Vliegtuigwrakken opbaggeren uit de modder
fife
Kieine bijdrmge e@t een bonje
Wekelijks toegevoegd aan alle edities van
en Lfmuider Courant
een fantastische99 verteller
mms
Litteraire
Kanttekeningen
„ONS WERK IS bijzonder boeiend
Vaak begin je met een kist zonder precies
te weten tot welk type die heeft behoord
]e weet ook niet wat er nog aan spring
stoffen in zit. Wat dat betreft kun je voor
vreemde verrassingen komen te staan
Uit het vorige verhaal dat we onderhan
den hadden, kwamen tweemaal 48
brandbommen rollen. Wat ons ook
steeds bezig houdt: hebben de vliegers
kans gezien hun aangeschoten toestel te
verlaten? Zullen we nog papieren of an
dere bezittingen van hen tegenkomen?
Hédaar Nico, wat is dat?"
Sergeant Hinssen is in drie sprongen
bij soldaat Nico Winkel uit Mijdrecht die
in zijn bebaggerde handen een rond
IMkI
wm
stuk metaal heeft. Een projectiel? Dat is
wat iedereen denkt. Maar het valt mee
- het is niet meer dan een wat roestig en
met aarde gevuld stuk buis.
De militairen die bij de schreeuw van
hun sergeant even hun werk staakten,
gaan weer onverdroten met hun opgra
vingswerk voort. Zij vormen de speciale
bergingsploeg van de Koninklijke Lucht
macht die tot taak heeft de bodem van
de nieuwe □selmeerpolders van enkele
tientallen oorlogswrakken te ontdoen
Vierennegentig neergeschoten vliegtui
gen staan op een werkkaart gere
gistreerd. De kans bestaat dat dit aantal
zich nog uitbreidt. Zij alle moeten zijn
verwijderd als de polders gereed zijn.
C. E. Dinaux
S. K.
RICO BULTHUIS
HET IS DAAROM dat de gravers niet te
werk gaan met de nauwgezetheid en de
voorzichtigheid die archeologen eigen is.
Als het niet gauw lukt, wordt de houweel
er bij gehaald. En als men maar even
denkt dat het gaat worden de kabels van
de kraanwagen om de stukken staal ge
spannen. Hoe eerder het wrak boven de
grond is, hoe liever. Er ligt nog genoeg
werk te wachten.
Daar komt nog bij dat slechts het weer
bepaalt of er kan worden gewerkt. Regen
is de grote sta-in-de-weg. Enkele uren ge
stage regenval en men kan niet meer uit
de voeten. Rondom de reeds gedeeltelijk
uitgegraven wrakken vormen zich enorme
modderpoelen. Na twee dagen regen is het
zelfs niet goed meer mogelijk bij de wrak
ken te komen. Daarom is de bergingsploeg
slechts in de zomermaanden bezig, en dan
nog maar een gedeelte daarvan. In de zo
mer van 1961 heeft zij zelfs helemaal niet?
kunnen uitrichten. Drie jaar geleden is
men met dit werk begonnen. Tien wrak
ken totaal zijn er nu geborgen. Geen won
der dus dat er moet worden gehaast als
het weer gunstig is.
MEN HEEFT NU, in de omgeving waar
het dorp Swifterband zal worden gebouwd,
een Duitse toestel onder handen. Het losse
plaatwerk ligt her en der verspreid, want
dat was er gemakkelijk af te slopen. Hier
ligt de stuurstoel met de kaartenbak, en
ginds een benzinetank. Vijf mitrailleur
gaatjes daarin vertellen een ganse geschie
denis. Nu nog moet het middenstuk boven
de grond worden gebracht. In ruim twintig
jaar tijd is het geheel in de vette bodem
verdwenen. Na enig wikken wordt beslo
ten de kraan er aan te zetten. Langzaam
spannen de kabels zich. Ieder zorgt uit de
buurt te komen. Veertig ton trekt er nu
aan het wrakstuk. Dan.... tjoemp! kabel
gebroken! Weer wordt geprobeerd. En
voor de derde keer trekt het staal zich
strak. Maar als ware zij van wol, zo ge
makkelijk breken de kabels. De motoren vertelt sergeant A. J. Hinssen uit Rijen
vormen een paar zware ankers, vastgezo- leider van de bergingsploeg. „Dan wil je
gen in de klei. wel weg wezen. In een oogwenk zaten we
In de IJselmeerpolders moeten niet
alleen vliegtuigwrakken worden gebor
gen. Ook schepen worden geruimd. In
de bodem van de N.O.-polder vond men
maar liefst 163 scheepswrakken. Enkele
waren voor oudheidkundigen bijzonder
belangrijk, hetzij voor de geschiedenis
van de scheepsbouw, hetzij vanwege
hun inventaris. Vier a vijf schepen
dateerden van tussen de tiende en de
vijftiende eeuw. Van deze 163 zijn er
inmiddels een tachtig geborgen. In
Oostelijk Flevoland is een hele partij
schepen uit de zestiende en de zeven
tiende eeuw aangetroffen.
DERTIEN jaar na de eerste publicatie
heeft Rico Bulthuis in de smakelijk uit
gevoerde „Blauwe distel-reeks" van Uitge
verij A. A. M. Stols/J. P. Barth van zijn
„Nocturne der zeven spinnen" een bewer
king geen herdruk dus doen verschij
nen. Enkele „sprookjes" van deze merk
waardige cyclische raamvertelling zijn sa
mengevoegd, enkele zijn vervangen door
herschreven en nog onuitgegeven vertel
lingen („De Kermis" en „De harp") en
een nieuw nawoord, dat de heruitgave al
leszins rechtvaardigt, rondt het geheel af
met een kort autobiografisch slotakkoord.
Bulthuis-zelf noemt daarin dit in onze let
teren uitzonderlijke werk „een grillige ma
rionettenmusical", en dat is het, als men
tenminste het „grillige" niet opvat als een
zelfkritische verkleining van de betekenis
van deze bundel, maar in de zin van on
gewoon en fantastisch. Bulthuis is als pop
penspeler zijn kunstenaarscarrière begon
nen en hij is dat gebleven, ook als hij
proza schreef. Hij speelt schrijvend. Hij
improviseert als de acteurs van de vroe
gere commedia delVarte, waarin de inner
lijke „mimus" door de ingeving van het
ogenblik, door de „fantasie" dus, tot woord
en gebaar wordt. Zo beschouwd is Bult
huis een fantast, een comediant, die de
grote comedie van het leven via de ver
beelding van zijn mensenpoppen samen
vat in „de kleine comedie". Alle elemen
ten van een grote traditie drama, no
velle, sprookje, actualiteit komen daar
bij te pas, en het geheel heeft een letter
lijk wonderlijk effect. Wie de tekst van
deze „nocturne" niet als litterair proza
leest maar als een inspirerende handlei
ding, een aaneengeschakelde motieven-
reeks voor een poppenspel, zal er van ge
nieten zoals ik er na dertien jaar op de
zelfde wijze van genoten heb als bij mijn
eerste lektuur. Het is dan ook symptoma
tisch dat Bulthuis in zijn inleidende „ken
nismaking" de dichter van vroeger jaren
vervangen heeft door een poppenspeler,
„Eens was er een dichterstaat er
Leider van de speciale bergingsploeg die in de editie van 1949; „er was eens een
thans in Oostelijk Flevoland opereert: poppenspeler", heet het in deze herbewer-
sergeant A. J. Hinssen uit Rijen. king. En Buhthuis heeft zich in hetgeen
hij toevoegde, wegliet en in zijn tekst wij
dingen in aanraking komt, kan gemakke- z}P^e trouw daaraan gehouden en door
lijk overdrijving tot gevolg hebben, hield dle versoberende identificatie met zijn
ik mezelf voor. Maar toen we aan het p'9enh]ke^ talent zyn taal-mstrument zui-
einde van de excursie in het kampe— verder afgestemd. Het zijn vaak niet meer
ment van de bergingsploeg een kop kof- dan nuance-verschillen die hij aanbracht,
fie dronken opeens een enorme knal! maar de schakering is in „fantastisch"
„Wat gebeurt daar?" roept iemand. Ieder- werk a's dit van essentieel belang.
een springt op. Verschrikte gezichten kij-
ken naar de plaats waar, enkele honder- NOOIT IS HET Bulthuis in zijn oven-
den meters van hier, de jongens aan het 2ens n'et te onderschatten romans gelukt
werk zijn. Een paar willen het al op een 70onvervalst, zo spontaan zichzelf, zo
draf zetten die kant op Dan zorgt een un'ek dus, zjin- „Het andere verleden",
nuchtere mededeling van een der aanwezi- „Ddmond de Wilde en de werkelijkheid",
gen voor ontspanning. „D'r ging d'r een "^e scbim van Joyce Herfst'hadden
door de geluidsbarrière" zegt hij En als door hun te opzettelijke symboliek iets ge-
overtuigend bewijs klinkt evenals vanuit dwongens, iets dat te opzettelijk het wer-
de blauwe lucht het gieren van een straal- kehjke van het onwerkelijke (en omge-
jager. keerd) in dit leven demonstreerde. Bult
huis is niet in de eerste plaats een roman-
INTUSSEN WETEN WIJ nog niet welk schrijver. Hij heeft daarvoor te veel „gril-
vliegtuie wordt uitgehakt. Eer. der kaoiteins bgheld" dus, te veel behoefte aan een on
wil het toch wel graag weten Ijverig tmddellijke reactie op zijn levendige ver-
speurt hij rond, de loep in de aanslag. beelding, aan actie, spel. ingeving van het
Dan een kreet. Er is weer een plaatje miet ogen 1 1 ik mimus, aan het onverwachte,
letters gevonden. Collega's stromen toe. ongehoorde, irreële, dat zich als in een
Weer komt er speeksel bij te pas. En van droom, op de grens van werkelijkheid en
onder de klei komt te voorschijn: U-88. super-realiteit, afspeelt. Het sprookje, de
oorloasvlieatuiaen ziin bii de involderina Dus inderdaad een Junker-88 zoals men wel duizend-en-eén-nacht-fantasie, geeft hem
onriogsvuegiuigen zyn oy ae inpoldering vermoecjde maar niet met zekerheid durf- dan ook de meeste speelruimte voor zijn
van het IJselmeer voor de dag gekomen. de te zegg^n Ik ben blij het te hebben. inspiratieve verbeeldingen.
aan mogelijk aanwezige explosieven. De de? wettig en overtuigend bewijs", Een dichter-poppenspeler, een „nachtvo-
zegt de vinionde k^oitein En tot mij spe- gel", een vriend en broeder van de „pop-
eiaal zegt hij op dicteertoon: „In de we- penzigeuners", die zijn hart heeft verpand
ensc .an m" een '8 doen te heb- aan het spel dat schreef Bulthuis in zijn
ben. keerden wij voldaan huiswaarts boek over het poppentheater „toegang
Tj£Dageeft tot een geheime orde", zoekt in de-
IJick J. Dljs ze sprookjes „het geluk", waarvan een
„kus van Florette", dochter van de mees-
ter-tovenaar Agatolle, de bezegeling zal
zijn. En wat is het geluk voor deze fan
tast? Het waarmaken van zijn talent, de
verzoening tussen burger- en dichterschap,
tussen de poppenspeler en de nuchtere
man? De illusie, de droom, de aanvaar
ding van de dagelijkse werkelijkheid, de
overwinning op de ontgoocheling, de be
vestiging van zichzelf, de innerlijke zeker
heid dat de zin van het leven meer is
dan de som van de feiten en de wereld
meer dan de optelling van de dingen? Niet
het een óf het ander, dunkt me, maar het
een dóór het ander, en zodoende dit alles
tegelijk, in de levensovertuiging dat al dit
menselijk en marionetachtig-dichterlijke
streven en falen, verlangen en twijfelen,
dromen en ontnuchterd worden, een en het
zelfde is in datgene wat Novalis Bult
huis' romantische broeder de wereld
noemde die overal en nergens is.
ZEVEN SPINNEN moet de dichter-pop
penspeler uit deze Nocturne op aanwijzing
van Florette omtoveren tot gelukbrengen
de vrouwengestalten, zeven keer moet zijn
sprookjestalent op de proef worden ge
steld, aleer hij zich voldoende bevrijd zal
hebben van de schijn van zijn jeugdver-
langens om de „verlossende" kus van Flo
rette waardig te zijn en daarmee toegang
te verkrijgen tot „de onzichtbare wereld,
die de zichtbare zo bewoonbaar heeft ge
maakt". Zeven verhalen, zeven fantasiën
vertelt de poppenspeler, in een verwaar
loosd huis waar een kabouter, „somber en
grijs", het ongeloof van de mens aan het
geluk, aan het onzienlijke, symboliseert.
Deze huiskabouter heeft de vos gezien in
zijn aarde-element, de reiger in de hemel,
het zeepaard in het water en de salaman
der in het vuur; alleen de mens die de
liefde verloor en de elementen ontvlucht
te, alleen de in de skeptische rede ver
stokte „intellectualist" is, grimmig en ver
beten, onmachtig om van de bonte, door
zichtige levensstof een geluk te weven, dat
waar en sterk genoeg is om een hachelijk
mensenbestaan te dragen.
Bijna honderd van zulke wrakstukken van
ervaring heeft sergeant Hinssen wel an
ders geleerd.
IK HEB er even aan gedacht dat gevaar
van exnlosieven met te zeer top te spitsen.
Het feit dat je zelf niet dagelijks met die
I
DE VRAAG of Rotterdam wel of niet best om elkaar te overtreffen in degelijk-
Het handgereedschap moet er weer bij in de greppel. Later bleek dat er twee niks is, is voor de meeste Rotterdammers be*d- Knap haalt er als moest hij de
komen. En ook de blote handen zelf. Op rekken met ieder 48 van die bommen in helemaal Peen vraag Maar voor Amster- luzie :'uist biileSSen inplaats van haar
zijn knieën liggend graaft Nico Winkel met de romp zaten. Ze zijn hier tot ontploffing -
zijn handen het voorstuk van het wrak gebracht. Ze waren door en door verrot.
i. i aan te stoken het gezamenlijk gedra-
Qwucii He, wjon. w. mers ligt de kioestie blijkbaar an- gen leed van de bezettingstijd bij, en
leeg. Regelmatig mept hij een handvol kle- Daarom durfde de Mijnopruimingsdienst ders, getuige het feit dat een tiental van Werkman ontziet zich zelfs niet, bij wij-
verige bagger op de wal. Voorzichtig als- 2® niet te vervoeren".
jeblieft! Er kunnen bommen aanwezig zijn.
Dat het een Duits toestel is, is bekend. OPNIEUW DWARS door het meer dan
Maar welk type precies weet men niet. drie meter hoge riet en vervolgens via
hen, plus twee geografische hermafro- ze van excuus aan de narigheid met het
dieten en een vermoedelijk omgekochte 4.I?fterdarn~R1:'nkanaalherinneren. Dat
d„,, 11 lijkt meer op „unconditional surrender"
...v... obotter dammer, zich ernstig al te cm- dan op het vlot hanteren van het dodelij-
Enkele officieren speuren ijverig op de half gereed gekomen wegen worden we hl dit vraagstuk hebben verdiept, ke wapen der satire. En als men dan
stukken metaal naar het registratieplaat- naar een derde wrak gebracht. Het ligt hetgeen tenslotte heeft geleid tot de een- een Prachtig stuk van Bas Roodnat zelf
Zodra zij een paar letters bespeu- half op de kant van een brede vaart, te ij_
je.
stemmige conclusie: „Rotterdam is niet
ren, word de loep erbij gehaald. Op het voorschijn gekomen bij het graven van dit ÏV j;
nog heel goed te herkennen instrumenten- water. De greppelploeg komt nog al eens diverse argumentaties
van
te lezen krijgt over de herbouw van de
St. Laurens, een stuk dat elk serieus docu
mentair boekwerk over Rotterdam zou sie-
"«5, utti 5ucu te uci ncimcii ïuau uniciiicu- o* 1 vv.uo 111] 7 numviuuiu oiv-
paneel wordt een rood plaatje onderkend. zon verongelukt toestel tegen. En mensen deze schokkende stelling zijn, gebun- ren, dan begint men zich wantrouwig af
Vlug de loep erboven En wat speeksel die de draineerbuizen leggen, stoten er ook deld door Bas Roodnat en aardig ge- te vraSen: zi.in de schrijvers van deze
erbij om de klei te verwijderen. „Vorsich- weieens op. Zo worden er nog steeds nieu- iUustreerd door Peter van Straaten in bundel die vóórgeven Rotterdam in zijn
tig beim Gasgeben! Ladedruck steigt we wrakken ontdekt. Maar niet alle voor i hemd te willen zetten, soms omgekocht
schnell! leest de vinder hardop. Hetgeen de bergingsploeg onbekende exemplaren uitgeverij „ue door het Rotterdamse grootkapitaal? Zijn
I i_i TT-r I< O Tl fin l<tl in f l-tnn 7-7. „i 7D\ U 1_ i.
een ander bitter doet opmerken: „Die jon- 'iggen onder de grond verborgen. „Weten
gens werden in één week tijd tot oorlogs- Ju Hie dat er daar en daar ook eentje ligt?"
vlieger opgeleid. Er waren er genoeg ten- vroegen polderjongens onlangs aan ser-
slotte". geant Hinssen. „Je moet maar eens bij die
en die boer vragen".
TERWIJL DE BERGERS verder graven, „Klopt zei even later de betrokken boer. Rotterdam te maken heeft is fors in
rijdt een militaire vrachtwagen ons dwars „Het ding ligt er al drie jaar. We dachten geleid. De één verwijst naar de „mooie, denkbaar zijn
door de onmetelijke rietvelden van deze dat het niet belangrijk was". terecht gekoesterde vete' die tussen
jongste Nederlandse polder naar een an- 0 snel mogelijk zal de ploeg zijn krach
der wrak. Dat is verleden week uit de ^en °P dit verwrongen toestel gaan probe
Bezige Bij in (hoe kan het andershet misschien achterneven van Vosmeer
Amsterdam. de Spie, die Amsterdam likken maar
Rotterdam dienen? Het zou, gezien de be-
HET BOEKJE wordt door de twee over- staande vete en vooral gezien de Rotter-
lopers met forse woorden alles wat met damse bekwaamheid om met geld alles
gedaan te krijgen, niet zo helemaal on-
Hoofd- en Maasstad is opgebloeid en die GELUKKIG STIJGEN Amsterdams pa-
hij door middel van deze pennevruchten Pieren weer enigszins tegen het slot, als
die brandbommen uitrollen. „We trokken
een stuk omhoog en zo rolden ze eruit" Een stevige schop is zij n stuurknuppel.
klei omhoog gehaald. Hier kwamen ook ren- De boer heeft geen ogenblik gedacht nog wil aanwakkeren; de ander noemt JooP van Tijn flink van leer trekt te
si* hiihet boekje, nog krachtiger, „een bijdrage Sen de kunstpolitiek van de Maasstad en
tot het overeind houden van een bonje", daarbij zelfs opzienbarende onthullingen
Goed zo, zeggen wij. Er zijn in ons doet over opschriften in de toiletten van
land te weinig bonjes van deze soort (en de Rotterdamse Schouwburg. Maar ook
te veel van een minder plezierige soort); schijnt toch niet helemaal ontkomen
het mooie conflict tussen Haarlem en Eind- te ziin aan de klinkende argumenten van
hoven, dat zo bloeddorstig begon, is ook de Veders en de Verolmes, want „de stoe-
al in sentimentele snikken en omhelzin- len bn die schouwburg) zitten fijner dan
gen geëindigd. Laten we dus in de <vete in de Stadsschouwburg in Amsterdam en
tussen IJ en Rotte nog lang het Hol- bel uitzicht op het toneel is overal voor-
lands heldenvuur brandende houden, op- treffelijk zodat men maar éénmaal naar
dat het nog aanwezig moge zijn als we elk stuk hoeft te gaan", een dolksteek in
straks misschien weerstand moeten bie- de rug waarmee het Leidseplein het voor
den aan verraderlijke, bijvoorbeeld Friese, l°Pig kan doen. Het slot van het boekje
agressie. maakt echter weer veel goed (voor Am-
sterdam), want Han Lammers durft de
WAT DAT BETREFT begint het boek- bewoners van Europa's grootste havenstad
je wel aardig. Nico Polak doet met zijn tenminste rondborstig voor „een stelletje
bijdrage „Jazeker, Rotterdam bij nacht", euromasten" uit te schelden (hetgeen ze.
een hier en daar goed geslaagde poging terecht, een vies woord vinden) en maakt
>m de Maasstad tegen de schenen te schop- zich tenslotte van heel Rotterdam af met
oen op een zo luchthartige manier dat elke de vervloeking „Je kan me de Cool sjnge-
rechtgeaarde Maasstedeling er nlezier in len"! Dat is mannetaal en dus zowel
Amster- als Rotterdam waardig.
et rosse uitgaansleven in Rotterdam
(fragment van en der boekillustraties
van Peter van Straalen)
zal hebben. Maar daarna wordt de lec
tuur steeds degelijker en het is een be
kend feit dat men met degelijke lectuur MAAR ALLES BIJEEN genomen is de
geen bonjes in stand kan houden, laat bundel toch wel wat te zwaar op de hand men kunnen veronderstellen dat de Am-
taan aanwakkeren. Zelfs twee zulke ge- om Rotterdam, hetzij op satirische, iro- sterdammers het misschien beter aan Rot-
•enommeerde humoristen onder de Am- nische of alleen maar komische wijze, terdammers hadden kunnen overlaten de
wit! aut®urs als H„en- efn hak te zetten. Als het niet bijna vele zwakke plekken van hun eigen stad
Knap en Evert Werkman doen hier hun als majesteitsschennis zou klinken, zou door een humoristische btil te bekijken.
DE KABOUTER ontkent of aarzelt te
geloven, de poppenspeler-dichter zoekt en
ontdekt en herkent achter de begoochelen
de schijn de betoverende werkelijkheid. Is
het de vlinderachtige Violet, dansende op
de horizon als een kleurige luchtspiegeling,
die in de melancholie van de herfst, in de
eenzaamheid van regen en nacht, met een
viool- en bassleutel de poorten opent van
een wereld in de wereld? Is er de list van
een tovenaar aan een koninklijk hof voor
nodig, om de speelzieke danseres Arora
te leren zien als de verlokking van de
schijn? Verjaagt de kapiteinsdochter Edith,
die de wereld intrekt om het schoonste van
alle maskers te zoeken en terugkeert met
niets dan haar lieflijk gezicht, de leugen
uit het leven? Of is het waar dat het le
ven even schoon en even bedriegelijk is
als men het zien en dromen wil? Verschil
lende keren in deze raamvertelling ver
werpt de grote tovenaar Agatolle, Floret-
te's vader en tevens Bulthuis' ironische
criticus, het verhaal. Pas de reële men
senliefde schenkt de zegen van Florette's
kus, ontvangen in de droom van een pop
penspeler, die daarmee zijn burgerlijk be
roep verliest, maar zijn kunstenaarsroe
ping dat wil zeggen: de zin van zijn
leven aanvaardt.
WIE ALS Bulthuis eens door de poppen
speler werd bespeeld is voor goed in zijr
macht: „hij zal achter mij aanlopen er
zich tranen lachen. En eens komt de tijc
dat ik mee lach om ons beider avon
turen": de kleine comedie in de grote
De fantasie van Bulthuis als proza-avon-
tuur heeft haar gevaren, ik zal het niet
ontkennen. Maar ook heeft ze een eigen
wetmatigheid, die men des te meer gaat
waarderen als men deze tekst leest zoals
ze aanvankelijk onbewust, in deze be
werking met vaster hand in toom gehou
den, is bedoeld: als inspirerend verhaal
voor de poppenspeler. Want dat deze Noc
turne „echt speelbaar" is er werden
dan ook fragmenten vertolkt als poppen
spel lijdt voor de auteur geen twijfel.
En evenmin is het twijfelachtig dat Bult
huis voor de goede lezer geen „fantasti
sche vertelling schreef, maar een eerlijk
dagboek". Ik ben blij dat deze betoverde
spinnen na dertien jaar weer in de litte
raire nacht hun werk doen, in een herscha
pen gedaante. Er is thans een redelijke
kans dat Rico Bulthuis gelezen en erkend
zal worden als een uniek schrijver, in wie
het poppenspel tot woord wordt.
Misschien zou dan ook de taal wat beter
verzorgd zijn geweest, want in Amster
dam schijnt men niet te weten dat „sa
menscholen" niet de verleden tijd van
„samenschuilen" is, dat men van een ge
meentebestuur niet kan schrijven: „zij
weet wel dat zij niet wakker hoeft te
liggen.en dat het geen Nederlands
is, te zeggen: „Een stad als Rotterdam
is een van de boeiendste steden die ik
ooit heb gezien". Ook zal het menigeen
verbazen, te lezen dat vooral oudere be
zoekers van de Rotterdamse Schouwburg
in de pauze „cacke met rozijnen" eten.
Maar misschien moet je daar nu nét
weer een Rotterdammer voor zijn, om
op zulke slakken zout te leggen.
DE SCHRIJVERS van „Rotterdam is
niet niks" hadden het zich overigens ge
makkelijker kunnen maken als zij een
voorbeeld hadden genomen aan de bon
digheid van een Amerikaanse plattelands
burgemeester, namelijk de mayor" van
het stadje „Amsterdam" (spreek uit:
Emsterdèm) in de staat New York, een
plaats met ruim dertigduizend inwoners.
Toen een Nederlandse toerist die edel
achtbare heer eens vertelde dat hij, na
een kort bezoek aan diens bloeiende ge
meente, ook een kijkje wilde gaan ne
men in het wat zuidelijker gelegen en
nog veel kleinere „Rotterdam" (spreek
uit: Rotterdèm) antwoordde de „mayor"
kort maar krachtig met wat in Neder
landse vertaling zou luiden: „Zonde van
je tijd, man; Rotterdèm is niks".