I Het verdwenen manuscript
V
AAIERS ZIJN HAAR PASSIE
TANTE PATENT EN DE SOF
PANDA EN DE PECHVOGEL
S)i
NAAIMACHINES
ENGEL
I
Ons vervolgverhaal
DINSDAG 10 JULI 1962
9
door H. Wolfram Geizsler
*//A
Modegril en statussymbool
Bruidswaaiers
Devoot doel
l\\\\
v 4 \<S
Bewijs geleverd... a
IÉMüSlÉli
s
I 26)
De brandewijn schijnt u niet zo te
smaken als anders."
„Dat komt door het naderend af
scheid, gelooft u mij!"
„Wat, gaat u ons alweer verlaten?"
„Ik ga voor een paar dagen in Lou-
ha logeren. Kan een gedeelte van
mijn bagage hier blijven? Ik zal daar
niet veel nodig hebben."
„In Louha, op het kasteel? Zo,
zo zei de hotelhouder. Het was
duidelijk dat hij brandde van nieuws
gierigheid. Hij beheerste zich echter.
Fox ging naar boven, naar zijn ka
mer, en uit het raam keek hij naar
de mensen in de dorpsstraat. Het was
nog niet helemaal donker. Hij trok
de tafel bij het raam en langzaam
begon hij een brief aan Maria Zanetti
te schrijven.
„Je verkeert in de mening, dat ;k
in Parijs ben. of ergens anders, mid
den in het volle leven, maar je zult
nooit kunnen vermoeden, dat ik daar
ben, waar ik me momenteel heus oe-
vind: in een heel klein plaatsje aan
de Bretonse kust. Ik schrijf deze brief
namelijk vanuit Brignogan, een vis
sersplaatsje, dat men idyllisch zou
kunnen noemen, wanneer men hele
maal geen werk om handen had. Mijn
verlangen naar water was heel matig,
aangezien ik genoeg gezwommen had
in het Gardameer en wanneer je ius
de conclusie trekt, dat iets anders
mij hierheen heeft gebracht, dan heb
je 't bij het rechte eind. Gedurende
mijn korte verblijf in Parijs had .k
met betrekking tot de zaak, die ons
bezig houdt, wel enig succes, maar
't zou zinloos zijn geweest om langer
daar te blijven. Weliswaar vrees ik
nee, sterker, ben ik ervan over
tuigd dat ik ook hier niet zal vin
den, wat ik eigenlijk zoek, maar
evenzeer ben ik ervan overtuigd, dat
hier enkele kanten van de zaak op
gehelderd zullen worden, waardoor
wij erachter zullen komen wat ons
verder te doen zal staan. Het klinkt
allemaal een beetje vaag, maar op
dit ogenblik kan ik niet veel meer
zeggen, althans wat de bewuste zaak
aangaat.
Over andere dingen zou er meer 'e
schrijven zijn. Bijvoorbeeld, dat 't
toch beter was geweest, als je met
mij mee was gegaan, 't Is namelijk
precies zo gelopen als je vreesde: Er
is hier een oeroud slot, dat Louha
heet (ik noem me hier dr. Reineke)
en in dat slot woont een fee met groe
ne ogen. 't Is niet de fee Morgana,
helaas, want die woont in haar tover-
bos, heeft donkere ogen en een Ma
donnagezichtje, en kan blijkbaar haar
toverbos niet verlaten Ze laat
daarom haar vrienden alleen de we
reld intrekken De gevolgen daar
van begrijpt ze zeker wel!
Het slot staat op de rotsen, vlak
aan zee, en de fee heeft dus groene
ogen. Ik heb de keldergewelven onder
het slot bezichtigd, maar ik heb geen
valluik of iets dergelijks kunnen ont-
dekkken. Niettemin moet men op j1-
les voorbereid zijn. Dus als je op een
morgen in de krant leest, dat ik er
gens aangespoeld ben, neem dan rus
tig een tweede klontje suiker in ie
koffie te mijner nagedachtenis en be
spaar me het verwijt: „dat komt er
van!"
Om in een duidelijker taal te spre
ken: hier, nu je niet bij mij bent,
ben ik tot het besef gekomen, dat je
heel veel voor me betekent, Maria!
Zo iets kun je gemakkelijker schrij
ven dan zeggen, en ik schrijf je dit,
omdat ik hoop, dat je enig medelij
den met mij zult hebben, als ik thans
het slachtoffer zou worden van iie
groene ogen.
Overigens heb ik in Parijs de heer
Dariotis gezien, hij was echter niet in
een toestand, dat er met hem te pra
ten viel. Dat, wat ik zocht heb ik niet
gevonden. Misschien gaat de oude
sage hier op: alleen degene die niet
zoekt, vindt het toverbos 't Is
hier tenslotte het land van die sagen.
Laten we ons dus op een verrassing
voorbereid houden.
't Is thans donker geworden, Ma
ria. Ik kan niet verder schrijven, :k
wil geen licht aansteken, want dat ou
de betovering van deze avond verbre
ken. Mijn gedachten zijn bij jou en
met jouw beeld voor ogen ga ik thans
slapen."
Ze zal me niet geloven, peinsde
hij, maar toch is het waar! Het merk
waardige is, dat ik me er pas vanmid
dag van bewust ben geworden
De volgende morgen gaf hij de brief
aan de hotelhouder-postbeambte en 1
vroeg hem tevens om een kartonnen
doos, waarin hij wat schoon ondergoed
en een tweede kostuum pakte. Hij
wilde 't zo inrichten, dat hij elk ogen-
blik uit Louha verdwijnen kon. Zijn
koffer liet hij bij de hotelhouder ach- E
ter en met een stok over zijn schou-
der, waaraan hij de kartonnen doos i
hing, wandelde hij opnieuw in de i
richting van het oude slot. Sinds zijn
diensttijd had hij niet meer op een
dergelijke wijze zijn bagage vervoerd
en het maakte waarschijnlijk een vrij
belachtelijke indruk. Maar 't kon hem
niet schelen, de slotvrouwe van Louha E
en Yvonne mochten er van denken
wat ze wildenalleen niet wat er in
werkelijkheid achter stak!
Yvonne stond bij de keukendeur, E
toen hij aankwam. Missiën had ze op
zijn komst gewacht, in ieder geval
begroette ze hem met een schelmse
glimlach. Ze droeg weei de boerse i
kledij waarin hij haar voor het eerst
gezien had en er was niet veel ver-
beeldingskracht voor nodig om zich
in te denken, dat in Lancelot's tijd
daar precies zo'n vrouw gestaan zou
hebben
„Hebt U er al over nagedacht, wel-
ke kamer U zoudt willen hebben?"
vroeg Yvonne „De kamers boven
heb ik U allemaal laten zien en de
keus is aan U. Ons hotel kan niet aan
hoge eisen voldoen.De mensen zijn E
tegenwoordig wel erg veeleisend ge-
worden, vindt U niet? Misschien dat
dit slot, wanneer we nog een duizend e
jaar verder zijn, als het summum van E
luxe beschouwd wordt.. Men moet 't
dus alleen kunnen uitzingen. Excu- E
seert U mij: ik vergat nog te infor- E
meren, hoe U het maakt." E
Fox glimlachte ook en knipoogde.
„U vergeet meneer Denis", zei hij. E
U hebt toch voor hem al wel een
kamer bestemd?" e
„Dat is waar, laten we dus de an-
dere bekijken. Ik hoop dat U ze groot E
genoeg vindt, om al Uw zware leren E
koffers onder te brengen!" E
Fox ging op haar spot in. ,,'t Is
heus uit pure beleefdheid, dat ik met E
zo'n kartonnetje kom", antwoordde E
hij. „Ik kan er zo veel gemakkelijker
weer uitgegooid worden. Verontschul-
digt U mijn nieuwsgierigheid: wie is
die meneer Denis eigenlijk? Men kent e
graag zijn mede-gasten nietwaar?" E
„Ik ken hem evenmin als U, ik heb
zijn naam onlangs pas voor het eerst
gehoord en U zult wel gemerkt heo- E
ben, dat mijn tante niet verder over E
hem wil spreken. Hier, deze kamer E
Krijgt hij. Voet Iets voor de kamer
naast de zijne?" e
Fox merkte onmiddellijk een deur
in de muur tussen de twee vertrek-
ken op. „Stel je voor, dat hij E
snurkt", zei hij lachtend. „Een pis-
toolschot zou door die dikke eikenhou-
ten deur niet doordringen, maar d it
tergende, regelmatige gesnurk komt E
overal doorheen." E
„U wilt dus liever een andere ka-
mer?"
Hij knikte. Die meneer Denis moest E
niet de indruk krijgen, dat iemand E
hem in het oog hield. De kamer welke
daarnaast lag, had slechts één dear,
en wel de deur, die op de gang uit- E
kwam. „Dat is beter," zei Fox. Ik E
zal hier mijn bagage neerleggen, dit
wordt dus mijn kamer."
Yvonne verdween en kwam even la- E
ter terug met de Bretonse dienstbode, E
die haar armen vol met schoon bed-
degoed had Ze vond Fox bezig rte
mooie oude sloten van de deur te be- E
kijken. „Ik sta er juist over te pern- E
zen," zei hij, „wat U doet, als van
een van deze deuren de sleutel zoek
raakt. Met een loper kan men zulk e
soort sloten niet open maken en 10k E
is 't niet mogelijk het slot eruit te
halen, want die oude ijzeren spijkers E
zijn natuurlijk volkomen vastgeroest." E
„Daarom bewaar ik de sleutels zorg- E
vuldig aan een grote sleutelring," ant-
woordde Yvonne. „Bovendien, waar- e
om zou men zijn kamer willen afslui- E
ten? Natuurlijk kunt u de grendel voor E
de deur schuiven, wanneer u zich niet
veilig zou voelen. Bent u bang.. j=
„Ja, ik ben soms bang zei Fox e
met een glimlach. E
(Wordt vervolgd) E
lTÏIIIIIIIIII!lll!l!l!!!ll!llllllllll!lllllllllllllllllllinillllll>IIIHII!llll!l!l!!ll!"llinilllllllllllllllllllllllllllinilllllllllllllllllllllll!lll!llll!l!l!lllllll!l!!l!ll!ll
<x-
Ivm-)../
i
„IK ZAL ER even een paar pakken",
zegt mejuffrouw Van Eeghen. Zij zwaait
een kastdeur open waarachter een groot
aantal schoenendozen staat opgestapeld.
Op een er van staat „Chinese waaiers".
Op een tweede lees ik kerkwaaiers en
op een andere huwelijkswaaiers
Mejuffrouw I. H. van Eeghen, wonend
aan de Prinsengracht te Amsterdam,
heeft in tien jaar tijd een zeer groot aan
tal icaaiers verzameld. Ruim vierhonderd
van deze kleurrijke, in voorgaande
eeuwen zeer in de mode zijnde gebruiks
voorwerpen. heeft zij in haar kast ge-
hor gen. Het is een van de grootste col
lecties in ons land. Binnen een kwartier
is het ovaalvormige tafelblad met een
ware kleurenpracht bedekt. Een voor een
haalt mejuffrouw Van Eeghen haar
waaiers uit de dozen, vouwt ze open om
de versieringen te tonen, vertelt er iets
van en legt ze voor zich op tafel. „Ik zal
u maar niet alles laten zien. Want dan
zou het u al gauw duizelen", zegt zij
orgzaam.
VAN IEDERE WAAIER weet zij noch
tans wel wat te vertellen: waar hij op
de kop is getikt, uit welk land hij oor
spronkelijk komt, wat zijn 'voorstelling in
houdt. Mocht haar geheugen haar even in
de steek laten geen nood! Mejuffrouw
Van Eeghen is adjunct-archivaris op het
gemeente-archief van Amsterdam. Die
functie vr.eet door: elke waaier draagt een
nummer en onder handbereik ligt een dik
notitieboek waarin alle bijzonderheden
van elk exemplaar zijn neergeschreven.
Even bladeren dus en alles wat er bekend
is over een bepaalde waaier heb je onder
ogen.
De waaier is in de vrouwengarderobe
lange tijd een modegril geweest als men
tenminste een verschijnsel dat vele tien
tallen jaren standhoudt, een gril kan noe
men. In de achttiende eeuw vooral was
de waaier een onmisbaar attribuut voor
jong en oud, voor rijk en arm. Kinderen
kregen waaiers mee naar een partijtje;
huwbare dochters speelden er mee op mu
ziekavonden (en gebruikten ze voor de be
tekenisvolle „waaiertaai"); vrouwen van
oudere leeftijd hadden ze bij zich op reis,
tijdens wandelingen en recepties en kerk
bezoek. Zij dienden om zich koelte toe te
wuiven, maar vooral ook om zich door
middel van een zeer kostbare waaier van
anderen te onderscheiden, als een status
symbool dus, zouden wij tegenwoordig
zeggen.
IN HAAR WERK stuitte mejuffrouw Van
Eeghen nu bijna tien jaar geleden op en
kele oude aktes die op de vroegere Am
sterdamse waaiermakers betrekking had
den. Zij besloot zich wat in de geschie
denis van dit handwerk te verdiepen» Gedu
rende vele maanden verzamelde zij gege
vens. In 1953 verscheen in het 45ste Jaar
boek van het Genootschap Amstelodanum
een uitvoerig artikel van haar hand. Veel
aspecten van de vroegere waaierindustrie
lichtte zij toe. Maar tot kort voor het
verschijnen van het artikel had zij nog
nooit één waaier in handen gehad. Een
professor in de kunstgeschiedenis kon dat
niet begrijpen. Als je zo uitvoerig over
waaiers schrijft en je hebt er zelf niet
een., nee, dat kon er bij hem niet in.
Toen hij er eens een in een van de vele
Amsterdamse antiekwinkeltjes aantrof,
dacht hij onmiddellijk aan mejuffrouw
Van Eeghen. Meer om hem een plezier
te doen dan uit wezenlijke belangstelling
besloot zij er eens heen te gaan. Veel bij
zonders was het niet. Zij vond er een cel
luloid geval dat geen enkele waarde bleek
te hebben. Toch nam zij het mee naar
huis. Daar kreeg het armetierige kinder
waaiertje toch weer waarde: het werd de
voorloper van een rijke collectie.
DE DEKSEL van de doos met huwe
lijkswaaiers wordt opgelicht. In de acht
tiende eeuw was het voor een bruid on
mogelijk te trouwen zonder waaier. De
makers ontwierpen er zeer speciale mo
dellen voor, beschilderd met allerlei sym
bolische voorstellingen: vlammende har
ten, brandende fakkels, tortelduiven en
pijlen schietende Amor-tjes. Mejuffrouw
Van Eeghen bezit er vele uitzonderlijk ga
ve bruidswaaiers. Sommige zijn nog „als
nieuw". Dit soort waaiers had immers
veelal niets te lijden: zodra de huwelijks
dag achter de rug was, werden zij in een
speciale doos geborgen en daar vrijwel
nooit meer uitgehaald. In het midden van
de achttiende eeuw woonde in Rotterdam
de miniatuur schilder Daniël Bruininx die
zich toelegde op het schilderen van
bruidswaaiers. Zijn werk kwam er zeer
in trek. Een aanzienlijke Rotterdamse zou
het op haar trouwdag niet graag zonder
een door Daniël beschilderde waaier heb
ben gedaan. Sommigen legden er zelfs
driehonderd gulden per stuk voor op de
toonbank nu een flink bedrag, in die
dagen een klein kapitaal.
Hadden Daniël Bruininx en vele van zijn
Amsterdamse collega's van het waaier
schilderen een belangrijke bron van inkom
sten gemaakt, er waren ook mensen, en
vooral jongejuffers, die deze bezigheid als
liefhebberij beoefenden. Mejuffrouw Van
Eeghen (die in 1941 op een studie over
de geschiedenis van de Amsterdamse
vrouwenkloosters promoveerde) vond op
een veiling in de hoofdstad een map vol
ontwerpen van waaiersieringen.' Zij bleken
gemaakt te zijn door een dochter van een
achttiende-eeuwse hoogleraar.
„Vroeger kende men ook speciale kerk
waaiers" vertelt mejuffrouw Van Eeghen.
„Daar zijn vele geschiedenissen over te
vertellen. Tijdens een kerkdienst waren ze
absoluut onmisbaar. Ik heb een tekening
van een dienst in een Doopsgezinde kerk.
Er staat geen vrouw zonder waaier op.
Het was niet hun bedoeling ermee te pron
ken, want elke opschik was in de kerk
natuurlijk uit den boze. Maar onder het
gebed moesten de vrouwen er hun ogen
mee bedekken." In een kinderboekje(!)
van omstreeks 1830 vond mejuffrouw Van
Eeghen op haar speurtocht deze wijze les:
„Deze waaiers moeten dienen om in het
gebed de oogen met dezelve te bedekken,
teneinde niet door de wereldsche zaken te
worden afgetrokken, en daardoor de aan
dacht des te beter op Hem, tot Wien het
gebed gerigt is, te blijven bepalen." Op
vallend is dat de dames van eenvoudige
afkomst meestal onversierde kerkwaaiers
bezaten, terwijl de deftige, en dan vooral
y<
Links: Mej. dr. I. H. van Eeghen met
een klein gedeelte van haar collectie.
Rechts: Waaiers vroeger voor iedere
vrouw een onmisbaar onderdeel van
haar garderobe.
de „wereldsche dames" waaiers kochten
die rijk voorzien waren van Bijbelse voor
stellingen. In kerkelijke kringen in Enge
land is herhaalde malen gewezen op het
feit dat in de kerken veel waaiers met
niet-godsdienstige voorstellingen werden
gezien. Sinds die klachten verschenen er
vele waaiers waarop teksten en gebeden
werden geschreven.
ER WAREN ook waaiers met mytholo
gische voorstellingen, speciale rouwwaai-
ers, kinderwaaiers, waaiers gesierd met
landschappen, bloemmotieven en stads-ge-
zichten en voorts met schilderingen die op
politieke toestanden en opzienbarende ac
tuele gebeurtenissen sloegen. Zo bezit me
juffrouw Van Eeghen een exemplaar waar
op het gebouw van de eerste Wereldten
toonstelling in 1867 te Parijs staat afge
beeld. Er zijn ook waaiers met ballonop
stijgingen en met nieuwerwetse, meer
aardse voertuigen. Zij heeft waaiers van
zijde, van perkament, van leer, van pa
pier en waaiers die gedeeltelijk van kant
zijn. Zij komen uit Frankrijk, uit Enge
land, Spanje, Italië, Nederland en ook uit
China. Sommige hebben kunstig gesneden
paarlemoeren benen. Sommige ervan zijn
bezet met kleine pareltjes en een heeft op
een zijkant een klein achteruitkijkspiegel
tje gemonteerd. Ongemerkt kon de draag
ster daarin een gehele zaal achter zich be
spieden.
Er zijn ook hele simpele waaiers in de
collectie met armoedig aandoende versie
rinkjes en kale houten benen. Die waren
bestemd voor de arme dames van de goe
gemeente. Hébben moest iedere vrouw zo'n
ding hoe arm ze misschien ook was!
ÜE LAATSTE TIJD breidt de verzame
ling zich niet meer zo snel uit. Mejuf
frouw Van Eeghen is nu zover, dat zij
kan gaan selecteren. Soms ziet zij in een
antiekwinkeltje een waaier waarvan zij
kan zeggen: „Zoeen heb ik er thuis al lig
gen." Het is dan zinloos die er bij te
kopen. Daarbij komt nog dat de prijs de
laatste jaren geweldig is gestegen. Toen
zij begon te verzamelen, kocht zij weieens
vier waaiers voor een tientje. Maar met
de toename van het aantal antiekwinkel
tjes overal in den lande zijn ook de prij
zen gestegen. En juist de leken overschat-
Een getuige bij een rechtszitting in Men-
jama in het door Australië bestuurde ge
deelte van Nieuw-Guinea heeft verteld, dat
hij een schedel vroeg of deze zijn zuster
was. „Toen er zweet verscheen op 't voor
hoofd van de schedel wist ik, dat het in
derdaad mijn zuster was", zei hij.
De getuige, een zekere Makamangoe, ge
tuigde in een proces tegen de pigmee Koe-
koekoekoe Ikwabo, die ervan beschuldigd
werd zijn derde vrouw, Angajajagona, ver
moord te hebben.
Makamamgoe, een broer van de vrouw
zei dat hij een rotsspleet die door inboor
lingen werd gemeden omdat er boze gees
ten zouden huizen, menselijke resten ge
vonden had. Hij raapte een schedel op en
toen deze begon te transpireren nadat hij
gevraagd had „wie zij was", had hij
zekerheid gekregen dat zijn zuster ver
moord was.
Ikwabo bekende na dit „overtuigende be
wijs" en werd ter dood veroordeeld, maar
in zaken tegen inboorlingen worden der
gelijke vonnissen gewoonlijk gewijzigd in
gevangenisstraffen.
De zaak is beschreven door de Britse
officier van Justitie J. K. Bowen bij zijn
terugkeer uit Menjama in Port Moresby.
Advertentie
De beste ^Zweedse -
Zwitserse en Duitse merken.
Japanse Zig-Zag naaimachines,
electr. in koffer350.—
Grote Houtstraat 181
Haarlem - Tel. 14444
ten vaak de waarde van waaiers. Onlangs
vroeg een Rotterdamse antiquair maar
liefst honderd gulden voor een nog niet
eens heel zeldzaam exemplaar. Het bleek
dat de man er echt geen verstand van
had. Deze toestand maakt het voor de
echte verzamelaars ook niet gemakkelijk.
MEJUFFROUW Van Eeghen is terecht
trots op haar collectie. Vier jaar geleden
kreeg het Rotterdamse museum Boymans
van Beuiïingen van het echtpaar de Mon-
chy-van der Hoeven te Hulshorst een ver
zameling waaiers waar het bijzonder blij
mee was. De collectie telde zeventig deels
uiterst kostbare exemplaren. Na te zijn
tentoongesteld, is zij nu zorgvuldig in de
kelders van het museum opgeborgen.
Komt mejuffrouw Van Eeghen in Londen
dan neust zij er zorgvuldig in de antiek
winkeltjes. Reist zij naar de Franse hoofd
stad, ze stapt er onvervaard naar de be
faamde vlooienmarkt, naar de stalletjes
langs de Seine en naar een antiekzaakje
waarvan de eigenaar speciaal voor haar
naar waaiers uitkijkt.
In haar bibliotheek bezit mejuffrouw Van
Eeghen enkele Duitse, Engelse, Franse en
Deense boeken en boekjes over waaiers.
Een Nederlands werk over dit onderwerp
bestaat bij haar weten niet. Haar vurige
wens is zelf een goed gedocumenteerd boek
over waaiers en hun makers schrijven.
Maar voorlopig kan ze daar geen tijd voor
vinden. Misschien dat het er nog eens van
komt, zegt ze hoopvol, als we afscheid
nemen.
Dick Dijs
Ook in Nigeria in het hart van Afrika
heeft men klachten over de zomer.
Vorige maand is er 115 centimeter
regen gevallen, hetgeen nog nooit eer
der is voorgekomen. De gevolgen
daarvan ziet men hier afgebeeld: de
inwoners van de stad Lagos waadden
door kniediepe modderpoelen die
normaliter verharde wegen zijn. De
schooljongen heeft een paraplu mee
genomen om althans van boven nog
een beetje droog te blijven
■*~.v
Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp
COPTfiKÏHT 8WAV FV-ATtTKES STNTJICATB
56. Mevrouw Nopjes, die door de Batavier zo hard
handig over de schutting in haar eigen tuin was
geworpen, kwam het verhaal vertellen aan meneer
Nopjes. Men zou kunnen denken dat ze haar beklag
ging doen bij haar man. Maar neen, inplaats van
luid jammerend de woesteling aan te klagen en hulp
èn bescherming te vragen aan haar echtgenoot, was
mevrouw Nopjes woedend. Woedend op meneer Nop
jes. „DAT is een kerel," riep ze. „Die Impulsief, dal
is tenminste een VENT. Hij doet iets. Hij durft iets.
Jij zit daar maarOngeveer hetzelfde kreeg
meneer de Vries te horen van mevrouw de Vries.
„Zo'n heerlijke stoere manzuchtte ze. „Een
ECHTE KEREL. DAAR zou jij een voorbeeld aan
moeten nemen. Hij is lid van de Impulsieve Bewe
ging dat is je ware! Dat leeft zich uit! Dat slaat en
grijpt! Terwijl jijJIJ zit daar maar. Een half
uur later zaten de arme notaris Nopjes en meneer
de Vries bijeen om de toestand onder ogen te zien.
„We zullen lid moeten worden van ehvan die
Beweging zei meneer de Vries. „Dat zal inder
daad moeten," zuchtte Notaris Nopjes.
58. Boos en verdrietig verliet Panda de tuin van het
huis, waarin meneer Pech met zijn familie woonde.
„En toch laat ik hem niet in de steek," dacht hij.
„Wist ik maar een middeltje, om bij hem te komen."
„Ook al geprobeerd om Pech te spreken?" klonk
opeens een stem, „dat lukt niet, hè?"
Opschrikkend uit zijn sombere gedachten keek Panda
op en daar zag hij enkele lieden met boze gezichten
langs de kant van de weg zitten. Ze hadden allerlei
ingewikkelde apparaatjes bij zich.
„Het is een schande," vervolgde de eerste spreker,
„die familie doet net alsof Pech alleen van hun is.
Voor ons uitvinders schiet geen minuutje over. En ik
heb juist zo'n mooie automatische snor-ovdraaier uit
gevonden. Als Pech daar wat geld in steekt, verdient
hij er een fortuin mee."
„En mijn super-schuimende shampoo dan," zei de
andere uitvinder. „Als Pech me geld geeft zodat ik
een fabriekje kan laten bouwen, zijn er geweldige za
ken mee te doen."
„Ja als zèi een derde. „Maar zijn familie om
ringt hem als een school haaien en wij komen niet
verder als de deur."
En zich tot Panda wendend vervolgde hij: „Wat heb
jij uitgevonden?"
„Niets," antwoordde Panda. „Ik heb geen
Hij brak af, toen opeens een plannetje in hem op
kwam.
„Ja hernam hij. „Ik heb ook iéts uitgevonden, na
melijk een middel om tot meneer Pech door te dringen
Luister