FILATELIE
HUBERT EN DE KABELJAUW
6)
1
Dammen
ZATERDAG 18 AUGUSTUS 1962
Erbij
PAGINA VIER
U. G A N D X.
hm#/, iéh jhh nmt x
t
LUXEMBURG. Op 17 september a.s.
zullen twee Europazegels worden uit
gegeven in de waarden 2.50 jr. (licht-
olijf, groenachtig geel en bruinzwart) en
5 jr. (lila, geelachtig groen en bruin
zwart). De zegels vertonen het alge
mene ontwerp voor 1962, gemaakt door
de Luxemburger Lex Weyer, een jonge
boom met negentien bladeren. De op
lage is niet beperkt.
ARGENTINIË. Het vijftigjarig be
staan van de Argentijnse luchtmacht is
onder meer gevierd door de uitgifte
van een postzegel van 2 pesos (rood,
lichtblauw en zwart), waarop een ge
stileerde vliegtuigvleugel in de natio
nale kleuren voorkomt. De oplage be
draagt twee miljoen stuks.
TSJECHOSLOWAKIJE. De Tsjechi
sche posterijen hebben een postzegel
van 1.60 kr. (groen en lichtgeel) het
licht doen zien, die gewijd is aan de
voetbalfinale in Chili 1962. Op de
zegel is een doelverdediger in actie af
gebeeld. Het ontwerp is met uitzonde
ring van de afbeelding van de wereld
bol en het opschrift: Ve Findie CSSR,
gelijk aan de op 5 februari j.l. uitge
geven sportzegel van 1.20 kr.
OOST-DUITSCHLAND. Ter gelegen
heid van de tiende Europese zwem-
kampioenschappen, die van 18 tot 25
augustus in Leipzigworden gehouden,
is een serie van zes waarden in circu
latie gebracht: 5 pf. vrije slag, 10 pf.
rugslag, 20 10 pf. schoonspringen,
25 pf. vlinderslag, 40 pf. schoolslag en
70 pf. waterpolo. De 40 pf. is een „sper-
waarde". De zegels zijn ook in samen
druk verschenen (kleine oplage).
MALEDIVEN EILANDEN. Begin sep
tember zal een serie van acht waarden
worden uitgegeven ter viering van de
vijftiende verjaardag van Unicef, het
internationale kindernoodfonds van de
Verenigde Naties: 2, 6, 10, 15, 25, 50
larees en 1, 5 roepees. Afgebeeld zijn
vier dansende kinderen tegen een ach
tergrond van de wereldkaart. Er zijn
twee ontwerpen, n.l. kinderen uit het
verre en midden-oosten en kinderen
uit Amerika en Europa. De zegels zijn
ontworpen door de Fransman Claude
Bottiau.
JAMAICA. Een serie van vier zegels
is uitgekomen ter gelegenheid van de
opening van de negende Centraal-
amerikaanse en Caraïbische Spelen op
11 augustus j.l. in het nieuwe stadion
te Kingston. De volgende takken van
sport zijn erop in beeld gebracht: ge
wichtheffen, voetbal, boksen en wiel
rennen op de 1 d., duiken, zwemmen,
zeilen en waterpolo op de 6 d., speer
werpen, discuswerpen, polsstokhoog
springen, hordenloop en estafettenloop
op de 8 d. De hoogste waarde, de 2 sh.,
toont het wapen van Kingston en een
gebeeldhouwde figuur van een hard
loper.
DAHOMEY. Op 1 september a.s. zal
een Rode Kruisserie verkrijgbaar wor
den gesteld in de waarden van 5, 20,
25 en 30 fr. De zegels vertonen in het
midden de kaart van Dahomey met de
tekst „Rode Kruis van Dahomey" en
twee verpleegsters tijdens de verzorging
van een zieke en gewonden.
GRIEKENLAND. De Griekse Europa
zegels komen op 17 september a.s. in
omloop. De waarden zijn: 2.50 en 4.50
dr., waarvan de oplage respectievelijk
2Vi miljoen en 2 miljoen exemplaren
bedraagt. De zegels zijn gedrukt in twee
kleuren en ze dragen het algemene
ontwerp voor 1962.
OEGANDA. Honderd jaar geleden
ontdekte John Henning Speke de oor
sprong van de rivier de Nijl te Jinja
op 28 juli 1862. Dit feit is herdacht met
een serie van vier zegels, die alle een
gezicht geven op de Ripon-watervallen,
ontdekt door Speke; links ziet men het
portret van koningin Elizabeth II. De
waarden zijn: 30 c., 50 c., 1 sh. 30 en
2 sh. 50.
Begin september vangt het speelseizoen
voor de wedstrijdbridgers weer aan. De
Nederlandse Bridgebond luidt de gebeurte
nissen in met een groot open internationaal
zomertoemooi, dat op 1 en 2 september in
Den Haag gehouden zal worden; inlich
tingen erover kunt u krijgen bij de ad
ministrateur van de NBB, Emmapark 9,
Den Haag.
In de daarna volgende weken staan er
nog enkele bekerwedstrijden op het pro
gramma en omstreeks oktober beginnen
de langdurige competities voor bridgeparen
en -viertallen. Al deze wedstrijden behoren
feitelijk strikt volgens de officiële spel
regels te worden gespeeld doch in de
praktijk laat dat nog wel eens wat te
wensen over. Het is geen geheim, dat zelfs
in verenigingen die bij de NBB zijn aan
gesloten, de onwetendheid op het gebied
van spelregels en spelmanieren ontstellend
groot is. Niet alleen bij de spelers, doch
vaak ook bij de bestuurders en wedstrijd
leiders, die beter behoorden te weten.
Bridgen volgens de spelregels is in Ne
derland geen populaire zaak maar al te
vaak wenst men vergissingen en dergelijke
te corrigeren onder de beeldspraak, dat
men niet met het mes op tafel wenst te
spelen.
Toch is goed en aangenaam wed-
strijdbridge alleen maar mogelijk, als
men zich althans aan de belangrijkste spel
regels nauwkeurig houdt. Er is nu een
maal een verschil tussen een partijtje met
pa en moe thuis en een toernooi of com
petitie om prijzen of kampioenschappen.
Mag men bij het partijtje schaak thuis,
de blunder die de partij direct zou be
slissen door „terugzetten" ongedaan ma
ken als men een schaakwedstrijd speelt
is dat onmogelijk. Waarom zou het in wed-
strijdbridge anders zijn? Waarom zou men
daar aan zichzelf of aan de tegenpartij
straffeloosheid moeten toekennen, als er
voor de beurt wordt geboden, verzaakt
wordt of een andere ernstige over
treding van de spelregels wordt begaan?
Goed wedstrijdbridge spelen, betekent
niet alleen dat men goed biedt en goed
speelt; het betekent óók, dat men géén
slordigheden of overtredingen begaat. Als
men drie sans slecht afspeelt gaat men
down als men verzaakt bij het spelen is
dat een fout die óók slagen kan kosten.
Daar de gemiddelde bridgespeler nauwe
lijks bereid is in bridge te studeren, kan
men helemaal niet van hem verwachten,
dat hij bereid is de uitgebreide en nogal
droge lectuur van de spelregels ter hand te
nemen. Degenen die moeten zorgen, dat
het wedstrijdbridge *óch goed en prettig
verloopt, zijn dan ook in deggerste plaats
de clubbesturen en de wedstrijdleiders. Zij
hebben een bridge-opvoedende taak, waar
van het belang voor het wedstrijdbridge
niet hoog genoeg kan worden aangeslagen.
Het is feitelijk de plicht van iedere ver
eniging, om aan het begin van het wed-
strijdseizoen in het clubblad, dan wel per
circulaire, dan wel per korte bespreking
op één der eerste clubavonden van het
nieuwe seizoen, alle leden in te lichten
over wat mag en wat niet mag.
Het is helemaal niet nodig, daartoe het
gehele spelreglement te behandelen, doch
enkele van de meest belangrijke punten
moeten bepaald aan de orde worden ge
steld. Enkele van deze punten noem ik
voor de beurt bieden, verzaken, verplich
tingen de wedstrijdleider te roepen, recht
van protest, de weigevoeglijkheid. Óver al
deze punten ontstaat jaar in jaar uit in
allerlei Nederlandse clubs geharrewar
en ik stel thans, dat het de clubbesturen
zijn die véél van dit onaangenaams kunnen
voorkomen dóór de leden goede voorlich
ting te geven.
Natuurlijk moeten deze bestuurderen dan
ook enige deskundigheid bezitten en zij
kunnen de elementaire kennis reeds op
doen door zich bij de NBB aan te schaffen
het boekje „Spelregels voor wedstrijd
bridge". De bagatel die het kost 1,50),
voorkomt vele uren van ergernis en ver
gaderen over onaangename kwesties.
Ook hier geldt het gulden woord voor
komen is beter dan genezen.
H. W. Filarski
Bridge vraag dezer week:
Zuid: ♦AH59 10 94OH754-7432
Oost gever, niemand kwetsbaar, paren
wedstrijd. Biedverloop: oost 1 schoppen
zuid pas west pas noord doublet
oost pas zuid 1 Sansatout west pas
noord 2 ruiten oost pas zuid 3 rui
ten OW passen verder noord 3 har
ten wat moet zuid doen?? Antwoord
elders op deze bladzijde.
Scherper is wel 4) Pc3, waarna dc4: leidt
tot de zogenaamde Noteboomvariant. Na
de tekstzet kan zwart met f7-f5 geraken
tot de Slavische Stonewall. Mogelijk is ook
Pf6, waarna wit Pbd2 kan proberen. Maar
zwart heeft heel andere plannen; hij stelt
Pf6 bewust uit om de gebruikelijke varian
ten te vermijden. 4)Pb8-d7. 5) Pbl-c3
a7-a6.
Hoe kan wit profiteren van zwarts on
gewone opstelling? De systematicus is ge
neigd aan te nemen, dat een dergelijke op
zet kan worden weerlegd. En het is dus
begrijpelijk dat wit tracht, met zijn vol
gende zet het „gat" op b6 te accentueren.
6) c4-c5 De witte gedachtengang is
logisch, maar toch legt de gekozen zet de
grondslag voor het verlies. 6) e6-e5!
De juiste reactie. 7) b2-b4 e5-e4. 8) Pf3-d2
g7-g6. 9) f2-f3 Wit onderschat zijn
stelling. Met dit ondermijnen van de zwar
te pionnenfalanx had hij moeten wachten
tot na de rochade. 9) f7-f5. 10) f3xe4
f5xe4. Nu is het voor wit reeds moeilijk
om tot rocheren te komen. 11) Pd2-b3
Pg8-h6! Alles zeer doelbewust gespeeld;
zwart houdt de mogelijkheid Dh4t in petto
en posteert zijn paard zodanig, dat het
eventueel via g4 of f5 kan ingrijpen. 12)
g2-g3 Rf8-g7. 13) Rfl-g2 0-0. Het falen van
de witte opbouw is nu wel duidelijk ge
worden. Wit kan niet kort rocheren en de
rochade aan de lange kant is weinig aan
trekkelijk, omdat wit juist aan d i e zijde
met een pionnenopmars zou moeten ageren.
14) Rcl-d2
Zwart: MARWITZ (aan zet)
^OOOOOOOOOOOOOOOODOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOC
^XXXXXJOOOOCOOOOOOOOOOCOOCOOCOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCOO
m
Zwart: 2, 6, 7, 8, 9, 20, 30.
Wit: 11, 17, 27, 29, 38, 39, 43, 45.
Wit speelt en forceert de winst.
No 2. Zwart: 8, 9, 10, 11, 26, 37. Wit: 22,
28, 30, 32, 39, 41, 45. Wit wint door: 1) 32-27
37x46. 2) 27-21 46x35. 3) 45-40.
No 3. Zwart: 7, 8, 9, 19, 24, 27, 29. Wit:
30, 36, 38, 40, 41, 42, 50. Zeer geestig is de
winst met het volgende dwangspel.
1) 40-34 29x40. 2) 36-31 27x47. 3) 38-33
47x29, 4) 50-45 24x35. 5) 45x1.
No 4.
>^xx>ooooocoooooocoooocoooocooccocoooooocooccoocoocooooco
X>OOCODCOCOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOC
Wit: VAN DEN BERG
Hoe kan zwart van zijn voordeel gebruik
maken? Na het voor de hand liggende Pf6
kan wit tot 0-0. Marwitz vindt hier de
waarlijk schitterende sleutelzet. 14)
Ph6-g4!I Dit stukoffer moest nauwkeurig
berekend worden. Zie 14) Dg4: Pe5I! en
dan:
a) 15) Ddl? Pd3t benevens Tf2 mat.
b) 15) De2 Rg4 met tenminste verovering
van de witte dame.
c) 15) Dh4 Rf6. 15) Dh6 Rg5 of 15) Df4
Pd3f. beide malen met damewinst. In arren
moede besluit wit daarom, het offer te
weigeren. 15) Ddl-e2Nu leidt 15)
Pf2. 16) 0-0 tot niets. Maar er volgt een
nieuwe verrassing. 15) Pd7-e5ü Op
nieuw voortreffelijk gespeeld. Er dreigt
onder meer Pd3f of Tf2. 16) d4xe5 Pg4xe5.
Zwart is nu een stuk tegen een pion achter,
maar hij beschikt over onpareerbare drei
gingen zoals Rg4 of Pd3| plus Tf2. 17)
Thl-fl Rc8-g4 en wit capituleerde, daar
zijn dame verloren gaat. De tussenzet 18)
Tf8:f Df8: baat niet Zie 19) Dfl (f2) Pd3f
enz.
Zonder meer een juweeltje, dat terecht
de schoonheidsprijs Hoogovens 1946 ver
wierf. (Slot volgt).
Mr. Ed. Spanjaard
Zwart: 11, 13, 19, 24, 31, 35, 36.
Wit: 25, 27, 34, 38, 39, 47, 50.
Het eindspel: zwart 19 en 13; wit stuk
op 6. Wit wint.
No 5.
^OCOOCOCOOCOOOOOOCOOOCOOOOOOOOOOOOOCOCOCCCOOCOOOOOOOCCQ
Voor liefhebbers van het damspel die
niet in de gelegenheid zijn aan toernooien
of clubwedstrijden deel te nemen is het
wedstrijddammen per brief mogelijk.
De Nederlandse Correspondentieclub
maakt het mogelijk dat de deelnemers in
contact komen met dammers in Rusland,
Canada, Italië, Frankrijk, Marokko en an
dere landen. Het is voor Haarlem een hele
eer dat twee Haarlemmers, namelijk de
heren G. Zeeuwe en A. Douma aan het
toernooi om het wereldkampioenschap in
september gaan deelnemen.
Het adres voor opgave van deze pen-
damclub is: P. Hovingh, Jan Voerman
straat 68, Amsterdam W. III.
Dat er zeer fraaie en diepgaande partij-
afwikkelingen zich kunnen voordoen in
het briefspel blijkt uit het volgende.
5000000<X50000000000000000000000000000CXXXX500000000000000
0000000000000000000000000O0Ö00000OD000000000O0O00003O30C
Zwart: 9, 12, 13, 18, 19, 26.
Wit: 28, 29, 31, 38, 39 en 47.
Voor de no 4 en 5 geldt: wit speelt en
wint.
B. Dukel
(Oplossingen en correspondentie te zen
den aan het adres van de damredacteur
B. Dukel, Wijk aan Zeeërweg 125,
IJmuiden).
Niet iedereen weet, dat het gedeelte
„Openingen" van de „Losbladige Schaak-
berichten" vrijwel geheel wordt samenge
steld door drs. C. B. van den Berg. Onder
de supervisie van dr. Euwe verzamelt Van
den Berg alle belangrijke openingsgegevens
uit de gehele wereld, waar hij de essentie
uit peurt, welke hij dan weer verwerkt in
de 14-daagse uitgave: de „Losbladige",
welke thans in meerdere talen verschijnt
en door alle topschakers van de U.S.A. tot
de U.S.S.R. worden bestudeerd. Van den
Berg heeft hier een dagtaak aan en is er
wel zo ongeveer de grootste openingsken
ner van ons land door geworden.
De lezer zal zich afvragen waarom wij
dit vermelden in een artikel over onze
stadgenoot Marwitz. Het antwoord geeft
onderstaand partijtje, waarin de Haarlem
mer de Amsterdamse schaakmeester ge
heel overspeelt.in de opening! De
vruchten van de Haarlemse strategie wor
den reeds in het begin van het middenspel
geplukt: twee paardoffers, scherp be
rekend, doen Van den Berg, met wit nota
bene, reeds na 17 zetten capituleren. Een
van de fraaiste miniatuurpartijen welke
wij ooit zagen.
Wit: Van den Berg. Zwart: Marwitz
Half-Slavisch
1) d2-d4 d7-d5. 2) c2-c4 c7-c6. 3) Pgl-f3
e7-e6. 4) e2-e3
Di prnwr. itu>-
l»6ELE6D0n^ï»>
ftm#/. Ww/.
ooooooooooooooooooooooooooooooooocooooooooooooocoooooooc
Zwart: 3, 6, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 16, 18, 19,
23, 24, 26.
Wit: 27, 28, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 42,
43, 47, 48, 49.
Zwart aan zet speelde de minder goede
positiezet 8-12. Wit lokte de foutzet uit
met 2) 47-41 24-29. 3) 33x24 19x30. 4) 28x17
11x31. 5) 35x24 31-36. 6) 34-29 36x47. 7)
37-31 26x28. 8) 38-33 47x38 en wit won met
43x1.
Voor probleemliefhebbers volgen hier
vijf geestige vraagstukken van Russische
problemisten.
Het zijn alle miniatuurtjes om voor het
bord, dus zonder de stukken te verplaat
sen, op te lossen.
•uapjoM a; uuBjaojj
jsuiojflinjaAEiJf fld }3iajp ua uaqqaq jjbbjj
-joia uaa sjqoajs jbz paoou uajjeq jaiA si
juBqsu aj, -uassed Stjsnj pinz ueq paoou
uba poq aapasA qja do ua paoou Ciq japjaA
nu j3q piaqqfqapjooMjuBjaA ap uaqqaq
a; Supjqapuaddoqos apaoS TjaaSuee pinz
apauuBBAA uaddoqos aijp sueqj si poq
paoS uag -ufiz ueq unp a; 'paoou uba uaaaA
-Bpi ut jizaq jaq jeep "uagSaz VS
sueqi UB3f pinz jbbui uCiz a; >jea\z oz
jaiu paoou jaaanjuaoae uajaeq aup jajAj
•uajiru aup uba
paap poq apuagipaouiUBB 'apaog jaq pinz
dojBBAA uapoqag uajiru aaMj gijqoiz
-JOOA suaa jbbui jsaaa Rads uaAagag jaq
sjb ufiz aj yaoqaq qjajs oz iaiu lep) VS I
spinz do paoou jjaaq qfqauuayi -uajads
uajBj apjiM uaddoqos uaa jaiu gipnoAuaa
fipieduaga; ap pjoou apauuBBM 'uaAaguec
uajund oi '§uo jaui jads uaa ueq jaq
uapjoA\ pgajagjin qjajs sjb ;aiu qCqaquoads
-joo uoq pueq apjaiA ap ui jajqnop spaoojq
iqaj.iA Jazap SBBJAaJpjjq do pjooAvjuy
- -• "U }t,
1-
- - --1 ?V:\
L .V: :'N",
-s:--
VANDAAG, dacht Hubert, ga ik een
kabeljauw vangen. Een reusachtige ka
beljauw. Een kabeljauw zoals de echte
grote reuzen vroeger opaten op hun ver
jaardagpartijtjes. Zo groot, dat ik hem
zelf natuurlijk niet kan dragen. Ik zal
Tijs met de kar vragen om mij te hel
pen.
Hubert liep naar het schuurtje en
zocht een flinke grote stok uit. Aan het
einde van de stok bond hij een lang stuk
vliegertouw. Dat vond hij toevallig óók
in het schuurtje. Daarna sloeg hij een
spijker krom. Wat een mooie haak was
dat! Hij bond de haak aan het touw.
Nu had hij een fijne hengel. Ik denk
dat die hengel sterk genoeg is voor zo'n
reusachtige kabeljauw, dacht Hubert.
En als die hengel niet sterk genoeg
is, vang ik maar een klein kabeljauw-
tje. Daar is dan niets aan te doen.
Hij haalde uit de broodtrommel in
de keuken oud brood en maakte met
wat wat water deegbolletjes.
„Ik ga vandaag een geweldige kabel
jauw vangen", zei Hubert tegen zijn
moeder. „Zo groot, dat wij hem vast
niet in één keer kunnen bakken. Maar
dat geeft niet. Wij bakken er dan maar
een klein stukje van en een ander stuk
zetten we in 't zout en een ander stuk in
het zuurIn elk geval hoeven we
deze hele week geen eten meer te ko
ken."
Hubert pakte zijn hengel en ging op
weg naar de vijver in het plantsoen.
OP STRAAT kwam hij Fientje tegen.
Dat was een meisje dat tegenover hem
woonde.
„Waar ga je heen, Hubert?" vroeg
Fientje.
„Ik ga vissen", zei Hubert.
„Mag ik mee?" vroeg Fientje.
„Nee", zei Hubert, „nee. Vissen is
geen werk voor meisjes. En als ik nou
op hele kleine visjes ging vissen, dan
was het misschien nog wat. Maar ik ga
een reusachtig grote kabeljauw van
gen. Nee, je kunt beslist niet mee."
Hubert liep verder en Fientje bleef
achter hem aan lopen. Hubert wilde
haar niet meer zien. Hij ging nog even
langs bij zijn vriend Tijs. Tijs had een
prachtige kar gemaakt op het onder
stuk van een oude kinderwagen.
„Ik ga vissen", zei Hubert tegen
hem, „zie je wel, ik heb mijn hengel
bij me. Ik ga een reusachtige kabel
jauw vangen. Wil jij die kabeljauw op
je kar naar mijn huis brengen?"
„Ja, dat is goed", zei Tijs. „Wanneer
moet ik hem komen halen?"
„Als ik hem gevangen heb", zei Hu-
bert, „dat is nogal wiedes."
„Ja, ja", zei Tijs, „ja, natuurlijk."
HUBERT STOND aan de vijver en
hield de hengel stevig in zijn hand. Hij
had de haak met het deeg er aan in
het water gegooid. Hij zette zich
schrap. Hij zag kringetjes in het wa
ter.
Nog even, dacht Hubert, dan bijt ie.
Nog even en hij haalde met een
brede zwaai op. Het enige dat er aan
zijn haak zat waren wat groene slier
ten kroos.
„Wat flauw van die kabeljauw", zei
Hubert „om mij voor de gek te houden.
Bah, wat flauw. Hij heeft mij natuur
lijk gezien. Maar wacht, ik krijg hem
wel."
Hubert liep op zijn tenen naar de
overkant van de vijver. Heel voorzich
tig legde hij de haak met nieuw deeg
er aan in het water.
Toen ging hij op zijn hurken achter
het riet zitten.
Zo ziet hij mij niet, dacht Hubert, zo
denkt hij gewoon, daar ligt een lekker
hapje voor me en dan hapt hij en
dan
Er kwam plotseling geweldig veel be
weging in het water. Hubert sprong op
Ha, daar heb je hem, dacht ie. Het
water spatte naar alle kanten op. En
uit het water uit het water
kwam het hoofd van Fientje te voor
schijn.
„Wat doe je daar nou weer in de
vijver!" riep Hubert kwaad. „Wat
denk je wel! Denk je dat jij een ka
beljauw bent!"
Het gezicht van Fientje stond heel
angstig. Ze was zo, plons, in de vijver -
gevallen. Ze was heel erg geschrokken.
Hubert stak haar de hengel toe en
trok haar aan de wal. Aan alle kanten
droop het water uit haar kleren. En over
haSr schouder lag een lange sliert
kroos.
HUBERT RENDE NAAR Tijs om de
kar te halen.
„Heb je de kabeljauw gevangen?"
vroeg Tijs.
„Ja, duw mij er maar gauw heen",
zei Hubert. Hubert ging in de kar zit
ten en Tijs duwde hem hollend naar de
vijver. „Kijk", zei Hubert, „daar staat
mijn kabeljauw."
„Maar dat is een kabeljauw met
vlechtjes", zei Tijs.
„Ja", zei Hubert, „en met strikjes
in het haar.
Eigenlijk wel een rare kabeljauw hè?"
„En weet je wat het gekke is", zei
Tijs, „die kabeljauw van je lijkt pre
cies op Fientje."
„Je hebt gelijk", zei Hubert, „weet
je wat we doen? We brengen die ka
beljauw maar naar Fientjes moeder.
Die zal er best blij mee zijn.,, En dat
deden ze. Ze zetten Fientje in de kar
en reden haar naar haar moeder.
„HEB JE NIETS gevangen?" vroeg
Huberts moeder, toen Hubert met niets
thuis kwam.
„O. jawel", zei Hubert, „een flinke
kabeljauw. Niet zo groot als ik ge
dacht had, maar toch wel een grote."
„Waar is ie dan?" vroeg Hubert
moeder.
Och", zei Hubert, „ik heb die ka
beljauw maar aan Fientjes moeder ge
geven. Dat is toch wel goed, hè? Ik
bedacht onderweg, dat ik niet eens zo
veel van kabeljauw houd. Nee, ik houd
eigenlijk helemaal niet van kabeljauw.
Ik vind kabeljauwen gewoon vervelend.
Vooral als ze nog op Fientje lijken
ook."
Ferdinand Langen