Vliegtuigwrakken opbaggeren uit de modder fife Kieine bijdrmge e@t een bonje Wekelijks toegevoegd aan alle edities van en Lfmuider Courant een fantastische99 verteller mms Litteraire Kanttekeningen „ONS WERK IS bijzonder boeiend Vaak begin je met een kist zonder precies te weten tot welk type die heeft behoord ]e weet ook niet wat er nog aan spring stoffen in zit. Wat dat betreft kun je voor vreemde verrassingen komen te staan Uit het vorige verhaal dat we onderhan den hadden, kwamen tweemaal 48 brandbommen rollen. Wat ons ook steeds bezig houdt: hebben de vliegers kans gezien hun aangeschoten toestel te verlaten? Zullen we nog papieren of an dere bezittingen van hen tegenkomen? Hédaar Nico, wat is dat?" Sergeant Hinssen is in drie sprongen bij soldaat Nico Winkel uit Mijdrecht die in zijn bebaggerde handen een rond IMkI wm stuk metaal heeft. Een projectiel? Dat is wat iedereen denkt. Maar het valt mee - het is niet meer dan een wat roestig en met aarde gevuld stuk buis. De militairen die bij de schreeuw van hun sergeant even hun werk staakten, gaan weer onverdroten met hun opgra vingswerk voort. Zij vormen de speciale bergingsploeg van de Koninklijke Lucht macht die tot taak heeft de bodem van de nieuwe □selmeerpolders van enkele tientallen oorlogswrakken te ontdoen Vierennegentig neergeschoten vliegtui gen staan op een werkkaart gere gistreerd. De kans bestaat dat dit aantal zich nog uitbreidt. Zij alle moeten zijn verwijderd als de polders gereed zijn. C. E. Dinaux S. K. RICO BULTHUIS HET IS DAAROM dat de gravers niet te werk gaan met de nauwgezetheid en de voorzichtigheid die archeologen eigen is. Als het niet gauw lukt, wordt de houweel er bij gehaald. En als men maar even denkt dat het gaat worden de kabels van de kraanwagen om de stukken staal ge spannen. Hoe eerder het wrak boven de grond is, hoe liever. Er ligt nog genoeg werk te wachten. Daar komt nog bij dat slechts het weer bepaalt of er kan worden gewerkt. Regen is de grote sta-in-de-weg. Enkele uren ge stage regenval en men kan niet meer uit de voeten. Rondom de reeds gedeeltelijk uitgegraven wrakken vormen zich enorme modderpoelen. Na twee dagen regen is het zelfs niet goed meer mogelijk bij de wrak ken te komen. Daarom is de bergingsploeg slechts in de zomermaanden bezig, en dan nog maar een gedeelte daarvan. In de zo mer van 1961 heeft zij zelfs helemaal niet? kunnen uitrichten. Drie jaar geleden is men met dit werk begonnen. Tien wrak ken totaal zijn er nu geborgen. Geen won der dus dat er moet worden gehaast als het weer gunstig is. MEN HEEFT NU, in de omgeving waar het dorp Swifterband zal worden gebouwd, een Duitse toestel onder handen. Het losse plaatwerk ligt her en der verspreid, want dat was er gemakkelijk af te slopen. Hier ligt de stuurstoel met de kaartenbak, en ginds een benzinetank. Vijf mitrailleur gaatjes daarin vertellen een ganse geschie denis. Nu nog moet het middenstuk boven de grond worden gebracht. In ruim twintig jaar tijd is het geheel in de vette bodem verdwenen. Na enig wikken wordt beslo ten de kraan er aan te zetten. Langzaam spannen de kabels zich. Ieder zorgt uit de buurt te komen. Veertig ton trekt er nu aan het wrakstuk. Dan.... tjoemp! kabel gebroken! Weer wordt geprobeerd. En voor de derde keer trekt het staal zich strak. Maar als ware zij van wol, zo ge makkelijk breken de kabels. De motoren vertelt sergeant A. J. Hinssen uit Rijen vormen een paar zware ankers, vastgezo- leider van de bergingsploeg. „Dan wil je gen in de klei. wel weg wezen. In een oogwenk zaten we In de IJselmeerpolders moeten niet alleen vliegtuigwrakken worden gebor gen. Ook schepen worden geruimd. In de bodem van de N.O.-polder vond men maar liefst 163 scheepswrakken. Enkele waren voor oudheidkundigen bijzonder belangrijk, hetzij voor de geschiedenis van de scheepsbouw, hetzij vanwege hun inventaris. Vier a vijf schepen dateerden van tussen de tiende en de vijftiende eeuw. Van deze 163 zijn er inmiddels een tachtig geborgen. In Oostelijk Flevoland is een hele partij schepen uit de zestiende en de zeven tiende eeuw aangetroffen. DERTIEN jaar na de eerste publicatie heeft Rico Bulthuis in de smakelijk uit gevoerde „Blauwe distel-reeks" van Uitge verij A. A. M. Stols/J. P. Barth van zijn „Nocturne der zeven spinnen" een bewer king geen herdruk dus doen verschij nen. Enkele „sprookjes" van deze merk waardige cyclische raamvertelling zijn sa mengevoegd, enkele zijn vervangen door herschreven en nog onuitgegeven vertel lingen („De Kermis" en „De harp") en een nieuw nawoord, dat de heruitgave al leszins rechtvaardigt, rondt het geheel af met een kort autobiografisch slotakkoord. Bulthuis-zelf noemt daarin dit in onze let teren uitzonderlijke werk „een grillige ma rionettenmusical", en dat is het, als men tenminste het „grillige" niet opvat als een zelfkritische verkleining van de betekenis van deze bundel, maar in de zin van on gewoon en fantastisch. Bulthuis is als pop penspeler zijn kunstenaarscarrière begon nen en hij is dat gebleven, ook als hij proza schreef. Hij speelt schrijvend. Hij improviseert als de acteurs van de vroe gere commedia delVarte, waarin de inner lijke „mimus" door de ingeving van het ogenblik, door de „fantasie" dus, tot woord en gebaar wordt. Zo beschouwd is Bult huis een fantast, een comediant, die de grote comedie van het leven via de ver beelding van zijn mensenpoppen samen vat in „de kleine comedie". Alle elemen ten van een grote traditie drama, no velle, sprookje, actualiteit komen daar bij te pas, en het geheel heeft een letter lijk wonderlijk effect. Wie de tekst van deze „nocturne" niet als litterair proza leest maar als een inspirerende handlei ding, een aaneengeschakelde motieven- reeks voor een poppenspel, zal er van ge nieten zoals ik er na dertien jaar op de zelfde wijze van genoten heb als bij mijn eerste lektuur. Het is dan ook symptoma tisch dat Bulthuis in zijn inleidende „ken nismaking" de dichter van vroeger jaren vervangen heeft door een poppenspeler, „Eens was er een dichterstaat er Leider van de speciale bergingsploeg die in de editie van 1949; „er was eens een thans in Oostelijk Flevoland opereert: poppenspeler", heet het in deze herbewer- sergeant A. J. Hinssen uit Rijen. king. En Buhthuis heeft zich in hetgeen hij toevoegde, wegliet en in zijn tekst wij dingen in aanraking komt, kan gemakke- z}P^e trouw daaraan gehouden en door lijk overdrijving tot gevolg hebben, hield dle versoberende identificatie met zijn ik mezelf voor. Maar toen we aan het p'9enh]ke^ talent zyn taal-mstrument zui- einde van de excursie in het kampe— verder afgestemd. Het zijn vaak niet meer ment van de bergingsploeg een kop kof- dan nuance-verschillen die hij aanbracht, fie dronken opeens een enorme knal! maar de schakering is in „fantastisch" „Wat gebeurt daar?" roept iemand. Ieder- werk a's dit van essentieel belang. een springt op. Verschrikte gezichten kij- ken naar de plaats waar, enkele honder- NOOIT IS HET Bulthuis in zijn oven- den meters van hier, de jongens aan het 2ens n'et te onderschatten romans gelukt werk zijn. Een paar willen het al op een 70onvervalst, zo spontaan zichzelf, zo draf zetten die kant op Dan zorgt een un'ek dus, zjin- „Het andere verleden", nuchtere mededeling van een der aanwezi- „Ddmond de Wilde en de werkelijkheid", gen voor ontspanning. „D'r ging d'r een "^e scbim van Joyce Herfst'hadden door de geluidsbarrière" zegt hij En als door hun te opzettelijke symboliek iets ge- overtuigend bewijs klinkt evenals vanuit dwongens, iets dat te opzettelijk het wer- de blauwe lucht het gieren van een straal- kehjke van het onwerkelijke (en omge- jager. keerd) in dit leven demonstreerde. Bult huis is niet in de eerste plaats een roman- INTUSSEN WETEN WIJ nog niet welk schrijver. Hij heeft daarvoor te veel „gril- vliegtuie wordt uitgehakt. Eer. der kaoiteins bgheld" dus, te veel behoefte aan een on wil het toch wel graag weten Ijverig tmddellijke reactie op zijn levendige ver- speurt hij rond, de loep in de aanslag. beelding, aan actie, spel. ingeving van het Dan een kreet. Er is weer een plaatje miet ogen 1 1 ik mimus, aan het onverwachte, letters gevonden. Collega's stromen toe. ongehoorde, irreële, dat zich als in een Weer komt er speeksel bij te pas. En van droom, op de grens van werkelijkheid en onder de klei komt te voorschijn: U-88. super-realiteit, afspeelt. Het sprookje, de oorloasvlieatuiaen ziin bii de involderina Dus inderdaad een Junker-88 zoals men wel duizend-en-eén-nacht-fantasie, geeft hem onriogsvuegiuigen zyn oy ae inpoldering vermoecjde maar niet met zekerheid durf- dan ook de meeste speelruimte voor zijn van het IJselmeer voor de dag gekomen. de te zegg^n Ik ben blij het te hebben. inspiratieve verbeeldingen. aan mogelijk aanwezige explosieven. De de? wettig en overtuigend bewijs", Een dichter-poppenspeler, een „nachtvo- zegt de vinionde k^oitein En tot mij spe- gel", een vriend en broeder van de „pop- eiaal zegt hij op dicteertoon: „In de we- penzigeuners", die zijn hart heeft verpand ensc .an m" een '8 doen te heb- aan het spel dat schreef Bulthuis in zijn ben. keerden wij voldaan huiswaarts boek over het poppentheater „toegang Tj£Dageeft tot een geheime orde", zoekt in de- IJick J. Dljs ze sprookjes „het geluk", waarvan een „kus van Florette", dochter van de mees- ter-tovenaar Agatolle, de bezegeling zal zijn. En wat is het geluk voor deze fan tast? Het waarmaken van zijn talent, de verzoening tussen burger- en dichterschap, tussen de poppenspeler en de nuchtere man? De illusie, de droom, de aanvaar ding van de dagelijkse werkelijkheid, de overwinning op de ontgoocheling, de be vestiging van zichzelf, de innerlijke zeker heid dat de zin van het leven meer is dan de som van de feiten en de wereld meer dan de optelling van de dingen? Niet het een óf het ander, dunkt me, maar het een dóór het ander, en zodoende dit alles tegelijk, in de levensovertuiging dat al dit menselijk en marionetachtig-dichterlijke streven en falen, verlangen en twijfelen, dromen en ontnuchterd worden, een en het zelfde is in datgene wat Novalis Bult huis' romantische broeder de wereld noemde die overal en nergens is. ZEVEN SPINNEN moet de dichter-pop penspeler uit deze Nocturne op aanwijzing van Florette omtoveren tot gelukbrengen de vrouwengestalten, zeven keer moet zijn sprookjestalent op de proef worden ge steld, aleer hij zich voldoende bevrijd zal hebben van de schijn van zijn jeugdver- langens om de „verlossende" kus van Flo rette waardig te zijn en daarmee toegang te verkrijgen tot „de onzichtbare wereld, die de zichtbare zo bewoonbaar heeft ge maakt". Zeven verhalen, zeven fantasiën vertelt de poppenspeler, in een verwaar loosd huis waar een kabouter, „somber en grijs", het ongeloof van de mens aan het geluk, aan het onzienlijke, symboliseert. Deze huiskabouter heeft de vos gezien in zijn aarde-element, de reiger in de hemel, het zeepaard in het water en de salaman der in het vuur; alleen de mens die de liefde verloor en de elementen ontvlucht te, alleen de in de skeptische rede ver stokte „intellectualist" is, grimmig en ver beten, onmachtig om van de bonte, door zichtige levensstof een geluk te weven, dat waar en sterk genoeg is om een hachelijk mensenbestaan te dragen. Bijna honderd van zulke wrakstukken van ervaring heeft sergeant Hinssen wel an ders geleerd. IK HEB er even aan gedacht dat gevaar van exnlosieven met te zeer top te spitsen. Het feit dat je zelf niet dagelijks met die I DE VRAAG of Rotterdam wel of niet best om elkaar te overtreffen in degelijk- Het handgereedschap moet er weer bij in de greppel. Later bleek dat er twee niks is, is voor de meeste Rotterdammers be*d- Knap haalt er als moest hij de komen. En ook de blote handen zelf. Op rekken met ieder 48 van die bommen in helemaal Peen vraag Maar voor Amster- luzie :'uist biileSSen inplaats van haar zijn knieën liggend graaft Nico Winkel met de romp zaten. Ze zijn hier tot ontploffing - zijn handen het voorstuk van het wrak gebracht. Ze waren door en door verrot. i. i aan te stoken het gezamenlijk gedra- Qwucii He, wjon. w. mers ligt de kioestie blijkbaar an- gen leed van de bezettingstijd bij, en leeg. Regelmatig mept hij een handvol kle- Daarom durfde de Mijnopruimingsdienst ders, getuige het feit dat een tiental van Werkman ontziet zich zelfs niet, bij wij- verige bagger op de wal. Voorzichtig als- 2® niet te vervoeren". jeblieft! Er kunnen bommen aanwezig zijn. Dat het een Duits toestel is, is bekend. OPNIEUW DWARS door het meer dan Maar welk type precies weet men niet. drie meter hoge riet en vervolgens via hen, plus twee geografische hermafro- ze van excuus aan de narigheid met het dieten en een vermoedelijk omgekochte 4.I?fterdarn~R1:'nkanaalherinneren. Dat d„,, 11 lijkt meer op „unconditional surrender" ...v... obotter dammer, zich ernstig al te cm- dan op het vlot hanteren van het dodelij- Enkele officieren speuren ijverig op de half gereed gekomen wegen worden we hl dit vraagstuk hebben verdiept, ke wapen der satire. En als men dan stukken metaal naar het registratieplaat- naar een derde wrak gebracht. Het ligt hetgeen tenslotte heeft geleid tot de een- een Prachtig stuk van Bas Roodnat zelf Zodra zij een paar letters bespeu- half op de kant van een brede vaart, te ij_ je. stemmige conclusie: „Rotterdam is niet ren, word de loep erbij gehaald. Op het voorschijn gekomen bij het graven van dit ÏV j; nog heel goed te herkennen instrumenten- water. De greppelploeg komt nog al eens diverse argumentaties van te lezen krijgt over de herbouw van de St. Laurens, een stuk dat elk serieus docu mentair boekwerk over Rotterdam zou sie- "«5, utti 5ucu te uci ncimcii ïuau uniciiicu- o* 1 vv.uo 111] 7 numviuuiu oiv- paneel wordt een rood plaatje onderkend. zon verongelukt toestel tegen. En mensen deze schokkende stelling zijn, gebun- ren, dan begint men zich wantrouwig af Vlug de loep erboven En wat speeksel die de draineerbuizen leggen, stoten er ook deld door Bas Roodnat en aardig ge- te vraSen: zi.in de schrijvers van deze erbij om de klei te verwijderen. „Vorsich- weieens op. Zo worden er nog steeds nieu- iUustreerd door Peter van Straaten in bundel die vóórgeven Rotterdam in zijn tig beim Gasgeben! Ladedruck steigt we wrakken ontdekt. Maar niet alle voor i hemd te willen zetten, soms omgekocht schnell! leest de vinder hardop. Hetgeen de bergingsploeg onbekende exemplaren uitgeverij „ue door het Rotterdamse grootkapitaal? Zijn I i_i TT-r I< O Tl fin l<tl in f l-tnn 7-7. „i 7D\ U 1_ i. een ander bitter doet opmerken: „Die jon- 'iggen onder de grond verborgen. „Weten gens werden in één week tijd tot oorlogs- Ju Hie dat er daar en daar ook eentje ligt?" vlieger opgeleid. Er waren er genoeg ten- vroegen polderjongens onlangs aan ser- slotte". geant Hinssen. „Je moet maar eens bij die en die boer vragen". TERWIJL DE BERGERS verder graven, „Klopt zei even later de betrokken boer. Rotterdam te maken heeft is fors in rijdt een militaire vrachtwagen ons dwars „Het ding ligt er al drie jaar. We dachten geleid. De één verwijst naar de „mooie, denkbaar zijn door de onmetelijke rietvelden van deze dat het niet belangrijk was". terecht gekoesterde vete' die tussen jongste Nederlandse polder naar een an- 0 snel mogelijk zal de ploeg zijn krach der wrak. Dat is verleden week uit de ^en °P dit verwrongen toestel gaan probe Bezige Bij in (hoe kan het andershet misschien achterneven van Vosmeer Amsterdam. de Spie, die Amsterdam likken maar Rotterdam dienen? Het zou, gezien de be- HET BOEKJE wordt door de twee over- staande vete en vooral gezien de Rotter- lopers met forse woorden alles wat met damse bekwaamheid om met geld alles gedaan te krijgen, niet zo helemaal on- Hoofd- en Maasstad is opgebloeid en die GELUKKIG STIJGEN Amsterdams pa- hij door middel van deze pennevruchten Pieren weer enigszins tegen het slot, als die brandbommen uitrollen. „We trokken een stuk omhoog en zo rolden ze eruit" Een stevige schop is zij n stuurknuppel. klei omhoog gehaald. Hier kwamen ook ren- De boer heeft geen ogenblik gedacht nog wil aanwakkeren; de ander noemt JooP van Tijn flink van leer trekt te si* hiihet boekje, nog krachtiger, „een bijdrage Sen de kunstpolitiek van de Maasstad en tot het overeind houden van een bonje", daarbij zelfs opzienbarende onthullingen Goed zo, zeggen wij. Er zijn in ons doet over opschriften in de toiletten van land te weinig bonjes van deze soort (en de Rotterdamse Schouwburg. Maar ook te veel van een minder plezierige soort); schijnt toch niet helemaal ontkomen het mooie conflict tussen Haarlem en Eind- te ziin aan de klinkende argumenten van hoven, dat zo bloeddorstig begon, is ook de Veders en de Verolmes, want „de stoe- al in sentimentele snikken en omhelzin- len bn die schouwburg) zitten fijner dan gen geëindigd. Laten we dus in de <vete in de Stadsschouwburg in Amsterdam en tussen IJ en Rotte nog lang het Hol- bel uitzicht op het toneel is overal voor- lands heldenvuur brandende houden, op- treffelijk zodat men maar éénmaal naar dat het nog aanwezig moge zijn als we elk stuk hoeft te gaan", een dolksteek in straks misschien weerstand moeten bie- de rug waarmee het Leidseplein het voor den aan verraderlijke, bijvoorbeeld Friese, l°Pig kan doen. Het slot van het boekje agressie. maakt echter weer veel goed (voor Am- sterdam), want Han Lammers durft de WAT DAT BETREFT begint het boek- bewoners van Europa's grootste havenstad je wel aardig. Nico Polak doet met zijn tenminste rondborstig voor „een stelletje bijdrage „Jazeker, Rotterdam bij nacht", euromasten" uit te schelden (hetgeen ze. een hier en daar goed geslaagde poging terecht, een vies woord vinden) en maakt >m de Maasstad tegen de schenen te schop- zich tenslotte van heel Rotterdam af met oen op een zo luchthartige manier dat elke de vervloeking „Je kan me de Cool sjnge- rechtgeaarde Maasstedeling er nlezier in len"! Dat is mannetaal en dus zowel Amster- als Rotterdam waardig. et rosse uitgaansleven in Rotterdam (fragment van en der boekillustraties van Peter van Straalen) zal hebben. Maar daarna wordt de lec tuur steeds degelijker en het is een be kend feit dat men met degelijke lectuur MAAR ALLES BIJEEN genomen is de geen bonjes in stand kan houden, laat bundel toch wel wat te zwaar op de hand men kunnen veronderstellen dat de Am- taan aanwakkeren. Zelfs twee zulke ge- om Rotterdam, hetzij op satirische, iro- sterdammers het misschien beter aan Rot- •enommeerde humoristen onder de Am- nische of alleen maar komische wijze, terdammers hadden kunnen overlaten de wit! aut®urs als H„en- efn hak te zetten. Als het niet bijna vele zwakke plekken van hun eigen stad Knap en Evert Werkman doen hier hun als majesteitsschennis zou klinken, zou door een humoristische btil te bekijken. DE KABOUTER ontkent of aarzelt te geloven, de poppenspeler-dichter zoekt en ontdekt en herkent achter de begoochelen de schijn de betoverende werkelijkheid. Is het de vlinderachtige Violet, dansende op de horizon als een kleurige luchtspiegeling, die in de melancholie van de herfst, in de eenzaamheid van regen en nacht, met een viool- en bassleutel de poorten opent van een wereld in de wereld? Is er de list van een tovenaar aan een koninklijk hof voor nodig, om de speelzieke danseres Arora te leren zien als de verlokking van de schijn? Verjaagt de kapiteinsdochter Edith, die de wereld intrekt om het schoonste van alle maskers te zoeken en terugkeert met niets dan haar lieflijk gezicht, de leugen uit het leven? Of is het waar dat het le ven even schoon en even bedriegelijk is als men het zien en dromen wil? Verschil lende keren in deze raamvertelling ver werpt de grote tovenaar Agatolle, Floret- te's vader en tevens Bulthuis' ironische criticus, het verhaal. Pas de reële men senliefde schenkt de zegen van Florette's kus, ontvangen in de droom van een pop penspeler, die daarmee zijn burgerlijk be roep verliest, maar zijn kunstenaarsroe ping dat wil zeggen: de zin van zijn leven aanvaardt. WIE ALS Bulthuis eens door de poppen speler werd bespeeld is voor goed in zijr macht: „hij zal achter mij aanlopen er zich tranen lachen. En eens komt de tijc dat ik mee lach om ons beider avon turen": de kleine comedie in de grote De fantasie van Bulthuis als proza-avon- tuur heeft haar gevaren, ik zal het niet ontkennen. Maar ook heeft ze een eigen wetmatigheid, die men des te meer gaat waarderen als men deze tekst leest zoals ze aanvankelijk onbewust, in deze be werking met vaster hand in toom gehou den, is bedoeld: als inspirerend verhaal voor de poppenspeler. Want dat deze Noc turne „echt speelbaar" is er werden dan ook fragmenten vertolkt als poppen spel lijdt voor de auteur geen twijfel. En evenmin is het twijfelachtig dat Bult huis voor de goede lezer geen „fantasti sche vertelling schreef, maar een eerlijk dagboek". Ik ben blij dat deze betoverde spinnen na dertien jaar weer in de litte raire nacht hun werk doen, in een herscha pen gedaante. Er is thans een redelijke kans dat Rico Bulthuis gelezen en erkend zal worden als een uniek schrijver, in wie het poppenspel tot woord wordt. Misschien zou dan ook de taal wat beter verzorgd zijn geweest, want in Amster dam schijnt men niet te weten dat „sa menscholen" niet de verleden tijd van „samenschuilen" is, dat men van een ge meentebestuur niet kan schrijven: „zij weet wel dat zij niet wakker hoeft te liggen.en dat het geen Nederlands is, te zeggen: „Een stad als Rotterdam is een van de boeiendste steden die ik ooit heb gezien". Ook zal het menigeen verbazen, te lezen dat vooral oudere be zoekers van de Rotterdamse Schouwburg in de pauze „cacke met rozijnen" eten. Maar misschien moet je daar nu nét weer een Rotterdammer voor zijn, om op zulke slakken zout te leggen. DE SCHRIJVERS van „Rotterdam is niet niks" hadden het zich overigens ge makkelijker kunnen maken als zij een voorbeeld hadden genomen aan de bon digheid van een Amerikaanse plattelands burgemeester, namelijk de mayor" van het stadje „Amsterdam" (spreek uit: Emsterdèm) in de staat New York, een plaats met ruim dertigduizend inwoners. Toen een Nederlandse toerist die edel achtbare heer eens vertelde dat hij, na een kort bezoek aan diens bloeiende ge meente, ook een kijkje wilde gaan ne men in het wat zuidelijker gelegen en nog veel kleinere „Rotterdam" (spreek uit: Rotterdèm) antwoordde de „mayor" kort maar krachtig met wat in Neder landse vertaling zou luiden: „Zonde van je tijd, man; Rotterdèm is niks".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 11