De student die om een kamer loopt te sjouwen, bekend beeld in vrijwel elke universiteit meester auteurs ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1962 Erbij PAGINA DRIb Dick J. Dijs Sterke verhaten over VAN TIJD TOT TIJD pogen de publiciteitsagenten van beroemde detectiveschrijvers het publiek te epateren met sterke verhalen over het recordtempo waarin de meesters hun boeken schrijven. Alsof niet de kwaliteit van het resul taat dat publiek meer moest interesseren dan de tijd waarin het tot stand is gekomen! Waarschijnlijk heeft dit soort stunts het gewenste effect, want ze worden met de regelmaat van de klok herhaald. Jammer alleen, dat de publiciteitsagenten wel eens slechte rekenaars zijn en soms ook aan geheugen zwakte schijnen te lijden. De ietwat critische lezer ziet zich daardoor dikwijls geplaatst voor tegenstrijdigheden die op zijn minst lichte twijfel wekken. Bert Japin L en Delft erg benauwend, in Eindhoven, Nijmegen en Rotterdam niet onrustba rend, in Amsterdam niet te overzien. Toch zijn ook daar nog lichtpuntjes. De leider van de zo demonstratief op de Dam kam perende studenten zei mij: „Wij weten uit ervaring dat er in Amsterdam mensen zijn die één, en wat minder mensen die zelfs twee kamers leeg hebben staan. Zij ko men niet op het idee die aan studenten te verhuren. Zij denken gewoon niet aan de mogelijkheid. Die mensen nu willen wij met deze actie wakker schudden". Hij bleek gelijk te hebben. De kampeer- actie leverde ongeveer tachtig nieuwe ka mers op. Toch nog maar een druppel op de gloeiende plaat. Maar wel hoopgevend. Straks verschijnen in de trams op de drukste lijnen affiches. Die wekken mis schien ook nog een flink aantal potentiële verhuurders. Je kunt nooit weten! VOETAFDRUKKEN IN HET ZAND DERTIG MILJOEN JAAR GELEDEN Rond de eeuwwisseling ontdekte een groep studenten voetsporen van dieren onder een laag vulkanisch tufsteen nabij Ipolytarnoc in het noorden van Hongarije. Paleontologen kregen belangstelling voor deze vondst en pelden heel langzaam deze vulkanische rots af om sporen van leven bloot te leggen, die dertig miljoen jaren oud waren. De voetsporen bevonden zich, om precies te zijn, op een strandje, bestaande uit zeer fijnkorrelig zand, waar dieren hun dorst kwamen lessen aan een bron. Dit strandje, dat omgeven was door naald- en loofbomen met een zeer breed soort bladeren, was na een vulkanische uitbarsting onder as be dekt. De aslag van verscheidene meters dikte, verhardde langzaam tot tufsteen en conserveerde op die manier dertig miljoen jaar de voetsporen. Er werden sporen ach tergelaten van twee soorten herten, vier soorten vogels, een mastodont en twee rhinocerossen en ook van bladeren, denne- naalden, groeven, die door stromend water waren gevormd, en de putjes van regen druppels tijdens de laatste storm voor de aardbeving. Kortgeleden is er een afdak gemaakt boven de plek en heeft men de voetafdrukken overgetekend. Een jonge studente trok, op haar knieën voortkrui pend, centimeter voor centimeter de sporen over op zeventig grote vellen transparant papier. De tekeningen zullen worden over gebracht op gewoon papier en dan ge fotografeerd. Zo zullen zij een beeld geven van de laatste dag in het „leven" van dit fossiele strand. MUZIEKFILMS VOOR HET ONDERWIJS De eerste internationale catalogus van muziekfilms is kortgeleden gepubliceerd met de hulp van de Internationale Muziek Raad en het Internationaal Genootschap van Muziekonderwijs. Het doel van deze catalogus is de mensen bekend te maken met films, die gebruikt kunnen worden als leermiddel bij het mu ziekonderwijs over de hele wereld. Op het ogenblik hebben 'de onderwijskrachten in de meeste landen de grootste moeite om aan dergelijke films te komen. De catalogus zelf is onderverdeeld in tweeën: het ene deel is gewijd aan 105 mu zikale onderwijsfilms uit zestien landen en het andere deel telt 44 operafilms uit negen landen. De catalogus is er een uit een serie, die de UNESCO publiceert van films over een gespecialiseerd onderwerp. ELEKTRONISCHE OPERATIEZUSTER Om het hoofd te kunnen bieden aan het verpleegsterstekort in Groot-Brittannië hebben geleerden van een researchlabora- torium een apparaat gemaakt, dat verande ringen in de polsslag van een patiënt, in zijn ademhaling, bloeddruk of temperatuur kan registreren en onmiddellijk doorgeven aan een centraal controlebord. Het doel van dit apparaat, aldus de geleerden, is niet de verpleegster te vervangen door de com puter, maar om geoefend personeel het routinewerk te besparen. van een leien dakje VAN SIMENON, om een frappant voor beeld te noemen, doen periodiek de meest uiteenlopende recordmeldingen de ronde. Ze variëren (o geheugenzwakte der agen ten!) van enkele weken, via enkele dagen, tot luttele uren. De kortste tijd die ik voor Simenon in de loop der jaren heb geno teerd, ligt rond de vierentwintig uur voor een roman: een tijdsbestek waarin men zoals ieder die wel eens iets met schrij ven te maken heeft gehad, zou kunnen weten een boek, zelfs zo kort als Si menon ze schrijft, nauwelijks zou kunnen overtypen, laat staan: vorm geven, op pa pier brengen, afwerken. De tijd voor het opsteken van het onvermijdelijke rokertje calculeren we bij Simenon dan maar niet eens in, daar de legende ons als tedere noot verhaalt hoe, aan het begin van het scheppingsproces, de meester zich neer laat aan een schrijftafel waarop de lief hebbende hand van de echtgenote reeds een arsenaal gestopte pijpen heeft klaar gelegd. Men mag bescheidelijk de vraag stel len of deze meesters dan nooit eens wors telen met hun stof, nooit eens doorhalen of een vel verscheuren, altijd de conceptie vanaf de eerste seconde helder voor zich zien. Het lijkt, zelfs voor de meest bege nadigden, hoogst onwaarschijnlijk. Of.re kenen de publiciteitsagenten gemakshalve alleen met de tijd die de schrijver uit eindelijk nodig heeft om zijn definitieve ver§ie op papier te brengen? Men kan na tuurlijk onder „schrijven" van alles ver staan. Een van mijn schrijvende kennis sen placht mij van tijd tot tijd verheugd mee te delen dat hij weer een boek klaar had in veertien dagen geschreven! Op mijn vraag, wanneer het zou verschijnen, luidde het onveranderlijk: „O, voorlopig nog niet. Ik heb nog wel een half jaar nodig om er aan te schaven!" HET TEGENDEEL der sterke verhalen is natuurlijk onbewijsbaar. Grappig wordt het pas, als de recordnotities rekenfouten gaan vertonen, die de ontwerpers ervan dreigen te ontmaskeren, als in een ware detective-intrige. Zo bracht dezer dagen een Nederlands dagblad een artikeltje over advocaat-detectiveschrijver Erie Stan ley Gardner, de schepper van advocaat speurder Perry Mason. Kennelijk af komstig van een Amerikaans persbureau, bevatte het een geïnspireerd stukje re clame voor Erie, die er net als een schrijver op de film alleen maar „dic terend" in rondloopt. (Heeft het publiek werkelijk zo'n gladde en gemakkelijke voorstelling van het schrijverschap?) In het begin van dat artikeltje wordt ons over Erie verzekerd: „Hij dicteert „slechts" vijf tot zes detectiveromans en een twin tigtal radiohoorspelen per jaar, houdt zich bezig met koeien, gaat op jacht met pijl en boog en gaat naar vreemde wereld delen als hij er zin in heef^". En even verder: „Nadat hij zijn eerste boek in een halve week had geschreven, deed hij het wat kalmer aan: een week voor een boek, een maand voor een boek en mo menteel twee maanden". Omdat ik er weinig voor voel, in een of ander proces verwikkeld te raken, zal ik hier niet gaan beweren dat het on mogelijk is, vijf tot zes romens en twintig hoorspelen per jaar af te leveren, of een boek te schrijven in een halve week, een week etc. Wel meen ik de lezer een eenvoudig rekensommetje te mogen voor leggen de simpele analyse van een redelijke romandetective, als men wil. Kijk: als Erie laten we het minimum nemen vijf romans per jaar produ ceert a twee maanden per roman, dan is dat totaal tien maanden. Neem nu eens een week per hoorspel dat is al kort, maar pak weg: neem een halve week, dan is dat voor die twintig hoorspelen tien weken. Dan is Erie al over tijd. En daarbij moet hij dan nog achter de koeien aan, met pijl en boog op stap én op reis naar vreemde werelddelen. Als hij zin heeft, wel te verstaan. Wel, bij een der gelijke overladen produktieschema zal Er- Ie wel niet dikwijls zin hebben, maar misschien kan hij wat tijd uitwinnen door met pijl en boog achter die koeien aan te gaan. Twee vliegen in één klap. HET IS ME NOOIT GOED duidelijk ge worden waartoe al dit gebluf nodig is. Als zo'n Gardner of zo'n Simenon nu middel matige jongens warén, die het van de stunt moesten hebben..Maar integendeel: ze zijn meesters in het vak meesters die hun waarde kunnen bewijzen uit hun werk. Naar mijn gevoel is dat hun beste verkoopmotief. Simonen bewijst dat weer eens in Mijn vriend Maigret (Mon ami Maigret), waar van Bruna, die dit boek al eens eerder in Nederlandse vertaling uitgaf, een her druk verzorgde in de reeks Zwarte Beer tjes. Een goed gecomplotteerd verhaal, ge schreven in Simenons bekende, economi sche en sfeervolle verteltrant. Hetzelfde is het geval met Zwart Beertje no. 499: Simenons Betty, vorig jaar voor het eerst verschenen en nu voor het eerst in het Ne derlands. Betty is geen detectiveverhaal maar een van Simenons psycholgische romans. Een van zijn zeer korte romans, een novelle eigenlijk, die is gesponnen rondom een paar dagen in het trieste be staan van een erotomane jonge vrouw, door haar echtgenoot verstoten nadat hij haar met een minnaar in de salon had betrapt. Haar motief voor het ontvangen van die minnaar is geen liefde geweest en nauwelijks seksuele begeerte: zij heeft slechts willen bezoedelen, een milieu be zoedelen waarin zij zich, gezien haar ver leden, niet thuis weet. In een aantal mees terlijke notities, die veelal meer aandui dingen zijn dan vertelling, voert Simenon de lezer het bestaan van deze vrouw bin- en: vanaf het moment dat zij zich be drinkt in een bar, die het verzamelpunt is voor al wat op de een of andere ma nier „in de knoop" zit, tot aan het mo ment waarop zij zich een nieuwe toekomst meent te kunnen scheppen door de min naar te stelen van de vrouw die haar in die paar donkerste dagen bemoederd heeft. Een trieste geschiedenis, vol trieste men senportretten. Het verhaal van een roes. Weinig dat in de moderne litteratuur en vogue is zal men er vergeefs zoeken: seksuele frustratie, impotentie, Freudiaan se analyse van jeugdervaringen, vrijwel elk motief vindt men er terug; slechts de homo-seksualiteit heeft Simenon hier ge mist. Ondanks de in feite dus geringe ori ginaliteit van zijn gegeven, heeft Sime non er toch een zeer eigen stempel we ten op te drukken. ZIJN HOOFDFIGUUR en haar proble men hebben op overtuigende en boeiende wijze gestalte gekregen en Simenon heeft van dit boekje, vooral ook door zijn stilis tische meesterschap, een klein kunstwerk gemaakt. Litteratuur? Een pijnlijke vraag. Want als we consequent willen zijn waar blijven we dan met de speurdersverha- len van dezelfde auteur? En met zovele andere moderne detective-stories, die een zelfde niveau bereiken? „Waarom" zo verzuchtte Elias eens in Elsevier, „zijn de perfecte verhalen van Chandler, of Browne, of Macdonald, of Hammett géén litteratuur, maar een mis lukte roman van een „erkend" schrijver wel?" En: „Waarom zijn Simenons psycho logische romans wel litteratuur en zijn zijn Maigrets het niet?" Het zijn vragen waarop wel niet snel een antwoord zal komen. Trouwens: wat is litteratuur...? ZO DUS STAAT HET met de huisves ting van studenten: in Groningen, Leiden LEIDEN „ZIT" ook heel moeilijk. Er zijn hier een zesduizend studenten. In ok tober verwacht men duizend nieuwelingen. Hoeveel kamers hier te weinig zijn is niet te zeggen. Niemand beschikt over gege vens. „Maar het is heel, heel moeilijk iets te vinden. We kunnen wel zeggen: het is onmogelijk". In een groot sterflat en in studentenhui zen kan de huisvestingsstichting ongeveer 1500 jongens en meisjes herbergen. In sep tember hoopt men een nieuw sterflat ge reed te hebben. Veel effect zal de inge bruikneming ervan op de kamermarkt niet hebben. DELFT BARST ook bijna uit zijn jasje. Van de omstreeks zevenduizend studenten wonen zeker vijfduizend op kamers. In de bioscopen zien de Delftenaren tijdens de pauze regelmatig de kreet: „Vijfhonderd studenten zoeken kamers". Maar de dia is oud. Het aantal kan inmiddels wel tot duizend zijn opgelopen. „Het is hier nog niet zo erg als in Amsterdam, maar het gaat er wel naar toe" zei men mij. „Niet- geslaagden kunnen altijd nog in Den Haag proberen, daar is de mogelijkheid wat rui mer". Nog grootscheepse plannen hier? De stichting wil, naast de vier flats die zij reeds in beheer heeft (en waarin een kleine driehonderd studenten huizen) en naast een groot aantal stichtingstehuizen nog meer panden aankopen. Maar wan neer doet zich daartoe de kans voor in een zo dichtbevolkt stadje? DE ZEVENHONDERD kamers bewo nende studenten in Rotterdam zijn benij denswaardige wezens. Zij behoeven zich geen zorgen te maken. Het mag zijn dat hier misschien wel een tekort aan goede kamers bestaat, maar van een huisves tingsprobleem kan in Rotterdam niet worden gesproken. „De zorgen komen pas als de geboortegolf de Economische Hoge school overspoelt". Tegen die tijd evenwel hoopt men het studententehuis aan de nieuwe Maasboulevard gereed te hebben. De ontwerpen er voor zijn aanbestedings- rijp. Tegen de prijs van 56 gulden kunnen de toekomstige economen hier wonen, ser vice-kosten inbegrepen. EEN JALOERSMAKENDE positie neemt ook Nijmegen in. Het is onder de universiteitssteden dé enige die niet met een kamertekort heeft te kampen. „Vraagt u me op de man af: is er op het ogenblik een tekort en u stelt daarbij voor het ogenblik redelijke eisen, dan zeg ik: neen, geen tekort. In Nijmegen is de huisvesting van studenten altijd nog dragelijk ge weest. Maar ik mag wel zeggen dat nu het verzadigingspunt is bereikt. Dat vraagt maatregelen, vooral nu het Cen traal Bureau voor de Statistiek heeft be rekend dat Nijmegen in 1980 zevenduizend studenten zal tellen, tegen 3660 nu. Aan de Berg en Dalseweg worden thans twee flats gebouwd, met gezamelijk 158 kamers. Verwacht wordt dat we ze half 1963 in gebruik kunnen nemen." Eindhoven met zijn tweede Technische Hogeschool van ons land, heeft ook geen klagen. Iets meer dan de helft van de 1350 studenten huist op kamers. Het totaal aantal studerenden zal hier in oktober met een vierhonderd toenemen. „We zijn er van overtuigd dat we die ook kunnen on derbrengen. We moeten wel een beroep doen op de bevolking, maar een krachtige actie voeren (zoals in het verleden: het met veel ophef in beslag nemen van een leegstaand hotel) is nu niet nodig. Voor zeker een jaar is nog voldoende aanwezig. Maar we moeten het wel losweken. Van de vierhonderd nieuwelingen verwacht de helft een kamer te vinden. We hebben 120 kamers in voorraad. Voor de tachtig over- blijvenden gaan we niet een hoop kabaal maken". DUIZENDEN STUDENTEN zitten met de handen in het haar. Hoe een lamer te vinden is hun grote zorg. In Utrecht gaan zij huis-aan, huis-af vragen of er misschien nog een zolderkamertje kan worden vrijgemaakt. In Groningen verzond het college van curatoren zeer onlangs dertigduizend hrieven waarin de bevolking dringend werd verzocht nog eventueel leegstaande kamers aan een student af te staan. De jongens en meisjes zelf vulden deze actie aan door een in aanbouw zijnde flat in het centrum van de stad vol te hangen met affiches waarop de leus staat gedrukt „Wanneer u een goede Groninger bent, hebt u een kamer voor een student En in Amsterdam kampeerden, nu enkele weken geleden, vijf studenten midden op de Dam een demonstratieve stunt. Temidden van hun tentjes stond een enorm bord. De kreet „Studenten zoeken kamers daarop maakte de nieuwsgierig geworden voorbijgangers de zin van deze demonstratie wijs. Hoeveel kamers zijn er te kort? „Tweeduizend", antwoordt Amsterdam. „Een goeie achthonderd", vertelde Groningen „Meer dan vijfhonderd, en misschien wel duizend", zei Delft. „Niet te zeggen hoeveelwist Utrecht ieder voor zichzelf antwoordend. In Leiden is ook geen kamer meer te vinden. Nijmegen redt zich, naar het zich laat aanzien, nog het best. In Eindhoven is de situatie wel zo rooskleurig dat men een grootscheepse actie niet nodig acht. De studenten aan de Economische Hogeschool te Rotterdam vinden ook nog wel onderdak. „Hier is de situatie niet nijpend", vertelde men mij. De gehele ontwikkeling van het huis vestingsprobleem van studenten gaat steeds meer in de richting van de bouw van studentenflats. Het aloude „hospita"- instituut zal over enkele jaren verdwenen zijn. HET MEEST ZORGWEKKEND is de toestand in Amsterdam. Daar is het pro bleem schier onoverwinnelijk. Een tekort bestaat er al jaren. Maar het wordt steeds benauwder. Jaarlijks stijgt, zoals overal, het aantal studenten. Maar het aantal ka mers gaat niet mee. Op het ogenblik kunt u ze ijverig door de hoofdstad zien sjou wen: aanstaande eerstejaars op zoek naar huisvesting. Sommigen zijn vergezeld van argeloos-optimistische ouders. Die willen wel even zien op welke kamer zoon- of dochterlief komt te zitten. Maar weldra bemerken zij hoe de markt ligt. Als gold het zwarte handel, zo geheim zinnig gaan de adressen van vrijgekomen kamers van hand tot hand. Iedere student heeft wel een vriend die nog niets heeft. Of die een zolderkamer bewoont tegen een exhorbitant hoge prijs. Zestig gulden per maand voor een weinig licht en lucht en helemaal geen stromend water rijk zijnd zolderkamertje wordt in Amsterdam in veel gevallen betaald. Huisjesmelkerij wordt er mee in de hand gewerkt. Het ge beurt dat mensen met het onderverhuren van één enkele kamer de huur van hun gehele woning trachten terug te verdienen. Dat is niets netjes. Natuurlijk niet. Maar het gebeurt! IN UTRECHT, waar omstreeks zeven duizend studenten worden opgeleid, is de Stichting Studentenhuisvesting druk bezig met het aankopen van panden, liefst grachtenhuizen in de binnenstad. Er gaat haast geen maand voorbij of er wordt een woning gekocht. Verleden week nog kon een pand aan het bezit worden toegevoegd; 29 mensen zullen daarin worden onderge bracht. In totaal kan de stichting 350 men sen herbergen. Daaronder zijn berekend 51 studenten die in de drie paviljoens van de stichting zijn ondergebracht. Die pavil joens vormen de enige nieuwbouw van de stichting. Doch binnen afzienbare tijd kan daar verandering in komen. Utrecht is name lijk het grootste object rijk dat voorziet in een leniging van de kamernood. Er bestaan vastomlijnde plannen een aantal flats met een gezamenlijke capaciteit van duizend studentenkamers te bouwen. De gemeente voelt veel voor het plan van de stichting. Zij heeft reeds een bouwterrein Rechts: In september wordt de eerste studentenflat van Amsterdam feestelijk in gebruik genomen. Ruim vierhonderd studenten zullen hier een kamer krijgen. tegen een symbolische canon in erfpacht gegeven. Mochten de Utrechtse plannen worden uitgevoerd zoals men ze nu denkt, dan zal er over drie jaar enige verlichting van de nood zijn. Maar in 1963 en 1964 dringt de geboortegolf tot de universiteiten en hogescholen door. Dat is de zorg van alle studentenhuisvestingsbureaus. Hoe zal dan de situatie in Utrecht zijn? Veel beter dan die van nu? waarvan de voorzit ter van de stichting Studentenhuisvesting, mr. P. van Dijke zegt: „Het is hopeloos! Het is vrijwel uitgesloten nu nog iets te vinden. Ik hoef maar een vinger op te ste ken en ik heb voor één kamer honderden gegadigden." AMSTERDAM KRIJGT aan het begin van het nieuwe akademische jaar ook enig soelaas. Tegenover het Amstelstation heeft de stichting Casa Academica een acht ver diepingen tellend flat neergezet waarin van oktober tot mei 410 studenten onder dak kunnen vinden. De rest van het jaar, gedurende de zomermaanden dus, is de Casa voor toeristen geopend. Zij doet dienst als gewoon hotel. Het bestuur van de slichting heeft zich door een kolossale stapel aanvraagformu lieren moeten werken dat laat zich be grijpen. Wie van de studenten zou er niet happig zijn op een kamer die een bureau, een bed, een wandmeubel, een toilet, een douche, een vaste wastafel en een tele foon rijk is. De prijs 68 gulden per maand! Watertandend zitten talloze stu denten deze mogelijkheid te bepraten, den kend aan hun eigen hok voor een (bijna) gelijke prijs. GRONINGEN, met zijn ruim 4200 stu denten, waarvan zeventig percent op ka mers woont, pakt de zaak ook groot scheeps aan. Er is reeds een 150 kamers groot studentenflat. En er zijn plannen-in- een-vergevorderd-stadium voor de bouw van een flat van tien verdiepingen in het zuiden van de stad. Daarin zullen 192 één persoonskamers en vijf vertrekken voor studentenechtparen worden ingericht. Er bestaan ook plannen, maar die zijn nog maar heel vaag, om in het noorden van de stad nog twee flatgebouwen te plaatsen. Intussen zit men nog met een tekort dat in de honderden loopt. De actie van cura toren en studenten vindt echter wel ge hoor. Cijfers zijn nog niet bekend. Doch de resultaten laten zich bevredigend aan zien. Links: Hij heeft waarvoor duizenden studenten thans dagenlang door de universiteitssteden sjouwen: een zij het dure) kamer om te studeren en slapen. Een noodkreet tegen een historisch decor: demonstrerende Amsterdamse studenten plaatsen een enorm bord met een niet mis te verstane tekst midden op de Dam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 13