De romantische wereld van de Portugese „cowboys", de Campinos (Vertaald uit het Deens) door Grete Dölker-Rehder JL NEDERLANDSE PREDIKANT WERKT IN DE KASBAH VAN ALGIERS ^Hoe is het ontstaan?^ TANTE PATENT EN DE SOF PANDA EN DE MEESTERSCHATGRAVER IliSSyS Ons vervolgverhaal WOENSDAG 22 AUGUSTUS 1962 9 - Londense ondergrondse krijgt er een lijn bij Dit woord: GREPPEL EIKE AGENA I 13) Bertiens wangen beefden onder zijn baard. Hij wilde iets zeggen, maar alles wat hem inviel, scheen hem te banaal voor dit ogenblik Daarom zweeg hij. Zo stond hij daar, als haar bescher mer, een beetje over haar heen gebo gen en hij liet haar maar huilen, tot ze weer stil werd. Toen nam hij haar hoofd en haar handen van zijn borst weg, duwde ze zacht van zich af, draai de zich om en wilde naar zijn boot lopen. Maar toen stond hij weer stil. Hij was bang, onderweg de sleutel van de vuurtoren te kunnen verliezen en daarom drukte hij hem in Eike's nog bevende handen. „Eike", zei hij zacht, maar drin gend, „neem dit!" Hij wees naar het huis en voegde eraan toe: „Nooit" en waarschuwend wees hij haar toen op de vuurtoren. Eike begreep zijn wei nig woordenrijke taal al. Maar ook zij kon dit keer geen woord uitbrengen. Ernstig hief ze haar nog vochtige wimpers en knikte. Dat was hem genoeg. Hij wist dat het betekende: mij kun je vertrou wen. En hij vertrouwde haar. Hij ging, groot en lichtgebogen, naar dé waterkant, nam de riemen die op een stellage lagen waar netten gedroogd werden, stapte in de boot, maakte de ketting los en roeide met krachtige slagen over de bocht. Hij zat met zijn gezicht naar haar toe, maar hij wenk te niet, hij knikte niet hij lachte niet naar haar, en hij riep geen enkel woord ten afscheid. Maar zijn ernsti ge stille ogen bleven onafgebroken op haar gericht. Eike liep de weg omhoog, naar huis. Maar op de top van het duin bleef ze weer stilstaan om Bertien na te kij ken. De grote, belangrijke sleutel hield ze met haar beide handen tegen haar borst gedrukt. Ze wist heel goed, wat hij met dat nooit" bedoeld had. Hij vertrouwde haar de sleutel toe, maar hij verbood haar, de vuurtoren ooit zonder hem te betreden. Ze vond dat vanzelfsprekend. De vuurtoren was een zo belangrijke, kostbare en kwestbare installatie! Ze boog haar hoofd en keek Ber tien na, die snel kleiner en kleiner werd. Kinderlijk wijs en diep dacht ze: „Jij zult mijn vader zijn, en ik wil je moeder zijn. Daarmee zijn we dan allebei geholpen!" Bertien Flor roeide over de Her togsbocht. Zijn ogen bleven hangen aan het smalle figuurtje, dat daar zo on beweeglijk op het duin stond en hem nakeek. Hij herkende nog de ernstige uitdrukking in haar ogen, hij zag nog, hoe ze de sleutel tegen haar borst ge drukt hield, toen kon hij haar ogen niet meer onderscheiden, hij zag al leen nog maar haar fladderende rok en haar lichtblonde haar tegen de blauwe hemel, toen zag hij ook dat niet meer. Niets dan een donkere streep zag hij, en ook die streep be woog en verdween helemaal. Het gaf Bertien een steek in zijn hart, toen ook die kleine donkere .streep er niet meer was. Het zou zo mooi geweest zijn, als ze daar was blijven staan, bewegingloos als een held, tot hij weer terugkwam. Eike! Eike Agena. Nu had hij dus een vrouw. Een heel andere, dan hij ooit had durven den ken, het was de jongste, de mooiste,, de liefste en de beste die er op de wereld leefde, en ze was nog flink en vlijtig erbij. Zo'n vrouw had hij niet verdiend, dat was zeker. Als het aan hem gelegen had, zou hij haar weer teruggebracht hebben. Maar ze wilde bij hem blijven Waarom? Hij kon zich niet indenken, dat ze het bij de Haulsens zo slecht had gehad, dat ze in elk geval daar weg wilde. Hannis was weliswaar een lompe vlegel, maar met Moy was toch wel op te schie ten. Neen, hij wilde daar niet aan den ken Hij richtte nu zijn gedachten op het bezoek, dat hij bij de Haulsens ging afleggen. Straks zou hij al in het haventje van Lissum zijn Hij nam zich voor, Moy en Hannis het een en ander te vertellen en dit keer niet spaarzaam met woorden te g zijn. De Haulsens zaten met hun knech- ten en hun meiden al aan het avond- j| eten en Moy had net gezegd, dat Eike e| nu wel gauw zou komen en dat ze be- nieuwd was, wat ze te Vertellen zou hebben toen de deur opening en Bertien Flor binnenkwam. Moy stond haastig op. Vriendelijk se zei ze: „Zo Bertien". Toen keek ze achter hem en vroeg verbaasd: „Ben je alleen gekomen?" Bertien knikte, gaf Hannis zwijgend een hand trok een stoel naar zich toe en ging zit- ten. Moy stond nog steeds op dezelf- de plaats, keek hem verbijsterd aan s= en vroeg, hard en een beetje scherp: „Waar is Eike?" |j De vuurtorenwachter richtte lang- zaam zijn ogen op haar, maakte met zijn hoofd een beweging in onbestem- s de richting en zei: „Die blijft daar". Toen Moy dat hoorde, geraakte ze s in de grootste opwinding, liep met wapperende rokken de kamer rond, B nam de tafel af, joeg de knechten en de meiden naar buiten, liet een grog halen voor de mannen en jam- merde en vroeg daar tussendoor: Wat blijft ze daar? Hoezo blijft j| ze daar? Je kunt toch dat arme kind maar niet direct daar houden? Dat gaat toch niet. Wat moeten de men- sen daar wel van zeggen? Ach, ach j| had ik haar maar niet alleen laten gaan! Maar ik dacht toch dat zo'n s oude man als jij wel verstandig zou zijn. Ik heb haar toch gezegd dat ze vanavond weer terug moest j| komen. Dat wilde ze vast ook wel, ze was altijd zo gehoorzaam. O ja, ik begrijp wel hoe het gegaan is. Ze j| wilde jou niet en toen heb je 'haar eenvoudig gedwongen en in huis op- gesloten. Dat had ik nou toch wer- kelijk niet gedacht, dat je zo'n slech- |j te kerel was. Nu zit ze daar te hui- len en zich de handen te wringen. Nee, wat moet ik nu toch doen? Zal ik haar gaan halen? Gaat dat nog wel met het tij? Dat moest ik toch eigenlijk maar doen. Het arme kind! Ze zou zo nog wel een tijdje door- ES gegaan zijn. Moy was anders wel een verstandige vrouw, ze was alleen j= maar zo opgewonden, omdat de hele h dag haar geweten haar gekweld had, dat ze dat jonge ding zo helemaal |j alleen had laten gaan. Maar ze zweeg plotseling. Want Hannis had |s -plotseling zijn vuist op twfel--laten |j neerkomen en hard gezegd: „Hou op n met die onzin!" B Nu zweeg Moy en keek haar man met open mond aan. Een dergelijke toon was ze niet van hem gewend. Ontnuchterd ging ze tegenover Ber- tien zitten, legde net als de beide mannen haar onderarmen op de ta- s fel en vroeg zuchtend: „Zeg me dan j| tenminste wat er met Eike is?" Bertien keek haar kalm aan. Toen s dwong hij zichzelf te spreken. Het moest immers wel, het kon niet an- ders. Hij zei: „In orde. Laat jullie j| groeten. Jullie moeten bruiloft voor- bereiden. Komt acht dagen tevoren". B Met oren en ogen had Moy aan zijn lippen gehangen. Wat was hij |j goed geschoren. Ze zag het onmid- delijk. Maar: „In orde, zeg je?", zei ze opgewonden. „Dat is toch helemaal niet in orde, dat ze maar gewoon bij je blijft, terwijl jullie nog niet eens getrouwd bent?" Bertien Flor keek langs haar heen, alsof hij in een wijde verte staarde. Hij zei' „Toch wel Heb haar nodig. Ej Eike weet het". =s Moy Haulsen wilde nog proteste- j| ren. Maar toen mengde plotseling Hannis zich bulderend in het ge- sprek. „Maak je daar maar geen zorgen |j over, Moy", zei hij, bijna boos. „Je weet toch dat Bertien een vrouw nodig heeft, hij heeft haar direct nodig. Dat heb ik toch van het be- gin af aan al gezegd. Ik ben blij, dat Eike hem wil. Je bent toch haar moeder niet. Laat de zaak dan ook rustig op zijn beloop". (Wordt vervolgd) HET IS LANGZAMERHAND teel bekend, dat er niet alleen in Amerika cowboys zijn. Overal waar grotere kudden vee worden gevonden vindt men meestal ook cowboys, zij het dat ze anders genoemd worden. We vinden ze in Argentinië, waar ze „gauchos" heten en in Zuid-Frankrijk waar men ze „gar- diens" noemt. In Hongarije op de puszta is hun naam „Csikós" en in Portugal kent men ze als „Campinos". Dit is vermoedelijk wel de minst bekende groep, maar zeker niet omdat ze minder vaardig zouden zijn in het paardrijden of minder hun vak verstaan zouden als koeherder. Verre van dat. Maar het zal wel zijn omdat de pers, de film en t.v. zich nog niet zo nadrukkelijk met hen hebben bezig gehouden. Die middelen van openbaarmaking bepalen zo lijkt het wel of iets belangrijk is of niet. i De Campinos heb ben tot dusver in de vergeten hoek ge zeten. Daarom was dit voor ons gerede aanleiding om te speuren naar meer gegevens. Portugal komt eerst de laatste jaren meer in de be langstelling te staan. De Europese vakan tieganger heeft lang zamerhand zijn pro gramma afgewerkt. Nu komt eindelijk ook Portugal aan de beurt. En men zal er werkelijk geen spijt van hebben. In onze onvolprezen jaartal lenboekjes komen we ze dikwijls tegen, die Portugezen, die het ons zo lastig maak ten, maar die tenslot te ons ook geprikkeld hebben tot grote daden. Waar kan de paardenliefhebber en de ruiter-toerist te recht in Portugal? Om te rijden zo werd mij gezegd moet men naar Estoril gaan, een plaats aan de liefelijke „Costa do Sol". Een vakantieoord bij uitnemendheid. Bij de Jockey Club aldaar kan men paar den huren voor het maken van langere of kortere ritten. Vanuit de bekende toeris tische centra Lisbon, Carcavelos, Estoril, Cascais en Guincho is het per auto of trein èen kwestie van minuten. Alles dus zo'n beetje in de buurt van Kaap Roca, ten westen van Lissabon aan de Atlantische Oceaan, en het westelijkste punt van het vasteland van Europa. MEN KENT in Portugal twee belang rijke gebeurtenissen op ruitergebied, elk met een eigen karakter. Het ene is het feest van Sint Maarten van 1012 novem ber en heeft plaats in Golega in de buurt van Santarem (aan de Taag gelegen, ten noorden van Lissabon). In het gebied van Santarem worden goede paarden gevonden ,en de beste exemplary _kaa_m.cn met. de Sint-Maartensfeesten bewonderen. Voorts is er einde mei, begin juni het internatio nale concours-hippique te Lissabon, alwaar men kan zien wat het restant van de be reden troepen van het Portugese leger waard is in het rijden over hindernissen. Men denke daarover niet gering, want men heeft daar altijd veel aandacht ge schonken aan het terreinrijden volgens de z.g. Italiaanse methode. Ook de bereden troepen van het leger werden op die wijze afgericht. Er is nog wel iets van over: een garde-ruiter-regiment, dat de moeite van het aankijken volop waard is. Er wordt ook te paard gejaagd. De Brit ten hebben het begin vorige eeuw geïn troduceerd, toen zij er waren onder lei ding van de Hertog van Wellington in de strijd tegen Napoleon. De Engelse officie- Het spel met de stier. Hier wordt reeds ontdekt of een stier vechtlust heeft of niet. De speren, welke elke Campino altijd met zich voert, zijn niet scherp. behalve met de auto, ook bereiken per trein. Santarem ligt op 78 km. van Lis sabon en Abrantes, de noordelijkste plaats van de provincie, ligt op 152 km. van de hoofdstad. De kudden vee, welke men daar ziet grazen, behoren aan de landeigenaren ter plaatse. Het zijn niet alleen melkkoeien, maar ook vechtstieren en paarden, welke daar onder toezicht geweid worden. De Campinos berijden inlands* dus Portugese paarden, welke eigendom zijn van de land- en veebezitters. Norma liter wonen de campinos op de erven van de grooteigenaren. DES WINTERS, wanneer er meestal overvloedig regen valt, komen tal van landerijen onder water te staan. Vooral de lagere streken, wanneer de Taag bui ten zijn oevers is getreden. Het vee wordt dan naar hoger gelegen gebieden gebracht. Dat is natuurlijk voor al werk voor de herders. Wanneer de dagen weer gaan lengen en het voorjaar zich aanmeldt vieren de Campinos feest, want dan begint voor hen „het" seizoen weer, het seizoen waar in zij kunnen genieten van de lange, zon nige dagen, van een heerlijke natuur en een milde warmte. Het seizoen, waarin Op de weidevelden aan de boorden van de Taag grazen kudden melkvee, vechtstieren en paarden. Schamele riethutten dienen tot tijdelijke schuil plaatsen voor de Campinos, de her ders van Ribatejo. ren wilden zich op Engelse wijze verma ken en zorgden voor jachthonden. Paar den hadden ze natuurlijk uit hoofde van hun beroep al bij zich en het wild leverde het land zelf op. De meute van Sint Hu- bert bestaat uit foxhounds en is gevestigd te Estoril. Men kan vrij gemakkelijk ge- introduceerd worden. Vele leden van deze „hunt" spreken Engels. TWEE GROTE PROVINCIES van Por tugal houden het paard als rijdier nog hoog in ere Dat zijn Alentejo en het be roemdere Ribatejo, gelegen aan de Taag met als hoofdstad Santarem. Het is welis waar een-hoofdplaats" maar men moet zich daar nu ook weer niet al te veel van voorstellen, want er zijn slechts 2 hotels, 4 restaurants en twee lunchrooms, 7 ga rages, 2 parken, 2 uitzichttorens, 2 musea. Overigens is het een stadje met veel his torie. De Moren hebben het reeds in bezit gehad. Maar om de paarden te zien moet men in het vrije veld daarbuiten zijn. Daar worden talrijke kudden vee gehoed door de „Campinos". Het zijn stoere kerels, kinderen van de vrije natuur en de buiten lucht, waarvan zij het kenmerk op hun gezicht dragen. Zij houden er zoals hun collega's elders hun eigen kledij op na, welke hoogst schilderachtig is. VAN" ALENTEJO is de voornaamste plaats Evora, eveneens een oude vesti ging, waar reeds de Romeinen van wis ten. Middeleeuwse en Moorse overblijf selen kan men er zien. En nu nog even terug naar Ribatejo, want tenslotte zijn daar vooral de Campinos. He' is een der elf provincies van Portugal. Men kan het, si; - •- -> - Een jonge Campino in zijn typische kledij. Het paard, dat hij berijdt, heeft veel weg van de paarden uit de Camargue. Tenminste zó te zien. hun paarden en runderen de winterharen verliezen en glanzend en glimmend zich aftekenen tegen de wijde horizon. Dat kan gebeuren einde mei tijdens de grote jaarmarkt in Santarém, maar ook later in juli in Vila Franca de Xira. De Campinos zijn allen in het bezit van een „pampilho", een soort speer, net als hun collegas de ggrdiens in de Camargue, doch zonder tanden. Die gebruiken zij om het vee op te drijven. Alles bij elkaar een stukje romantische ruiterfolklore dat er wezen mag. Een jaar lang heeft ds. P. van Vliet, gereformeerd predikant en missionair van de gereformeerde kerk van Zuid-Holland-Zuid, gewerkt in het hartje van de Kasbah van Algiers. Op het ogenblik geniet hij in Soestduinen van een wel verdiende rust. tegelijkertijd krachten verzamelend voor een nieuwe arbeids- periode in de Algerijnse hoofdstad. Over enkele weken reist hij namelijk opnieuw al met vrouw en zeven kinderen, met bestemming Algiers. Ds. van Vliet, die van 1951 tot '58 zen dingswerk op Java verrichtte, werd het vo rig jaar door de gereformeerde kerk „uit geleend" aan de „morgenlandzending". Dit zendingsgenootschap is een onderdeel van de „Action Chrétienne en Orient", een in ternationale organisatie die haar zetel in Straatsburg heeft. In deze stad werd men geconfronteerd met de nood onder de in Frankrijk levende Algerijnen, maar men kreeg tevens een beeld van de schrijnen de nood in Algerië zelf. Men besloot een Europees predikant naar Algiers te zenden. Ds. van Vliet verklaar de zich bereid en geassisteerd door een Christen-Arabier, een Zwitserse en een vrouw uit Litauen ving hij zijn werk me dio '61 aan. Zijn arbeidsterrein omvatte behalve een Europese wijk ook de Kasbah. In die eerste dagen trad hij op als pre dikant voor ongeveer 65 Europese gezinnen en startte hij met een moeizame studie van de Arabische taal. Na enige maanden vormde hij een club van Arabische jon geren. Hij gaf de jongens in de leeftijd van 4 tot 15 jaar lessen in handenar beid en vertelde bijbelse en andere ver halen. Los van enige voorwaarde Het werk van ds. van Vliet staat, zo als hij zelf zegt, naast de zorg voor de Europese christenen in het teken van de verkondiging van het evangelie en het bie den van materiële hulp aan de Arabieren, los van enige voonvaarde. Het is, naar zijn mening, beslist geen proselieten-makerij. De Nederlandse predi kant maakte vele vrienden onder de be woners van de Arabische wijk. Zijn moei lijke werk werd nog zwaarder toen de spanningen tussen de bevolkingsgroepen van Algiers toenamen. Ten gevolge van de activiteiten van de OAS stroomden de Al gerijnse bewoners van de gemengde wij ken samen in de Kasbah. De tienduizenden in deze wijk kampten met een gebrek aan ruimte, aan kleding en voedsel. Groot was de armoede, geld werd er niet meer verdiend. Ds. van Vliet heeft hier in die moeilijke maanden op bescheiden schaal hulp trachten te bie den. Voedsel en kleding, verstrekt door de C i m a d e, een internationale protestantse hulporganisatie, deelde hij aan de behoef- tigen uit: Enige weken geleden keerde hij in Ne derland terug. De reis leverde nogal wat moeilijkheden op, schepen en vliegtuigen uit Algerije waren overbezet. Dankzij de hulp van het Nederlands consulaat kreeg het gezin een plaatsje aan boord van een Hollandse coaster, die de familie naar Ge nua bracht. Ds. van Vliet vraagt zich thans af hoe men in een veranderd Al giers volgende maand op zijn komst zal reageren. Hoe zal de nieuwe Algerijnse regering tegenover zijn werk staan? In de akkoor den van Evian is weliswaar vastgelegd, dat ieder de vrijheid moet hebben zijn godsdienst te belijden, maar dit houdt nog niet in dat men het zendingswerk zal toe laten. Een andere vraag is hoeveel Europese christenen er nog in Algiers zijn, die de geestelijke hulp van een predikant behoe ven. Zijn er nog Franse scholen, waar de kinderen van ds. van Vliet onderwijs kun nen volgen? Het zijn alle vragen die het gezin bezighouden. De antwoorden zullen niet lang op zich laten wachten. (Van onze correspondent) LONDEN Londen krijgt er voor het eerst in 55 jaar een lijn van de ondergrond se bij: de Victoria-lijn, die het Victoria- station via de stations Euston en King's Cross met het noordoosten van de stad zal verbinden (eindpunt Walthamstow). De nieuwe lijn, die een lengte krijgt van 16 km en over 6 jaar klaar zal zijn zal (naar men hoopt) de dagelijkse chaos bij het Victoria-station aanzienlijk verminde ren. De aanlegkosten zullen 650 miljoen gulden bedragen. Het achtervoegsel -e 1 vormt zaakna men: hengel bij hangen, klepel bij klep pen, wafel bij weven, greppel bij graven. Eigenlijk betekent greppel dus: het gegravene en vandaar: de sloot. Men bezigt het woord vooral voor de ondiepe uitgraving tussen bouwakkers. Ook de vorm g r e p komt voor en een bijvorm daarvan is groep, een woord dat vooral gebruikt wordt voor de mest- goot in de koestal. Elders is de vorm grebbe in zwang, die vooral bekendheid heeft verworven als de naam van een riviertje op de grens van Utrecht en Gelderland. Daar immers was de voor postenstelling gelegerd die de Grebbe- linie heette en waar in de meidagen van 1940 zo hevig is gevochten. Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp 93. In de cabine van het vliegtuig ontstond pa niek. „Daar heb je 't al" riep een dame. „Dacht ik het niet?. Het vliegtuig wordt gekidnapt. De pi loot wordt bedreigd met een pistool!" Welnee Me vrouw," zei de stewardess met de voorgeschreven moedige glimlach en ze liet de koffiekan vallen. „Rovers, bandieten, kidnappers!" gilde de dame. „Kalm Toos", zei haar man sidderend. „We worden gedwongen naar Brazilië te vliegen," schreeuwde de dame weer, totaal overstuur. „En ik wil niet naar Brazilië. Ik heb Brazilië altijd al zo'n eng land gevonden." „Maar waarom Brazilië, Toos?" vroeg haar man bevend. „Ik wil eruit", schreeuwde een andere heer. Hij stond op en trachtte de deur van het vliegtuig open te trappen, maar gelukkig hield Keesje hem in bedwang met zijn katapult. 22. Panda legde de hele afstand naar het museum in looppas af, en toen hij daar eenmaal was aangekomen begon hij heftig op de zware deur te trommelen. Er moest beslist wel iemand binnen zijn, dacht hij; mis schien niet de directeur zelf, maar dan toch zeker wel een portier of een nachtwaker, want het bestond niet dat al die kostbare schatten hier onbewaakt gelaten werden. En ja hoor na ongeveer vijf minuten werd de deur geopend door de wakkere nachtwaker Rochus van Sokkum. „Wat mot je?" vroeg deze, niet bijzonder vriendelijk. „Er is misschien een inbreker in het ge bouw!" riep Panda op alarmerende toon. „Misschien zelfs wel twéé inbrekers! U moet onmiddellijk het hele museum inspecteren!" „Dat zijn gekke praatjes," meende Rochus, de nachtwaker. „Je mot me niet van mijn werk houden met zulke onzin. Inbrekers! Wie breekt er hier nou in? Wie zou nou iets van deze oude rommel willen stelen?" Hij zou wel anders gepraat hebben als hij geweten had dat op datzelfde ogenblik in een andere vleugel van het gebouw, een kalme figuur de keldertrap op kwam wandelen. „Een voor inbraken uiterst geschikt bouwwerk", mompelde deze. „Dat glijbaantje naar de kolenkelder heeft me goede diensten bewezen Het was trouwens opmerkelijk vrij van gruis en dat doet me vrezen dat misschien iemand het vóór mij gebruikt heeft. Maar dat zullen we dan nog wel merken. O tem pora, o veni vidi. gelijk de Klassieken zo rardig zeiden als zij bedoelden dat men zich geen zorgen voor de tijd moet maken."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 9