De stadsmens op zondag
TANTE PATENT
NIEUWE STER
MODEFIRMAMENT? J
(Vertaald uit het Deens) j
door Grete Dölker-Rehder I
Inktvis met
vals gebit
Moderne Crusoe
PANDA EN DE MEESTERSCHATGRAVER
11
DINSDAG 18 SEPTEMBER 1962
Ons vervolgvcrhaoi
m
g pen.
llti§§Èl
Vlucht naar buitenveel minder
massaal dan men vermoed zou hebben
EIKE AGENA
35)
Maar de doek en de boot waren er
wel. Op natuurlijke wijze kon dat
toch niet gebeurd zijn.
Tyge Taden moest dus wel weer en
deze keer nog wel met de daalders,
over de Bocht gevlogen zijn! Bertien
twijfelde nu niet meer aan Tyges bo-
vennatuurlijke krachten. Langzaam
en gebogen en nog meer in zichzelf
verzonken dan ooit, liep hij weer naar
huis terug.
Hij wilde het Eike liever niet zeg
gen, dat van Tyge, want anders zou
ze nog banger zijn. Want dat ze bang
voor hem was, dat had hij al ge
merkt.
Ze was aan het werk in de stal, en
daarom liep hij de kamer in en ver
stopte de doek in de lege bedstee. Hij
zou ze haar pas morgen teruggeven
omdat hij haar dan niet behoefde te
vertellen van de wonderlijke terug
keer van de boot.
's Avonds, toen ze tot rust gekomen
waren, nam Bertien zijn kalender en
schreef er met grote, onhandige let
ters op:
„Tyge Taden van Lissum is mijn
vriend. Tyge Taden was getuige bij
mijn huwelijk. Hij heeft me geholpen,
I Hannis Haulsen zijn varken te geven.
Hij heeft onze bruiloftsdaalders in
bewaring genomen. Als we eens een
zoon hebben, zal Tyge Taden zijn
peetvader zijn.
En als ik eens sterf, dan zal Tyge
I Taden vuurtorenwachter aan de witte
Knee worden en voor Eike zorgen".
Bertien Flor legde de kalender op
tafel en ging de keuken uit.
Eike merkte wel, dat hij de kalen-
der daar voor haar had neergelegd.
Ze liep erheen en boog zich over het
papier.
Toen ze het gezien had, keek ze
peinzend voor zich uit.
Toen fluisterde ze: „Bertien. wat
heb je daar geschreven? Bertien
heb je er wel een idee van, wat je
geschreven hebt?"
Ze keek radeloos om zich heen, een
beetje bang ook, alsof ze bescherming
zocht tegen iets.
Toen zei ze heel hard in de donkere
keuken: „God schenke je een lang
leven, Bertien Flor!"
En ze huiverde.
Moy Haulsen was met de boot met
Hannis naar Duitsland gegaan en ze
hadden daar de beroemdste dokter
opgezocht. De dokter had hun ook
openhartig gezegd, wat Moy scheelde,
het was niets had hij gezegd. Hij had
zelfs om Moy's zwaarmoedigheid ge
lachen en gezegd, dat dat wel meer
voorkwam in haar toestand, maar dat
het ook wel weer over zou gaan.
Maar wat had Moy daar aan. Hief
het haar op uit haar droefgeestigheid?
Neen. dat deed het niet. Ze zei Hannis
steeds weer opnieuw, dat ze toch
moest sterven en dat de dokter dat
helemaal niet wist, maar zij wist het,
en daarom moest ze treurig zijn. Het
kon niet anders. Hannis werd er ten
slotte helemaal balorig van. Hij trok
zijn hoofd tussen zijn schouders,
staarde stompzinnig voor zich uit of
hij was humeurig en verwachtte over
al ongeluk en ellende. Alleen als hij
naar Norderland gereden was. kwam
hij meestal dronken en vrolijk naar
huis.
Hoe dan ook, hij kon Moy niet hel-
I En Moy, die dag in dag uit droef-
1 geestig thuis zat, en vergeefs naar
5 een beetje troost en liefde haakte,
dacht hoe langer hoe meer aan Eike.
Had ze Eike niet beloofd, haar eens
op te zoeken aan de witte Knee?
Moest ze niet eens gaan kijken, hoe
ze het daar maakte? Ja. dat wel.
Maar was het niet een beetje te ver,
naar Eike? Het leek wel het einde
van de wereld. Zouden haar voeten
haar wel zover kunnen dragen?
6 Ze had gemakkelijk een knecht kun-
j§ nen vragen, haar erheen te roeien,
s Maar op die eenvoudige gedachte
H kwam de rijke Moy Haulsen niet.
g Voor haar was niets meer eenvoudig,
g iedere kleinigheid was een onoverwin-
E nelijke moeilijkheid geworden.
Maar ze verlangde er zo sterk naar,
g Eike weer eens te zien, dat ze op een (Wordt vervolgd)
liimiiiiniiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiii'iniiiniiiiiiiinniiiiiiniiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii
dag zonder er iemand een woord van
te zeggen, naar buiten ging. nog in 3
ochtendkleding, met verwarde haren.
Ze liep weer net zo snel als vroeger s
door de tuin en langs het strand. 3
Maar toen ze Jan Jarrings huis en s
het grote duin achter zich had, begon
ze moe te worden, want alles was zo
wijd om haar heen en de witte Knee
glinsterde zo verschrikkelijk ver voor
haar, dat ze weer dat zware, beklem-
mende gevoel in haar borst kreeg. g
Maar het verlangen trok haar ver-
der, onweerstaanbaar. Langzamer
liep ze nu, haar voeten stokten soms.
De zon brandde fel op haar onbedek- 3
te hoofd en de lichte bries, die alleen g
maar een beetje met haar haren 3
speelde, deed, voor haar gevoel, haar
hoofd pijn. Het fonkelende licht van
het stralende landschap om haar 2
heen verblindde haar haast en haar
voeten wilden bijna niet meer.
Ze bleef plotseling staan en dacht
vertwijfeld: Ik kan niet meer.
Angstig keek ze om zich heen. Daar
lag het dorp Lissum al net zo ver
achter haar als de witte Knee voor 5
haar lag. En daar stond ze, verlaten
in deze eenzaamheid. Ze dacht er niet
aan, even uit te rusten in het warme
zand. Ze strompelde weer verder, en
het leek haar, alsof dit de weg van 3
haar dood zou worden.
Moy Haulsen huilde van zwakte en
ellende.
„Eike!" riep ze van tijd tot tijd,
„Eike, Flor! Kom toch! Help me
toch!"
Maar niemand hoorde haar, nie- 3
mand kwam, niemand hielp.
Steeds verder strompelde de arme
vrouw. Soms verlieten al haar krach-
ten haar. Dan zonk ze in elkaar en
bleef een tijdje onbeweeglijk liggen.
Haar hart klopte razend, hijgend ging
haar adem, en weer fluisterde ze:
„Eike, kom toch! Eike, help me toch"
Het scheen haar toe of er geen levend
wezen meer op de wereld was. Er
was niemandmeer. Alleen Moy was
er nog maar, en die moest nu ook
sterven.
Moy geloofde vast daaraan, maar
toch stond ze tenslotte weer op en
liep wankelend verder als een dron-
ken vrouw. En eindelijk, zonder dat
ze wist hoe ze het klaargespeeld had,
stond ze dan toch voor het huisje van
Bertien Flor. Eike zat buiten op de
bank in de zon, gebogen over een sok p
die ze aan het stoppen was.
Ze keek op en zag Moy Haulsen,
die eruit zag als een spookverschij-
ning. Wat! Was dat Moy Haulsen? s
Ontzettend, ze zag er uit, zo slordig
alsof ze net uit haar bed kwam. En
dat niet alleen, maar ze scheen op
het punt te staan om neer te vallen,
zo bleek was ze, en haar verwilderde
ogen waren weggezonken in diepe ho-
len.
„Moy" riep Eike, „Moy Haulsen!"
Ze sprong op, legde snel het breiwerk
neer en liep naar haar toe.
Ze had zich altijd zo op Moy's be-
zoek verheugd! Ze had ernaar ver-
langd en zich al weken lang verbaasd
waarom ze maar niet kwam. En nu g
kwam Moy en ze zag er zo uit dat
Eike ervan geschrokken was. Ze leg-
de haar arm om haar heen en bracht
haar naar de bank. Volkomen uitge-
put ging Moy zitten, liet toen haar
hoofd voorover vallen en sloot haar
ogen.
„Moy, wat is er met je?" vroeg 2
Eike angstig.
Ze antwoordde, haast fluisterend:
„Niets kind, niets! Maar laten we
naar binnen gaan; ik wil dat zand en
die zon niet meer zien!"
Zorgzaam bracht Eike haar naar
de mooie kamer, liet haar in de grote
leunstoel plaats nemen, en toen ze
zag, dat Moy rilde, hoewel het zweet
op haar voorhoofd parelde, legde ze
de wollen doek van haar moeder om
haar schouders en schoof de stoof, die
ze met gloeiende kooltjes uit de haard
vulde, onder haar voeten.
Toen maakte ze sterke koffie, deed
Moy's kom halfvol met kandij, goot
daar de hete drank op en deed er
een scheut geiteroom bij.
V
REEEL EN ZAKELIJK, maar
ook sympathiek-bescheiden
„ik ben maar gewoon confec
tionair" is onze eerste in
druk van Arnould G. Diepen
veen, 33 jaar en mode-ont
werper in Amsterdam. Zonder
het in zijn vak welhaast on
vermijdelijke pathos van vak
jargon en elegante gebaartjes
stalde hij zijn kleine collectie
voor ons uit op het zachtgele
vloerkleed van zijn smaak
volle flat in Zuid: twintig
jurkjes, de hele collectie „Ar-
noldo-J eunesse"
EEN NIEUWE STER aan de
modehemel? In elk geval een
man uit de praktijk. Die leerde
hij kennen gedurende zijn
twaalfjarige werkzaamheid bij
Dick Holthaus, waar hij laat
stelijk „managing director"
was. Laatstelijk, want een
paar weken geleden is hij voor
zichzelf begonnen. Uit harde
noodzaak eigenlijk, want zijn
vader, eigenaar van een hoofd
stedelijke confectiefabriek
werd ernstig ziek en dus moest
Arnould de leiding van het
bedrijf overnemen.
Met dit simpele, maar door de
boa van wol gedistingeerde
modelletje in de „Princesse-
lijn" zal ieder meisje er op een
receptie schattig uitzien.
De tweedelige overgooier van
bruin-witte Prince de Galles-
kamgaren is origineel, vlot
en comfortabel. De overgooier
van pied de poule met gérende
rok is een ideale kantoor-
dracht en kan worden gecom
bineerd met truien in diverse
kleuren. (Foto: Paul Huf)
„Let wel, ik wil niet de grote
couturier uithangen, nog veel
minder Dick Holthaus na
bootsen. Ik maak alleen zelf
de modellen voor de fabriek.
Maar ik ben in het ontwerpen
nog maar een piepkleine be
ginner."
Teveel bescheidenheid mis
schien? Wie zijn collectie ge
zien heeft, is daarvan wel
overtuigd. Vlotte modelletjes
.met kleine gedistingeerde ef
fecten, die men in gewone
confectie zo vaak mist.
„Ik probeer de mode te
brengen voor jonge meisjes,
die zich niet door een coutu
rier kunnen laten kleden om
dat hun budget het niet toe
laat," zegt Arnould Diepen
veen, wiens modellen binnen
kort in gerenommeerde kle
dingzaken verkrijgbaar zullen
zijn.
Het gebeurde aan een altijd
zonnige kust van Spanje, waar
Arnould Diepenveen met va
kantie was. Drommen meisjes
om hem heen die zijn zelfont
worpen shirt wilden lenen. Zo
werd dat her en-sport shirt zijn
inspiratie voor de guitige,
vlotte twistrok en bloese van
zwarte flanel, hierbij afge
beeld. De bloese heeft épau
letten op de schouders en zak
jes op de bovenkant van de
mouwen.
NIET ALLEEN uit Neder
land maar ook uit Duitsland
Engeland, Denemarken en
Amerika zijn reeds gretige af
nemers komen opdraven voor
zijn eollectie van 20 jeugdige
cocktailjurkjes, die door So
phie Carstens (Nederlands
„top-mannequin") en Evelijn
de Ruiter (uit Heemstede) wor-
Links: twistrok en bloese van
zwarte flanel. Op de bloese
epauletten, op de mouwen zak
jes. De rok wordt „opgehou
den" door bretels van lak
„Slimline" (rechts) is een
groen flanellen japonnetje, dat
op ieder uur van de dag en
bjj elke gelegenheid kan wor
den gedragen. (Foto: Paul Huf)
den geïntroduceerd en waar
over iedereen enthousiast is.
Evelijn zegt: „Ik vind het
enig. Het is fijn om te showen.
Jammer eigenlijk dat het con'
fectie is
En Arnould Diepenveen zelf?
,,'t Is veel leuker, de confectie,
je kunt meer leuke dingetjes
uitbuiten. Het is echt niet
m'n bedoeling om de gewone
confectie te maken."
Van oorsprong confectionair,
in het vak opgegroeid en door
kneed, bekijkt Arnould Die
penveen elk stuk dat in de
fabriek gemaakt wordt met
kritische ogen. Elk stuk wordt
met een doel ontworpen en er
wordt met verschillende fa
cetten rekening gehouden. Een
jurkje of pakje mag bij hem
niet na een of twee keer dra-
gen de kast ingaan.
Zelfstandig het modepad be
wandelen kost veel tijd en
inspanning. „Voor vrije tijd
heb ik geen tijd". Arnould Die
penveen heeft zelf alles
handen, zowel de artistieke als
de organisatorische en zake
lijke touwtjes. Heeft oog („vind
je niet, dat de Nederlandse
vrouw er de laatste jaren goed
uitziet") en oor („vooral So
phietje Carstens geeft me
goede adviezen, ze heeft een
uitstekende smaak.") Hetgeen
eens' te meer zijn bescheiden
heid demonstreert.
De Rijksdienst voor het Nationale Plan heeft in samenwerking met de Provin
ciale Planologische Dienst van Noord-Holland en de- gemeenten Amsterdam,
Rotterdam, Hilversum en Zaandam in 1956 een onderzoek ingesteld naar de
wijze waarop de stedeling zomers zijn zondag doorbrengt. De resultaten van
dit onderzoek zijn thans gepubliceerd, zes jaar na het onderzoek dus, omdat
de uitwerking der gegevens zeer gecompliceerd was.
HET IS een zeer verbreide opvatting,
dat de stedeling mobiel als hij veelal
is door het gebruik van steeds snellere
vervoermiddelen op zondagmorgen
Steeds vroeg de stad „ontvlucht". Daar
door zou het kerkbezoek van steeds min
der betekenis worden, zouden de steden op
zomerzondagen leeglopen en zou de ste
deling, vooral wanneer hij over een motor
voertuig beschikt, op steeds grotere af
stand van zijn woonplaats vertier gaan
zoeken.
De resultaten van het ingestelde onder
zoek wijzen echter in een andere richting.
Kort samengevat geven zij voor de vier
genoemde steden het volgende beeld:
Van de bevolking bevond zich op zon
dag ongeveer 26 percent buiten de woon
plaats. Wanneer de omgeving daartoe
noodt, is de trek naar buiten nog groter:
in Hilversum bij voorbeeld was het per
centage 40. In Rotterdam daarentegen be
vond zich slechts een kleine 20 percent
van de bevolking buiten de woonplaats.
Veel meer mensen dan verwacht werd
bleken op zondag te zijn thuisgebleven
Omstreeks 50 percent van de bevolking
vertoefde op zondagmorgen in eigen wo
ning. Op zondagmiddag loopt dit percen
tage terug tot ongeveer 35. Factoren die
het thuisblijven beïnvloeden zijn, behal
ve de leeftijd, het geslacht (vrouwen blij
ven meer thuis dan mannen) en het in
komen. Dit patroon wordt evenwel door
broken wanneer aantrekkelijke recreatie
gebieden op korte afstand van de woning
aanwezig zijn. zoals dit bij voorbeeld het
geval is in Hilversum. De bejaarden, de
jonge gezinnen en de lagere inkomensgroe
pen dus zij die de grootste moeilijkhe
den ondervinden bij hun trek naar buiten
profiteren het meest van deze recrea
tiegebieden. De overige groepen (jongeren,
hogere inkomensgroepen) weten onder al
le omstandigheden de weg naar buiten wel
te vinden.
Ruim 20 percent van de bevolking in de
onderzochte steden was op zondagmorgen
ter kerke geweest. Voor de gereformeer
den en 'rooms-katholieken liggen de per
centages aanmerkelijk hoger (60 percent)
Automobilist zoekt dichtbij huis
ONGEVEER VIJF percent van de be
volking had het weekeinde buiten de
woonplaats doorgebracht, terwijl ongeveer
tien percent de gehele dag was weggegaan
De grootste variatie in percentages tussen
de vier gemeenten vindt men bij het uit
stapje op zondagmiddag. In Hilversum ging
23 percent van de bevolking op zondag
middag naar buiten, in Rotterdam was dit
slechts zes percent. Vooral autobezitters
hebben de neiging pas op zondagmiddag
weg te gaan. Men reist dan echter niet
ver: omstreeks 75 percent van de auto
bezitters die op zondagmiddag naar buiten
gingen bleven binnen' een afstand van 30
km. van de eigen woonplaats.
Het is dan ook te verwachten, dat
toenemende motorisering niet in de
Kenneth Blake nuttigde onlangs zijn
ontbijt met een gebit dat eens gedra
gen werd door een octopus (inktvis).
Ik vraag niemand dit verhaal te ge
loven", zei hij, „maar het is waar en
hier zijn mijn tanden om het te be
wijzen". Zes weken geleden ging Bla
ke met vakantie naar Loano, aan de
Italiaanse Riviera. Hij ging zwemmen en
een grote golf spoelde zijn valse gebit
weg.
Vergeefs probeerde Kenneth zijn gebit
terug te vinden. De vakantiedagen gin
gen voorbij en hij keerde met zijn ge
zin naar Engeland terug. Tandeloos en
terneer geslagen kwam hij in het moe
derland aan. Op zijn werk vertelde hij
zijn vriend, Gerald Farrell, wat hem
overkomen was. Beide mannen werken
bij een onderneming die spoorwegrij
tuigen bouwt. Farrell vertelde hem toen
dat hij ook met vakantie naar Loano
zou gaan. „En ik zal naar die tanden
van jou uitkijken", zei hij grinnikend.
De eerste dag die Farrell aan het
strand van Loano doorbracht zat hij te
kijken naar een paar vissers die daar
bezig waren.
„Ik keek naar die visser", zegt hij.
„Zij haalden allerlei dingen uit het wa
ter. Tenslotte vingen zij een octopus.
Ik kon mijn ogen niet geloven maar
in de tentakels van de octopus zat een
stel valse tanden. Zo goed en zo kwaad
als het ging vertelde ik de vissers hoe
mijn vriend hier zijn tanden verloren
had. Zij gaven mij het gebit".
In het afgelopen weekeinde keerde
Farrell in Engeland terug, zijn eerste
gang was naar Blake die hij „het ge
bit van de octopus" liet zien. „Ik kon
mijn ogen niet geloven", vertelt Blake.
Het waren mijn eigen tanden. Maar ik
wed dat u het niet gelooft".
Georges de Caunes, verslaggever van
de Franse radio en televisie, zal een
jaar lang als een moderne Robison Cru
soe op een verlaten eiland in de Stille
Oceaan gaan leven. Een dezer dagen be
gint hij zijn vrijwillige eenzaamheid op
Het eiland der klinkers", Eiao, behorend
tot de Marquesen-eilanden die deel uit
maken van Polynesië. Eiao is een oude
vulkaan, 420 meter hoog, met een opper
vlakte van vijftig vierkante kilometer.
Tot 1880 diende het als strafgevangenis.
Thans grazen er alleen magere schapen
die nog enig voedsel in de rotsachtige
bodem trachten te vinden. De Caunes heeft
rivierzand meegebracht waarin hij graan
wil planten dat bestand is tegen de droog
te. Hij heeft echter als voorzorgsmaatre
gel ook blikjes met voedsel bij zich en is
verder uitgerust met materiaal om te vis
sen, geneesmiddelen, gereedschap om een
huis te bouwen, boeken, papier en een
radiozender. Via deze zender zal hij elke
avond radiopraatjes van vijf minuten ver
zorgen om zijn indrukken weer te geven.
Hij heeft afgezien van een radio-ontvang
toestel omdat hij geen contact meer wil
hebben met de buitenwereld. De Caunes
heeft een metgezeleen herdershond uit
de Pyreneeën.
eerste plaats zal leiden tot het afleg
gen van veel grotere afstanden dan
voorheen maar tot een later vertrek
van huis en hiermee tot een sterke
vergroting van de topdrukte in de re
creatiegebieden. De veronderstelling
dat er dichtbij de woonplaats in de
toekomst minder behoefte zou bestaan
aan recreatiegebieden omdat de auto
mobilist toch op grote afstand van
huis recreatie gaat zoeken, gaat dus
niet op: bij groeiend autobezit spitsen
de problemen zich vermoedelijk juist
toe.
Uit Zaandam, Rotterdam en Amsterdam
richtte 20 a 25 percent van de totale trek
(wat neerkomt op 6 a 8 percent van de
bevolking van deze steden) zich op het
strand en de duinen. Het bezoek aan an
dere steden mag overigens ook niet wor
den onderschat.
In 1956 trok ongeveer 25 percent van
hen, die hun vertier buiten de woonplaats
zochten, met de auto naar buiten. Het
lijkt zeer waarschijnlijk, dat dit percen
tage thans hoger ligt. Toch handhaaft de
fiets zich nog redelijk. Opmerkelijk is, dat
de gehuwden verhoudingsgewijs veel meer
met de auto weggingen dan de ongehuw-
den. Dit geldt zowel voor de verschillende
inkomensklassen als voor de diverse leef
tijdsgroepen.
Verder kwam uit het onderzoek naar vo
ren, dat het gezin een belangrijke func
tie vervult bij de besteding van de zon
dag. Omstreeks 60 percent van alle trek
kers ging met het gezin naar buiten.
De resultaten dateren van voor de in
voering van de vrije zaterdag. Het laat
zich echter niet aanzien, dat deze op dit
moment reeds veel invloed heeft gehad op
de besteding van het weekeinde.
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
15-2. Wat is het leven toch gemakkelijk, dacht tan
te Patent, als je maar gewoon doet. Neef Boordevol
heeft een middel uitgevonden om mensen GOED le
maken en kijk het helpt voortreffelijk. Gore Ger-
rit is geen inbreker meer: hij is een nuttig lid
van de maatschappij en bewaakt het museum. En die
enge heer van de nachtclub met zijn schandelijke
dansjuffrouw.ik ben echt benieuwd of ze ook een
tikje fatsoenlijker zijn geworden. Daarover hoefde
tante Patent niet lang in onzekerheid te verkeren
want er werd gebeld en ze stonden op de stoep:
de heer Scabroso en Zwarte Lola. De tabletjes had
den duidelijk geholpen want ze zagen er beiden zeer
ingetogen uit. „Wij hebben berouw.sprak de heer
Scabroso. „Zwarte Lola en ik.wij worden ver
teerd door berouw. Die nachtclub en dat blote dan
sen. het was zo negatief. Wij willen Positief wor
den. Denkt u dat dat kan?" „Altijd," zei tante Pa
tent en ze greep de telefoon.
■ffi rr.
45. Panda dacht een poosje na over wat Joris ge
zegd had, en de slotsom waar hij toe moest komen
stemde hem erg neerslachtig. „Ik begrijp het", zei
hij tenslotte. „Graaf Isengrim is natuurlijk de schat
gaan zoeken en hij heeft het bibliotheek-boek meege
nomen. Maar dan kan ik hem misschien nooit meer
vinden Waar is die schat?" „Wanhoop niet, mak
kertje," sprak Joris troostend. „Op dit ogenblik kan
een ouder en meer ervaren iemand u wellicht goede
raad en bijstand geven. Waar die schat is stond na
melijk afgebeeld op het historische schild in het mu
seum, nadat ik er een krachtige slag op had gegeven.
Ik zal u tonen wat de afbeelding was!" Zo sprekend
begon hij de voorstelling van het Isengrim-schild in
het zand te tekenen, en al spoedig hervatte hij: „Nu
opgelet! Wat dacht ge eigenlijk, dat deze burcht be
duidde? Een willekeurige heraldische fantasie? Neen!
Dat hele wapen is een landkaart, en dit is Kasteel
Isengrim, begrijpt ge? Kijk, daar tegenover ligt dan
een korenveld, en in het midden vloeit de stroom van
de bekende Isebeek. Duidelijk, nietwaar? En waar de
Isebeek zich splitst is een heuvel, en begraven op
de top van deze heuvel bevindt zich de schat. Vind
de schat en ge vindt Isengrim met uw waardevol boek.
Quod erat memorandum, zoals de Ouden zeiden als
ze bedoelden dat ge uw hersens moet gebruiken."
Panda begreep het allemaal en sprong geestdriftig
op. „Laten we dan meteen gaan!" riep hij uit. Joris
Goedbloed knikte verheugd; „Dat," zei hij, „is uw
eerste verstandige opmerking vanochtend. Ik wist wel
dat ge zoudt popelen om mijn helpertje te zijn bij
deze jacht op de schat!"
I