Elke vogel zingt zoals Mj gebekt is,
maar wat „zegt" hij no eigenlijk wel
JA.
JA...
ïi^;
PUZZEL NUMMER 1
TANTE PATENT?.
s
sfT
y
(Vertaald uit het Deens)
door Grete Dölker-Rehder
INTERESSANT ONDERZOEK NAAR BETEKENIS EN
FUNCTIE VAN DE „TALEN" ONZER ZANCVOCELS
Gezongenduels
/^Hoe is het ontstaan?^
PANDA EN DE MEESTERSCHATGRAVER
16
lü
Ons vervolgverhaal
JA...
ZATERDAG 1 SEPTEMBER 1962
11
IEDERE VOGELSOORT is aan zijn gezang te her
kennen. Het gezang is specifiek voor de soort en heeft
grote betekenis voor het instandhouden van de soort.
Vogels zingen dan ook voornamelijk om een partner
te zoeken. Daarom zingen in het voorjaar en tijdens
de zomermaanden meestal alleen de mannetjes. Zij, die
nog geen vrouwtje hebben gevonden, zingen veel meer
dan zij, die al hebben gepaard. Een vogelmannetje
zoekt om te beginnen een gebied uit, waar zijn toe
komstig wijfje kan gaan broeden. Hij zingt dan om
eventuele concurrenten uit „zijn" gebied weg te hou
den. Zoiets dus van „denk er om, dit is mijn domein en
wee je gebeente als je hier waagt te komen scharre
len!" Pas in tweede instantie gaat hij zoet fluiten om
een vrouwtje naar zich toe te halen. Zoiets van „ik heb
een huis met een tuintje gehuurd", of „zullen we hier
samen een nestje bouwen?" Dit soort lokzang bestaat
uit strofen, die bij de klank-analyse een zeer opmerkelijk
beeld opleveren. Alleen soortgenoten verstaan dit ge
zang. Een „alleenstaand" vrouwtje begrijpt dat het af
komstig is van een potentiele vrijer met een aardig
stukje bos of wei of struikgewas. En aangezien dat net
is wat zij zoekt, gaat ze er op af.
Duetten en beurtzang
Virtuoze merels
Injecties
Dialectzangers
W. Theimer
Dit woord:
GEWAAR
t
l I» 7 f» 7
J 1
rr* f TW mtr
EIKE AGENA
21)
3 Eike Flor droeg de feestjurk van
3 haar moeder. Ook Vollina Sibbern,
3 haar grootmoeder, had die jurk al
3 gedragen, en de zilveren knoppen,
3 kettingen en spelden, die Eike sier-
3 den, waren van ouder op ouder over
ijl gegaan.
Ze liep daar zo schuw, zo klein en
3 zo jong naast die veel oudere man,
3 ze leek een kind aan de hand van
3 haar vader. Haar lippen waren ge-
3 sloten, haar ogen zo wijd geopend
3 dat het leek, alsof ze een zwijgende
3 vraag aan het leven stelde.
3 Op zo'n dag zou een kind een moe-
3 der moeten hebben.
3 Gelukkig, dat Eike tenminste Moy
3 had. Maar Moy was niet goed gehu
il meurd. Toch had ze die morgen, toen
burgemeester Haulsen in zijn huis
H de burgerlijke huwelijksplechtigheid
3 voltrokken had, de jonge vrouw aan
3 haar borst gedrukt en haar in het
3 oor gefluisterd: „Ik zal je helpen zo-
3 lang als ik kan, maar als ik sterf,
3 moet jij me bijstaan. Zul je?" En
3 ze had haar bijna onzacht van zich
3 afgeduwd en haar zo streng aange-
3 keken, dat Eike, bedeesd en kalme-
3 rend „Ja, Moy" had geantwoord.
3 Toen had Moy haar een zware zil-
3 veren ketting om de hals gelegd.
3 Daarbij had ze gefluisterd: „Bertien,
3 is goed. Maar een man is hij niet.
3 Kinderen zul je wel niet van hem
3 krijgen. En dat is ook maar beter.
Als je daar teveel last van de een-
3 zaamheid krijgt, kom je maar naar
3 mij. Ik sterf hier van eenzaamheid".
5 Op die wonderlijke woorden had Eike
niets weten te antwoorden. Ze had
3 langs Moy heengekeken naar de man-
nen, naar Bertien en Hannis, naar
5 Klumpklaas en Tyge Taden. En toen
had ze niet meer aan Moy gedacht.
De burgemeester had Claas Madsen
3 tot getuige benoemd. Dat kwam, om-
dat ze hem uitgenodigd had. Maar
3 Tyge Taden? Wie had Tyge Taden
3 eigenlijk als getuige uitgekozen?
3 Terwijl ze dat dacht, had de jon-
3 ge visser zijn rug gestrekt, langzaam
3 zijn stoere blonde kop naar haar toe-
3 gewend en haar zo, half over zijn
3 schouder, van onder tot boven beke-
3 ken, tot zijn ogen plotseling in de
3 hare bleven steken. Verschrikt had
3 Eike haar ogen neergeslagen, ze had
gevoeld, dat een hoogrode blos haar
3 gezicht overdekte en snel was ze naar
3 Bertien gelopen, alsof ze bij hem be
ll scherming zocht. Toen had Tyge kort
3 gelachen, tegen Haulsen gezegd, dat
3 hij nu zeker niet meer nodig was, en
3 was toen weggegaan. Eike had, of
3 ze het wilde of niet, steeds weer aan
Tyge en zijn brutale blik moeten den-
3 ken.
Maar nu dacht ze er niet meer
3 aan. Nu was het heel stil in haar,
3 even stil als de zee vandaag was, die
3 nauwelijks door een windzuchtje be
ll roerd werd. Haar ziel was, evenals
3 die van Bertien, overvol. Ze merkte
3 evenmin als hij iets van het opzien
3 dat de komst van Klumpklaas en
3 zijn vrouw baarde. Ze zag zelfs niet,
3 dat die twee voor haar liepen.
3 En ze wist er ook niets van, dat
3 Minna-Maesch, groot en grofgebouwd,
achter haar liep, en dat de zes mei-
3 den van Haulsen de stoet sloten. Pas
3 later zag ze, dat ze allemaal eender
3 gekleed waren, dat Moy hun allemaal
3 mooie, zwarte schouderdoeken om
3 had gedaan en zes zijden kapjes had
3 opgezet met zilveren gespen, en dat
3 ze ook allen een hagelwitte, met kant
3 afgezette voorschoot gekregen hadden.
5 Wat ging het Eike ook aan? Ze
3 voelde zich, alsof ze droomde, alsof
ze weer luisterde naar de sprookjes
3 die haar moeder haar vroeger ver-
3 telde.
3 Uit die dagdroom ontwaakte zij pas
toen het felle zonlicht in het half-
donker van de kerk kwam, waar plot-
3 seling het kleine orgel bruisend be-
3 gon te spelen en de gemeente, die
3 rechts en links tussen de banken
3 stond, een gezang aanhief.
3 Heel even schrokken ze, die twee
merkten dat ze nu helemaal alleen
3 naar het altaar schreden, terwijl zo-
veel ogen op hen gericht waren. Een
3 ogenblik hoorden ze nog het geschui
fel van de vissers van Lissum, die j
als laatsten binnenkwamen. Toen zwe-
gen orgel en gezang, en werd het vol-
komen stil.
De dominee, een oude, ernstige man
zag met ontroering het diepe, rusti-
ge vertrouwen in de ogen van het
kind-vrouwtje en de oudere man. Hij
hief zijn handen om hen te zegenen E
en zijn stem vervulde de eerbiedwaar-
dige ruimte.
Moet ik nog meer vertellen van die
bruiloft? Is het niet vanzelfsprekend
dat de Haulsens reusachtige tafels
gedekt hadden op de deel, dat al de I
gasten urenlang gegeten hadden en
de hele nacht door gedronken, gedanst E
en gezongen? Ja, dat is vanzelfspre- 1
kend, want deze mensen leefden een
eenzaam leven op een magere bodem
en onder een meestal grauwe hemel.
Als ze eens geld hadden en de gele-
genheid, dan buitten ze dat tot het 1
uiterste uit. Het hele dorp joelde en
juichte mee, want Hannis had volgens
oud gebruik naar ieder huis brood en
bier, koeken en wijn laten brengen.
Ik hoef dat allemaal niet nader te I
beschrijven, maar een paar kleine
gebeurtenissen, die maar zijdelings
met het feest te maken hadden, moet
ik wel even vertellen.
De vreemdelingen en ook de men-
sen uit de andere plaatsen, Puantum 1
en Norderland, verlieten het feest al
vroeg in de avond. Het beviel hun
niet meer zo erg, toen het lawaai
steeds groter werd. Toen tikte iemand
burgemeester Haulsen zacht op de
schouders. Hannis keek om met zijn
zwemmerige, suffe ogen, maar zijn
verslajpte trekken verstrakten zich on-
middellijk, toen hij een grote, grijs-
harige man naast zich zag staan. De E
man keek hem met koele ogen aan en
zei: „Mijnheer Haulsen, ik moet weg.
Maar voor ik wegga, wie zijn het?"
Hannis wist onmiddellijk waarover E
het ging. „Ja, dat is waar ook", zei
hij, terwijl hij zijn korte dikke hals
rekte en naar het gewoel van de gas-
ten keek. Al gauw had hij de man, E
die hij zocht, gevonden. Ongegeneerd
wees hij met zijn vinger naar hem.
„Die daar, mijnheer
„Geen namen alsjeblieft", onderbrak
de andere hem. „Neen", mompelde
Hannis onderworpen, en hij sprak 3
verder, maar nu heel zacht en achter 3
zijn hand. De heer keek hoogmoedig E
lapgs hem heen, wat Hantus echter 'z
niet merkte.
„Die man die daar op die voeder- 3
kist zit en schreeuwt en naar ieder 3
meisje grijpt, die wilde, blonde kerel 3
met die grote neus en die vierkante 3
kin „Mooie kerel", zei de 3
heer zacht. 3
„Ja, die", knikte Hannis ijverig, 3
„dat is Tyge Taden!"
„Geen namen alsjeblieft," siste de 3
voorname heer nu scherp, „mijnheer 3
Haulsen, ik weet van niets, dit is 3
alleen maar uw zaak". 3
„Ja, ja, dat is ook zo", stamelde 3
Hannis bedremmeld. „Dat is de schip- 3
per", voegde hij er nog aan toe. 3
Hij stak zijn handen diep in zijn 3
broekzakken, staarde dom voor zich 3
uit en had het vage gevoel, dat hij
niet helemaal helder meer was.
De grijze heer naast hem had in- 3
tussen de visser Taden wat opmerk- 3
zamer bekeken. „Goed", zei hij ten- 3
slotte met een tevreden uitdrukking 3
op zijn gezicht, „die is wel goed. Zo 3
iemand zocht ik juist". En weer 3
wendde hij zich tot de burgemeester. 3
„En de andere?" vroeg hij.
Hannis lachte: „De andere is 3
Klumpklaas", zei hij, „die onbehouwen 3
hinkepoot daar". De voorname heer 3
trok verbaasd zijn wenkbrauwen op. 3
„Ik begrijp u niet, Haulsen", zei hij. 3
„We kunnen voor dat werk toch geen 3
invalide gebruiken!" 3
Maar nu liet Hannis zich niet van 3
de wijs brengen. „Toch wel, toch wel" 3
zei hij, „die man is sterk. Om zijn 3
voet hoeven we ons geen zorgen te 3
maken, daar heeft hij tot nu toe altijd 3
mee moeten werken. Hij trekt als bo- 3
de het halve eiland door. En een 3
ander vind ik niet. De vissers, die 3
zouden ons nog eerder aangeven dan 3
zoiets doen.
(Wordt vervolgd) 3
CCCOCOCGOCOC&SOCOXiOCOOOOCöOC
DE EERSTE FUNCTIE van het gezang
is dus het afschrikken van mannelijke
soortgenoten, die ook op zoek zijn naar een
aardig stukje grond e.d. De gezongen
mededeling, dat een stuk gebied al „bezet!
is, komt in de plaats van gewelddadige
duels, die schadelijk zouden kunnen zijn
voor het voortbestaan van de soort. De
mannetjes leveren dus een soort „gezongen
tweegevecht", een toernooi waarbij geen
bloed vloeit. Dat komt in de natuur meer
voor. Gepaarde en ongepaarde mannetjes
zingen echter hetzelfde lied. Degenen, die
nog geen wijfje vonden zingen alleen in
dezelfde tijd meer strofen.
Dr. Thielcke nam dergelijk gezang op en
liet het daarna door de luidspreker weer
klinken. Daarbij bleek, dat het gezang van
een soortgenoot-mannetje, ook al is het
„ingeblikt", de vogels van dezelfde soort
tot agressie brengt.
Het vogeltje fladderde naar de band
recorder, ging wild te keer en begon ten
slotte zelf te zingen. Dr. Thielcke moest af
en toe de luidspreker beschermen, want
de vogeltjes begonnen er met hun snavel
op te hakken.
Komt het gezang echter van een ander
soort vogel, dan schenken de niet tot die
soort behorende vogels er nauwelijks aan
dacht aan.
Een andere functie van het vogelgezang
is het bijeenhouden van de paren en het
synchroniseren van hun handelingen. Vo
gels, die elkaar bij het zoeken naar voedsel
uit het oog hebben verloren, vinden elkaar
door beurt- en duetzang weer terug. Het
duet is meestal ook een beurtzang, omdat
de tweede partner iets later' inzet dan de
eerste. De reactiesnelheid is echter zo
groot, dat het lijkt alsof zij tegelijkertijd
hun lied aanheffen. Vogels, die elkaar
moeilijk kunnen zien (nachtvogels, struik
gewasvogels) hebben deze wijze van con-
tacthouden zeer sterk ontwikkeld. Zulke
eenvoudige klanken zijn eveneens specifiek
voor de soort en hebben allemaal een eigen
functie, zoals waarschuwen, voedsel-
zoeken, bedelen of plaatsbepaling. Meer
dan vijftien geluiden komen bij de afzon
derlijke soorten echter niet voor. Vele
vogelsoorten hebben deze geluidscommu
nicatie bij het opfokken van hun jongen
nodig. Dove vogels van deze soorten laten
hun jongen verkommeren. Andere soorten,
zoals merels, begrijpen ook wanneer zij
Advertentie
Dé KOLEN-
RADIATOR
met de
12 unieke
eigen
schappen
pil
PELGRIM, óók voor oliehaarden
Er zijn ruim 8.600 vogelsoorten be
kend. Ongeveer de helft daarvan zijn
zangvogels. Wat drukken zij uit met
hun zang? Dit is een van de dingen,
die dr. Gerhard Thielcke van het Zoö
logische instituut van de universiteit
van Freiburg naging. Hij gebruikte
moderne hulpmiddelen als geluids
banden en klankenspektrograaf en
stelde vast, dat bijna alle vogelsoorten
twee vocale uitingen hebben: het ge
luid en het gezang. Daaruit bestaat
de taal der vogels. Tussen deze twee
uitingsvormen bestaan echter belang
rijke „functionele" verschillen.
doof zijn door optische tekenen, zoals het
opensperren van de snaveltjes, wel wat
hun jongen willen.
INTERESSANT is volgens dr. Thielcke
dat juist van nauw met elkaar verwante
soorten de zangmotieven bijzonder sterk
uiteenlopen. Dit gaat bastaardering tegen
en dient dus ook weer om de soort in
stand te houden. De gezangen zijn van
soort tot soort zeer verschillend. Er zijn
vogels, die hoogstens drie strofen kennen,
andere zes. Maar een merel kent wel hon
derd strofen en soms nog meer. Deze zijn
allemaal anders, maar er wordt wel een
patroon gevolgd, dat weer typisch is voor
de soort. Na melodische beginmotieven
volgt bij deze soort altijd een eindzang. De
merel is een zangvirtuoos, die binnen en
kele honderdste-seconden de onwaarschijn
lijkste sprongen in toonhoogte kan maken.
Zij bestaan uit vele korte elementen, die
over een grote toonscala lopen en vaak
ook in intensiteit afwisselen.
TIJDENS de ontwikkelingsgeschiedenis
der soorten hebben zich bij de gezangen
zowel als bij de geluiden de meest gun
stige vormen weten te handhaven. Geheel
verschillende vogels, zoals de rietgors, de
merel, de koolmees en vink, stoten, wan
neer een dag-roofvogel overvliegt, een
waarschuwingsgeluid uit van hoge fre
quentie. Het klankspectografisch beeld van
al deze kreten is bijna identiek. De alarm
roep is hoog en langgerekt, begint en ein
digt echter zeer laag en zacht, waardoor
de roofvogel de stilzittende kleine vogel
slecht kan localiseren.
Iedere vogel van dezelfde soort zoekt on
middellijk dekking, wanneer hy de waar
schuwingskreet hoort, maar ook de mees
te andere soorten reageren zo. In zo'n geval
wordt dus de soort-specificatie doorbroken.
GEHEEL ANDERS gedragen de vogels
zich, wanneer zij bijvoorbeeld overdag een
uil zien. Bij daglicht doet een uil hen niets.
De waarschuwingsroep die zij dan laten
klinken, maakt herkenning van de plaats
waar zij zitten, wel mogelijk. Deze roep
heeft een langgerekte frequentie, duurt
kort ,maar wordt vaak herhaald. De uil
moet de waarschuwingsroep gemakkelijk
kunnen localiseren, opdat het gemeen
schappelijke gekwetter van vele vogels
zij stemmen prompt in met de waarschu
wingsroep een overdag niet agressieve
vijand verdrijft.
DE ZEER JONGE vogel kan alleen tsjil-
pen. Pas later leert hij de typische motie
ven. In het najaar verstommen de zangers.
Dan begint ook bij het volwassen dier de
cyclus opnieuw.
Deze muzikale verandering wordt te-
weeggeracht door het mannelijke ge
slachtshormoon, het testosteron. Injecties
van dit hormoon verwekken zowel bij oude
als jonge vogels in ieder jaargetijde het
volledige motiefgezang. Ook verlenging
van de dag door kunstlicht, dus het sugge
reren van voorjaar, sorteert hetzelfde
effect.
Zeer jonge merels worden evenwel ook
door zulke kunstmatige middelen geen
goede zangers. Zij zingen dan weliswaar
luid, maar hun lied klinkt alsof ze hun
jeugdig gesjilp en gekwetter tot strofen
samenpersen. Iets oudere merels daaren
tegen kunnen alleen al door injecties in
volleerde zangers worden omgetoverd.
Vele geluiden en motieven zijn dus blijk
baar aangeboren, anderen worden in de
loop van de tijd geleerd of door leren ver
fijnd en verbeterd.
De bijzondere talenten van de papegaai
als imitator waren in de middeleeuwen
al bekend. Als „luidspreker" is hij, in
de huiskamers van onze voorvaderen,
eigenlijk de voorloper van radio en
t.v. geweest...
IN AFZONDERING opgefokte vogels
zingen slechter dan vogels, die in de vrije
natuur zijn opgegroeid. Vogels kunnen zich
echter ook streeksgewijze op „dialecten"
specialiseren, zoals de vinken. Door het
voorspelen van bepaalde strofen op de
geluidsband kan men vogels ertoe brengen,
deze strofes meer te zingen dan andere.
Geluiden van andere soorten worden
meestal door de „spotvogels" (die het ver
mogen hebben, dergelijke geluiden na te
bootsen) bijna tot onherkenbaarheid
toe met de eigen elementen doorspekt.
Papegaaien en raven drijven deze „spot"
zover, dat zij zelfs de taal der mensen na
bootsen, zonder natuurlijk de zin daarvan
te verstaan. Men heeft deze vogels echter
alleen in gevangenschap horen „spotten",
nooit in de vrijheid.
Gewaar komt in het Nederlands
alleen voor gekoppeld aan een vorm
van het werkwoord worden. De be
tekenis is dan: bespeuren, bemerken.
Gewaar is ontstaan uit geware
dat nog voortleeft in het Engelse a w a-
r e: bewust. De eigenlijke betekenis van
dit woord geware is: oplettend, vlug
gereed met iets, wat wij zouden noe
men: vièf. Uit de .betekenis oplettend
volgt gemakkelijk die van: voorzichtig,
behoedzaam. In het werkwoord b e-
waren vinden wij die terug, evenals
in deurwaarder: de man die op de
deur moet letten. Ook waarborg be
hoort tot de familie, evenals waar-
s c n u w e n, waarin waar is: opmerk
zaam en schuwen: schuw, bang ma
ken en niet: bang zijn. Tenslotte is van
dezelfde stam het woord waar, koop
waar, eigenlijk: datgene waarop men
moet letten, waarvoor men moet zor
gen.
Horizontaal: 1. plaats
in Gelderl.; 4. plomp: 7.
koemestvocht; 11. vaar
wel; 12. vogel; 13. aan
wijzend voornaamw.; 14.
bereide dierenhuid; 16.
voorzetsel; 17. broed
plaats voor vogel; 18.
zwemvogel; 20. god der
liefde; 23. stad in Duits
land; 25. eertijds; 27.
standaardmaat bij de ijk;
30. vaarwel; 31. ik (Lat.);
32. wijnsoort; 35. bepaal
de oppervlakte bebouwd
met landbouwgewassen;
37. stad in Gelderl.; 39.
Limburgse klei; 40. ein
de; 43. snoer om papie
ren aan te rijgen; 45.
denkbeeldige inhouds
maat; 47. drietenige
struis; 49. meisjesnaam;
50. bezoldiging; 51. ver
moeid; 52. huis; 53
vrouw van Jacob; 54.
vaartuig.
Verticaal: 1. vogel; 2.
gem. in Gelderl.; 3. gem.
in Groningen; 4. deel
van een woord; 5.
^',ree.1?,lc'e munt; 6- goedertierenheid; 8.
bloedhuis; 9. lus; 10. niet goed doorbakken-
15. ontgonnen land; 17. slaapziekte; 19
leeuwebekachtig plantje met blauwe
bloempjes; 21. dorp in Gelderl.; 22. stad in
Frankrijk a. d. Maas; 24. de O. mond van
de Weichsel; 25. halskwabbe van een rund;
26. deel van het oog; 28. meisjesnaam; 29
zandheuvel; 33. zoon van Seth; 34. water in
N.H.; 35. notitieboek; 36. als 40 horizontaal-
38. slag; 39. wandeldreef; 41 meisjesnaam;
42. klein, smal, ondiep en doorwaadbaar
water 44. meisjesnaam; 46. lied; 48.
lichaamsdeel.
Oplossingen, uitsluitend per briefkaart,
dienen voor donderdag a.s. in ons bezit te
zijn.
Een oorspronkelijk stripverhaal
Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
1. Hè, hè," zei Tante Patent, „wat een heerlijk rus
tig middagje. De kamer is aan kant, de kip staat te
sudderen en ik kan een uurtje gaan breien" Ze
haalde haar breiwerk te voorschijn en zette zich voor
het raam. Maar de rust duurde erg kort, want na
drie toeren breien, klon de doordringende sirene van
een ziekenauto. „Lieve help", zei tante Patent. „Er
heeft zich zeker een ongeval voorgedaan". Ze keek uit
het raam en zag tot haar grote verwondering de
wagen stoppen vlak voor haar deur. Twee verple
gers droegen met grote vaardigheid een brancard de
stoep op. „Maar... dat is... mijn neef...", stamel
de tante Patent. „Mijn neef Boordevol!" „Inderdaad",
zeiden de verplegers. „Uw neef Boordevol. Hij wil
alleen bij u zijn. Hij prevelt uw naam in zijn ijl
toestand." „Is hij - gewond?" vroeg Tante Patent
bevend. „Niet in het minst." zeiden de verplegers.
„Hij is overwerkt."
31. „Achteruit die deur daar in!" commandeerde
de nachtwaker; en aangezien hij heel gevaarlijk deed
met zijn strijdknots en zijn speer, zat er voor Panda
en Joris niet veel anders op dan maar te gehoor
zamen. „Uw ziedende dienstijver siert u, mijn goe
de vriend," sprak Joris inmiddels op pleitende toon,
„maar er is hier ongetwijfeld een klein misverstand gaan
de. Gij kunt mij immers nauwelijks iets ten laste leg
gen! Ik ben slechts een onschuldig museumbezoeker en
mijn enige vergrijp is, dat ik niet wist dat gij zo strikt
de hand hield aan uw openings- en sluitingstijden.
„Geen smoesjes!" gromde de onverzettelijke Rochus
van Sokkum. „Je gaat onze Middeleeuwse Kerker in
allebei!" „Ik ook?" vroeg Panda ontzet. Maar ik kwam
juist tegen die inbrekers waarschuwen..." „Ja, en dan
een beetje met onze kanonskogels gooien, hè" snauw
de de ander. „Vooruit, naar binnen! We zullen noa
eens zien wie hier de baas is!" Een ogenblik later
kon hij de zware deur van de Middeleeuwse Kerker
achter hem sluiten en het terrein van zijn werkzaam-
hden vergenoegd overzien. Met Graaf Isemgrim hulpe
loos op de vloer en de beide anderen achter slot en
grendel, mocht hij zeggen zijn nachtwakersplicht vol
bracht te hebben. „Nou nog even de politie opbellen
en dan is het gebeurd," mompelde hij tevreden, Het
zou me verbazen als de directeur me morgen geen
sigaartje gaf."