I Het verdwenen manuscript V AAIERS ZIJN HAAR PASSIE TANTE PATENT EN DE SOF PANDA EN DE PECHVOGEL S)i NAAIMACHINES ENGEL I Ons vervolgverhaal DINSDAG 10 JULI 1962 9 door H. Wolfram Geizsler *//A Modegril en statussymbool Bruidswaaiers Devoot doel l\\\\ v 4 \<S Bewijs geleverd... a IÉMüSlÉli s I 26) De brandewijn schijnt u niet zo te smaken als anders." „Dat komt door het naderend af scheid, gelooft u mij!" „Wat, gaat u ons alweer verlaten?" „Ik ga voor een paar dagen in Lou- ha logeren. Kan een gedeelte van mijn bagage hier blijven? Ik zal daar niet veel nodig hebben." „In Louha, op het kasteel? Zo, zo zei de hotelhouder. Het was duidelijk dat hij brandde van nieuws gierigheid. Hij beheerste zich echter. Fox ging naar boven, naar zijn ka mer, en uit het raam keek hij naar de mensen in de dorpsstraat. Het was nog niet helemaal donker. Hij trok de tafel bij het raam en langzaam begon hij een brief aan Maria Zanetti te schrijven. „Je verkeert in de mening, dat ;k in Parijs ben. of ergens anders, mid den in het volle leven, maar je zult nooit kunnen vermoeden, dat ik daar ben, waar ik me momenteel heus oe- vind: in een heel klein plaatsje aan de Bretonse kust. Ik schrijf deze brief namelijk vanuit Brignogan, een vis sersplaatsje, dat men idyllisch zou kunnen noemen, wanneer men hele maal geen werk om handen had. Mijn verlangen naar water was heel matig, aangezien ik genoeg gezwommen had in het Gardameer en wanneer je ius de conclusie trekt, dat iets anders mij hierheen heeft gebracht, dan heb je 't bij het rechte eind. Gedurende mijn korte verblijf in Parijs had .k met betrekking tot de zaak, die ons bezig houdt, wel enig succes, maar 't zou zinloos zijn geweest om langer daar te blijven. Weliswaar vrees ik nee, sterker, ben ik ervan over tuigd dat ik ook hier niet zal vin den, wat ik eigenlijk zoek, maar evenzeer ben ik ervan overtuigd, dat hier enkele kanten van de zaak op gehelderd zullen worden, waardoor wij erachter zullen komen wat ons verder te doen zal staan. Het klinkt allemaal een beetje vaag, maar op dit ogenblik kan ik niet veel meer zeggen, althans wat de bewuste zaak aangaat. Over andere dingen zou er meer 'e schrijven zijn. Bijvoorbeeld, dat 't toch beter was geweest, als je met mij mee was gegaan, 't Is namelijk precies zo gelopen als je vreesde: Er is hier een oeroud slot, dat Louha heet (ik noem me hier dr. Reineke) en in dat slot woont een fee met groe ne ogen. 't Is niet de fee Morgana, helaas, want die woont in haar tover- bos, heeft donkere ogen en een Ma donnagezichtje, en kan blijkbaar haar toverbos niet verlaten Ze laat daarom haar vrienden alleen de we reld intrekken De gevolgen daar van begrijpt ze zeker wel! Het slot staat op de rotsen, vlak aan zee, en de fee heeft dus groene ogen. Ik heb de keldergewelven onder het slot bezichtigd, maar ik heb geen valluik of iets dergelijks kunnen ont- dekkken. Niettemin moet men op j1- les voorbereid zijn. Dus als je op een morgen in de krant leest, dat ik er gens aangespoeld ben, neem dan rus tig een tweede klontje suiker in ie koffie te mijner nagedachtenis en be spaar me het verwijt: „dat komt er van!" Om in een duidelijker taal te spre ken: hier, nu je niet bij mij bent, ben ik tot het besef gekomen, dat je heel veel voor me betekent, Maria! Zo iets kun je gemakkelijker schrij ven dan zeggen, en ik schrijf je dit, omdat ik hoop, dat je enig medelij den met mij zult hebben, als ik thans het slachtoffer zou worden van iie groene ogen. Overigens heb ik in Parijs de heer Dariotis gezien, hij was echter niet in een toestand, dat er met hem te pra ten viel. Dat, wat ik zocht heb ik niet gevonden. Misschien gaat de oude sage hier op: alleen degene die niet zoekt, vindt het toverbos 't Is hier tenslotte het land van die sagen. Laten we ons dus op een verrassing voorbereid houden. 't Is thans donker geworden, Ma ria. Ik kan niet verder schrijven, :k wil geen licht aansteken, want dat ou de betovering van deze avond verbre ken. Mijn gedachten zijn bij jou en met jouw beeld voor ogen ga ik thans slapen." Ze zal me niet geloven, peinsde hij, maar toch is het waar! Het merk waardige is, dat ik me er pas vanmid dag van bewust ben geworden De volgende morgen gaf hij de brief aan de hotelhouder-postbeambte en 1 vroeg hem tevens om een kartonnen doos, waarin hij wat schoon ondergoed en een tweede kostuum pakte. Hij wilde 't zo inrichten, dat hij elk ogen- blik uit Louha verdwijnen kon. Zijn koffer liet hij bij de hotelhouder ach- E ter en met een stok over zijn schou- der, waaraan hij de kartonnen doos i hing, wandelde hij opnieuw in de i richting van het oude slot. Sinds zijn diensttijd had hij niet meer op een dergelijke wijze zijn bagage vervoerd en het maakte waarschijnlijk een vrij belachtelijke indruk. Maar 't kon hem niet schelen, de slotvrouwe van Louha E en Yvonne mochten er van denken wat ze wildenalleen niet wat er in werkelijkheid achter stak! Yvonne stond bij de keukendeur, E toen hij aankwam. Missiën had ze op zijn komst gewacht, in ieder geval begroette ze hem met een schelmse glimlach. Ze droeg weei de boerse i kledij waarin hij haar voor het eerst gezien had en er was niet veel ver- beeldingskracht voor nodig om zich in te denken, dat in Lancelot's tijd daar precies zo'n vrouw gestaan zou hebben „Hebt U er al over nagedacht, wel- ke kamer U zoudt willen hebben?" vroeg Yvonne „De kamers boven heb ik U allemaal laten zien en de keus is aan U. Ons hotel kan niet aan hoge eisen voldoen.De mensen zijn E tegenwoordig wel erg veeleisend ge- worden, vindt U niet? Misschien dat dit slot, wanneer we nog een duizend e jaar verder zijn, als het summum van E luxe beschouwd wordt.. Men moet 't dus alleen kunnen uitzingen. Excu- E seert U mij: ik vergat nog te infor- E meren, hoe U het maakt." E Fox glimlachte ook en knipoogde. „U vergeet meneer Denis", zei hij. E U hebt toch voor hem al wel een kamer bestemd?" e „Dat is waar, laten we dus de an- dere bekijken. Ik hoop dat U ze groot E genoeg vindt, om al Uw zware leren E koffers onder te brengen!" E Fox ging op haar spot in. ,,'t Is heus uit pure beleefdheid, dat ik met E zo'n kartonnetje kom", antwoordde E hij. „Ik kan er zo veel gemakkelijker weer uitgegooid worden. Verontschul- digt U mijn nieuwsgierigheid: wie is die meneer Denis eigenlijk? Men kent e graag zijn mede-gasten nietwaar?" E „Ik ken hem evenmin als U, ik heb zijn naam onlangs pas voor het eerst gehoord en U zult wel gemerkt heo- E ben, dat mijn tante niet verder over E hem wil spreken. Hier, deze kamer E Krijgt hij. Voet Iets voor de kamer naast de zijne?" e Fox merkte onmiddellijk een deur in de muur tussen de twee vertrek- ken op. „Stel je voor, dat hij E snurkt", zei hij lachtend. „Een pis- toolschot zou door die dikke eikenhou- ten deur niet doordringen, maar d it tergende, regelmatige gesnurk komt E overal doorheen." E „U wilt dus liever een andere ka- mer?" Hij knikte. Die meneer Denis moest E niet de indruk krijgen, dat iemand E hem in het oog hield. De kamer welke daarnaast lag, had slechts één dear, en wel de deur, die op de gang uit- E kwam. „Dat is beter," zei Fox. Ik E zal hier mijn bagage neerleggen, dit wordt dus mijn kamer." Yvonne verdween en kwam even la- E ter terug met de Bretonse dienstbode, E die haar armen vol met schoon bed- degoed had Ze vond Fox bezig rte mooie oude sloten van de deur te be- E kijken. „Ik sta er juist over te pern- E zen," zei hij, „wat U doet, als van een van deze deuren de sleutel zoek raakt. Met een loper kan men zulk e soort sloten niet open maken en 10k E is 't niet mogelijk het slot eruit te halen, want die oude ijzeren spijkers E zijn natuurlijk volkomen vastgeroest." E „Daarom bewaar ik de sleutels zorg- E vuldig aan een grote sleutelring," ant- woordde Yvonne. „Bovendien, waar- e om zou men zijn kamer willen afslui- E ten? Natuurlijk kunt u de grendel voor E de deur schuiven, wanneer u zich niet veilig zou voelen. Bent u bang.. j= „Ja, ik ben soms bang zei Fox e met een glimlach. E (Wordt vervolgd) E lTÏIIIIIIIIII!lll!l!l!!!ll!llllllllll!lllllllllllllllllllinillllll>IIIHII!llll!l!l!!ll!"llinilllllllllllllllllllllllllllinilllllllllllllllllllllll!lll!llll!l!l!lllllll!l!!l!ll!ll <x- Ivm-)../ i „IK ZAL ER even een paar pakken", zegt mejuffrouw Van Eeghen. Zij zwaait een kastdeur open waarachter een groot aantal schoenendozen staat opgestapeld. Op een er van staat „Chinese waaiers". Op een tweede lees ik kerkwaaiers en op een andere huwelijkswaaiers Mejuffrouw I. H. van Eeghen, wonend aan de Prinsengracht te Amsterdam, heeft in tien jaar tijd een zeer groot aan tal icaaiers verzameld. Ruim vierhonderd van deze kleurrijke, in voorgaande eeuwen zeer in de mode zijnde gebruiks voorwerpen. heeft zij in haar kast ge- hor gen. Het is een van de grootste col lecties in ons land. Binnen een kwartier is het ovaalvormige tafelblad met een ware kleurenpracht bedekt. Een voor een haalt mejuffrouw Van Eeghen haar waaiers uit de dozen, vouwt ze open om de versieringen te tonen, vertelt er iets van en legt ze voor zich op tafel. „Ik zal u maar niet alles laten zien. Want dan zou het u al gauw duizelen", zegt zij orgzaam. VAN IEDERE WAAIER weet zij noch tans wel wat te vertellen: waar hij op de kop is getikt, uit welk land hij oor spronkelijk komt, wat zijn 'voorstelling in houdt. Mocht haar geheugen haar even in de steek laten geen nood! Mejuffrouw Van Eeghen is adjunct-archivaris op het gemeente-archief van Amsterdam. Die functie vr.eet door: elke waaier draagt een nummer en onder handbereik ligt een dik notitieboek waarin alle bijzonderheden van elk exemplaar zijn neergeschreven. Even bladeren dus en alles wat er bekend is over een bepaalde waaier heb je onder ogen. De waaier is in de vrouwengarderobe lange tijd een modegril geweest als men tenminste een verschijnsel dat vele tien tallen jaren standhoudt, een gril kan noe men. In de achttiende eeuw vooral was de waaier een onmisbaar attribuut voor jong en oud, voor rijk en arm. Kinderen kregen waaiers mee naar een partijtje; huwbare dochters speelden er mee op mu ziekavonden (en gebruikten ze voor de be tekenisvolle „waaiertaai"); vrouwen van oudere leeftijd hadden ze bij zich op reis, tijdens wandelingen en recepties en kerk bezoek. Zij dienden om zich koelte toe te wuiven, maar vooral ook om zich door middel van een zeer kostbare waaier van anderen te onderscheiden, als een status symbool dus, zouden wij tegenwoordig zeggen. IN HAAR WERK stuitte mejuffrouw Van Eeghen nu bijna tien jaar geleden op en kele oude aktes die op de vroegere Am sterdamse waaiermakers betrekking had den. Zij besloot zich wat in de geschie denis van dit handwerk te verdiepen» Gedu rende vele maanden verzamelde zij gege vens. In 1953 verscheen in het 45ste Jaar boek van het Genootschap Amstelodanum een uitvoerig artikel van haar hand. Veel aspecten van de vroegere waaierindustrie lichtte zij toe. Maar tot kort voor het verschijnen van het artikel had zij nog nooit één waaier in handen gehad. Een professor in de kunstgeschiedenis kon dat niet begrijpen. Als je zo uitvoerig over waaiers schrijft en je hebt er zelf niet een., nee, dat kon er bij hem niet in. Toen hij er eens een in een van de vele Amsterdamse antiekwinkeltjes aantrof, dacht hij onmiddellijk aan mejuffrouw Van Eeghen. Meer om hem een plezier te doen dan uit wezenlijke belangstelling besloot zij er eens heen te gaan. Veel bij zonders was het niet. Zij vond er een cel luloid geval dat geen enkele waarde bleek te hebben. Toch nam zij het mee naar huis. Daar kreeg het armetierige kinder waaiertje toch weer waarde: het werd de voorloper van een rijke collectie. DE DEKSEL van de doos met huwe lijkswaaiers wordt opgelicht. In de acht tiende eeuw was het voor een bruid on mogelijk te trouwen zonder waaier. De makers ontwierpen er zeer speciale mo dellen voor, beschilderd met allerlei sym bolische voorstellingen: vlammende har ten, brandende fakkels, tortelduiven en pijlen schietende Amor-tjes. Mejuffrouw Van Eeghen bezit er vele uitzonderlijk ga ve bruidswaaiers. Sommige zijn nog „als nieuw". Dit soort waaiers had immers veelal niets te lijden: zodra de huwelijks dag achter de rug was, werden zij in een speciale doos geborgen en daar vrijwel nooit meer uitgehaald. In het midden van de achttiende eeuw woonde in Rotterdam de miniatuur schilder Daniël Bruininx die zich toelegde op het schilderen van bruidswaaiers. Zijn werk kwam er zeer in trek. Een aanzienlijke Rotterdamse zou het op haar trouwdag niet graag zonder een door Daniël beschilderde waaier heb ben gedaan. Sommigen legden er zelfs driehonderd gulden per stuk voor op de toonbank nu een flink bedrag, in die dagen een klein kapitaal. Hadden Daniël Bruininx en vele van zijn Amsterdamse collega's van het waaier schilderen een belangrijke bron van inkom sten gemaakt, er waren ook mensen, en vooral jongejuffers, die deze bezigheid als liefhebberij beoefenden. Mejuffrouw Van Eeghen (die in 1941 op een studie over de geschiedenis van de Amsterdamse vrouwenkloosters promoveerde) vond op een veiling in de hoofdstad een map vol ontwerpen van waaiersieringen.' Zij bleken gemaakt te zijn door een dochter van een achttiende-eeuwse hoogleraar. „Vroeger kende men ook speciale kerk waaiers" vertelt mejuffrouw Van Eeghen. „Daar zijn vele geschiedenissen over te vertellen. Tijdens een kerkdienst waren ze absoluut onmisbaar. Ik heb een tekening van een dienst in een Doopsgezinde kerk. Er staat geen vrouw zonder waaier op. Het was niet hun bedoeling ermee te pron ken, want elke opschik was in de kerk natuurlijk uit den boze. Maar onder het gebed moesten de vrouwen er hun ogen mee bedekken." In een kinderboekje(!) van omstreeks 1830 vond mejuffrouw Van Eeghen op haar speurtocht deze wijze les: „Deze waaiers moeten dienen om in het gebed de oogen met dezelve te bedekken, teneinde niet door de wereldsche zaken te worden afgetrokken, en daardoor de aan dacht des te beter op Hem, tot Wien het gebed gerigt is, te blijven bepalen." Op vallend is dat de dames van eenvoudige afkomst meestal onversierde kerkwaaiers bezaten, terwijl de deftige, en dan vooral y< Links: Mej. dr. I. H. van Eeghen met een klein gedeelte van haar collectie. Rechts: Waaiers vroeger voor iedere vrouw een onmisbaar onderdeel van haar garderobe. de „wereldsche dames" waaiers kochten die rijk voorzien waren van Bijbelse voor stellingen. In kerkelijke kringen in Enge land is herhaalde malen gewezen op het feit dat in de kerken veel waaiers met niet-godsdienstige voorstellingen werden gezien. Sinds die klachten verschenen er vele waaiers waarop teksten en gebeden werden geschreven. ER WAREN ook waaiers met mytholo gische voorstellingen, speciale rouwwaai- ers, kinderwaaiers, waaiers gesierd met landschappen, bloemmotieven en stads-ge- zichten en voorts met schilderingen die op politieke toestanden en opzienbarende ac tuele gebeurtenissen sloegen. Zo bezit me juffrouw Van Eeghen een exemplaar waar op het gebouw van de eerste Wereldten toonstelling in 1867 te Parijs staat afge beeld. Er zijn ook waaiers met ballonop stijgingen en met nieuwerwetse, meer aardse voertuigen. Zij heeft waaiers van zijde, van perkament, van leer, van pa pier en waaiers die gedeeltelijk van kant zijn. Zij komen uit Frankrijk, uit Enge land, Spanje, Italië, Nederland en ook uit China. Sommige hebben kunstig gesneden paarlemoeren benen. Sommige ervan zijn bezet met kleine pareltjes en een heeft op een zijkant een klein achteruitkijkspiegel tje gemonteerd. Ongemerkt kon de draag ster daarin een gehele zaal achter zich be spieden. Er zijn ook hele simpele waaiers in de collectie met armoedig aandoende versie rinkjes en kale houten benen. Die waren bestemd voor de arme dames van de goe gemeente. Hébben moest iedere vrouw zo'n ding hoe arm ze misschien ook was! ÜE LAATSTE TIJD breidt de verzame ling zich niet meer zo snel uit. Mejuf frouw Van Eeghen is nu zover, dat zij kan gaan selecteren. Soms ziet zij in een antiekwinkeltje een waaier waarvan zij kan zeggen: „Zoeen heb ik er thuis al lig gen." Het is dan zinloos die er bij te kopen. Daarbij komt nog dat de prijs de laatste jaren geweldig is gestegen. Toen zij begon te verzamelen, kocht zij weieens vier waaiers voor een tientje. Maar met de toename van het aantal antiekwinkel tjes overal in den lande zijn ook de prij zen gestegen. En juist de leken overschat- Een getuige bij een rechtszitting in Men- jama in het door Australië bestuurde ge deelte van Nieuw-Guinea heeft verteld, dat hij een schedel vroeg of deze zijn zuster was. „Toen er zweet verscheen op 't voor hoofd van de schedel wist ik, dat het in derdaad mijn zuster was", zei hij. De getuige, een zekere Makamangoe, ge tuigde in een proces tegen de pigmee Koe- koekoekoe Ikwabo, die ervan beschuldigd werd zijn derde vrouw, Angajajagona, ver moord te hebben. Makamamgoe, een broer van de vrouw zei dat hij een rotsspleet die door inboor lingen werd gemeden omdat er boze gees ten zouden huizen, menselijke resten ge vonden had. Hij raapte een schedel op en toen deze begon te transpireren nadat hij gevraagd had „wie zij was", had hij zekerheid gekregen dat zijn zuster ver moord was. Ikwabo bekende na dit „overtuigende be wijs" en werd ter dood veroordeeld, maar in zaken tegen inboorlingen worden der gelijke vonnissen gewoonlijk gewijzigd in gevangenisstraffen. De zaak is beschreven door de Britse officier van Justitie J. K. Bowen bij zijn terugkeer uit Menjama in Port Moresby. Advertentie De beste ^Zweedse - Zwitserse en Duitse merken. Japanse Zig-Zag naaimachines, electr. in koffer350.— Grote Houtstraat 181 Haarlem - Tel. 14444 ten vaak de waarde van waaiers. Onlangs vroeg een Rotterdamse antiquair maar liefst honderd gulden voor een nog niet eens heel zeldzaam exemplaar. Het bleek dat de man er echt geen verstand van had. Deze toestand maakt het voor de echte verzamelaars ook niet gemakkelijk. MEJUFFROUW Van Eeghen is terecht trots op haar collectie. Vier jaar geleden kreeg het Rotterdamse museum Boymans van Beuiïingen van het echtpaar de Mon- chy-van der Hoeven te Hulshorst een ver zameling waaiers waar het bijzonder blij mee was. De collectie telde zeventig deels uiterst kostbare exemplaren. Na te zijn tentoongesteld, is zij nu zorgvuldig in de kelders van het museum opgeborgen. Komt mejuffrouw Van Eeghen in Londen dan neust zij er zorgvuldig in de antiek winkeltjes. Reist zij naar de Franse hoofd stad, ze stapt er onvervaard naar de be faamde vlooienmarkt, naar de stalletjes langs de Seine en naar een antiekzaakje waarvan de eigenaar speciaal voor haar naar waaiers uitkijkt. In haar bibliotheek bezit mejuffrouw Van Eeghen enkele Duitse, Engelse, Franse en Deense boeken en boekjes over waaiers. Een Nederlands werk over dit onderwerp bestaat bij haar weten niet. Haar vurige wens is zelf een goed gedocumenteerd boek over waaiers en hun makers schrijven. Maar voorlopig kan ze daar geen tijd voor vinden. Misschien dat het er nog eens van komt, zegt ze hoopvol, als we afscheid nemen. Dick Dijs Ook in Nigeria in het hart van Afrika heeft men klachten over de zomer. Vorige maand is er 115 centimeter regen gevallen, hetgeen nog nooit eer der is voorgekomen. De gevolgen daarvan ziet men hier afgebeeld: de inwoners van de stad Lagos waadden door kniediepe modderpoelen die normaliter verharde wegen zijn. De schooljongen heeft een paraplu mee genomen om althans van boven nog een beetje droog te blijven ■*~.v Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp COPTfiKÏHT 8WAV FV-ATtTKES STNTJICATB 56. Mevrouw Nopjes, die door de Batavier zo hard handig over de schutting in haar eigen tuin was geworpen, kwam het verhaal vertellen aan meneer Nopjes. Men zou kunnen denken dat ze haar beklag ging doen bij haar man. Maar neen, inplaats van luid jammerend de woesteling aan te klagen en hulp èn bescherming te vragen aan haar echtgenoot, was mevrouw Nopjes woedend. Woedend op meneer Nop jes. „DAT is een kerel," riep ze. „Die Impulsief, dal is tenminste een VENT. Hij doet iets. Hij durft iets. Jij zit daar maarOngeveer hetzelfde kreeg meneer de Vries te horen van mevrouw de Vries. „Zo'n heerlijke stoere manzuchtte ze. „Een ECHTE KEREL. DAAR zou jij een voorbeeld aan moeten nemen. Hij is lid van de Impulsieve Bewe ging dat is je ware! Dat leeft zich uit! Dat slaat en grijpt! Terwijl jijJIJ zit daar maar. Een half uur later zaten de arme notaris Nopjes en meneer de Vries bijeen om de toestand onder ogen te zien. „We zullen lid moeten worden van ehvan die Beweging zei meneer de Vries. „Dat zal inder daad moeten," zuchtte Notaris Nopjes. 58. Boos en verdrietig verliet Panda de tuin van het huis, waarin meneer Pech met zijn familie woonde. „En toch laat ik hem niet in de steek," dacht hij. „Wist ik maar een middeltje, om bij hem te komen." „Ook al geprobeerd om Pech te spreken?" klonk opeens een stem, „dat lukt niet, hè?" Opschrikkend uit zijn sombere gedachten keek Panda op en daar zag hij enkele lieden met boze gezichten langs de kant van de weg zitten. Ze hadden allerlei ingewikkelde apparaatjes bij zich. „Het is een schande," vervolgde de eerste spreker, „die familie doet net alsof Pech alleen van hun is. Voor ons uitvinders schiet geen minuutje over. En ik heb juist zo'n mooie automatische snor-ovdraaier uit gevonden. Als Pech daar wat geld in steekt, verdient hij er een fortuin mee." „En mijn super-schuimende shampoo dan," zei de andere uitvinder. „Als Pech me geld geeft zodat ik een fabriekje kan laten bouwen, zijn er geweldige za ken mee te doen." „Ja als zèi een derde. „Maar zijn familie om ringt hem als een school haaien en wij komen niet verder als de deur." En zich tot Panda wendend vervolgde hij: „Wat heb jij uitgevonden?" „Niets," antwoordde Panda. „Ik heb geen Hij brak af, toen opeens een plannetje in hem op kwam. „Ja hernam hij. „Ik heb ook iéts uitgevonden, na melijk een middel om tot meneer Pech door te dringen Luister

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 9