Het Brusselse Theater in zakformaat
Twaalf jaren
modern toneel
in een intiem
mini-zaaltje
Seine-setnen
Nieuwe kinderboeken
EINDELIJK
I ZIJN
1 GEZICHT
PARIJS
WAST
KAUW
qufl j
Hans van Zijl
ZATERDAG 14 JULI 1962
E*bi|
BRUSSEL HEEFT EEN
schouwburg waar in de Ne
derlandse taal toneel wordt
gespeeld en acht theaters,
waar acteurs en actrices uit
sluitend Frans spreken. De
verhouding is niet gelukkig,
althans in Vlaamse ogen, maar
men moet toegeven dat de
Walen om ze nu maar eens
zo te noemen steeds blijk
hebben gegeven van initiatief
wanneer het erom ging nog
een Thespiswagen met Frans
sprekenden de Belgische
hoofdstad binnen te rijden.
Zo heeft Brussel maar liefst
drie zaktheaters of Théatres
de Poche: h'-t Théatre de
Quat'Sous, ofwel de Vierstui-
versschouwburg, het Théatre
de l'Ile St. Louis, zo genoemd
naar het mooiste en meest
aristocratische van de twee
Parijse Seine-eilanden, en dan
is er het Théatre de Poche.
Twaalf jaar geleden is het op
gericht naar het voorbeeld
van het gelijknamige zaaltje
in Montpasnasse.
De speelruimte is ondiep. Er is zelfs geen plaats voor een voetlicht.
IN 1950 BEGON MEN in een apparte
ment aan de Louiselaan zonder dat de
initiatiefnemers er eigenlijk erg veel van
verwachtten. Zij verbouwden gezamenlijk
de ruimte tot een toneelzaaltje, zij te
kenden affiches en zij bezochten de be
vriende redacteuren van de Brusselse
kranten. Er waren namelijk bij dat ini
tiatief enige journalisten betrokken en een
van hen, Roger Domani, voert thans nog
de directie. Die eerste poging heeft di
rect succes gehad, zowel bij de pers als
bij het publiek. Dat laatste bleef, ook
na de eerste maanden, komen en de cri-
tiek is zo zegt directeur Domani
steeds welwillend en animerend geweest.
THANS SPEELT MEN in een schouw
burgje van tweehonderd plaatsen, gele
gen aan de Steenweg op Elzene, geen
honderd meter van de befaamde Brussel
se nachtgelegenheid, die weinig origineel
„Le Boeuf sur le Toit" is genoemd.
Schouwburgje is eigenlijk een te weidse
benaming. Men moet een gang inlopen
en komt dan via een wat sombere hal
in een zaal, die kennelijk vroeger als
tea-room of als dancing of zoiets is ge
bruikt. Aan de lange zijde daarvan heeft
men, een meter boven de grond, een to
neeltje van zes bij drie meter gebouwd.
Twee schuin geplaatste wanden van board
verbergen links het magazijn van decors
en rekwisieten benevens de lichtinstalla
tie en rechts de kleedkamer voor het ge
hele gezelschap. Er zijn 200 plaatsen
over 14 rangen verdeeld. De achterste
rijen zijn wat hoger geplaatst dan de
voorste.
VIET BETONNEN PILAREN dragen
het dak van het zaaltje. Twee staan er
tussen de fauteuils, twee verdelen de to
neelopening als was het een middenluik
met kleine zijluiken. Men begrijpt dat de
ensceneringen nooit al te kostbaar kun
nen zijn. Het afgelopen jaar zijn ze met
veel vindingrijkheid verzorgd door een
jonge decorateur uit Dresden, Manfred
Hürrig, die in 1955 naar West-Duits-
is gevlucht en die tenslotte Brussel als
woonplaats heeft gekozen.
Om een paar van de belemmeringen,
met welke deze te maken heeft, te noe
men: het toneel is niet hoger dan de
zaal; het zelfde plafond dient voor beide;
er is geen voetlicht, alleen maar een
aantal spots, gemonteerd vlak voor het
doek (dat knarsend en snerpend als het
gordijn van een kamer in een ouder
wets hotel open en dicht wordt getrok
ken).
EEN ACHTERDOEK moet op de muur
worden geschilderd want er is geen mo
gelijkheid iets op te hangen. Als gevolg
van het ondiepe toneel moeten acteurs
en actrices ook altijd afgaan en opko
men aan dezelfde zijde, want zij kunnen
niet achter het achterdoek omlopen. Zo
zijn er nu in de elf afgelopen jaren won
deren verricht. Men is begonnen met het
spelen van Ionesco, Audiberti en Genét.
Men heeft die uiterste avant-garde wel
af en toe verlaten, maar het afgelopen
seizoen heeft men toch Brecht gebracht,
namelijk „De Uitzondering en de Regel"
Aristophanes („Lysistrata"), Genét („Haute
Surveillance"), de 21 „Scènes de Comé-
die" van Alain en daarnaast dan ook een
blijspel van wat luchtiger gehalte en „De
Handen van Eurydice" door Pedro Block.
Voor het volgende seizoen staan onder an
dere „De Huisbewaarder" van Harold
Pinter, „Het Huwelijk van de heer Missis
sippi" van Friedrich Dürenmatt, „Sprook
je van New ork" van Don Leavy en „Een
klein Ongelukje' van James Saunders op 't
speelplan Tot slot pleegt men een musi
cal te spelen: volgend jaar „Waar is
Charley", bewerking van de blijkbaar on
verwoestbare „Tante van Charley".
HET ZAALTJE heeft 200 plaatsen,
waarvan de prijzen variëren van 125 tot
60 franken terwijl ze in abonnement nog
lager zijn. Vandaar de eerste vraag van
uw correspondent aan directeur Domani:
„Wat kost één voorstelling u gemiddeld
en hoe knoopt u de eindjes aan elkander?"
De voorstelling waarmee het seizoen on
langs besloten is, „The Boy-friend" van
Sandy Wilson blijkt 13.000 frank (ongeveer
925 gulden) per dag te kosten, inclusief
verlichting, zaalhuur en enscenering, en
dat is zo'n beetje de prijs van iedere
voorstelling, welke het Théatre de Poche
geeft. De grote ondersteuning blijkt ech
ter van de Belgische staat, de provincie
Brabant en de gemeente Elzene (in het
Waals: Ixelles) te komen: een jaarlijkse
subsidie van 1 miljoen Belgische franken,
dus van ongeveer 72.000 gulden.
DAARVOOR moeten dan acht toneel
speelsters en toneelspelers voor twaalf
maanden onder contract worden gehouden
en ongeveer 120 voorstellingen in Brussel
worden gegeven. Veel kan daar dus nooit
op worden overgehouden. Toch kan het
Théatre de Poche zichzelf bedruipen, zij
het dan met pijn en moeite. De zaal is
als regel voor meer dan vijftig percent
bezet en er zijn ongeveer 4000 abonnees,
Brusselaars, die een abonnement nemen op
de zes voorstellingen. Bovendien wordt er
te Luik en te Charleroi gespeeld, terwijl
men ieder jaar op tournee gaat in het
buitenland. Vorig jaar is dat Duitsland
geweest, het jaar daarvoor Polen. In sep
tember en oktober gaat men naar Mexico
en naar Canada.
ZO REILT EN ZEILT een flinke, en
thousiaste toneeldirecteur met een klein
gezelschap en een schouwburg in zakfor
maat in de bovenstad van Brussel. Schouw
burg in zakformaat misschien zal dat
niet lang meer duren. Een bouwmaat
schappij is eigenaresse geworden van het
pand, waarin 't Théatre de Poche thans
is ondergebracht, en van enige percelen
daarnaast. Daarin zal nu het is de gro
te Brusselse mode van thans een win
kelpassage worden gemaakt en het huidige
Théatre de Poche zal moeten verdwijnen.
Maar er zal een nieuwe kleine zaal van
350 plaatsen komen, zoals het behoort in
rood en goud, en met 'n toneelaccommo
datie waarvan men elf jaar geleden in
dat appartement aan de Louiselaan nog
niet had durven dromen.
VOORUIT: we wagen 't erop een di
plomatiek incidentje te riskeren. Maar
onze persoonlijke indruk is toch wel, dat
het gevoel voor properheid en voor hy
giëne bij de Fransman doorgaans wat
minder krachtig ontwikkeld is als bij ons
Nederlanders. In de goede twintig jaar
dat we in dit dierbaar land gevestigd zijn,
hebben we nog niet een keer iemand de
pui van zijn huis, de luiken of de ruiten
met zeep en borstel of zeemleren lap zien
reinigen. Geheel in de lijn van de gene
raal, die van blinkende glorie houdt, heeft
in 1959 het Parijse stadsbestuur evenwel
beslist, dat nu eindelijk maar eens de
grote schoonmaak moest worden gehouden.
Alle huizen moeten er stuk voor stuk aan
geloven, en die honderd aannemers die
zich, sedert twee jaar, op de Parijse
puien hebben gestort, mogen het stadsbe
stuur wel erkentelijk zijn, want voor hen
is deze verordening een goudmijn. De rei
niging van een woonhuis waarin tussen
de tien en honderd, of meer, gezinnen
zijn gevestigd komt de eigenaar op een
bedrag van zo'n 10 a 20 duizend gulden
te staan waarvan de gemeente bij wijze
van premie voor hygiëne twintig percent
betaalt. Betrekkelijke premie overigens,
want in geval van weigering krijgt die
zelfde eigenaar een boete van minimaal
vijftienhonderd gulden op zijn dak. Na de
schoonmaak heeft hij echter wel ook nog
het recht de huren met een zeker percen
tage te verhogen. Voor de operatie „grote
schoonmaak" zijn verscheidene jaren uit
getrokken. In de „residentiële wijken" op
de Place Concorde en aan de meeste mi
nisteries en andere openbare gebouwen,
kan men echter nu al duidelijk constate
ren dat het geld aan zeep, water en
schrobbers ten gunste van die honderd
puienwassers, toch echt ook weer niet over
de balk is gesmeten. Onder de vette laag
van roet en vuil komt nu geleidelijk aan
een heel nieuw Parijs tevoorschijn: het
Parijs dat eindelijk zijn gezicht eens heeft
gewassen.
Parijse duiven: vogelvrij.
De duiven in Parijs zijn lieve beestjes
die zo hun eigen accent van fladderende
beweging aan het stadsdecorum geven,
maar die ook voor duizenden guldens scha
de aanrichten, schade waarop vroeger
niet zo gekeken werd, omdat wat drekjes
meer of minder toen nauwelijks opvielen
op een faqade. Dat is nu dus anders ge
worden en met die verandering in menta
liteit is nu eindelijk tevens het lot der
Parijse duiven definitief bezegeld. Ze zijn
nu vogelvrij verklaard, en iedere Parijze-
naar heeft het recht ze te vangen, en te
verschalken, om zichzelf zo gratis gebraad
te verschaffen. De levenslustige Koning
Henri IV die veel historische uitspraken
op zijn naam heeft staan, verordonneerde
in jie zestiende eeuw dat iedere Fransman
het recht toekwam zaterdagsavonds een
kippebout in de braadpan te stoppen. Er
zouden echter ruim vier eeuwen overheen
gaan, alvorens dit democratische recht op
vogelgebraad ten koste van de stads
duiven. doch ter verhoging van het Pa
rijse aanzien onder het kosteloze be
reik van alle Parijzenaars werd gebracht
op voorwaarde dan natuurlijk dat de dier
tjes zich laten pakken.
gedaan moet worden, dertig percent der
mannen vaart hier echter enkel op eigen
kompas, en vier percent der vrouwen hoeft
zijn oordeel weer niet te vragen. Maar
negenentwintig percent van alle Franse
families blijft van deze delicate gewe
tenskwesties en zorgen helemaal ver
schoond omdat hun de middelen ontbreekt
zich een auto aan te schaffen.
Herbloei van het Frans.
ZELFS GENERAAL de Gaulle die aan
internationale organisaties, gelijk bekend,
een broertje dood heeft zal moeten toege
ven dat de UNO toch ook weer niet hele
maal van nut is ontbloot. De Verenigde
Naties hebben in ieder geval hun aandeel
geleverd aan de verdere verbreiding van
het Frans als diplomatentaal. Bij de op
richting van de volkerenorganisatie, toen
de Franse papieren niet al te hoog stonden
genoteerd, had 't maar een haar gescheeld
of alleen Engels en Russisch waren als
officiële voertalen erkend. Vandaag wordt
door 35 van de 103 delegaties normaliter
Frans gesproken. Het Frans staat nu, na
het Engels, bovenaan de lijst om slechts
de derde en de vierde plaats aan het
Russische en het Spaans te laten.
André Glavimans
De enige kleedkamer voor alle spelers
en speelsters, afgeschoten in een hoek
van de zaal.
Fransman modelechtgenoot.
ALS ECHTGENOOT en huisvader staat
de Fransman er niet kwaad op, zo is,
(uiteraard op wetenschappelijke basis) nu
weer eens aangetoond door een nieuw
opinieonderzoek dat door het Instituut voor
Statistiek, in samenwerking met de sociale
verzekering, werd ingesteld. Hier zijn de
cijfers die nooit jokken kunnen: in zeven
enzeventig op de honderd gevallen, laat
de Fransman 't aan zijn gade over het
huishoudgeld aan voedingsmiddelen, stof
zuigers, wasmachines en zelfs aan kleren
uit te geven. Nog sterker: bij zesenzestig
percent der Franse echtparen wordt zelfs
de echtgenote persoonlijk geconsulteerd,
wanneer een keuze voor een nieuwe auto
Een illustratie uit de „Figaro Littéraire":
60.000 Nederlandse schoolkinderen leren
vrijwillig Frans
Het rapport van de culturele afdeling
van het ministerie van Buitenlandse Za
ken, waaraan deze cijfers zijn ontleend,
vermeldt verder ook nog verschillende an
dere tekenen die wijzen op een verhoogde
en verheugende belangstelling voor het
Frans in de wereld. In Brazilië is het
Frans verplichte tweede taal op alle scho
len, en in Nederland hebben, zo juicht de
Quai d'Orsay, zestigduizend leerlingen van
het lager onderwijs vrijwillig dit vak ge
kozen! Als politieke factor is het Frans
voorts vooral voor de ontwikkeling der
Afrikaanse landen van eminent belang.
Het Frans is, zo constateert het rapport,
een trait d'union tussen alle Afrikanen en
wint nu zelfs voortdurend veld ln landen
van het zwarte werelddeel die vroeger tot
het Engelse imperium behoorden.
Lof voor Leidse hoogleraar.
OVER DIE NEDERLANDSE belangstel
ling voor het Frans gesproken: de „Figaro
Littéraire" gaf onlangs een uitvoerige en
bijzonder lovende bespreking van de ma
gistrale „Esquisse de Linguistique Fran-
caise" van de hand van de Leidse prof.
Louis Kukenheim, welke studie bij de
Universitaire Pers in Leiden is versche
nen. Als voornaamste eigenschappen van
het Frans worden in het artikel opgesomd:
zijn traditionele binding, zijn litterair ka
rakter en zijn klaarheid, „het vernis der
dieesters" dat door de professor met tal
rijke voorbeelden werd geïllustreerd. De
„Figaro Littérair"-redacteur zwaait Pro
fessor Kukenheim met name hoge lof toe
vanwege zijn uitspraak dat „Frankrijk de
andere naties een lichtend voorbeeld heeft
gegeven door de techniek in dienst van
een ideaal te stellen".
Kees van Dongen.
DE FRANSE TELEVISIE heeft een uit
zending gewijd aan de Hollanders van
Parijs. Afgezien van Clown Pipo die ver
telde nu als vertegenwoordiger van een
derde generatie in zijn familie tussen het
zaagsel van de circuspiste zijn leven te
slijten om het publiek te vermaken, kwa
men er in dit programma enkel schilders
aan het woord en voor de camera. Veruit
het allerbeste nummer als „tv-persoon-
lijkheid" werd zeker wel geleverd door
Kees van Dongen, die zijn interviewer vijf
minuten had toegestaan, om hem in die
tijd zes keer te herhalen dat journalisten
beroepsleugenaars zijn en dat hij op zijn
vijfentachtigste jaar nu nog maar één ding
verlangde: door hen eindelijk met rust te
worden gelaten. Niettemin had de illustere
Kees zijn atelier tevoren met voorkomen
de welwillendheid door de technici laten
overrompelen, en was ook bij de verdere
voorbereiding van het interview zijn me
dewerking voortdurend even vlot als doel
matig geweest. Maar dit onthullinkje hoeft
u natuurlijk niet te geloven nademaal 't
komt uit de koker van een journalist.
Service voor buitenlandse toeristen.
OM NA ALLE SENSATIE verhalen over
O.A.S. en het plastiek die Parijs als toe
ristisch centrum weinig goed hebben ge
daan, de plooien weer wat glad te strijken,
is er nu speciaal voor de buitenlandse be
zoekers dit jaar een nieuwe service ont
worpen. Voor vijftig nieuwe franken
ongeveer veertig gulden kan een toe
ristenfamilie de kinderen overdag kwijt
aan een bureau dat voor de juniores tot
dertien jaar uitstapjes organiseert
met bootjes op de Seine, naar de top van
de Eiffel, door het Bois de Boulogne en
langs de apen en de wilde beesten van de
dierentuin van Vincennes, met nog een
poppenkast als klap op de vuurpijl toe. En
terwijl de kindertjes zich dan zo laven
aan de genietingen van „Paris-by-day",
kunnen hun ouders rustig weer de uren in
halen van verloren nachtrust die zij voor
de geneugten van „Paris-at-night" hadden
te offeren.
BIJ DE UITGEVERIJ J. H. Gottmer,
Haarlem-Antwerpen, verschenen zes delen
in de serie Juno-pockets.
Drie delen van de schrijfster Mimi van
den Heuvel, allen geïllustreerd door Rein
van Looy en met een omslagtekening van
Elly van Beek.
Het zijn „Hanneke en haar vrienden
kring", „Rinie kent geen problemen", (dat
al eerder verscheen onder de titel ,,'n Olij
ke Gast") en „Juf en Jetty", eerder ver
schenen als „Juf en Jetske").
AARDIGE meisjesboeken en al is de
taal hier en daar wat stroef en gekunsteld
ze blijken uit de herdrukken, terecht, in
de smaak te vallen. Jammer dat Elly van
Heek de boeken niet illustreerde, want nu
worden we door het mooie omslag mis
leid en krijgen illustraties die het peil van
het boek lang niet halen.
„PEPITA IN SPANJE", door Steffa Wi
ne, omslag en illustraties Elly van Beek.
WE HEBBEN in „Ay, ay, Pepita", de
lotgevallen van dit Spaanse meisje in Ne
derland al met genoegen gevolgd. Nu is
ze in haar eigen land terug en het ver
haal daarover doet zeker niet onder voor
het vorige. De schrijfster weet op natuur
lijke wijze allerlei wetenswaardigs in de
tekst op te nemen, zonder dat dit te zeer
benadrukt wordt. Aanbevolen, mede om de
uitstekende illustraties.
En voor de kleinen, „De avonturen van
Gripgrap en Grombrom", en „De verdere
avonturen van Gripgrap en Grombrom",
door J. J. Frinsel, omslag en illustraties
Elly van Beek.
WAT HEB IK me al dikwijls afgevraagd
waar blijven de kabouters toch? Vroeger
waren er zoveel en ze waren echt, want
ik heb ze zelf meerdere malen gezien.
Maar de laatste tijd? Raketten naar de
maan, het oprollen van roversbenden en
voor de allerkleinsten een heieboe) lieve
beesten, maar een kabou.cer, nee!
De enige naneef van deze, eens zo wijd
vertakte stam, bleef Pinkeltje van mijn
heer Dick Laan.
Nu zijn ze er weer hoor, twee kabouter
vrienden in een kabouterwereld. Aardige
kabouters en niet zo aardige, precies zo
als het hoort. Verrassend geformuleerd
zijn de ethische eisen waaraan het ka
bouterleven behoort te voldoen.
Ik ben erg blij voor het jonge volkje
dat deze boekjes er zijn, zo leuk geschre
ven en met de heel mooie plaatsje van
Elly van Beek.
h