen 20 in 1938, vrachtwagens vol requisieten alles berekend op grote tonelen) is het aantal speelplaatsen steeds meer gereduceerd. De revue „Het staat in de sterren" is vorig seizoen slechts in tien steden geweest, waarin 285 voorstel- lingpn 1-1 pt aantal bezoekers ieremni- hoogte van 450.000 bereikte: 80.000 meer dan 25 iaar ggledsn- De drie s-en mogen daarvoor straks bij hun jubileum best even een hoge borst opzetten, want het is loon naar werken geweest. „Kop op" heette de revue, dfe in 1940 ten doop werd gehouden. In de nacht van de bezetting waren Snip en Snap licht puntjes voor vele vaderlanders en werd Walen's befaamde lied „Als op het Leid- seplein de lichtjes weer eens branden gaan" een tophit. En het was datzelfde Leidseplein, waar de wat pipse dames Snip en Snap direct na de oorlog weer pre sent waren, eerst in het Leidsepleinthea ter, daarna in City. In 1950, met de revue „Copacabana", kwam de verhuizing naar Carré tot stand. Het was toen al traditie geworden dat elke nieuwe show in Hilversum haar première beleefde. Het komische talent van het duo Walden en Muyselaar was intussen steeds meer ge rijpt, de medewerkerslijst steeds langer geworden, de montering van de shows Het woord herrie komt omstreeks 1800 opduiken. Dat het aan het Engelse hurry: haast is ontleend, lijkt waar schijnlijk én die waarschijnlijkheid wordt nog groter als men bedenkt dat in de laatste jaren ook een Nederlands woord h u r r i e en zelfs een werkwoord h u r r i n worden gebruikt, die on miskenbaar van Engelse afkomst zijn. Het woord zou dus tweemaal zijn ont leend aan hurry, eens als herrie, daarna als hurrie. Ook een andere verklaring verdient evenwel aandacht, n.l. die uit bet bargoense woord h er r i e dat: her berg betekende. De oudste vindplaats is van 1731. Vraagt men hoe de beteke nisovergang van herberg naar 1 a- w a a i verklaard moet worden, dan wordt verwezen naar keet maken "arTnaar 't Vlaamse Koth" o u d e fi vöbT^- ruzie maken. Het bargoense cabanës maken zou dan té makefi hebben niet t Franse cabane: hut. ËEN AMERIKAANSE medicus, dr. Edward Rynearson, heeft in een commissievergadering op het jaar congres van de Amerikaanse artsen vereniging gepleit, „het leven van ongeneeslijke zieken die zware pijnen lijden en op sterven liggen, niet langer met aÜe mogelijke mid delen te verlengen". Hij meende dat de arts in zulke gevallen „terug dient te treden en de zieke aan God moet overlaten". VOLGENS RYNEARSON zijn er te veel gevallen waarin dergelijke pa tiënten voor onbepaalde tijd in het leven worden gehouden door het toe dienen van kunstmatige voeding en donorbloed en door de kunstmatige af voer van afvalprodukten „en dat alles vaak nog in een zuurstoftent". Hij wees erop dat de medische we tenschap tegenwoordig zo ver is ge vorderd dat „onder bepaalde omstan digheden het vliedende leven vele maanden in stand kan worden gehou den waardoor het lijden van ongenees lijk zieke, stervende patiënten mate loos kan worden verlengd". Groepsafspraken DR. RYNEARSON is hoogleraar aan de medische faculteit van de Mayo- stichting en president van de sectie endocrinologie en stofwisselingsziek ten van de beroemde Mayo-klinieken. Op een persconferentie lichtte hij zijn visie nader toe. Hij verklaarde dat dit zijn privé-opvattingen waren waarmee vele doktoren het helemaal niet eens zijn. „Maar een vrij grote groep medici in de Mayo-klinieken", aldus dr. Rynearson, „heeft elkaar plechtig beloofd dat zij onder geen voorwaarde de behandeling eindeloos zullen voortzetten indien bijvoorbeeld een van ons een zware beroerte heeft gehad en alleen met slangen en ma chines in het leven wordt gehouden". Dit soort afspraken bestaat volgens Rynearson bij vele groepen doktoren in binnen- en buitenland, zoals uit privécorrespondentie van doktoren met collegae elders gebleken zou zijn. Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp «h»« romtTBH* «WAN «UTTTIIW RTNblCAT» 51. De grote Batavier gromde en steunde. Hij kon geen enkele dame meer verknoezen. Hij was beu van dames. En inplaats van mevrouw Vierus hoffelijk tegemoet te treden rukte hij de voordeur open en kwam met ontblote tanden op haar af, zijn knots in de lucht. Ze gaf een gil en sloeg op de vlucht, kleine kreetjes uitend, waar tussendoor zij hijgend woorden riep als: „Nee, nee niet doen zoete hond en dat met mijn KNIE Ze ontwikkelde een be hoorlijke snelheid, voor iemand met een knie, maar het dreunend gestamp achter haar kwam nader en nader en weldra zou zij in de greep zijn van een woeste en niets ontziende Batavier, die geen geduld en geen begrip meer kon opbrengen voor dames. 53. „U krijgt een tientje boetwegens verstoring van de openbare orde" zei de agent tegen meneer Pech. „Wilt u het nu meteen voldoen?" „Graag, antwoordde meneer Pech, „maar mag het niet een beetje meer zijn? Dan ben ik tenminste toch iets van al dat geld kwijt geraakt. „Geen sprake van", antwoordde de agent streng, „de boete is een tientje en geen cent meer!" Zuchtend gaf meneer Pech het gevraagde. „Het is een druppel op de gloeiende plaat" zei hij. „o grutjes, wist ik maar een middel om van al dat geld af te komen!" „Begin nu niet opnieuw" waarschuwde de agent. „De politie heeft wel wat anders te doen, dan ordeloos weggeworpen geld te verzamelen! Als u het weer doet krijgt u geen boete, maar gevangenisstraf!" „Ik weet het, Panda," antwoordde de ongelukkige toto winnaar droef, „de politie heeft alles weer verzameld" „Maar.maar dat is het ergste niet!" hield Panda aan, „ze brengen veel meer terug, dan u hebt weg gegooid!" Ontzet keerde meneer Pech zich om en staarde met uitpuilende ogen naar de agenten, die met kisten kwa men aanzeulen. Behalve de bankbiljetten, die hij had weggesmeten, lagen daarin nog grote hoeveelheden klein geld, beurzen, vulpennen en horloges! „Stop!" riep hij, „grutjes nog an toe, dat is niet alle maal mijn eigendom! Dat moet terug gegeven wor den!" „Geen sprake van" antwoordde de angent, „we be ginnen niet nog eens met dat gedoe. Laat u alles nu maar netjes in uw kluis opbergen en pas op, dat u er niet weer mee gaat smijten!" „Meneer Pech!" riep Panda, „ze brengen het geld teurg!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 9