De romantische wereld van de
Portugese „cowboys", de Campinos
(Vertaald uit het Deens)
door Grete Dölker-Rehder
JL
NEDERLANDSE PREDIKANT WERKT
IN DE KASBAH VAN ALGIERS
^Hoe is het ontstaan?^
TANTE PATENT EN DE SOF
PANDA EN DE MEESTERSCHATGRAVER
IliSSyS
Ons vervolgverhaal
WOENSDAG 22 AUGUSTUS 1962
9
-
Londense ondergrondse
krijgt er een lijn bij
Dit woord:
GREPPEL
EIKE AGENA
I 13)
Bertiens wangen beefden onder zijn
baard. Hij wilde iets zeggen, maar
alles wat hem inviel, scheen hem te
banaal voor dit ogenblik Daarom
zweeg hij.
Zo stond hij daar, als haar bescher
mer, een beetje over haar heen gebo
gen en hij liet haar maar huilen, tot
ze weer stil werd. Toen nam hij haar
hoofd en haar handen van zijn borst
weg, duwde ze zacht van zich af, draai
de zich om en wilde naar zijn boot
lopen.
Maar toen stond hij weer stil. Hij
was bang, onderweg de sleutel van de
vuurtoren te kunnen verliezen en
daarom drukte hij hem in Eike's nog
bevende handen.
„Eike", zei hij zacht, maar drin
gend, „neem dit!" Hij wees naar het
huis en voegde eraan toe: „Nooit" en
waarschuwend wees hij haar toen op
de vuurtoren. Eike begreep zijn wei
nig woordenrijke taal al. Maar ook zij
kon dit keer geen woord uitbrengen.
Ernstig hief ze haar nog vochtige
wimpers en knikte.
Dat was hem genoeg. Hij wist dat
het betekende: mij kun je vertrou
wen. En hij vertrouwde haar. Hij
ging, groot en lichtgebogen, naar dé
waterkant, nam de riemen die op een
stellage lagen waar netten gedroogd
werden, stapte in de boot, maakte de
ketting los en roeide met krachtige
slagen over de bocht. Hij zat met zijn
gezicht naar haar toe, maar hij wenk
te niet, hij knikte niet hij lachte niet
naar haar, en hij riep geen enkel
woord ten afscheid. Maar zijn ernsti
ge stille ogen bleven onafgebroken op
haar gericht.
Eike liep de weg omhoog, naar huis.
Maar op de top van het duin bleef ze
weer stilstaan om Bertien na te kij
ken. De grote, belangrijke sleutel
hield ze met haar beide handen tegen
haar borst gedrukt.
Ze wist heel goed, wat hij met dat
nooit" bedoeld had. Hij vertrouwde
haar de sleutel toe, maar hij verbood
haar, de vuurtoren ooit zonder hem te
betreden. Ze vond dat vanzelfsprekend.
De vuurtoren was een zo belangrijke,
kostbare en kwestbare installatie!
Ze boog haar hoofd en keek Ber
tien na, die snel kleiner en kleiner
werd. Kinderlijk wijs en diep dacht
ze: „Jij zult mijn vader zijn, en ik
wil je moeder zijn. Daarmee zijn we
dan allebei geholpen!"
Bertien Flor roeide over de Her
togsbocht. Zijn ogen bleven hangen aan
het smalle figuurtje, dat daar zo on
beweeglijk op het duin stond en hem
nakeek. Hij herkende nog de ernstige
uitdrukking in haar ogen, hij zag nog,
hoe ze de sleutel tegen haar borst ge
drukt hield, toen kon hij haar ogen
niet meer onderscheiden, hij zag al
leen nog maar haar fladderende rok
en haar lichtblonde haar tegen de
blauwe hemel, toen zag hij ook dat
niet meer. Niets dan een donkere
streep zag hij, en ook die streep be
woog en verdween helemaal.
Het gaf Bertien een steek in zijn
hart, toen ook die kleine donkere
.streep er niet meer was. Het zou zo
mooi geweest zijn, als ze daar was
blijven staan, bewegingloos als een
held, tot hij weer terugkwam.
Eike!
Eike Agena.
Nu had hij dus een vrouw. Een heel
andere, dan hij ooit had durven den
ken, het was de jongste, de mooiste,,
de liefste en de beste die er op de
wereld leefde, en ze was nog flink en
vlijtig erbij. Zo'n vrouw had hij niet
verdiend, dat was zeker. Als het aan
hem gelegen had, zou hij haar weer
teruggebracht hebben. Maar ze wilde
bij hem blijven Waarom? Hij kon
zich niet indenken, dat ze het bij de
Haulsens zo slecht had gehad, dat ze
in elk geval daar weg wilde. Hannis
was weliswaar een lompe vlegel, maar
met Moy was toch wel op te schie
ten.
Neen, hij wilde daar niet aan den
ken Hij richtte nu zijn gedachten op
het bezoek, dat hij bij de Haulsens
ging afleggen. Straks zou hij al in
het haventje van Lissum zijn
Hij nam zich voor, Moy en Hannis
het een en ander te vertellen en dit
keer niet spaarzaam met woorden te g
zijn.
De Haulsens zaten met hun knech-
ten en hun meiden al aan het avond- j|
eten en Moy had net gezegd, dat Eike e|
nu wel gauw zou komen en dat ze be-
nieuwd was, wat ze te Vertellen zou
hebben toen de deur opening en
Bertien Flor binnenkwam.
Moy stond haastig op. Vriendelijk se
zei ze: „Zo Bertien". Toen keek ze
achter hem en vroeg verbaasd: „Ben
je alleen gekomen?" Bertien knikte,
gaf Hannis zwijgend een hand trok
een stoel naar zich toe en ging zit-
ten. Moy stond nog steeds op dezelf-
de plaats, keek hem verbijsterd aan s=
en vroeg, hard en een beetje scherp:
„Waar is Eike?" |j
De vuurtorenwachter richtte lang-
zaam zijn ogen op haar, maakte met
zijn hoofd een beweging in onbestem- s
de richting en zei: „Die blijft daar".
Toen Moy dat hoorde, geraakte ze s
in de grootste opwinding, liep met
wapperende rokken de kamer rond, B
nam de tafel af, joeg de knechten
en de meiden naar buiten, liet een
grog halen voor de mannen en jam-
merde en vroeg daar tussendoor:
Wat blijft ze daar? Hoezo blijft j|
ze daar? Je kunt toch dat arme kind
maar niet direct daar houden? Dat
gaat toch niet. Wat moeten de men-
sen daar wel van zeggen? Ach, ach j|
had ik haar maar niet alleen laten
gaan! Maar ik dacht toch dat zo'n s
oude man als jij wel verstandig
zou zijn. Ik heb haar toch gezegd
dat ze vanavond weer terug moest j|
komen. Dat wilde ze vast ook wel,
ze was altijd zo gehoorzaam. O ja,
ik begrijp wel hoe het gegaan is. Ze j|
wilde jou niet en toen heb je 'haar
eenvoudig gedwongen en in huis op-
gesloten. Dat had ik nou toch wer-
kelijk niet gedacht, dat je zo'n slech- |j
te kerel was. Nu zit ze daar te hui-
len en zich de handen te wringen.
Nee, wat moet ik nu toch doen? Zal
ik haar gaan halen? Gaat dat nog
wel met het tij? Dat moest ik toch
eigenlijk maar doen. Het arme kind!
Ze zou zo nog wel een tijdje door- ES
gegaan zijn. Moy was anders wel een
verstandige vrouw, ze was alleen j=
maar zo opgewonden, omdat de hele h
dag haar geweten haar gekweld had,
dat ze dat jonge ding zo helemaal |j
alleen had laten gaan. Maar ze
zweeg plotseling. Want Hannis had |s
-plotseling zijn vuist op twfel--laten |j
neerkomen en hard gezegd: „Hou op n
met die onzin!" B
Nu zweeg Moy en keek haar man
met open mond aan. Een dergelijke
toon was ze niet van hem gewend.
Ontnuchterd ging ze tegenover Ber-
tien zitten, legde net als de beide
mannen haar onderarmen op de ta- s
fel en vroeg zuchtend: „Zeg me dan j|
tenminste wat er met Eike is?"
Bertien keek haar kalm aan. Toen s
dwong hij zichzelf te spreken. Het
moest immers wel, het kon niet an-
ders. Hij zei: „In orde. Laat jullie j|
groeten. Jullie moeten bruiloft voor-
bereiden. Komt acht dagen tevoren". B
Met oren en ogen had Moy aan
zijn lippen gehangen. Wat was hij |j
goed geschoren. Ze zag het onmid-
delijk. Maar: „In orde, zeg je?", zei
ze opgewonden. „Dat is toch helemaal
niet in orde, dat ze maar gewoon bij
je blijft, terwijl jullie nog niet eens
getrouwd bent?"
Bertien Flor keek langs haar heen,
alsof hij in een wijde verte staarde.
Hij zei' „Toch wel Heb haar nodig. Ej
Eike weet het". =s
Moy Haulsen wilde nog proteste- j|
ren. Maar toen mengde plotseling
Hannis zich bulderend in het ge-
sprek.
„Maak je daar maar geen zorgen |j
over, Moy", zei hij, bijna boos. „Je
weet toch dat Bertien een vrouw
nodig heeft, hij heeft haar direct
nodig. Dat heb ik toch van het be-
gin af aan al gezegd. Ik ben blij,
dat Eike hem wil. Je bent toch haar
moeder niet. Laat de zaak dan ook
rustig op zijn beloop".
(Wordt vervolgd)
HET IS LANGZAMERHAND teel bekend, dat er niet alleen in Amerika
cowboys zijn. Overal waar grotere kudden vee worden gevonden vindt men
meestal ook cowboys, zij het dat ze anders genoemd worden. We vinden ze in
Argentinië, waar ze „gauchos" heten en in Zuid-Frankrijk waar men ze „gar-
diens" noemt. In Hongarije op de puszta is hun naam „Csikós" en in Portugal
kent men ze als „Campinos". Dit is vermoedelijk wel de minst bekende groep,
maar zeker niet omdat ze minder vaardig zouden zijn in het paardrijden of
minder hun vak verstaan zouden als koeherder. Verre van dat. Maar het zal wel
zijn omdat de pers, de film en t.v. zich nog niet zo nadrukkelijk met hen hebben
bezig gehouden. Die middelen van openbaarmaking bepalen zo lijkt het wel
of iets belangrijk is of niet. i
De Campinos heb
ben tot dusver in de
vergeten hoek ge
zeten. Daarom was
dit voor ons gerede
aanleiding om te
speuren naar meer
gegevens. Portugal
komt eerst de laatste
jaren meer in de be
langstelling te staan.
De Europese vakan
tieganger heeft lang
zamerhand zijn pro
gramma afgewerkt.
Nu komt eindelijk
ook Portugal aan de
beurt. En men zal er
werkelijk geen spijt
van hebben. In onze
onvolprezen jaartal
lenboekjes komen we
ze dikwijls tegen, die
Portugezen, die het
ons zo lastig maak
ten, maar die tenslot
te ons ook geprikkeld
hebben tot grote
daden. Waar kan de
paardenliefhebber en
de ruiter-toerist te
recht in Portugal?
Om te rijden zo
werd mij gezegd moet men naar Estoril
gaan, een plaats aan de liefelijke „Costa do
Sol". Een vakantieoord bij uitnemendheid.
Bij de Jockey Club aldaar kan men paar
den huren voor het maken van langere of
kortere ritten. Vanuit de bekende toeris
tische centra Lisbon, Carcavelos, Estoril,
Cascais en Guincho is het per auto of trein
èen kwestie van minuten. Alles dus zo'n
beetje in de buurt van Kaap Roca, ten
westen van Lissabon aan de Atlantische
Oceaan, en het westelijkste punt van het
vasteland van Europa.
MEN KENT in Portugal twee belang
rijke gebeurtenissen op ruitergebied, elk
met een eigen karakter. Het ene is het
feest van Sint Maarten van 1012 novem
ber en heeft plaats in Golega in de buurt
van Santarem (aan de Taag gelegen, ten
noorden van Lissabon). In het gebied van
Santarem worden goede paarden gevonden
,en de beste exemplary _kaa_m.cn met. de
Sint-Maartensfeesten bewonderen. Voorts
is er einde mei, begin juni het internatio
nale concours-hippique te Lissabon, alwaar
men kan zien wat het restant van de be
reden troepen van het Portugese leger
waard is in het rijden over hindernissen.
Men denke daarover niet gering, want
men heeft daar altijd veel aandacht ge
schonken aan het terreinrijden volgens de
z.g. Italiaanse methode. Ook de bereden
troepen van het leger werden op die wijze
afgericht. Er is nog wel iets van over:
een garde-ruiter-regiment, dat de moeite
van het aankijken volop waard is.
Er wordt ook te paard gejaagd. De Brit
ten hebben het begin vorige eeuw geïn
troduceerd, toen zij er waren onder lei
ding van de Hertog van Wellington in de
strijd tegen Napoleon. De Engelse officie-
Het spel met de stier. Hier wordt
reeds ontdekt of een stier vechtlust
heeft of niet. De speren, welke elke
Campino altijd met zich voert, zijn niet
scherp.
behalve met de auto, ook bereiken per
trein. Santarem ligt op 78 km. van Lis
sabon en Abrantes, de noordelijkste plaats
van de provincie, ligt op 152 km. van de
hoofdstad.
De kudden vee, welke men daar ziet
grazen, behoren aan de landeigenaren ter
plaatse. Het zijn niet alleen melkkoeien,
maar ook vechtstieren en paarden, welke
daar onder toezicht geweid worden.
De Campinos berijden inlands* dus
Portugese paarden, welke eigendom
zijn van de land- en veebezitters. Norma
liter wonen de campinos op de erven van
de grooteigenaren.
DES WINTERS, wanneer er meestal
overvloedig regen valt, komen tal van
landerijen onder water te staan. Vooral
de lagere streken, wanneer de Taag bui
ten zijn oevers is getreden.
Het vee wordt dan naar hoger gelegen
gebieden gebracht. Dat is natuurlijk voor
al werk voor de herders.
Wanneer de dagen weer gaan lengen en
het voorjaar zich aanmeldt vieren de
Campinos feest, want dan begint voor
hen „het" seizoen weer, het seizoen waar
in zij kunnen genieten van de lange, zon
nige dagen, van een heerlijke natuur en
een milde warmte. Het seizoen, waarin
Op de weidevelden aan de boorden
van de Taag grazen kudden melkvee,
vechtstieren en paarden. Schamele
riethutten dienen tot tijdelijke schuil
plaatsen voor de Campinos, de her
ders van Ribatejo.
ren wilden zich op Engelse wijze verma
ken en zorgden voor jachthonden. Paar
den hadden ze natuurlijk uit hoofde van
hun beroep al bij zich en het wild leverde
het land zelf op. De meute van Sint Hu-
bert bestaat uit foxhounds en is gevestigd
te Estoril. Men kan vrij gemakkelijk ge-
introduceerd worden. Vele leden van deze
„hunt" spreken Engels.
TWEE GROTE PROVINCIES van Por
tugal houden het paard als rijdier nog
hoog in ere Dat zijn Alentejo en het be
roemdere Ribatejo, gelegen aan de Taag
met als hoofdstad Santarem. Het is welis
waar een-hoofdplaats" maar men moet
zich daar nu ook weer niet al te veel van
voorstellen, want er zijn slechts 2 hotels,
4 restaurants en twee lunchrooms, 7 ga
rages, 2 parken, 2 uitzichttorens, 2 musea.
Overigens is het een stadje met veel his
torie. De Moren hebben het reeds in bezit
gehad.
Maar om de paarden te zien moet men
in het vrije veld daarbuiten zijn. Daar
worden talrijke kudden vee gehoed door
de „Campinos". Het zijn stoere kerels,
kinderen van de vrije natuur en de buiten
lucht, waarvan zij het kenmerk op hun
gezicht dragen. Zij houden er zoals hun
collega's elders hun eigen kledij op na,
welke hoogst schilderachtig is.
VAN" ALENTEJO is de voornaamste
plaats Evora, eveneens een oude vesti
ging, waar reeds de Romeinen van wis
ten. Middeleeuwse en Moorse overblijf
selen kan men er zien. En nu nog even
terug naar Ribatejo, want tenslotte zijn
daar vooral de Campinos. He' is een der
elf provincies van Portugal. Men kan het,
si;
-
•- -> -
Een jonge Campino in zijn typische
kledij. Het paard, dat hij berijdt,
heeft veel weg van de paarden uit de
Camargue. Tenminste zó te zien.
hun paarden en runderen de winterharen
verliezen en glanzend en glimmend zich
aftekenen tegen de wijde horizon.
Dat kan gebeuren einde mei tijdens de
grote jaarmarkt in Santarém, maar ook
later in juli in Vila Franca de Xira.
De Campinos zijn allen in het bezit van
een „pampilho", een soort speer, net als
hun collegas de ggrdiens in de Camargue,
doch zonder tanden. Die gebruiken zij om
het vee op te drijven.
Alles bij elkaar een stukje romantische
ruiterfolklore dat er wezen mag.
Een jaar lang heeft ds. P. van Vliet, gereformeerd predikant en missionair van
de gereformeerde kerk van Zuid-Holland-Zuid, gewerkt in het hartje van de
Kasbah van Algiers. Op het ogenblik geniet hij in Soestduinen van een wel
verdiende rust. tegelijkertijd krachten verzamelend voor een nieuwe arbeids-
periode in de Algerijnse hoofdstad. Over enkele weken reist hij namelijk opnieuw
al met vrouw en zeven kinderen, met bestemming Algiers.
Ds. van Vliet, die van 1951 tot '58 zen
dingswerk op Java verrichtte, werd het vo
rig jaar door de gereformeerde kerk „uit
geleend" aan de „morgenlandzending". Dit
zendingsgenootschap is een onderdeel van
de „Action Chrétienne en Orient", een in
ternationale organisatie die haar zetel in
Straatsburg heeft. In deze stad werd men
geconfronteerd met de nood onder de in
Frankrijk levende Algerijnen, maar men
kreeg tevens een beeld van de schrijnen
de nood in Algerië zelf.
Men besloot een Europees predikant naar
Algiers te zenden. Ds. van Vliet verklaar
de zich bereid en geassisteerd door een
Christen-Arabier, een Zwitserse en een
vrouw uit Litauen ving hij zijn werk me
dio '61 aan. Zijn arbeidsterrein omvatte
behalve een Europese wijk ook de Kasbah.
In die eerste dagen trad hij op als pre
dikant voor ongeveer 65 Europese gezinnen
en startte hij met een moeizame studie
van de Arabische taal. Na enige maanden
vormde hij een club van Arabische jon
geren. Hij gaf de jongens in de leeftijd
van 4 tot 15 jaar lessen in handenar
beid en vertelde bijbelse en andere ver
halen.
Los van enige voorwaarde
Het werk van ds. van Vliet staat, zo
als hij zelf zegt, naast de zorg voor de
Europese christenen in het teken van de
verkondiging van het evangelie en het bie
den van materiële hulp aan de Arabieren,
los van enige voonvaarde.
Het is, naar zijn mening, beslist geen
proselieten-makerij. De Nederlandse predi
kant maakte vele vrienden onder de be
woners van de Arabische wijk. Zijn moei
lijke werk werd nog zwaarder toen de
spanningen tussen de bevolkingsgroepen
van Algiers toenamen. Ten gevolge van de
activiteiten van de OAS stroomden de Al
gerijnse bewoners van de gemengde wij
ken samen in de Kasbah.
De tienduizenden in deze wijk kampten
met een gebrek aan ruimte, aan kleding
en voedsel. Groot was de armoede, geld
werd er niet meer verdiend. Ds. van Vliet
heeft hier in die moeilijke maanden op
bescheiden schaal hulp trachten te bie
den. Voedsel en kleding, verstrekt door de
C i m a d e, een internationale protestantse
hulporganisatie, deelde hij aan de behoef-
tigen uit:
Enige weken geleden keerde hij in Ne
derland terug. De reis leverde nogal wat
moeilijkheden op, schepen en vliegtuigen
uit Algerije waren overbezet. Dankzij de
hulp van het Nederlands consulaat kreeg
het gezin een plaatsje aan boord van een
Hollandse coaster, die de familie naar Ge
nua bracht. Ds. van Vliet vraagt zich
thans af hoe men in een veranderd Al
giers volgende maand op zijn komst zal
reageren.
Hoe zal de nieuwe Algerijnse regering
tegenover zijn werk staan? In de akkoor
den van Evian is weliswaar vastgelegd,
dat ieder de vrijheid moet hebben zijn
godsdienst te belijden, maar dit houdt nog
niet in dat men het zendingswerk zal toe
laten.
Een andere vraag is hoeveel Europese
christenen er nog in Algiers zijn, die de
geestelijke hulp van een predikant behoe
ven. Zijn er nog Franse scholen, waar de
kinderen van ds. van Vliet onderwijs kun
nen volgen? Het zijn alle vragen die het
gezin bezighouden. De antwoorden zullen
niet lang op zich laten wachten.
(Van onze correspondent)
LONDEN Londen krijgt er voor het
eerst in 55 jaar een lijn van de ondergrond
se bij: de Victoria-lijn, die het Victoria-
station via de stations Euston en King's
Cross met het noordoosten van de stad zal
verbinden (eindpunt Walthamstow).
De nieuwe lijn, die een lengte krijgt van
16 km en over 6 jaar klaar zal zijn zal
(naar men hoopt) de dagelijkse chaos bij
het Victoria-station aanzienlijk verminde
ren. De aanlegkosten zullen 650 miljoen
gulden bedragen.
Het achtervoegsel -e 1 vormt zaakna
men: hengel bij hangen, klepel bij klep
pen, wafel bij weven, greppel bij
graven. Eigenlijk betekent greppel dus:
het gegravene en vandaar: de sloot.
Men bezigt het woord vooral voor de
ondiepe uitgraving tussen bouwakkers.
Ook de vorm g r e p komt voor en een
bijvorm daarvan is groep, een woord
dat vooral gebruikt wordt voor de mest-
goot in de koestal. Elders is de vorm
grebbe in zwang, die vooral bekendheid
heeft verworven als de naam van een
riviertje op de grens van Utrecht en
Gelderland. Daar immers was de voor
postenstelling gelegerd die de Grebbe-
linie heette en waar in de meidagen van
1940 zo hevig is gevochten.
Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp
93. In de cabine van het vliegtuig ontstond pa
niek. „Daar heb je 't al" riep een dame. „Dacht
ik het niet?. Het vliegtuig wordt gekidnapt. De pi
loot wordt bedreigd met een pistool!" Welnee Me
vrouw," zei de stewardess met de voorgeschreven
moedige glimlach en ze liet de koffiekan vallen.
„Rovers, bandieten, kidnappers!" gilde de dame.
„Kalm Toos", zei haar man sidderend. „We worden
gedwongen naar Brazilië te vliegen," schreeuwde
de dame weer, totaal overstuur. „En ik wil niet
naar Brazilië. Ik heb Brazilië altijd al zo'n eng land
gevonden." „Maar waarom Brazilië, Toos?" vroeg
haar man bevend. „Ik wil eruit", schreeuwde een
andere heer. Hij stond op en trachtte de deur van
het vliegtuig open te trappen, maar gelukkig hield
Keesje hem in bedwang met zijn katapult.
22. Panda legde de hele afstand naar het museum in
looppas af, en toen hij daar eenmaal was aangekomen
begon hij heftig op de zware deur te trommelen. Er
moest beslist wel iemand binnen zijn, dacht hij; mis
schien niet de directeur zelf, maar dan toch zeker wel
een portier of een nachtwaker, want het bestond niet
dat al die kostbare schatten hier onbewaakt gelaten
werden. En ja hoor na ongeveer vijf minuten werd
de deur geopend door de wakkere nachtwaker Rochus
van Sokkum. „Wat mot je?" vroeg deze, niet bijzonder
vriendelijk. „Er is misschien een inbreker in het ge
bouw!" riep Panda op alarmerende toon. „Misschien
zelfs wel twéé inbrekers! U moet onmiddellijk het hele
museum inspecteren!" „Dat zijn gekke praatjes,"
meende Rochus, de nachtwaker. „Je mot me niet van
mijn werk houden met zulke onzin. Inbrekers! Wie
breekt er hier nou in? Wie zou nou iets van deze oude
rommel willen stelen?"
Hij zou wel anders gepraat hebben als hij geweten
had dat op datzelfde ogenblik in een andere vleugel
van het gebouw, een kalme figuur de keldertrap op
kwam wandelen. „Een voor inbraken uiterst geschikt
bouwwerk", mompelde deze. „Dat glijbaantje naar de
kolenkelder heeft me goede diensten bewezen Het was
trouwens opmerkelijk vrij van gruis en dat doet me
vrezen dat misschien iemand het vóór mij gebruikt
heeft. Maar dat zullen we dan nog wel merken. O tem
pora, o veni vidi. gelijk de Klassieken zo rardig zeiden
als zij bedoelden dat men zich geen zorgen voor de
tijd moet maken."