Het verdwenen manuscript
De eeuw van het kind is
reeds vele eeuwen oud
TANTE PATENT EN DE SOF
P
PANDA EN DE PECHVOGEL
m
t
10
VRIJDAG 6 JULI 1962
11
Ons vervolgverhaal
door H. Wolfram Geizsler
m
„Afharden" of sterven
Veelzijdige wieg
OUDE GRIEKEN LEGDEN GRONDSLAG
VOOR MODERNE KINDERVERZORGING
Zuigfles cultuurnorm
Wondermiddelen
Zwarte bladzij
Occulte middelen
Nog veel te doen
23)
1 „Ik moest u even laten wachten",
zei madame Bernard en ze bleek een
j§ aangename, warme stem te hebben.
„We zijn hier niet aan bezoek ge-
i wend, maar we verheugen ons er des
te meer over, vooropgesteld natuur-
lijk, dat de bezoeker geen somber
=j nieuws meebrengt."
j= Fox antwoordde, dat hij noch goe-
de, noch slechte tijding bracht, doch
hoopte niet te storen.
„Ik zou niet weten, hoe u mij zou
kunnen storen", antwoordde madame
Bernard. „U stoort mij eigenlijk al-
Ij leen in mijn eenzaamheid, en dat is
EE soms heel welkom. Ik vraag me ech-
ter af, hoe een vreemde de weg hier-
heen heeft gevonden."
S „Ik ben archeoloog", legde Fox uit.
5 „En toen de postbeambte in Brigno-
gan, bij wie ik logeer, mij over het
slot Louha vertelde
„Gaat u toch zitten! Archeoloog? Ik
5 weet wel ongeveer wat dat wil zeg-
I gen, maar ik heb het gevoel, dat dit
I een zeer veel omvattend begrip is."
i „Inderdaad, daar hebt u gelijk aan"
5 zei Fox, „en er is tegenwoordig eigen-
Ij lijk niemand, die het hele terrein wer-
I kelijk overziet, laat staan beheerst."
„U wilt toch hoop ik geen opgra-
vingen gaan doen?"
„O nee, ik ben op mijn rondreis
alleen naar het Pais de Léon geko-
EEj men, omdat ik eindelijk eens met
eigen ogen de streek wilde zien. wel-
ke het hoofdtoneel was van de ridder-
sagen van Koning Arthur. En ik moet
5 u bekennen, madame de aanblik
j§ van het slot Louha was voor mij een
adembenemende verrassing. Ik had
E het gevoel terug te keren ,naar de
5 tijden van Lancelot en koningin Gui-
nevere".
„U wilt dus zeker graag het slot
bezichtigen?"
„Ik was van plan u heel voorzichtig
I met een verzoek in die zin te benade-
ren", antwoordde hij glimlachend.
„Ik zou u zeer erkentelijk zijn, als ik
1 een en ander zou mogen bekijken en
hier en daar misschien een schets van
H zou mogen maken. Deze eikenhouten
deuren bijvoorbeeld zijn in hun soort
onbetaalbaar, men ziet zulk soort
I deuren nog maar heel zelden." Hij
ging door en sprak meer en drukker
dan eigenlijk in zijn aard lag. Het
kwam er op aan, een volkomen on-
I schuldige-indruk te maken en hij had
het gevoel, dat hem dat aardig ge-
lukte. De blik, waarmee de slotvrou-
I we hem opnam, verloor weliswaar
i niets aan scherpte, maar Fox merk-
te, hoe onder zijn verhaal over lang
vervlogen, glorievolle tijden madame
I Bernard wederom de baronesse de
I Louha werd, in wier hart zijn verha-
len weerklank vonden. Ze steunde
haar ellebogen op de houten leunin-
I gen van haar stoel en haar kin rustte
in haar handen, terwijl er tenslotte in
haar ogen een verre dromerige blik
kwam. De slotvrouwe van Louha zag
I er hierdoor aantrekkelijker uit en Fox
I was heel tevreden over zichzelf, dat
hij zo snel haar meest toegankelijke
zijde had gevonden. Even dacht hij
vol erkentelijkheid aan prof. Helfe-
ring: hoe goed dat hij destijds onder
zijn leiding zich zo intens had ver-
1 diept in die oude Bretonse sagenwe-
f reld. Terwijl hij sprak, verbaasde hij
1 zich over zijn eigen geheugen, en
wanneer dit hem wel eens even in de
E steek liet, hielp zijn fantasie hem.
Madame Bernard luisterde gefasci
neerd. Slechts éénmaal onderbrak ze
hem. „Het dode slot?", vroeg ze.
„Waar komt dat in voor?"
„Als ik me niet vergis, wordt er in
de Lancelot-sage over gesproken 't
Heet daar „le chateau mort" of „cha-
teau le mort".
't Kan dus waar zijn
„Pardon?"
„Het dode slot", mompelde ze,
meer in zichzelf dan tegen hem,
„mijn enige zoon is gesneuveld.
Sindsdien maar ja, er is niets aan
te veranderen. Ik vrees, dat binnen
niet al te lange tijd heel Europa een
dood slot zal worden, en misschien
niet alléén Europa De mensen
schijnen nooit verstandig te worden,
't Zal wel zo voorbestemd zijn, of ze
willen niet anders, wat overigens op
hetzelfde neerkomt. Wat vindt u er-
van?"
„Ik ben zelf in de oorlog en heel
lang in gevangenschap geweest", ant-
woordde hij.
„Ik zal u naderhand zijn foto laten
zien", zei madame Bernard. „Het spijt
me, dat ik uw verhaal onderbrak.
Of hierbij glimlachte de slotvrouw
van Louha en Fox besefte, dat dit
voor 't eerst was óf hebt u genoeg
tijd om morgen uw verhaal verder te EI
komen vertellen? Ik heb verscheidene
van die sagen zelf gelezen, maar 't E
is natuurlijk nog heel iets anders om
er door iemand met uw kennis over
te horen vertellen. Ik zou 't trouwens
ook bijzonder op prijs stellen, wan-
neer Yvonne uw verhalen hoorde.
Yvonne is mijn nichtje, de dochter
van mijn zuster; ze houdt mij gedu-
rende enkele weken gezelschap, waar-
door het leven hier wat beter uit te
houden is." EE
Fox antwoordde, dat hij zich niets
beters kon voorstellen dan zo'n tijd-
loos bestaan in deze eenzaamheid.
Madame Bernard keek hem vor- E
send aan. „In zekere zin hebt u mis-
schien gelijk", zei ze.
„Het tegenwoordige leven is inder-
daad niet zo verlokkend, dat men erg
verlangt om eraan deel te nemen.
Maar u moet bedenken, dat wij niet E
aldoor in het goede verleden kunnen
onderduiken; zo nu en dan moeten
we boven komen en zo goed en zo
kwaad als het gaat in het heden le- E
ven. Hoe dat gaat? Och, ik wil u
geen klaaglied zingen maar U al-
leen zeggen, dat praktisch het enige
dat we hier thans op de Middel-
eeuwen vóór hebben, een kleine ben-
zinemotor is, waarmee helder bron-
water opgepompt wordt, waardoor we
ons hier nu tenminste behoorlijk kun-
nen wassen. Die romantische tijd had
heus ook z'n schaduwzijden.
Maar nu moet mijn nichtje u het
slot laten zien. Voor mij is 't te ver- E
moeiend, omdat ik slecht ter been
ben. Wilt u een ogenblik wachten? En
zal ik het genoegen hebben u aan het
middagmaal te zien?" EE
Fox voelde zich heel tevreden met
de ontwikkeling der dingen en zijn
tevreden stemming nam nog toe, toen
even later Yvonne het vertrek bin- E
nenkwam. Ze was ongeveer 25 jaar
oud, had roodblond haar en ogen, die
uitgesproken groen waren, met zo nu
en dan lichtbruine schakeringen. Ze
was ouderwets, bijna boers gekleed,
hetgeen haar stoere type, dat aan
Rubens' vrouwen deed denken, niet
misstond. Ze stond graag met haar
handen in de zij, een houding, die ook E
bij haar paste. In haar blanke nek,
vormde het roodblonde haar kleine
krulletjes.
Toen ze het vertrek binnenkwam, E
rammelde ze met een grote bos won-
derlijke oude sleutels, en zei: „Ik heb
dus de opdracht, monsieur, om u in
de kerker op te sluiten, maar eigen- 1
lijk spijt me dat een beetje, want
mijn tante heeft me meegedeeld, dat
u zulke prachtige verhalen te vertel-
len hebt."
„Ik doe u een voorstel", zei Fox E
glimlachend. „Sluit u mij pas op,
wanneer ik geen verhalen meer weet
te vertellen."
„Dat lijkt op een oplossing uit Dui- E
zend-en-één Nacht. Het lijkt me aan-
vaardbaar."
„Zo heel lang kan ik hier echter
niet blijven." 1
„Dat zien we wel", zei Yvonne en 5=
met een beweging van haar hoofd be-
duidde ze hem, haar te volgen. „La-
ten we omdat we het mooiste voor
het laatst zullen bewaren eerst
snel even het woongedeelte doorlo-
pen", stelde ze voor. „Daar zijn we
zó doorheen. Aangezien u, naar ik
hoorde, een zeer geleerd man bent, E
zult u mij ongetwijfeld meer kunnen
vertellen dan ik u. Ik ben een slechte
gids."
De vertrekken, waarin ze hem E
bracht verschilden weinig van de ka-
mer, waar hij was ontvangen. Het
waren lage, niet grote kamers. In de
meeste stond een hoog hemelbed met
kunstig gebeeldhouwde zuilen welke
een even fraai bewerkte hemel droe-
gen. Alleen de zitkamer en de eet- E
kamer zagen er iets vriendelijker uit
en waren aantrekkelijk ingericht. De
grote, ronde eettafel moest heel oud
zijn, de rand van de met zwaar ijzer- E
beslag versierde eikenhouten tafel
leek hier en daar door de tand des
tijds afgeknabbeld te zijn. 1
(Wordt vervolgd)
uit, al was er dan naar onze maatsta
ven in die tijd maar heel weinig bekend
over de eisen van een deugdelijke hy
giëne. En als u middeleeuwse schilderijen
bekijkt, ziet u bijvoorbeeld, dat babies
toen altijd uit- en aangekleed werden voor
een brandend vuur. Er waren steeds enige
helpsters, die de temperatuur van het bad
water controleerden en haar best deden
om het de jonge moeder zo prettig en ge
rieflijk mogelijk te maken.
Toch bestonden er vroeger ook wel won
derlijke begrippen. Dacht men, dat een
kind of een jonge moeder vergiftigd was,
dan luidde het recept veelal: hoorn van
neushoorn. De eenhoomige neushoorn gold
namelijk (en geldt in China nóg) als een
toverkracht bezittend dier. Zo'n stuk neus
hoornivoor kostte heel veel geld. Daarom
konden alleen rijke mensen dat wonder
middel toepassen. In de zeventiende eeuw
werd zo'n hoorn in Dresden eens verkocht
voor 720,000,-, een bedrag, dat toen even
veel koopkracht had als nu enige miljoe
nen guldens!
DIT IS DE EEUW van het kind, zegt
men. Maar ook in vroeger eeuwen, ja,
zelfs in de prehistorie, werd er heel wat
liefde, toewijding en vernuft besteed aan
de verzorging van het kroost, want ook
toen besefte men heel goed dat het toe
komstig welzijn van de eigen stam af
hankelijk was van het welzijn der jeugd.
Wie een studie van die primitieve
kinderzorg maakt, ervaart al spoedig, dat
veel van de huidige opvattingen en ge
bruiken op dit gebied reeds in het verre
verleden gehuldigd werden en zo is
het ook met verschillende „moderne"
technische hulpmiddelen en uitvindin
gen, die wij in de hedendaagse kinder
kamer toepassen.
NEEM BIJVOORBEELD eens de
veiligheidsspeld. Er is tegenwoordig
welhaast geen westerse babykamer die
het zonder dit praktische „bindmiddel"
kan stellen. Maar 2500 jaar geleden ge
bruikten de moeders ook reeds een der-
In Zuidoost-Azië huldigt men veelal
nog de klassieke Griekse methode: het
dagelijkse koude stortbad. Het slacht
offer schijnt het maar matig te
waarderen.
felijk attribuut bij de verzorging van
aar zuigelingen, hoewel uiteraard in
een zeer primitieve vorm. Onze veilig
heidsspelden zijn klein en roestvrij, die
onzer verre voorzaten werden met de
hand gesmeed en leken door hun enorme
omvang op vervaarlijke moordwapens.
Maar zij werden volgens hetzelfde prin
cipe vervaardigd als de onze!
HET WAREN de Grieken, die in de
tweede eeuw na Christus de grondsla
gen legden voor de babyverzorging, zoals
wij die thans in volmaakte vorm kennen.
De oude Hellenen achtten het vooral van
belang, de kindertjes te harden. Kort na
de geboorte begonnen zij reeds lichte mas
sage toe te passen om de vorm van het
hoofd zo „model" mogelijk te maken. Een-
Afbeelding van een zeventiende-eeuws
vondelingentehuis in Parijs. De inrich
ting was naar onze begrippen pri
mitief, maar er werd rigoureus ge
streefd naar orde, regelmaat en
hygiëne.
vroeger geen zuigflessen of eetbakjes voor
kleine kinderen kenden. De moeders ga
ven de kinderen namelijk borstvoeding tot
aan het derde levensjaar. Zo kon het ge
beuren, dat een borstkind, na zijn dosis
moedermelk te hebben genoten, gezellig
een bot begon af te kluiven. Tegenwoordig
is dat vrijwel overal anders. De Papoea's,
bijvoorbeeld kennen nu de zuigfles en de
luier en soms is het de Papoeavader, die
de rol van kinderverzorgster vervult! Ook
de Noordamerikaanse Indianen, die vroe
ger hun pas geboren spruiten met mest
insmeerden, passen nu moderner metho
den toe om hun kroost gezond en sterk te
maken. Kortom, de „goede oude tijd"
(waaraan toch eigenlijk wel het een en
ander ontbrak) behoort ook bij de vroeger-
zuigflesloze volken nu wel tot het verle
den.
WIEGEN kennen de primitieve mensen
echter wel. Sommige van die wiegen zijn
werkelijk heel mooi en praktisch. De keu-
maal daags in het bad was reeds in die
dagen in Griekenland kraamkamerwijsheid
Doch zo'n Griekse baby werd gebaad in
zout water, omdat dit aldus meende men
't kind krachtig maakte. Het voorschrift
luidde verder: Iedere dag het water iets
kouder maken. Na twee maanden stopte
moeder de baby dan in een ijskoud bad en
als baby het overleefde, dan mocht het
inderdaad een oersterk kind heten! Dit
klinkt ons misschien wat gek iri de oren,
doch in Zuidoost-Azië vindt men het van-
daag-de-dag nog heel gewoon, als 'n moe
der haar peuter dagelijks laat genieten
van een koud stortbad.
Verdere naspeuringen leerden, dat men
in de loop der tijden allerlei materiaal ge
bruikte om borden, zuigflessen, kroesjes,
napjes en wat dies meer zij te maken. Zo
gebruikten de Grieken en Romeinen reeds
terra-cotta zuigflessen, die net zo gecon
strueerd waren als onze hedendaagse niet-
overlopende inktflessen.
Men is zelfs tot het inzicht gekomen, dat
de verschillende typen historische zuigfles
sen even kenmerkend zijn voor de diverse
perioden der Europese beschavingsgeschie
denis als de jaartallen. In de vijftiende en
zestiende eeuw was 't woord aan de houten
papborden. Tin en zilver beheersten de ze
ventiende en de achttiende eeuw. Aarde
werk, porselein en dik glas behoorden bij
de degelijke negentiende eeuw. Thans is
plastic in de mode.
Zien wij naar andere werelddelen, dan
valt het op, dat de primitieve volksgroe
pen in Azië, Amerika, Australië en Afrika
ze van het materiaal is afhankelijk van de
produkten, die het land voortbrengt. Daar
om zijn de „primitieve" wiegen nu eens
gemaakt van boombast, dan weer van
biezenvlechtwerk, van riet of van hout. De
Eskimo's maken wiegen van pels, afgezet
met kleurige kralen. De meest praktische
wieg was afkomstig uit Australië. Hij was
vervaardigd van boombast en had de
vorm van een grote schelp. De moeder
kon het ding gebruiken als wieg, als was
bekken, om voedsel te bereiden enom
baby over een rivier te brengen door het
dienst te laten doen als bootje! Bij deze
wieg vergeleken zijn onze moderne reis-
wiegen maar primitieve bedenksels.
Schommelwiegen zijn blijkbaar een Euro
pese uitvinding. Er is althans geen voor
beeld bekend van een elders in de wereld
gemaakte „historische" schommelwieg.
Wel heeft men, na kennismaking met de
Europeanen, in andere werelddelen de
schommelwieg nagemaakt, doch als uit
vinding staat hij op naam van ons wereld
deel.
INENTING en andere medisch-hygiëni-
sche middelen hebben zoveel bijgedragen
tot daling der kindersterfte, dat velen zich
afvragen, hoe de mensen het vroeger heb
ben gesteld zonder dat alles. Stellig is dit
moeilijk geweest. Toch was men vroeger
uiteraard binnen de grenzen der toen
malige kennis en hulpmiddelen ook ver
standig bij de behandeling van kinderen.
Er is een tekening van een vondelingen
tehuis in Parijs uit de zeventiende eeuw.
Alles zag er ordelijk, ja, zelfs hygiënisch
MASSALE ondervoeding, verwaarlozing
en slechte behandeling van kindgren kwa
men in Europa pas voor in de negentiende
eeuw. Wat voordien uitzondering was,
werd toen bijkans normaal. De opbloei der
industrie en de hiermede gepaard gaande
vorming van een fabrieksproletariaat wa
ren er de oorzaak van. Talloos veel kinde
ren leefden in de afschuwelijkste omstan
digheden en moesten op prille leeftijd wer
ken in mijnen, fabrieken en andere bedrij
ven. Het was een eeuw van grote rijkdom
voor weinigen en van armoede en hard
heid voor zeer velen, een eeuw vol van
waandenkbeelden en buitenissigheden op
het gebied der kinderverzorging. Honderd
jaar geleden, ja, later nog, was men alge
meen van oordeel, dat nachtlucht en
avondkoelte schadelijk waren voor de ge
zondheid. Florence Nightingale bij voor
beeld trok herhaaldelijk van leer tegen dit
wanbegrip. Pas na Florence's dood won
nen haar denkbeelden en inzichten gelei
delijk terrein.
Zo waande men in de vorige eeuw een
tijd lang, dat het aanbeveling verdiende
om het hoofd van een pas geboren baby
te wrijven met brandewijn of cognac.
Trouwens, de „dot" met suiker en brande-
Bij de Papoea's in de binnenlanden
van Australisch Nieuw-Guinea was het
veelal de trotse vader die zich met de
verzorging van de baby belastte, ten
minste, als het een jongen was...,
wijn is tot in "het begin van onze eeuw in
zwang gebleven. Een goed middel tegen
rheumatiek was het als men een jongge
borene een stuk koperdraad om het mid
del bond. Kinderoortjes werden doorboord
om het gezichtsvermogen te versterken.
Halssnoeren van touw dienden als amulet
tegen de koude. Spinnewebben waren be
ter (zei men) dan watten om wonden te
verbinden. En de kinderen in de achter
buurten van Londen en andere Europese
grote steden droegen toen misschien nog
meer amuletten en andere tovermiddelen
tegen ziekte dan de neger jeugd in het hart
van het donkere werelddeel.
OVER onze tijd hoeven wij niet uit te
weiden. Wij weten allen, hoeveel er ge
daan wordt voor een goede kinderverzor
ging. Maar wij weten ook, hoeveel er nog
te doen is vooral op het gebied van de
verzorging en de opvoeding van lichame
lijk of geestelijk onvolwaardige kinderen.
Niettemin stemt het reeds tot grote te
vredenheid en dankbaarheid, dat er thans
zoveel meer kan worden gedaan om heel
jonge mensjes fysiek en psychisch gezond
en sterk te maken, hen voor te bereiden
op de levenstaak dan in vroeger eeuwen
het geval was.
Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp
CTOVklGHT SWAN FEATÜKE8 SYNftfrATfc
53. Gelukkig kwam juist juffrouw Schatz voorbij
met haar kleuterklasje. Juffrouw Schatz was kleuter
leidster en de Batavier zag haar en vatte onmiddel
lijk een Sterk Gevoel voor haar op. Een gevoel dat
zich echter anders uitte dan zij gewend was van haar
overige bewonderaars. Ze had het nooit meegemaakt
dat een man haar voor de ogen van de onschuldige
kleutertjes om de taille vatte en haar met geweld
optilde en meevoerde. Juffrouw Schatz slaakte een
zacht ontredderd kreetje, zoals een vogeltje dat de
greep van de havik voelt. De kleutertjes begonnen
luid te jammeren en het is zeer waarschijnlijk dat zij
in hun later leven nog nadelige gevolgen zullen on
dervinden van dit gruwelijk schouwspel.
55. Nu ook zijn laatste poging om zijn geld kwijt te
raken niet was gelukt, maar integendeel zijn vermogen
nog had vermeerderd, verliet meneer Pech verslagen de
Nationale Bank, waar al zijn miljoenen waren opgebor
gen. De troostende woorden die Panda legen hem sprak,
drongen nauwelijks tot hem door. „Ik geef de strijd op,
Panda," zei hij droef, „het geld heeft mij verslagen."
„Nee, u moet nooit opgeven!" riep Panda, U hebt wat
pech gehad, maar dat zal toch niet aldoor zo blijven?!"
Maar meneer Pech 'schudde vermoeid het hoofd. „Jij
hebt nog de strijdlust van de jeugd," zei hij met een
triest glimlachje, „jij bent nog jong en.„Oner
varen!" schalde plots een bekende stem. En daar stond
tante Hennie, die haar krachtige handen liefdevol naar
haar neef uitstrekte. Zij stootte Panda opzij en vervolg
de: „Kom mee, neeflief, je bent veiliger onder de hoede
van je eigen liefhebbende tante." Bedrukt keek Panda
de auto na, waarin meneer Pech zich willoos door de
dame liet meevoeren. Die arme meneer Pech," dacht
hij, „hij had zelfs de kracht niet meer om te vluchten.
Hoe kan ik hem nu nog helpen?"