Elke Ag
ena
GECULTIVEERD LAND BEVALT HET
NEDERLANDSE REEWILD UITSTEKEND
ELNA
„Bespaar onze kinderen de
aanblik van naakte dieren"
TANTE PATENT EN DE SOF
PANDA EN DE MEESTERSCHATGRAVER
m
C
Fa. B. ENGELENBERG
Ons vervolgverhaal
door Grete Dölker - Rehder
(Vertaald uit het Deens)
Hollandse graven nu
weer in Rijnsburg
DONDERDAG 16 AUGUSTUS 1962
,,v v,. r
OFFICIëLE VERKOOP SIKKENS LAKKEN
l-"V: 'V
,FESTO" SCHUURMACHINES
„Zware jongen" won
zijn gewicht in goud
8)
Een hele tijd lang keek Eike zo
omhoog naar de hoge toren. Toen
liet ze haar hoofd zakken. En zo in
zichzelf verzonken en met bijna ge
sloten ogen, liep ze langzaam voor de
tweede maal weer het duin op.
Deze keer zag Bertien Flor haar
onmiddellijk. Hij had het houweel al
weer neergelegd en stond besluiteloos
voor de lage huisdeur, zoals hij ook
eerst had gestaan, toen Eike hem
zag. Maar hij zag er niet meer zo
slordig en smerig en haveloos uit als
enkele ogenblikken geleden. Mis
schien was hij toch geen beest, zelfs
geen zuiplap. Misschien was hij al
leen maar een arme oude man, die
netjes zijn werk deed en door nie
mand verzorgd werd.
Hij schrok zichtbaar, toen hij
Eike zag, die staan bleef toen hij
haar zo vreemd aanstaarde. Hij
zei geen woord, maan hief zijn hand
even op, en dat beschouwde Eike
maar als een wenk. Deemoedig en
gehoorzaam ging ze naar hem toe
en zei zacht én schuw, de kinderogen
vol vertrouwen naar hem opgericht.
„Goedendag, Bertien Flor. Ik ben
Eike Agena. Boer Haulsen heeft me
gestuurd. Ik moet je komen helpen"
Toen hief hij zijn armen op,
schudde afwerend zijn beide handen,
draaide zich op en stapte terug naar
zijn huis, de deur stevig achter zich
dichttrekkend. Daar stond Eike nu.
Daar stond ze in de zon en in de
wind en keek naar de buitenkant van
de groene huisdeur.
Al het bloed was haar naar het
hoofd gestegen. Ze wist van verle
genheid niet, wat ze doen moest. Als
ze gezien had, dat Bertien in zijn
keuken, gebukt achter de verdroogde
geraniums naar haar stond te loe
ren, dan zou ze waarschijnlijk zo ge
schrokken zijn, dat ze voor de twee
de maal rechtsomkeert gemaakt had
en nu voorgoed. Maar ze keek niet
naar het raam, ze zag alleen naar
de deur, in de verwachting dat die
weer open zou gaan.
Groen was die deur geverfd, en
met eenvoudig houtsnijwerk versierd.
Een oud jaartal stond erop en
daaronder een naam „Tönis". En
onder die naam stond, in scheve en
ongelijke letters gesneden: „Vuurto
renwachter". Wat een mooie naam,
dacht ze, Tönis, het klinkt zo vrien-»
delijk, ik zou graag een zoon willen
hebben, die Tönis heet. Maar deze
Tönis moet een heel eenvoudig mens
geweest zijn. Had hij maar één
naam? Heette hij alleen maar Tö
nis? En wist hij niet, dat hij niet
eens mooi kon schrijven? Och, die
arme, man was hij even eenzaam
geweest als Bertien hier? Had hij
geen vrouw die voor hem zorgde?
Boos dacht Eike: als ze hier een
man neerzetten, om voor de vuur
toren te zorgen, moeten ze er ook
een vrouw heensturen, om voor de
man te zorgen. En ze vermande zich,
legde haar harid op de klink, opende
de deur en ging het huis binnen.
Ze kwam in een klein donker por
taal. Toen opende ze een deur aan
haar rechterhand en stond in de
keuken. De keuken was leeg, want
Bertien Flor, die haar binnen had
zien komen, was door de kamer naar
zijn beesten gelopen de geiten, de
varkens en de paar kippen die hij
bezat.
Hij luisterde een ogenblik of ze
hem volgde. Maar toen alles stil
bleef, greep hij zijn mestvork en be
gon de stal uit te mesten. Hij werk
te met een woedende energie. Als ze
al mocht komen: hij was niet thuis
hij was aan het werk, hij was niet
te spreken.
Wat moest dat kind hier eigenlijk?
Hem helpen? De Haulsens waren niet
goed bij hun hoofd. Een vrouw had
hij nodig, en dat had hij Hannis
gezegd. Een vrouw, maar geen kind,
niet zo'n klein tenger wezentje.
Wat moest hij met haar, oude
smerige kerel die hij was, hier aan
de witte Knee, ver van alle mense
lijk leven?
Hij zette de mestvork tegen de
muur en keek omlaag naar zijn
broek en zijn schoenen, die vuil wa
ren en vol mest. Toen hief hij zijn
hoofd weer op en luisterde scherp.
Wat was dat? Wat gebeurde daar?
Hij hoorde zulke vreemde geluiden.
In gebogen houding sloop Bertién
Flor naar de kamerdeur en legde er
zijn oor tegenaan.
Het meisje werkte! Hij hoorde, dat
ze zijn pannen aan het schuren was.
Dat was wel wat, ja, dat kon hij
wel gebruiken. De pannen waren van
onderen zo vol met roest en van
binnen zo vol met aangebrande spijs-
resten, in dikke lagen op elkaar, dat
het lang duurde voor er iets in
kookte, en dat hij al sinds lang niet
meer wist hoe goede koffie of niet
aangebrande soep smaakte.
Bertien schudde nadenkend zijn
hoofd en lachte zacht voor zich heen.
Wat nu? Als ze werkte, dan kon hij
haar gebruiken, dat was duidelijk.
Maar pijnlijk, heel pijnlijk was het
voor een verliederlijkte oude man
als hij was, met zo'n jong ding te
moeten optrekken.
Wat moest hij met haar doen?
Goedendag. Bertien Flor, had ze
bem gezegd.
Hij zou toch eindelijk ook weieens
goedendag tegen haar moeten zeg
gen.
Bertien wist van verlegenheid niet
wat hij doen moest, achter de deur.
Hij keek weer omlaag en schaamde
zich. Lang en grondig krabde hij
zich achter zijn oor. Toen kreeg hij
een idee. Hij slofte over de kleine
donkere deel naar buiten en liep
naar de pomp, die daar onder het
overhangende strodak stond. Hij
pompte een emmer vol helder water,
rukte zich de vuile gescheurde kle
ren van het lijf tot hij spiernaakt
in de wind stond, greep toen een
stuk zeep en een borstel, die voor
zeldzaam voorkomend gebruik op
een uitstekend stuk muur lagen en
zette een meedogenloze reinigingsar-
beid in.
Rood als een kreeft, nog nat en
rillend sloop Bertien daarna, als een
grappige kobold, naar de kamer te
rug en legde zijn oor weer tegen de
deur. Werkte het meisje nog wel?
Het was helemaal stil. Zou ze weer
weggegaan zijn. Een man ging zich
toch niet helemaal voor niets wassen.
Maar daar wat was dat? Er klonk
jestommel in de mooie kamer, een
zwaar geluid alsóf er iets verschoven
werd. Ja, nu kon hij het beter ho
ren, het klonk alsof het domme kind
de sofa uit de kamer naar de keu
ken verplaatste. Hoe kwam ze erbij?
Die meid deed maar, alsof ze hier
thuis was. Ja, zo ging dat, als een
kind zich met je zaken liet bemoeien.
Een kind doet nu eenmaal domme
dingen.
Bertien ging de kamer binnen, en
omdat hij nog altijd met schuivende
geluid hoorde, liep hij door naar de
keuken. Dat hij nog naakt was,
had hij volkomen vergeten. Hij was
er te zeer aan gewend, alleen te zijn
en te kunnen doen en laten wat
hij wilde Hij keek om zich heen.
Daar zag hij, dat het meisje be
gonnen was, met alle ramen wijd
open te zetten, zodat de muffe kamer
met frisse lucht doorstroomd werd
Hij zag ook, dat ze daarna de half
dode geraniums, die hij als voedsel
zo nu en dan met een scheut koffie
of een restje soep begoot, vers water
had gegeven en dat ze daarna het
vuur had aangemaakt in de haard,
die ze grondig had schoongemaakt.
En toen had ze blijkbaar zand naar
binnen gehaald en zijn pannen ge
schuurd. Wat ze verder nog gedaan
had, zag hij niet meer. Hij zag en
voelde alleen nog maar een grote hel
derheid, warmte en goedheid om zich
heen, een gevoel, dat misschien al
leen maar van de zon kwam, die toe
vallig op hem scheen maar dat voor
hem uitsluitend door dat jonge meisje
veroorzaakt was, dat onbewust al die
krachten in zijn huis opnieuw had
opgewekt, waarnaar hij al zo lang
verlangde.
(Wordt vervolgd)
Het reewild heeft betrekkelijk weinig
last van de zich nog steeds uitbreidende
ontginning van onbebouwd gebied. Het
blijkt zich thuis te voelen in cultuurland
schappen en toont een groot aanpassings
vermogen. Na de laatste oorlog waar
in döor „wilde jachten" veel slachtoffers
onder de reeën werden gemaakt werd
het aantal reeën geleidelijk groter. Hun
aantal steeg zo sterk, dat men zich zor
gen begon te maken over de schade,
die zij aan de land- en bosbouw toe
brachten. Bovendien breidde het ree
zijn woongebied uit. Het nam droog
gelegde delen van de vroegere Zuider
zee in bezit. En er is reden om te ver
wachten, dat die ondernemende dieren
ook veroveringsneigingen zullen hebben
met betrekking tot de gebieden, die na
de voltooiing van het Delta Plan droog
gevallen zullen zijn.
ALLE NATUURVRIENDEN en land
schapskenners zijn het er over eens, dat
het ree een waardevolle „stoffering" is
van het Nederlandse landschap. Het is
dus geen wonder, dat jagers en natuur
vrienden de vergroting van de reeënstand
een verheugend verschijnsel achten. De
landbouwers zijn wat minder opgetogen.
Gelukkig kodden dank zij verstandig over
leg reeds tal van problemen uit de weg
worden geruimd. Zo is de jacht tegen
woordig uitstekend geregeld. Dit is voor
alle betrokkenen en dus ook voor de
reeën van veel belang. Een goede
controle op de wildstand en een selec
tief afschot maken het mogelijk de va
derlandse reeënstand kwantitatief op een
juist pe'il en kwalitatief goed te houden.
Niet slechts de jager, ook de toerist en
vakantiegangers kan veel vreugde aan
hel reewild beleven.
WIE GRAAG REEWILD in de natuur
wil zien, doet er verstandig aan, een
jachtopziener of andere deskundige te
vragen, hem op een tocht door het veld
te vergezellen. Dan is men zeker van een
metgezel, diehet veld kent, en weet,
waar het wild zich bevindt. Maar ook
wie zich niet kan verzekeren van deskun
dige leiding, maakt een goede kans om
onopgemerkt reeën te bespieden. Wil men
„zien zonder gezien te worden", dan is
het echter wel zaak om enige voorzor
gen te treffen. In de zomermaanden staat
het wild veelal in hooiland of korenvel
den. Vroeg in de ochtend, tegen het einde
van de middag en omstreeks het sche
meruur kan men de dieren dag in dag
uit op de zelfde plaatsen zien „uittreden"
(uit dekking komen). Ook wat tijd betreft
is het ree stipt. Het heeft een vaste dag
indeling, die slechts gedurende de bronst
tijd van begin juli tot half augustus
een beetje ongeregeld is. In die periode
kan men reewild soms ook op onver
wachte tijden en plaatsen zien.
WIE ZORGT, dat hij geen lawaai
maakt, de wind in het gezicht houdt en
op de paden blijft, heeft een redelijke
kans op succes. „Op de paden blijven"
moge wat vreemd klinken, maar het is
geenszins een vreemd advies. Onze er
varing leerde ons, dat'het wild gewend
is aan mensen, die op de paden lopen.
Advertentie
Zwitserss
precisie- naaimachine
ENGEL, Gr. Houtstr. 181, Haarlem
Het ree lijkt verschil te» maken tussen
een „onschuldige wandelaar" en een
„sluiper buiten de paden".
Ziet men in de verte een stuk wild
staan, dan is het zaak, onmiddellijk te
„bevriezen. Het oog van een ree kan
namelijk één bepaald voorwerp in zijn
omgeving niet scherp zien. De geringste
beweging daarentegen merkt het onmid
dellijk op. Als iemand onbeweeglijk blijft
en het ree hem niet kan ruiken, gaat
het dier gewoonlijk door met zijn be
zigheden. Staat het in hoog gras, bijvoor
beeld in een hooiland, te grazen („la-
veien"'noemt de jager dat), dan kunnen
wij zonder bezwaar een stuk dichterbij
komen. Als het dier de kop in het gras
steekt, kan het ons immers niet zien!
Van die gelegenheden kunnen wij ge
bruik maken om telkens een paar meter,
zonder het minste gerucht te maken na
tuurlijk, te naderen.
Kent men het terrein een beetje en
weet men, waar en hoe laat het wild
uittreedt, dan kan men de reeën ook
opwachten. Het* beste doet men dat op
een „hoogzit" of „kansel", een platform
een paar meter boven de grond, dat spe
ciaal bestemd is voor de bespieding van
wild. Natuurlijk heeft men voor het ge
bruik van zo'n „hoogzit" toestemming van
de eigenaar nodig.
IN HET VOORJAAR vinden wandelaars
vrij dikwijls een of twee reekalveren, die,
door hun moeder verlaten, ergens in bos
of beemd liggen. Inderdaad zijn die kalf
jes door hun moede; verlaten, maar.
niet voor goed! De grootste fout, die
men kan maken, is zo'n diertje mee naar
huis te nemen. Men berooft dan de
reeënmoeder van haar kroost en boven
dien velt men dan bijna zeker een dood
vonnis. Weinig dingen zijn namelijk zo
moeilijk als een ree te verzorgen of groot
te brengen. Na zo'n vondsTkan mên ver
reweg het besje de vindplaats zo snel
mogelijk verlaten.
Wie hoort, dat iemand zo'n kalfje mee
naar huis heeft genomen, handelt goed,
als hij de vinder poogt te bewegen om
het diertje naar de vindplaats terug te
brengen. Het is dan tien tegen één, dat
de moeder het zal terugvinden. Teruggave
aan de moeder schijnt zelfs mogelijk te
zijn in gevallen, dat het kalfje al ge
ruime tijd in mensenhanden is geweest.
Men hoort vrij vaak beweren, dat
„mensenlucht" aan het kalf het moeder-
dier zou afschrikken. Deze opvatting is
puur verdichtsel, een sprookje, waaraan
iedere feitelijke grondslag ontbreekt!
SAN FRANCISCO (Reu
ter) Clifford Prout, voor
zitter van de Amerikaanse
„Vereniging tot het Tegen
gaan van de Naaktheid der
Dieren", heeft in de dieren
tuin van San Francisco ge
poogd zijn denkbeelden te
verwezenlijken. Onder het
gejuich van grote aantallen
schoolkinderen ondernam
hij, door twee medewerkers
geholpen, pogingen om her
ten, geiten en andere kleine
dieren van kleren te voor-
„San Francisco is een mo
reel rampengebied. Dieren
behoren zich als mensen te
gedragen en zij moeten
voldoende gekleed gaan.
Naakte dieren leveren ge
vaar voor het verkeer op,
want autobestuurders wor
den vaak afgeleid doordat
hun blikken van de weg
afdwalen naar naakte stie
ren, hengsten, beren (man
netjesvarkens) en rammen
in velden waar zij langs
rijden", aldus Prout.
De voorvechter van het
bevorderen van de zedelijk
heid onder de dieren ver
klaarde verder, dat zijn
vereniging veertigduizend
leden telt. Zij beschikt over
een legaat van vierhon
derdduizend dollar. De erf
later heeft bepaald dat dit
geld binnen tien jaar moet
zijn besteed.
De vereniging beschikt
over drie volledig gesalari
eerde medewerkers, die de
Verenigde Staten rondrei
zen met spandoeken, waar
op staat: „Spaar onze kin
deren voor de aanblik van
naakte dieren" en „fatsoen
nu betekent zedelijk gedrag
morgen".
Volgens de „San Francis
co Chronicle" heeft de „Ver
eniging tot het Tegengaan
van de Naaktheid der Die
ren" bikini's voor paarden,
halve onderrokken voor
koeien en korte broeken
voor reuen en andere kleine
dieren ontworpen.
Een reekalfje wordt door zijn moeder
wel eens korte tijd alleen gelaten.
Mensen die zo'n diertje dan vinden
en het mee naar huis nemen weten
niet dat het uiterst moeilijk is het in
leven te houden.
Advertentie
Doelstraat 3? - Haarlem - Tel. 1SÏ32
Deze, wat het uiterlijk betreft, nogal
ongebruikelijke watertoren is onlangs
verrezen in het district van Celle,
Hannover in Duitsland. De toren is
veertig meter hoog en twintig meter
in omtrek. Er worden nog meer Soort
gelijke torens in de Duitse Bonds
republiek gebouwd.
De zoete poes is eigenlijk een zoete ka
ter maar „zoete kater" klinkt zo gek en
het vrouwtje zegt beslist „zoete poes",
want haar kater. Michael genaamd, heeft
haar een bom duiten opgeleverd. Dit
kwam zo: Twee maanden geleden heeft
de 61-jarige mevrouw Rose Harrington,
deelgenomen aan een wedstrijd, uitge
schreven door een Engelse fabrikant van
een nieuw soort kattenvoer. De deelne
mers moesten een onderschrift bij een fo
to maken en de eerste prijs zou het ge
wicht var) zijn of haar poes of kater in
goud zijn.
De foto toonde een kat, die door een
raam begerig zat te gluren, naar een nest
jonge katjes, die bezig waren zich aan
het nieuwe kattenvoer tegoed te doen.
Mevrouw Harrington won. De kattenvoer-
mensen wogen haar kater Michael en de
schaal sloeg door bij 3,712 kg. De fabri
kanten betaalden mevrouw Harrington,
die 61 jaar is, 2.000 pond sterling (meer
dan 20.000.-). Dat vonden ze wel genoeg
„Nu ga ik voor mezelf een auto kopen",
zei mevrouw Harrington „en Michael
krijgt een verguld etensbakje".
Hoe het door mevr. Harrington ingezon
den onderschrift luidde vermeldt de ge
schiedenis niet.
In de loop van dit voorjaar heeft dr. B
K. S. Dijkstra in Groningen het onderzoek
afgesloten ter identificatie van de in 1949
en 1951 in de voormalige abdij voor adel
lijke benedictinessen in Rijnsburg aange
troffen stoffelijke resten van leden van
het Hollands gravenhuis.
Op 14 Augustus 1962 zijn deze stoffelijke
resten waaronder die van de graven
Floris de Vierde (12101234), Floris de
Vijfde (1254—1296) en Jan de Eerste (1284
1299) teruggebracht naar Rijnsburg.
Dit geschiedde in zestien notarieel verze
gelde osteotheken, waarin men beenderen
pleegt te versturen. Zij werden door de
zorgen van het gemeentebestuur van Rijns
burg voorlopig bijgezet binnen de voorma
lige gemeentelijke oudheidkamer, op een
tiental meters van de oorspronkelijke vind
plaats. Men is nu in afwachting van het
gereedkomen van het door de bemoeienis
sen van „Stichting Gedenkteken Graven
van het Hollandse Huis te Rijnsburg", te
stichten monument.
Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp
88. Mevrouw Jansen had het oude vaatwerk waar-
n zij gerst stampte, even in de steek gelaten om
iaar man achterna te rennen die een volstrekt onbe
kende dame het park insleurde, iets wat de trouwe
echtgenote niet kon dulden. Toen Mr. Doodle aan
kwam rijden zag hij Keesje staan die de wacht hield
over het antieke vat „Is dat te koop7" vroeg Mr
Doodle in het Engels. Keesje keek hem onnozel
aan en zweeg. „Hier", zei Mr. Doodle en gaf Kees
je een dollar, terwijl hij zonder omslag de vaas
op z'n schouder nam. Keesje knikte dolgelukkig.
Een dollar voor een karweitje. DAT was het ware
werk, vond hij. En Mr. Doodle neuriede blij. Hij
had een stuk echt antiek. En nergens zijn de Ame
rikanen zo verzot op als op antiek.
17. „Ik acht het mijn plicht hier de leiding te nemen,"
zei de agent ferm. „Dit is een ernstige overtreding van
de hinderwet, zodat streng moet worden ingegrepen. Ik
ga nu allereerst dat boek in veiligheid brengen en dat
felle kleine ventje in een kerker werpen; en u, mijnheer
de waard, wees zo goed intussen die grote lummel nog
even in bedwang te houden!" „Dat komt voor me
kaar!" riep café-houder Brolsma opgewekt, terwijl hij
zijn greep op de grommende lsengrim verstevigde. Zo
dra Panda op straat kwam begon hij de agent alles uit
te leggen. „Ik heb dat boek echt zelf in de bibliotheek
geleend en die valse lsengrim heeft het van me gesto
len. zei hij, maar zijn geleider luisterde nauwelijks
naar hem. „Het is heel belangwekkend wat ge me daar
vertelt, baasfee," zei deze, „maar wees zo goed mij even
te verschonen. Deze uniform, hoewel elegant van snit,
benart me enigszins, dus ik ga het een en ander ver
schikken". Panda was niet weinig verbaasd, toen de
diender hem hierop losliet en in een duister portiek
verdween. Wat nu? Werd hij ineens vrijgelaten? Zijn
verbazing nam echter nog toe toen een ogenblik later
uit hetzelfde portiek niemand minder verscheen dan.
Joris Goedbloed. „Hé hoe toevallig!" sprak deze.
„Hoe vaart ge"? Maar Panda wierp een blik op de bun
del onder zijn arm, die verdacht veel op een opgevou
wen agentenuniform leek, en alles werd. hem duidelijk.
„Ik had kunnen wéten dat jij het was!" riep hij uit.