Kleine hulde aan een groot schrijver Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad Oprechte Haarlemsche Courant en IJ mirtder Courant Ter gelegenheid van Belcampo "s zestigste verjaardag ,'-V. 'V C. E. Dinaux ymm. V-V?"- OEGANDA mooi, vruchtbaar en veelbelovend ALS IK TERUGDENK aan mijn eerste bezoek aan Oeganda, lang voor de tweede wereldoorlog, herinner ik mij een van de mooiste en economisch meest belovende landen van heel Afrika. Je voelde als het ware, dat hier veel te bereiken was. Het land is bijna overal vruchtbaar en goed bevloeid, terwijl de kracht voor de grootste hydro-elektrische centrale voor het grij pen lag waar de Nijl zijn lange reis naar de Middellandse Zee begint. Men wist, dat men een keur van delfstoffen ter beschikking had en dat het intel ligentiepeil van de bevolking ver boven de middelmaat lag. Kort na de oor log waren de prijzen van de exportprodukten bijzonder hoog en dit stimu- DE ECONOMISCHE EXPANSIE na de oorlog opmerkelijk veel tot stand van Oeganda zal gebaseerd moeten blij- gebracht. In 1953 begon men aan een acht- larenplan, dat liefst binnen zes jaar werd ven op de landbouw, die 60 percent van verwezenlijkt. Thans streeft men naar een de nationale produktie omvat. Hoe ren- vierjarige, later wellicht achtjarige cursus dabeler de landbouw wordt, hoe vlugger voor ieder kind. de economie kan worden uitgebreid. De autoriteiten in Oeganda nemen dan ook vérstrekkende maatregelen om dit te be reiken. pe onder staatsbeheer, voornamelijk koffie-, thee- en suikerplantages. De overige landerijen zijn eigendom van de boeren. De opbrengst van 2.428.000 hectare grond is bestemd voor binnenlands ge bruik, terwijl 809.370 hectare worden bewerkt voor exportprodukten, zoals ka toen, koffie, thee, tabak en huiden. DE INDRUKWEKKENDE opkomst van de landbouw na de tweede wereldoorlog wordt het best geïllustreerd door de stij ging van de inkomens van de Afrikaanse boeren. In 1950 ontvingen zij voor hun voornaamste produkten 9.400.000 pond. Negen jaar later was dit bedrag opgelopen tot 25.800.000 pond. Onderzoekingen in verscheidene labora toria, mechanisatie van de bedrijven, voor lichting aan kleine boeren en de opening van experimentele boerderijen hebben hiertoe bijgedragen. Ook in dit deel van Afrika zijn coöperatieve zuivelfabrieken van groot nut gebleken. OEGANDA GAAT dus met een ge zonde landbouweconomie de onafhanke lijkheid tegemoet. Maar hoe staat het met de andere aspecten van de econo mie? En vooral wat zijn de vooruitzichten met het oog op het ten volle benutten van de mogelijkheden om hydro-elek- triciteit op te wekken? Men verwacht, dat de centrale van de Owen-watervallen in 1965 een topcapaciteit van 150.000 kilowatt zal hebben bereikt. Hierdoor zal de levensstandaard worden verhoogd en de industrie tot grotere ontwikkeling kunnen worden gebracht, zodat een tweede centrale nodig zal zijn. Op het ogenblik heeft Oeganda, in tegenstelling tot de meeste andere Afrikaanse landen, ruim voldoende elektriciteit. MINDER BELANGRIJKE industrieën, zoals textiel, machine-onderdelen en hout bewerking, alsmede de fabrikage van zeep, dakpannen en steen zijn in opkomst. Eind 1959 waren in Oeganda 1.414 fabrieken ge registreerd. Dit succes is grotendeels te danken aan de Maatschappij voor Ont wikkeling in Oeganda. Oeganda heeft ook zijn mijnen. Er wordt koper, kobalt, kalk steen, fosfaat en ijzererts gewonnen. leerde niet alleen de ijver van de boeren, maar stelde bovendien de rege ring in staat om door onderzoekingen en nieuwe methoden de landbouw te moderniseren. Sindsdien heeft Oeganda ups en downs gekend, deels door schommelende prijzen van de gebruiksartikelen, deels door gebrek aan binnenlandse politieke eenheid. Maar op het ogenblik, nu het stadium van zelfbestuur is bereikt, koestert men hogere verwachtingen dan ooit tevoren. Alles zal echter afhangen van de vraag, of er bij het tot stand komen van de onafhankelijkheid in oktober een nationale eenheid zal zijn geschapen. De economische mogelijkheden voor dit land zijn veelbelovend. geacht worden een groot deel van het no dige geld zelf op te brengen, maar het ligt voor de hand, dat het nog meer hulp van buiten nodig heeft. Al met al zal de Britse economische en financiële hulp tot 1964 leningen omvatten tot een bedrag van ruim 14.500.000 pond, waarvan 6.000.000 pond be steed zal worden aan pensioenen. Boven dien zal Engeland de kosten voor de de fensie voor zijn rekening nemen tot een bedrag van 250.000 pond en heeft het tech nische hulp toegezegd. Oeganda kent talrijke grote koffieplantages. Het is duidelijk, dat Oeganda een leiden de rol in de economische ontwikkeling van Oost-Afrika zal gaan spelen. Immers, het heeft er de mensen en de middelen voor. vraag ik evenals Couperus, die eens zei dat je beter een roman kunt leven dar er een schrijven, leven belangrijker dar schrijven? Dan is er nog een andere vorm van „in dustrie", die hooggespannen verwachtingen wettigt: het toerisme. Oeganda, met zijn meren, bergen en wouden, beschikt over een rijke verscheidenheid aan natuur schoon. De grootste aantrekkingskracht gaat uit van de dieren in het oerwoud. Ik herinner mij nog levendig hoe ik, tijdens een vliegtocht naar de besneeuwde Ruwen- zori Range, een kudde olifanten zag op weg naar een drinkplaats. Maar, we hebben het in het verleden al zo dikwijls gezien, het meest bevoorrechte land kan geen vooruitgang boeken zonder een bekwame en ontwikkelde bevolking. Vooral op onderwijsgebied is in Oeganda Koper is een van de belangrijkste delf stoffen in Oeganda. De ertswinning uit de rotswand geschiedt grotendeels mechanisch. Verleden en heden ontmoeten elkaar. Een visser met een eigengemaakte hengel bij de stuwdam in de grote Owen-waterval in Oeganda. HET OVERNEMEN van ambtelijke func ties door Afrikanen voltrekt zich in een snel tempo. Binnen anderhalf jaar zal ook op dit gebied een groot deel van het pro gramma zijn afgewerkt. Wanneer een land onafhankelijk wordt, zien de buitenlandse functionarissen naar een nieuwe loopbaan uit. Indien er in de eerste tijd van de onaf hankelijkheid te veel Europeanen zouden vertrekken, kon hun afwezigheid wel eens ernstige hiaten doen ontstaan. IN EEN WITBOEK, dat begin maart werd uitgegeven, stelt de regering van Oeganda voor een vijfjarenplan voor de ontwikkeling te lanceren, waarmee naar schatting 54.200.0t0 pond zou zijn gemoeid. Dat is een heel bedrag. Engeland heeft 8.500.000 pond toegezegd, terwijl 2.250.000 pond uit internationale fondsen zou kunnen worden betrokken. Oeganda moet in staat Ja, nou ja, antwoordt hij nadenkend, Don Taylor ja,biet leven is natuurlijk primair, jc kunt niet schrijven zonder het leven met alles wat je bent te ondergaan. Van Bal zac is nu wel beweerd dat hij dag en nacht niets anders deed dan schrijven, maar hij moet toch perioden gehad hebben waarin hij heel intensief leefde, anders zou hij toch nooit die boeken hebben kunnen schrijven. Op dat ogenblik, ik weet niet door welke gedachtenassociatie, schoot me de befaam de „questionnaire-Marcel Proust" te bin nen, de in Frankrijk klassiek geworden vragenlijst, die ettelijke beroemde auteurs op de meest uiteenlopende wijze hebben beantwoord, een soort Rorschach-test voor de man échter het werk, die voor een goede interpretator meer zegt over het werk dan een litteraire portrettist kan ont hullen. Eén voor één heb ik wat bij mijn weten nooit eerder een Nederlands auteur is aangedaan Belcampo de vra gen van de Proust-enquête gesteld. Ziehier in wat hij zegt en verzwijgt, zijn onmid dellijke reactie daarop een bos Belcam- panula's, a l'improviste geplukt en verza meld en de zestigjarige als ver jaarsruiker aangeboden. Vraag en antwoord Wat beschouw je als het toppunt van ellende? Als je kind sterft. Waar zou je het liefst wonen? In een land van zon, wijn en water. Wat is je ideaal van het aardse ge luk? Liefde die alles doorbreekt. Welke romanheld heeft je voorkeur? Der im Irrgarten der Liebe herumtaumeln- de Kavalier. Welke historische figuur stel je het hoogst? Pasteur. Wie zijn je uitverkoren heldinnen van het werkelijke leven? Vrouwen die met zachte hand weten te leiden. En in de romanlitteratuur? De vrouwelijke hoofdfiguur uit Zola's „Le doc- teur Pascal". Wie is je liefste schilder(es)? Doi- te Schukken. En wie je liefste componist? Lief ste, dat weet ik zo gauw niet. Nouja: Bach, Mozart en Scarlatti. Welke mannelijke eigenschap vind je het belangrijkst? Fantasie. En welke vrouwelijke eigenschap? Warmte. Wat vind je de grootste deugd? Twijfelzucht. Wat is je liefste bezigheid? Zwer ven, de op één na liefste. Wie zou je hebben willen zijn? De wandelende Jood. Welke menselijke karaktertrek waar deer je het meest? Optimisme. Wat zou je je als de grootste fout aanrekenen? Niet te bezwijken voor ver leiding. Wat acht je het grootste geluk? Onafhankelijkheid. En wat het grootste ongeluk? Gees telijke afstomping. Wat is je lievelingskleur? Ultra violet. ALS OP EEN ONGEWOON uur de tele foon gaat, voor dag en dauw of in het holst van de nacht (bij wijze van spre ken), moet het al raar lopen als het niet Belcampo is, de meest onverwachte gast en een van de welkomste vrienden. Bel campo „komt" nooit, hij duikt op. Hij laat de medicus H. Schönfeld Wichers, die hij in zijn dagelijks leven is, ergens ach ter, hij scheidt zich van hem af als een vlinder uit zijn cocon, en is Belcampo, een levensvlinder, voortgekomen uit vele me tamorfosen, verzot op het leven, op wat blij is en licht en fris. Dezer dagen ging de telefoon bij het ochtendkrieken en het was Belcampo. Kan je me straks hebben of heb je het druk, vroeg hij. Beide, zei ik. Dan ben ik er met een uurtje of zo, besliste hij. En hij dook op, met een bo terkoek in zijn hand en de morgendauw op zijn kaken. Hij kwam als geroepen: toen was hij nog negenenvijftig, vandaag is hij zestig, in jaren dan. Maar al is zestig voor hem zoiets als de kleuterleef tijd van Methusalem, hij zei toch: goed dan, als je beslist over me wilt schrijven, nouja. Ik verzekerde hem dat ik niet van plan was om hem een litteraire boeket aan te bieden, zoiets als een wisselruiker die van de éne zestigjarige naar de vol gende jubilaris pleegt te gaan. Wat ik over je werk heb te zeggen, zei ik hem, schreef ik al, meer dan eens, naar aanleiding van je zwerftocht-verhalen en „Liefde's ver bijstering" en „Sprongen in de branding" enfin, ik vind het uniek werk, werkelijk onwerkelijkheid, onwerkelijke werkelijk heid, mogelijke onmogelijkheid, of moet ik zeggen: surrealisme? Dat zegt niets, zegt Belcampo, dat is een verzamelnaam, maar als je er onder verstaan wilt: een com binatie van de meest exacte werkelijkheid met het niet-reële, nouja, dan kun je mijn verhalen wel surrealistisch noemen. Aan een gewone beschrijving van mensen en dingen en gebeurtenissen vind ik niets. Het leven begint me pas te boeien als het anders is, zich anders voordoet dan de gewone realiteit die voor de enig mo gelijke wordt gehouden. Maar er zijn er zoveel! Het meisje met de twee neuzen bijvoorbeeld, over wie ik eens een ver haal schreef, is even gewoon of buiten gewoon als de eenneuzigen. Alles kan an ders zijn dan het is. En dat andere pro beer ik in mijn verhalen als een van de vele levensmogelijkheden uit te drukken. Niet dat ik het leven chaotisch vind. He lemaal niet. Het is alleen meer en anders dan men uit gewoonte voor „het" leven houdt. Eigenlijk is het zo: als de dingen en de mensen anders waren dan ze zich dagelijks voordoen, dan zou het leven niet „gekker", niet onwerkelijker zijn dan het is. En door dat „gekke" heeft misschien datgene wat je schrijft een onbewuste uitwerking op de mensen. DAT ZAL HET WEL ZIJN, waarom het werk van Belcampo voor een bepaalde, niet „verstokte" categorie van lezers een on gewone aantrekkingskracht heeft. Hij be denkt, voelt men, geen verhalen, geen vreemdsoortige situaties. Ze zijn er, en hij ontdekt ze. Op een goed moment noem het een inval of een kortsluiting is twee maal twee voor hem niet meer vier. En die ene gedachte, die ene inval, ont ketent dan in zijn verbeelding een soort kettingreactie van „mogelijke onmogelijk heden": „een lange reeks van georden de gedachten, een stoet van voorstellingen die het hele leven in zich kan bevatten: en dat alleen maakt ons tot mens", schreef hij in het „sprookje" waarmee bij wijze van voorwoord zijn jongste verha lenbundel „Tussen hemel en afgrond" (Uit gevers Mij Kosmos) opent. Vind je En je liefste bloem? Bloem van zwavel. Je liefste vogel? Al die voorkeurs gedachten zijn me eigenlijk vreemd. Maar als ik een liefste vogel héb, dan is het er een die niet bestaat. Ja, ik weet het al: de Vogel Phoenix. Zijn er auteurs die je het liefst leest? De Klassieken. Wat zijn je helden uit het dagelijkse leven? Mensen die vervelend werk blij moedig verrichten. Welke namen vind je het mooist? Namen die bizarre associaties geven. Wat veracht je het meest? Gie righeid vind ik heel vervelend, maar ja, die kan voortkomen uit nood. „Roddel" dan! En het openen van andermans brie ven. Welk historisch feit vind je het ver- achtelijkst? Het verraad van Rennen berg. Heb je bewondering voor een of an der historisch wapenfeit? Voor elk waarbij geen angst is. Voor welke maatschappelijke hervor ming heb je bewondering? Ik bewondei geen feit. Ik bewonder de Renaissance, de mensen die een hervorming te weeg brachten. Struensee bijvoorbeeld, de lijf arts van koningin Karoline. Die werd ter dood veroordeeld omdat hij lief had. Van zijn hervormingen kwam niets terecht. Is er een natuurgave die je zou wil len bezitten? Ja, het eeuwige leven, maar dat is natuurlijk nonsens. Hoe zou je willen sterven? Alleen. Hoe is op dit ogenblik je geestelijke gesteldheid? Wakker. Heb je een levensdevies? Ja: leef groots en onbekommerd! DIT ZIJN Belcampo's antwoorden, kort weg. Ze vormen een portret. Wie het als zodanig kan zien, wéét waarom Belcampo van tijd tot tijd H. Schönfeld Wichers thuislaat, zijn verhalen leeft en zijn leven verhaalt,- het andere.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 13