MENEER'S NIEUWE KOSTUUM: „Albert Plesman ig keer rond de aarde TANTE PATENT ?=S= (Vertaald uit het Deens) j door Grete Dölker-Rehder 1 PANDA EN DE MEESTERSCHATGRAVER 9 Ons vervolgverhaal WOENSDAG 5 SEPTEMBER 1962 DONKERE TINTEN, SIMPELE DESSINS EN GLIMEFFECTEN *smn>s 2$%iAARTi960, de dag waar op het eerste K.L.M .-straalvcrkeersvlieg- tuig de PH-DCA „Albert Plesman", zijn glorieuze entree maakte op Schiphol heeft deze DC-8 een afstand van zes mil joen km door de lucht afgelegd. Dit komt neer op 150 maal rond de aarde, ofwel vijftien retourtjes naar de maan! De DC-8 heeft gedurende zijn nog geen tweeëneenhalf dienstjaar altijd hard ge werkt. Twee dagen na zijn aankomst in Nederland koos hij alweer het luchtruim voor een lesvlucht, waarvan hij er sedert dien talloze heeft gemaakt. In totaal werden 6-5,9 vlieguren gebruikt om het vliegend personeel vertrouwd te maken met de gedragingen van de DC-8 in de lucht, als praktijkafsluiting van vele uren droogvliegen in de „vluchtnabootser" EIKE AGENA iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiül Toen ze naast Bertien stond, zag ze Tyge Taden weggaan. Nog eenmaal keek hij om met zijn stoere, blonde kop, en zijn heerszuchtige ogen die haar weer, net als die morgen, van boven tot onder monsterden, schenen weer te zeggen: „Wacht maar, jou krijg ik nog wel!" Toen drukte Eike zich heel dicht tegen Bertiens schouder aan en fluis terde hem toe: „Kom, Bertien, kom met me mee naar mijn kamer, ik wil hier niet langer blijven". En Bertien. die allang genoeg had van het lawaai en het gewoel, ging met haar mee. In Eikes kleine meisjeskamer was het heel stil, er was niets meer van het feestgedruis te horen. Herademend bleven ze even staan, toen ze de deur achter zich gesloten hadden, toen liepen ze naar het kleine raam, dat op de baai uitzag. Het begon al donker te worden, de eerste sterren werden zichtbaar aan de wolkenloze hemel. In het westen, boven de witte Knee, die nu niet meer wit was, maar als een blauwe bergketen voor hen lag, hing nog een geel schijnsel. Als een waarschuwende vinger stak de verre vuurtoren omhoog. De licht straal glansde mat in het verdwijnen de daglicht. En toch fonkelde hij voor die beide mensen als een vertroosten de ster, het gaf hun rust, en ze ver langden plotseling ontzettend naar de eenzaamheid ginds. Het was al diep in de nacht, toen de deur geopend werd en iemand voorzichtig binnenkwam, die de deur weer zacht achter zich sloot. Bertien hief vragend zijn hoofd op, Eike wendde langzaam als uit een droom, haar bleke gezicht naar de binnen- komende toe. Toen hoorden ze Moy's 1 stem: „Zijn jullie hier? Mag ik bin- g nenkomen? Och, mag ik hier niet een beetje treurig zijn?" H Eike stond op, liep naar haar toe g en zei: „Kom maar, Moy. We wach- ten op het tij". Ze nam haar bij de hand, en gewillig schuifelde Moy ach- g ter haar aan naar de bedrand, waar g zij bij haar ging zitten. Moy's vermoeide stem klonk uit de g duisternis: „Jullie willen daar ook niet meer zijn. Nee, nee, jullie heb- ben gelijk. Ik kan het gewoon niet g meer uithouden. Al die dronken man- g nen en die krijsende vrouwen. De rus- tige, nette mensen zijn al lang weg- g gegaan. Die er nu nog zijn vind ik g weerzinwekkend. Och, nog niet zo" lang geleden danste en dronk en g lachte ik ook. Maar ik kan het niet meer. Ik kan het lawaai niet meer uithouden. Ik word gek. Wie de dood in zijn hart draagt, zoals ik, kan niet g meer vrolijk zijn. Droevig ben ik, als maar droevig, vol smart zijn al mijn H gedachten. g En de anderen zijn net dieren of krankzinnigen. Jullie beiden zijn ten- minste nog mensen, de enige mensen H hier in huis. Nu gaan jullie weg, weg van hier, en jullie laten me helemaal alleen achter g Zo klaagde Moy's stem verder in het duister, als de klaagzang van een p nachtelijke vogel. Hoe moesten ze haar helpen? Wat moesten ze zeggen? Ze dachten: Moy is ziek en Moy heeft haar verstand verloren. Wat konden ze doen? Radeloos zaten ze daar. Eindelijk zei Eike zacht: „Moy 1 Haulsen, wil je me niet eens komen g opzoeken? Je moet toch zien, hoe en waar ik nu woon", g En toen sprak Moy, precies zoals g vroeger Eike, haar meid, tegen haar gesproken had. „Ja, Eike", zei ze p deemoedig. En daarna sprak niemand g meer. Alleen de stilte was er, en het ronddraaiende schijnsel van de vuur- p toren, dat het kamertje telkens even g verlichtte. Toen het in het oosten begon te da- S gen roeiden Bertien en Eike al over g de Bocht. Er was geen geluid om hen heen: p land en water, huizen, mensen en die- ren sliepen nog De sterren waren g nog niet helemaal verbleekt. Het was p een stille tocht. Tussen hen in ston- p den de beide geiten, die Bertien mee had moeten nemen, om ze te melken, p Bertien Flor zat licht gebogen, zijn a ogen waren half gesloten. Hij moest g krachtig roeien, want de vloedstroom, g die de boot naar Lissum terug wilde g drijven, was heel sterk. Eike zat voor s in de boot. Ze had Hallesöts wollen g doek om haar schouders gelegd, het g spinwiel en de stoof stonden naast g haar, en in haar schoot hield ze de g oude pop en een gevlekt katje, dat ze g aan Moy gevraagd had. Er stond ook g een mand met potplanten, die telkens s door de snuffelende bekken van de g geiten bedreigd werden. Ze had ge- g voeld, dat ze buiten Bertien, nog iets levends, iets warms nodig had, daar aan de witte Knee, en daarom had ze g om de kleine kater en de bloemen ge- vraagd g Stil en gelukkig zat ze daar op het g bankje, half kind, half vrouw, en ze g dacht er niet aan, dat daar aan de witte Knee niet alleen stilte, haar g wachtte, maar ook storm. Ze dacht helemaal niet, ze voelde alleen maar. Ze voelde zich rustig en veilig. Toen ze eindelijk aanlegden, begon het al aardig te schemeren. De geiten spartelden tegen, toen Bertien ze uit de boot wilde trekken. Ze waren bang, want de boot schommelde en lag veel dieper dan de kleine steiger. Tenslot- te moest Eike ze een voor eert uit de boot tillen. Met de roeispanen over zijn ene schouder, Eikes klerenkist op de andere, liep Bertien door het zand naar zijn huis. Eike volgde hem met haar heiligdommen. Bertien was inmiddels al thuis ge- komen, had haar klerenkist neergezet en was juist van plan zich te gaan verkleden, toen ze op de drempel verscheen. Hij was met zijn gedach- ten alweer helemaal bij zijn vuurto- ren en verbaasde zich er even over, haar plotseling in zijn huis te zien. Ze droeg de bloemenmand en de pop in haar ene hand, het spinnewiel en de stoof in de andere, de kleurige wollen doek lag helemaal scheef over haar verwaaide haren en haar schou- ders, en door een spleet in haar jakje kwam een driehoekig kattekopje kij- ken, dat met grote groen ogen nieuwsgierig de wereld in blikte. Bertien griezelde even, toen hij dat zag. Het leek, alsof Eike hem met vier'ogen aankeek. „Een wonderlijk kind is ze toch", dacht hij, terwijl hij zich verkleedde. I „maar ja hoe zou ze anders met mij aan de witte Knee willen wonen, j als ze niet wonderlijk was?" Toen hij een tijdje later van de vuurtoren kwam, waar hij eindelijk de bijna leeggebrande lampen ge- j doofd had, de petroleum-motor had afgezet, alles schoongemaakt en op- j nieuw klaargemaakt had, zag hij dat het vee gevoederd, de geiten ge- j molken waren en de ontbijttafel was j gedekt. In de haard knetterde het vuur. De zon was opgegaan boven Lissum en de eerste smalle stralen kwamen door het raam naar bin- nen. De kleine bonte kat zat op de grond voor een schoteltje en slobber de behaaglijk de nog warme melk Voor alle ramen stonden de nieuwe potplanten met hun eerste groene blaadjes. Het was geen wonder, dat Bertien glimlachte onder zijn baard, zich in zijn handen wreef en Eike toe knikte. En toen Bertien haar zo toeknikte, meende ze in zijn ogen hetzelfde te zien als in de ogen van Tyge Taden, toen hij haar zo brutaal van hoofd tot voeten monsterde. Was het alleen maar omdat ze allebei mannen wa ren, was het omdat haar vrouwelijke instinct begon te ontwaken, of kwam het, omdat ze steeds weer tussen Ber tien en haar Tyge Tadens ogen zag opvlammen? Ze wist het niet, maar terwijl ze koffie inschonk voor haar man. voelde ze zich rood worden. Ze hadden nog niet eens het aller noodzakelijkste werk gedaan, toen ze met veel geroep. Haulsens knechten al aan hoorden komen met de wagen Piet lachte hard, toen hij van de bok afsprong, terwijl Willem bleek en met een kwaad gezicht bleef zitten. Eike en Bertien zagen direct, dat ze alle drie nog dronken waren. Met een giote boog gooide Willem een lege ieneverfles in het water. (Wordt vervolgdi IN HET RAI-gebouw wordt deze week de zeventiende Herenmodebeurs gehouden voor detaillisten in de heren modebranche. Deze halfjaarlijkse vak beurs biedt ditmaal plaats aan 120 deel nemers voor het overgrote deel uit Nederland, maar ook uit Duitsland, België en Frankrijk. In verband met de „contactdag van de Europese industrie" die dit jaar in ons land wordt gehouden, werd bij de opening der beurs een internationaal herenmode- defilé gegeven, waaraan zeven landen deelnamen. Deze manifestatie waar bij ook Prins Bernhard aanwezig was beoogde een overzicht te geven van de herenkleding voor het seizoen 1962 1963. Op originele wijze, maar niet altijd even geslaagd, werd de mode in beeld gebracht door snel elkaar opvolgende mannequins. In een omlijsting van licht schermen, waarop diverse details van de kleding en het land van herkomst werden geprojecteerd, deed het geheel nogal rommelig aan, een indruk die nog versterkt werd door de tamelijke kin derlijke sketches waarmee de pauzes werden gevuld. HET EUROPESE modebeeld voor het komende seizoen, dat ontstaan is uit de adviezen die door de diverse Euro- oese mode-instituten zijn uitgebracht, biedt geen verrassende aspecten. DE COLBERTS blijven kort met smalle revers, met twee of drie knopen hoog gesloten. Veel rug- of zijsplitten, klepzakken en een natuurlijke, brede schouderlijn. De kleding wordt nauw- sluitender gesneden. Ook het vest schijnt terug te keren. De pantalons zijn smal en zonder omslag. De sport- colberts tonen veel variaties: met schuin of recht geplaatste zakken, som mige met zadelsteek gegarneerd, een enigszins getailleerde lijn, veelal in tweek.noopsmodel. DE STOFFEN zijn licht van gewicht, maar vrij dicht geweven en met een sterke voorkeur voor glanseffecten door bijmenging van synthetische vezels (en niet natuurzijde zoals dit vroeger het geval was). De dessins zijn zeer gunstig: er bestaat een grote voorkeur voor effen gladde kamgarens en fantasie dessins die nauwelijks opvallen. Ook de streepdessins zijn weinig gemarkeerd. De kleuren zijn warm en diep van tint: naast grijs en blauw zien we een nei ging naar bruin-brons en olijf. HELLE, LEVENDIGE tinten hebben bij de kostuums geheel afgedaan, maar voor de voeringstof van regenjassen doen ze het bijzonder goed. Korte modellen, die hooggesloten worden met een rechte kraag, krijgen door deze contrastwerking van de fantasievoering een fleurige noot. Bij de regenkleding vinden we veel grijs, beige, blauw en een cognactint Populair bfj de jongeren, vooral bü het non-conformistische deel, is dit „revo lutionaire" pak. Een jasje, dat de af gelopen maanden al veel gekocht werd, een leren broek en idem hoedje. Stoer, manlijk en comfortabel is het pak van grof manchester voor heren tussen de 20 en 30 jaar. Het ontwerp is volgens de laatste mode. in een menging van katoen met polyes ter. De modellen hebben een aflopende schouderlijn, geaccentueerd door de raglanmouw. Zijsplitten vinden we praktisch overal en zatèken zag men in diverse variaties. Dezelfde aflopende schouderlijn zien we ook bij de winterjassen, veelal sterk negend naar het sportieve genre. De gedistingeerde diplomatenjas geeft een Engelse indruk, geaccentueerd door de bolhoed. Ook hier wordt bijzonder veel aandacht besteed aan de voering. De mouw is meestal ingezet, hoewel we ook hier wel het raglanmodel vinden. De tweed, zowel in gladde als in geruwde uit voeringen, wint steeds meer veld en verdringt velours en mohairkwaliteiten. Evenals bij de kostuums zullen ook hier de effen en kleine fantasiedessins toe nemen, met een verlevendiging van die dessins door glanseffecten. De kleuren zijn over het algemeen licht met een donkere ondergrond, het geen voor verrassende contrasten zorgt. Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll'lllllll'll'llll'lll^ Enorm verbruik DE EERSTE buitenlandse reis van de „Albert Plesman" had plaats op 29 maart 1960, toen hij een groot aantal gasten, waaronder vele vertegenwoordigers van de pers, even op en neer wipte naar Madrid „voor de lunch". In totaal maakte de „Albert Plesman" van 25 maart 1960 tot 1 augustus j.l. niet minder dan 8.122 vlieguren vol, dat is dus, op enkele weken na, een jaar in de lucht! Van dat jaar eiste de route Amsterdam- New York, met 218 vluchten en een totaal van 2.641.942 km, het leeuwendeel op: DE „ALBERT PLËSMAN" wil niet alleen het beste voor de inwendige machine, hij wil ook stevig „op poten" staan. De banden zijn hierbij uiteraard een zaak van belang. Na 120 landingen moeten de banden van een DC-8 worden vernieuwd. Dit betekent, dat de DC-8, met gemiddeld 1 landing per vier vlieguren (en méér tijdens het les sen), gedurende die tweeëneenhalf jaëk ruim 400 banden heeft verleten.... Verbeteringen i Sinds zijn komst in Nederland werd de PH-DCA, die voortdurend van de nieuwste snufjes werd en wordt voorzien, op 367 verschillende punten gewijzigd. 116 ver anderingen in het elektrisch systeem, 33 wijzigingen op vliegtuig-constructief ge bied, 124 wijzigingen aan het mechanisch systeem en tenslotte nog 94 modificaties in stuurhut, cabine en boordkeukens. Door een aanzienlijk aantal motorwijzigingen konden de prestaties van de gehele DC-8- groep belangrijk worden verbeterd. Een historisch moment. 25 maart 1960. De „Albert Plesman" is zojuist neer gestreken op Schiphol: het straaltijd- perk is begonnen. 3.270 vlieguren. Een goede tweede is de route Amsterdam-Tokio, met 25 vluchten, 847.500 km en 1.150 vlieguren. De DC-8 heeft overigens op alle grote intercontinen tale luchthavens zijn staart laten zien. In dezelfde periode consumeerde de PH-DCA 70 miljoen liter brandstof een DC-8 verbruikt gemiddeld 8.800 liter kerosine per uur. De totale be hoefte van het Nederlandse volk aan kerosine wordt voor 1962 geschat op 770 miljoen liter. De veertien DC-8- straalvliegtuigen van de K.L.M. ver bruiken dus per jaar evenveel als de halve Nederlandse bevolking! Het normale onderhoud van de „Albert Plesman" vergde tot nu toe totaal 87.750 manuren. Deze werden besteed aan 520 zo genoemde transitinspecties, 31 blokinspec- ties en twee „jaar-inspecties". Zo heeft de „Albert Plesman", die op 14 april 1960 als eerste de nieuwe drie kilometer lange „straalbaan" op Schiphol in gebruik nam, reeds een drukke, wel bestede en betrouwbare dienstperiode achter de rug. 4. Tante Patent had haar bed afgestaan aan de arme overwerkte neef Boordevol. Zelf sliep ze in een hangmat in haar huiskamer. „Dan ben ik bij 't minste geringste gerucht wakker", had tante gezegd. „Dus roep me vooral, neef als je me nodig hebt." Welnu, neef Boordevol had haar niet nodig. Hij lag nog steeds in zwijm en tante zou ongetwijfeld de hele nacht rustig doorgeslapen hebben, ware het niet dat Gore Gerrit door de kamer sloop, op zoek naar tafelzilver. Hij bewoog zich erg zacht, daar had hij een zekere handigheid in, maar het was pikdonker en hij stootte met zijn hoofd tegen de hangmat, zo dat tante Patent een licht duwtje kreeg. Ze schrok wakker en riep: „Heb je me nodig, neef?" Toen keek ze onder zich en zag de ongunstige gelaats trekken van een individu. 34. Een klimtocht naar het hoge venstertje bood ogenschijnlijk weinig mogelijkheden op ontsnapping, maar er waren niet veel andere kansen in de Mid deleeuwse Kerker en daarom moest het geprobeerd worden. Joris leunde stevig tegen de muur, en Panda die nu eenmaal de kleinste en lichtste was begon te klimme „lk hoop, baaske", sprak Joris in tussen vermanen- „dat ge dit als een voorrecht zult ervaren, want het is niet door een iegelijk dat ik over mij heen laat lopen. En geef, eenmaal boven aangeland, uw ogen goed de kost!" Nu, dat deed Panda toen hij stevig op Joris' schouders stond maar het uitzicht was wel een beetje teleurstellend. Het eerste wat tot hem doordrong was al, dat het raampje te klein was om er doorheen te klimmen; en toen hij erdoor naar buiten keek zag hij ook al niet veel opwekkends. Daar was niets anders dan een gang van het museum, en door die gang liep heel tevreden de nachtwaker Rochus van Sokkum te wandelen. „Nou zal dat boevengespuis nog wel eens anders gaan piepen!" mompelde de plichtsgetrouwe functionaris. „De politie komt meteen, en dan gaan ze de nor in, allemaal!" Er was eigenlijk nog maar één waar hij niet helemaal rustig op was, en dat was Graaf Isengrim; want, zo dacht hij, „stel je voor dat die schurk uit zijn harnas weet te komen. Dat was echter niet waar Graaf Isengrim mee bezig was. Hij had zich al aardig aan het Kanon van Sof malen omhoog gehesen en clles leek goed te gaan. maar toen begon door al zijn duwen en dringen het gevaarte in beweging te komen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 9