Elke vogel zingt zoals Mj gebekt is, maar wat „zegt" hij no eigenlijk wel JA. JA... ïi^; PUZZEL NUMMER 1 TANTE PATENT?. s sfT y (Vertaald uit het Deens) door Grete Dölker-Rehder INTERESSANT ONDERZOEK NAAR BETEKENIS EN FUNCTIE VAN DE „TALEN" ONZER ZANCVOCELS Gezongenduels /^Hoe is het ontstaan?^ PANDA EN DE MEESTERSCHATGRAVER 16 lü Ons vervolgverhaal JA... ZATERDAG 1 SEPTEMBER 1962 11 IEDERE VOGELSOORT is aan zijn gezang te her kennen. Het gezang is specifiek voor de soort en heeft grote betekenis voor het instandhouden van de soort. Vogels zingen dan ook voornamelijk om een partner te zoeken. Daarom zingen in het voorjaar en tijdens de zomermaanden meestal alleen de mannetjes. Zij, die nog geen vrouwtje hebben gevonden, zingen veel meer dan zij, die al hebben gepaard. Een vogelmannetje zoekt om te beginnen een gebied uit, waar zijn toe komstig wijfje kan gaan broeden. Hij zingt dan om eventuele concurrenten uit „zijn" gebied weg te hou den. Zoiets dus van „denk er om, dit is mijn domein en wee je gebeente als je hier waagt te komen scharre len!" Pas in tweede instantie gaat hij zoet fluiten om een vrouwtje naar zich toe te halen. Zoiets van „ik heb een huis met een tuintje gehuurd", of „zullen we hier samen een nestje bouwen?" Dit soort lokzang bestaat uit strofen, die bij de klank-analyse een zeer opmerkelijk beeld opleveren. Alleen soortgenoten verstaan dit ge zang. Een „alleenstaand" vrouwtje begrijpt dat het af komstig is van een potentiele vrijer met een aardig stukje bos of wei of struikgewas. En aangezien dat net is wat zij zoekt, gaat ze er op af. Duetten en beurtzang Virtuoze merels Injecties Dialectzangers W. Theimer Dit woord: GEWAAR t l I» 7 f» 7 J 1 rr* f TW mtr EIKE AGENA 21) 3 Eike Flor droeg de feestjurk van 3 haar moeder. Ook Vollina Sibbern, 3 haar grootmoeder, had die jurk al 3 gedragen, en de zilveren knoppen, 3 kettingen en spelden, die Eike sier- 3 den, waren van ouder op ouder over ijl gegaan. Ze liep daar zo schuw, zo klein en 3 zo jong naast die veel oudere man, 3 ze leek een kind aan de hand van 3 haar vader. Haar lippen waren ge- 3 sloten, haar ogen zo wijd geopend 3 dat het leek, alsof ze een zwijgende 3 vraag aan het leven stelde. 3 Op zo'n dag zou een kind een moe- 3 der moeten hebben. 3 Gelukkig, dat Eike tenminste Moy 3 had. Maar Moy was niet goed gehu il meurd. Toch had ze die morgen, toen burgemeester Haulsen in zijn huis H de burgerlijke huwelijksplechtigheid 3 voltrokken had, de jonge vrouw aan 3 haar borst gedrukt en haar in het 3 oor gefluisterd: „Ik zal je helpen zo- 3 lang als ik kan, maar als ik sterf, 3 moet jij me bijstaan. Zul je?" En 3 ze had haar bijna onzacht van zich 3 afgeduwd en haar zo streng aange- 3 keken, dat Eike, bedeesd en kalme- 3 rend „Ja, Moy" had geantwoord. 3 Toen had Moy haar een zware zil- 3 veren ketting om de hals gelegd. 3 Daarbij had ze gefluisterd: „Bertien, 3 is goed. Maar een man is hij niet. 3 Kinderen zul je wel niet van hem 3 krijgen. En dat is ook maar beter. Als je daar teveel last van de een- 3 zaamheid krijgt, kom je maar naar 3 mij. Ik sterf hier van eenzaamheid". 5 Op die wonderlijke woorden had Eike niets weten te antwoorden. Ze had 3 langs Moy heengekeken naar de man- nen, naar Bertien en Hannis, naar 5 Klumpklaas en Tyge Taden. En toen had ze niet meer aan Moy gedacht. De burgemeester had Claas Madsen 3 tot getuige benoemd. Dat kwam, om- dat ze hem uitgenodigd had. Maar 3 Tyge Taden? Wie had Tyge Taden 3 eigenlijk als getuige uitgekozen? 3 Terwijl ze dat dacht, had de jon- 3 ge visser zijn rug gestrekt, langzaam 3 zijn stoere blonde kop naar haar toe- 3 gewend en haar zo, half over zijn 3 schouder, van onder tot boven beke- 3 ken, tot zijn ogen plotseling in de 3 hare bleven steken. Verschrikt had 3 Eike haar ogen neergeslagen, ze had gevoeld, dat een hoogrode blos haar 3 gezicht overdekte en snel was ze naar 3 Bertien gelopen, alsof ze bij hem be ll scherming zocht. Toen had Tyge kort 3 gelachen, tegen Haulsen gezegd, dat 3 hij nu zeker niet meer nodig was, en 3 was toen weggegaan. Eike had, of 3 ze het wilde of niet, steeds weer aan Tyge en zijn brutale blik moeten den- 3 ken. Maar nu dacht ze er niet meer 3 aan. Nu was het heel stil in haar, 3 even stil als de zee vandaag was, die 3 nauwelijks door een windzuchtje be ll roerd werd. Haar ziel was, evenals 3 die van Bertien, overvol. Ze merkte 3 evenmin als hij iets van het opzien 3 dat de komst van Klumpklaas en 3 zijn vrouw baarde. Ze zag zelfs niet, 3 dat die twee voor haar liepen. 3 En ze wist er ook niets van, dat 3 Minna-Maesch, groot en grofgebouwd, achter haar liep, en dat de zes mei- 3 den van Haulsen de stoet sloten. Pas 3 later zag ze, dat ze allemaal eender 3 gekleed waren, dat Moy hun allemaal 3 mooie, zwarte schouderdoeken om 3 had gedaan en zes zijden kapjes had 3 opgezet met zilveren gespen, en dat 3 ze ook allen een hagelwitte, met kant 3 afgezette voorschoot gekregen hadden. 5 Wat ging het Eike ook aan? Ze 3 voelde zich, alsof ze droomde, alsof ze weer luisterde naar de sprookjes 3 die haar moeder haar vroeger ver- 3 telde. 3 Uit die dagdroom ontwaakte zij pas toen het felle zonlicht in het half- donker van de kerk kwam, waar plot- 3 seling het kleine orgel bruisend be- 3 gon te spelen en de gemeente, die 3 rechts en links tussen de banken 3 stond, een gezang aanhief. 3 Heel even schrokken ze, die twee merkten dat ze nu helemaal alleen 3 naar het altaar schreden, terwijl zo- veel ogen op hen gericht waren. Een 3 ogenblik hoorden ze nog het geschui fel van de vissers van Lissum, die j als laatsten binnenkwamen. Toen zwe- gen orgel en gezang, en werd het vol- komen stil. De dominee, een oude, ernstige man zag met ontroering het diepe, rusti- ge vertrouwen in de ogen van het kind-vrouwtje en de oudere man. Hij hief zijn handen om hen te zegenen E en zijn stem vervulde de eerbiedwaar- dige ruimte. Moet ik nog meer vertellen van die bruiloft? Is het niet vanzelfsprekend dat de Haulsens reusachtige tafels gedekt hadden op de deel, dat al de I gasten urenlang gegeten hadden en de hele nacht door gedronken, gedanst E en gezongen? Ja, dat is vanzelfspre- 1 kend, want deze mensen leefden een eenzaam leven op een magere bodem en onder een meestal grauwe hemel. Als ze eens geld hadden en de gele- genheid, dan buitten ze dat tot het 1 uiterste uit. Het hele dorp joelde en juichte mee, want Hannis had volgens oud gebruik naar ieder huis brood en bier, koeken en wijn laten brengen. Ik hoef dat allemaal niet nader te I beschrijven, maar een paar kleine gebeurtenissen, die maar zijdelings met het feest te maken hadden, moet ik wel even vertellen. De vreemdelingen en ook de men- sen uit de andere plaatsen, Puantum 1 en Norderland, verlieten het feest al vroeg in de avond. Het beviel hun niet meer zo erg, toen het lawaai steeds groter werd. Toen tikte iemand burgemeester Haulsen zacht op de schouders. Hannis keek om met zijn zwemmerige, suffe ogen, maar zijn verslajpte trekken verstrakten zich on- middellijk, toen hij een grote, grijs- harige man naast zich zag staan. De E man keek hem met koele ogen aan en zei: „Mijnheer Haulsen, ik moet weg. Maar voor ik wegga, wie zijn het?" Hannis wist onmiddellijk waarover E het ging. „Ja, dat is waar ook", zei hij, terwijl hij zijn korte dikke hals rekte en naar het gewoel van de gas- ten keek. Al gauw had hij de man, E die hij zocht, gevonden. Ongegeneerd wees hij met zijn vinger naar hem. „Die daar, mijnheer „Geen namen alsjeblieft", onderbrak de andere hem. „Neen", mompelde Hannis onderworpen, en hij sprak 3 verder, maar nu heel zacht en achter 3 zijn hand. De heer keek hoogmoedig E lapgs hem heen, wat Hantus echter 'z niet merkte. „Die man die daar op die voeder- 3 kist zit en schreeuwt en naar ieder 3 meisje grijpt, die wilde, blonde kerel 3 met die grote neus en die vierkante 3 kin „Mooie kerel", zei de 3 heer zacht. 3 „Ja, die", knikte Hannis ijverig, 3 „dat is Tyge Taden!" „Geen namen alsjeblieft," siste de 3 voorname heer nu scherp, „mijnheer 3 Haulsen, ik weet van niets, dit is 3 alleen maar uw zaak". 3 „Ja, ja, dat is ook zo", stamelde 3 Hannis bedremmeld. „Dat is de schip- 3 per", voegde hij er nog aan toe. 3 Hij stak zijn handen diep in zijn 3 broekzakken, staarde dom voor zich 3 uit en had het vage gevoel, dat hij niet helemaal helder meer was. De grijze heer naast hem had in- 3 tussen de visser Taden wat opmerk- 3 zamer bekeken. „Goed", zei hij ten- 3 slotte met een tevreden uitdrukking 3 op zijn gezicht, „die is wel goed. Zo 3 iemand zocht ik juist". En weer 3 wendde hij zich tot de burgemeester. 3 „En de andere?" vroeg hij. Hannis lachte: „De andere is 3 Klumpklaas", zei hij, „die onbehouwen 3 hinkepoot daar". De voorname heer 3 trok verbaasd zijn wenkbrauwen op. 3 „Ik begrijp u niet, Haulsen", zei hij. 3 „We kunnen voor dat werk toch geen 3 invalide gebruiken!" 3 Maar nu liet Hannis zich niet van 3 de wijs brengen. „Toch wel, toch wel" 3 zei hij, „die man is sterk. Om zijn 3 voet hoeven we ons geen zorgen te 3 maken, daar heeft hij tot nu toe altijd 3 mee moeten werken. Hij trekt als bo- 3 de het halve eiland door. En een 3 ander vind ik niet. De vissers, die 3 zouden ons nog eerder aangeven dan 3 zoiets doen. (Wordt vervolgd) 3 CCCOCOCGOCOC&SOCOXiOCOOOOCöOC DE EERSTE FUNCTIE van het gezang is dus het afschrikken van mannelijke soortgenoten, die ook op zoek zijn naar een aardig stukje grond e.d. De gezongen mededeling, dat een stuk gebied al „bezet! is, komt in de plaats van gewelddadige duels, die schadelijk zouden kunnen zijn voor het voortbestaan van de soort. De mannetjes leveren dus een soort „gezongen tweegevecht", een toernooi waarbij geen bloed vloeit. Dat komt in de natuur meer voor. Gepaarde en ongepaarde mannetjes zingen echter hetzelfde lied. Degenen, die nog geen wijfje vonden zingen alleen in dezelfde tijd meer strofen. Dr. Thielcke nam dergelijk gezang op en liet het daarna door de luidspreker weer klinken. Daarbij bleek, dat het gezang van een soortgenoot-mannetje, ook al is het „ingeblikt", de vogels van dezelfde soort tot agressie brengt. Het vogeltje fladderde naar de band recorder, ging wild te keer en begon ten slotte zelf te zingen. Dr. Thielcke moest af en toe de luidspreker beschermen, want de vogeltjes begonnen er met hun snavel op te hakken. Komt het gezang echter van een ander soort vogel, dan schenken de niet tot die soort behorende vogels er nauwelijks aan dacht aan. Een andere functie van het vogelgezang is het bijeenhouden van de paren en het synchroniseren van hun handelingen. Vo gels, die elkaar bij het zoeken naar voedsel uit het oog hebben verloren, vinden elkaar door beurt- en duetzang weer terug. Het duet is meestal ook een beurtzang, omdat de tweede partner iets later' inzet dan de eerste. De reactiesnelheid is echter zo groot, dat het lijkt alsof zij tegelijkertijd hun lied aanheffen. Vogels, die elkaar moeilijk kunnen zien (nachtvogels, struik gewasvogels) hebben deze wijze van con- tacthouden zeer sterk ontwikkeld. Zulke eenvoudige klanken zijn eveneens specifiek voor de soort en hebben allemaal een eigen functie, zoals waarschuwen, voedsel- zoeken, bedelen of plaatsbepaling. Meer dan vijftien geluiden komen bij de afzon derlijke soorten echter niet voor. Vele vogelsoorten hebben deze geluidscommu nicatie bij het opfokken van hun jongen nodig. Dove vogels van deze soorten laten hun jongen verkommeren. Andere soorten, zoals merels, begrijpen ook wanneer zij Advertentie Dé KOLEN- RADIATOR met de 12 unieke eigen schappen pil PELGRIM, óók voor oliehaarden Er zijn ruim 8.600 vogelsoorten be kend. Ongeveer de helft daarvan zijn zangvogels. Wat drukken zij uit met hun zang? Dit is een van de dingen, die dr. Gerhard Thielcke van het Zoö logische instituut van de universiteit van Freiburg naging. Hij gebruikte moderne hulpmiddelen als geluids banden en klankenspektrograaf en stelde vast, dat bijna alle vogelsoorten twee vocale uitingen hebben: het ge luid en het gezang. Daaruit bestaat de taal der vogels. Tussen deze twee uitingsvormen bestaan echter belang rijke „functionele" verschillen. doof zijn door optische tekenen, zoals het opensperren van de snaveltjes, wel wat hun jongen willen. INTERESSANT is volgens dr. Thielcke dat juist van nauw met elkaar verwante soorten de zangmotieven bijzonder sterk uiteenlopen. Dit gaat bastaardering tegen en dient dus ook weer om de soort in stand te houden. De gezangen zijn van soort tot soort zeer verschillend. Er zijn vogels, die hoogstens drie strofen kennen, andere zes. Maar een merel kent wel hon derd strofen en soms nog meer. Deze zijn allemaal anders, maar er wordt wel een patroon gevolgd, dat weer typisch is voor de soort. Na melodische beginmotieven volgt bij deze soort altijd een eindzang. De merel is een zangvirtuoos, die binnen en kele honderdste-seconden de onwaarschijn lijkste sprongen in toonhoogte kan maken. Zij bestaan uit vele korte elementen, die over een grote toonscala lopen en vaak ook in intensiteit afwisselen. TIJDENS de ontwikkelingsgeschiedenis der soorten hebben zich bij de gezangen zowel als bij de geluiden de meest gun stige vormen weten te handhaven. Geheel verschillende vogels, zoals de rietgors, de merel, de koolmees en vink, stoten, wan neer een dag-roofvogel overvliegt, een waarschuwingsgeluid uit van hoge fre quentie. Het klankspectografisch beeld van al deze kreten is bijna identiek. De alarm roep is hoog en langgerekt, begint en ein digt echter zeer laag en zacht, waardoor de roofvogel de stilzittende kleine vogel slecht kan localiseren. Iedere vogel van dezelfde soort zoekt on middellijk dekking, wanneer hy de waar schuwingskreet hoort, maar ook de mees te andere soorten reageren zo. In zo'n geval wordt dus de soort-specificatie doorbroken. GEHEEL ANDERS gedragen de vogels zich, wanneer zij bijvoorbeeld overdag een uil zien. Bij daglicht doet een uil hen niets. De waarschuwingsroep die zij dan laten klinken, maakt herkenning van de plaats waar zij zitten, wel mogelijk. Deze roep heeft een langgerekte frequentie, duurt kort ,maar wordt vaak herhaald. De uil moet de waarschuwingsroep gemakkelijk kunnen localiseren, opdat het gemeen schappelijke gekwetter van vele vogels zij stemmen prompt in met de waarschu wingsroep een overdag niet agressieve vijand verdrijft. DE ZEER JONGE vogel kan alleen tsjil- pen. Pas later leert hij de typische motie ven. In het najaar verstommen de zangers. Dan begint ook bij het volwassen dier de cyclus opnieuw. Deze muzikale verandering wordt te- weeggeracht door het mannelijke ge slachtshormoon, het testosteron. Injecties van dit hormoon verwekken zowel bij oude als jonge vogels in ieder jaargetijde het volledige motiefgezang. Ook verlenging van de dag door kunstlicht, dus het sugge reren van voorjaar, sorteert hetzelfde effect. Zeer jonge merels worden evenwel ook door zulke kunstmatige middelen geen goede zangers. Zij zingen dan weliswaar luid, maar hun lied klinkt alsof ze hun jeugdig gesjilp en gekwetter tot strofen samenpersen. Iets oudere merels daaren tegen kunnen alleen al door injecties in volleerde zangers worden omgetoverd. Vele geluiden en motieven zijn dus blijk baar aangeboren, anderen worden in de loop van de tijd geleerd of door leren ver fijnd en verbeterd. De bijzondere talenten van de papegaai als imitator waren in de middeleeuwen al bekend. Als „luidspreker" is hij, in de huiskamers van onze voorvaderen, eigenlijk de voorloper van radio en t.v. geweest... IN AFZONDERING opgefokte vogels zingen slechter dan vogels, die in de vrije natuur zijn opgegroeid. Vogels kunnen zich echter ook streeksgewijze op „dialecten" specialiseren, zoals de vinken. Door het voorspelen van bepaalde strofen op de geluidsband kan men vogels ertoe brengen, deze strofes meer te zingen dan andere. Geluiden van andere soorten worden meestal door de „spotvogels" (die het ver mogen hebben, dergelijke geluiden na te bootsen) bijna tot onherkenbaarheid toe met de eigen elementen doorspekt. Papegaaien en raven drijven deze „spot" zover, dat zij zelfs de taal der mensen na bootsen, zonder natuurlijk de zin daarvan te verstaan. Men heeft deze vogels echter alleen in gevangenschap horen „spotten", nooit in de vrijheid. Gewaar komt in het Nederlands alleen voor gekoppeld aan een vorm van het werkwoord worden. De be tekenis is dan: bespeuren, bemerken. Gewaar is ontstaan uit geware dat nog voortleeft in het Engelse a w a- r e: bewust. De eigenlijke betekenis van dit woord geware is: oplettend, vlug gereed met iets, wat wij zouden noe men: vièf. Uit de .betekenis oplettend volgt gemakkelijk die van: voorzichtig, behoedzaam. In het werkwoord b e- waren vinden wij die terug, evenals in deurwaarder: de man die op de deur moet letten. Ook waarborg be hoort tot de familie, evenals waar- s c n u w e n, waarin waar is: opmerk zaam en schuwen: schuw, bang ma ken en niet: bang zijn. Tenslotte is van dezelfde stam het woord waar, koop waar, eigenlijk: datgene waarop men moet letten, waarvoor men moet zor gen. Horizontaal: 1. plaats in Gelderl.; 4. plomp: 7. koemestvocht; 11. vaar wel; 12. vogel; 13. aan wijzend voornaamw.; 14. bereide dierenhuid; 16. voorzetsel; 17. broed plaats voor vogel; 18. zwemvogel; 20. god der liefde; 23. stad in Duits land; 25. eertijds; 27. standaardmaat bij de ijk; 30. vaarwel; 31. ik (Lat.); 32. wijnsoort; 35. bepaal de oppervlakte bebouwd met landbouwgewassen; 37. stad in Gelderl.; 39. Limburgse klei; 40. ein de; 43. snoer om papie ren aan te rijgen; 45. denkbeeldige inhouds maat; 47. drietenige struis; 49. meisjesnaam; 50. bezoldiging; 51. ver moeid; 52. huis; 53 vrouw van Jacob; 54. vaartuig. Verticaal: 1. vogel; 2. gem. in Gelderl.; 3. gem. in Groningen; 4. deel van een woord; 5. ^',ree.1?,lc'e munt; 6- goedertierenheid; 8. bloedhuis; 9. lus; 10. niet goed doorbakken- 15. ontgonnen land; 17. slaapziekte; 19 leeuwebekachtig plantje met blauwe bloempjes; 21. dorp in Gelderl.; 22. stad in Frankrijk a. d. Maas; 24. de O. mond van de Weichsel; 25. halskwabbe van een rund; 26. deel van het oog; 28. meisjesnaam; 29 zandheuvel; 33. zoon van Seth; 34. water in N.H.; 35. notitieboek; 36. als 40 horizontaal- 38. slag; 39. wandeldreef; 41 meisjesnaam; 42. klein, smal, ondiep en doorwaadbaar water 44. meisjesnaam; 46. lied; 48. lichaamsdeel. Oplossingen, uitsluitend per briefkaart, dienen voor donderdag a.s. in ons bezit te zijn. Een oorspronkelijk stripverhaal Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp 1. Hè, hè," zei Tante Patent, „wat een heerlijk rus tig middagje. De kamer is aan kant, de kip staat te sudderen en ik kan een uurtje gaan breien" Ze haalde haar breiwerk te voorschijn en zette zich voor het raam. Maar de rust duurde erg kort, want na drie toeren breien, klon de doordringende sirene van een ziekenauto. „Lieve help", zei tante Patent. „Er heeft zich zeker een ongeval voorgedaan". Ze keek uit het raam en zag tot haar grote verwondering de wagen stoppen vlak voor haar deur. Twee verple gers droegen met grote vaardigheid een brancard de stoep op. „Maar... dat is... mijn neef...", stamel de tante Patent. „Mijn neef Boordevol!" „Inderdaad", zeiden de verplegers. „Uw neef Boordevol. Hij wil alleen bij u zijn. Hij prevelt uw naam in zijn ijl toestand." „Is hij - gewond?" vroeg Tante Patent bevend. „Niet in het minst." zeiden de verplegers. „Hij is overwerkt." 31. „Achteruit die deur daar in!" commandeerde de nachtwaker; en aangezien hij heel gevaarlijk deed met zijn strijdknots en zijn speer, zat er voor Panda en Joris niet veel anders op dan maar te gehoor zamen. „Uw ziedende dienstijver siert u, mijn goe de vriend," sprak Joris inmiddels op pleitende toon, „maar er is hier ongetwijfeld een klein misverstand gaan de. Gij kunt mij immers nauwelijks iets ten laste leg gen! Ik ben slechts een onschuldig museumbezoeker en mijn enige vergrijp is, dat ik niet wist dat gij zo strikt de hand hield aan uw openings- en sluitingstijden. „Geen smoesjes!" gromde de onverzettelijke Rochus van Sokkum. „Je gaat onze Middeleeuwse Kerker in allebei!" „Ik ook?" vroeg Panda ontzet. Maar ik kwam juist tegen die inbrekers waarschuwen..." „Ja, en dan een beetje met onze kanonskogels gooien, hè" snauw de de ander. „Vooruit, naar binnen! We zullen noa eens zien wie hier de baas is!" Een ogenblik later kon hij de zware deur van de Middeleeuwse Kerker achter hem sluiten en het terrein van zijn werkzaam- hden vergenoegd overzien. Met Graaf Isemgrim hulpe loos op de vloer en de beide anderen achter slot en grendel, mocht hij zeggen zijn nachtwakersplicht vol bracht te hebben. „Nou nog even de politie opbellen en dan is het gebeurd," mompelde hij tevreden, Het zou me verbazen als de directeur me morgen geen sigaartje gaf."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 11