De stadsmens op zondag TANTE PATENT NIEUWE STER MODEFIRMAMENT? J (Vertaald uit het Deens) j door Grete Dölker-Rehder I Inktvis met vals gebit Moderne Crusoe PANDA EN DE MEESTERSCHATGRAVER 11 DINSDAG 18 SEPTEMBER 1962 Ons vervolgvcrhaoi m g pen. llti§§Èl Vlucht naar buitenveel minder massaal dan men vermoed zou hebben EIKE AGENA 35) Maar de doek en de boot waren er wel. Op natuurlijke wijze kon dat toch niet gebeurd zijn. Tyge Taden moest dus wel weer en deze keer nog wel met de daalders, over de Bocht gevlogen zijn! Bertien twijfelde nu niet meer aan Tyges bo- vennatuurlijke krachten. Langzaam en gebogen en nog meer in zichzelf verzonken dan ooit, liep hij weer naar huis terug. Hij wilde het Eike liever niet zeg gen, dat van Tyge, want anders zou ze nog banger zijn. Want dat ze bang voor hem was, dat had hij al ge merkt. Ze was aan het werk in de stal, en daarom liep hij de kamer in en ver stopte de doek in de lege bedstee. Hij zou ze haar pas morgen teruggeven omdat hij haar dan niet behoefde te vertellen van de wonderlijke terug keer van de boot. 's Avonds, toen ze tot rust gekomen waren, nam Bertien zijn kalender en schreef er met grote, onhandige let ters op: „Tyge Taden van Lissum is mijn vriend. Tyge Taden was getuige bij mijn huwelijk. Hij heeft me geholpen, I Hannis Haulsen zijn varken te geven. Hij heeft onze bruiloftsdaalders in bewaring genomen. Als we eens een zoon hebben, zal Tyge Taden zijn peetvader zijn. En als ik eens sterf, dan zal Tyge I Taden vuurtorenwachter aan de witte Knee worden en voor Eike zorgen". Bertien Flor legde de kalender op tafel en ging de keuken uit. Eike merkte wel, dat hij de kalen- der daar voor haar had neergelegd. Ze liep erheen en boog zich over het papier. Toen ze het gezien had, keek ze peinzend voor zich uit. Toen fluisterde ze: „Bertien. wat heb je daar geschreven? Bertien heb je er wel een idee van, wat je geschreven hebt?" Ze keek radeloos om zich heen, een beetje bang ook, alsof ze bescherming zocht tegen iets. Toen zei ze heel hard in de donkere keuken: „God schenke je een lang leven, Bertien Flor!" En ze huiverde. Moy Haulsen was met de boot met Hannis naar Duitsland gegaan en ze hadden daar de beroemdste dokter opgezocht. De dokter had hun ook openhartig gezegd, wat Moy scheelde, het was niets had hij gezegd. Hij had zelfs om Moy's zwaarmoedigheid ge lachen en gezegd, dat dat wel meer voorkwam in haar toestand, maar dat het ook wel weer over zou gaan. Maar wat had Moy daar aan. Hief het haar op uit haar droefgeestigheid? Neen. dat deed het niet. Ze zei Hannis steeds weer opnieuw, dat ze toch moest sterven en dat de dokter dat helemaal niet wist, maar zij wist het, en daarom moest ze treurig zijn. Het kon niet anders. Hannis werd er ten slotte helemaal balorig van. Hij trok zijn hoofd tussen zijn schouders, staarde stompzinnig voor zich uit of hij was humeurig en verwachtte over al ongeluk en ellende. Alleen als hij naar Norderland gereden was. kwam hij meestal dronken en vrolijk naar huis. Hoe dan ook, hij kon Moy niet hel- I En Moy, die dag in dag uit droef- 1 geestig thuis zat, en vergeefs naar 5 een beetje troost en liefde haakte, dacht hoe langer hoe meer aan Eike. Had ze Eike niet beloofd, haar eens op te zoeken aan de witte Knee? Moest ze niet eens gaan kijken, hoe ze het daar maakte? Ja. dat wel. Maar was het niet een beetje te ver, naar Eike? Het leek wel het einde van de wereld. Zouden haar voeten haar wel zover kunnen dragen? 6 Ze had gemakkelijk een knecht kun- j§ nen vragen, haar erheen te roeien, s Maar op die eenvoudige gedachte H kwam de rijke Moy Haulsen niet. g Voor haar was niets meer eenvoudig, g iedere kleinigheid was een onoverwin- E nelijke moeilijkheid geworden. Maar ze verlangde er zo sterk naar, g Eike weer eens te zien, dat ze op een (Wordt vervolgd) liimiiiiniiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiii'iniiiniiiiiiiinniiiiiiniiiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii dag zonder er iemand een woord van te zeggen, naar buiten ging. nog in 3 ochtendkleding, met verwarde haren. Ze liep weer net zo snel als vroeger s door de tuin en langs het strand. 3 Maar toen ze Jan Jarrings huis en s het grote duin achter zich had, begon ze moe te worden, want alles was zo wijd om haar heen en de witte Knee glinsterde zo verschrikkelijk ver voor haar, dat ze weer dat zware, beklem- mende gevoel in haar borst kreeg. g Maar het verlangen trok haar ver- der, onweerstaanbaar. Langzamer liep ze nu, haar voeten stokten soms. De zon brandde fel op haar onbedek- 3 te hoofd en de lichte bries, die alleen g maar een beetje met haar haren 3 speelde, deed, voor haar gevoel, haar hoofd pijn. Het fonkelende licht van het stralende landschap om haar 2 heen verblindde haar haast en haar voeten wilden bijna niet meer. Ze bleef plotseling staan en dacht vertwijfeld: Ik kan niet meer. Angstig keek ze om zich heen. Daar lag het dorp Lissum al net zo ver achter haar als de witte Knee voor 5 haar lag. En daar stond ze, verlaten in deze eenzaamheid. Ze dacht er niet aan, even uit te rusten in het warme zand. Ze strompelde weer verder, en het leek haar, alsof dit de weg van 3 haar dood zou worden. Moy Haulsen huilde van zwakte en ellende. „Eike!" riep ze van tijd tot tijd, „Eike, Flor! Kom toch! Help me toch!" Maar niemand hoorde haar, nie- 3 mand kwam, niemand hielp. Steeds verder strompelde de arme vrouw. Soms verlieten al haar krach- ten haar. Dan zonk ze in elkaar en bleef een tijdje onbeweeglijk liggen. Haar hart klopte razend, hijgend ging haar adem, en weer fluisterde ze: „Eike, kom toch! Eike, help me toch" Het scheen haar toe of er geen levend wezen meer op de wereld was. Er was niemandmeer. Alleen Moy was er nog maar, en die moest nu ook sterven. Moy geloofde vast daaraan, maar toch stond ze tenslotte weer op en liep wankelend verder als een dron- ken vrouw. En eindelijk, zonder dat ze wist hoe ze het klaargespeeld had, stond ze dan toch voor het huisje van Bertien Flor. Eike zat buiten op de bank in de zon, gebogen over een sok p die ze aan het stoppen was. Ze keek op en zag Moy Haulsen, die eruit zag als een spookverschij- ning. Wat! Was dat Moy Haulsen? s Ontzettend, ze zag er uit, zo slordig alsof ze net uit haar bed kwam. En dat niet alleen, maar ze scheen op het punt te staan om neer te vallen, zo bleek was ze, en haar verwilderde ogen waren weggezonken in diepe ho- len. „Moy" riep Eike, „Moy Haulsen!" Ze sprong op, legde snel het breiwerk neer en liep naar haar toe. Ze had zich altijd zo op Moy's be- zoek verheugd! Ze had ernaar ver- langd en zich al weken lang verbaasd waarom ze maar niet kwam. En nu g kwam Moy en ze zag er zo uit dat Eike ervan geschrokken was. Ze leg- de haar arm om haar heen en bracht haar naar de bank. Volkomen uitge- put ging Moy zitten, liet toen haar hoofd voorover vallen en sloot haar ogen. „Moy, wat is er met je?" vroeg 2 Eike angstig. Ze antwoordde, haast fluisterend: „Niets kind, niets! Maar laten we naar binnen gaan; ik wil dat zand en die zon niet meer zien!" Zorgzaam bracht Eike haar naar de mooie kamer, liet haar in de grote leunstoel plaats nemen, en toen ze zag, dat Moy rilde, hoewel het zweet op haar voorhoofd parelde, legde ze de wollen doek van haar moeder om haar schouders en schoof de stoof, die ze met gloeiende kooltjes uit de haard vulde, onder haar voeten. Toen maakte ze sterke koffie, deed Moy's kom halfvol met kandij, goot daar de hete drank op en deed er een scheut geiteroom bij. V REEEL EN ZAKELIJK, maar ook sympathiek-bescheiden „ik ben maar gewoon confec tionair" is onze eerste in druk van Arnould G. Diepen veen, 33 jaar en mode-ont werper in Amsterdam. Zonder het in zijn vak welhaast on vermijdelijke pathos van vak jargon en elegante gebaartjes stalde hij zijn kleine collectie voor ons uit op het zachtgele vloerkleed van zijn smaak volle flat in Zuid: twintig jurkjes, de hele collectie „Ar- noldo-J eunesse" EEN NIEUWE STER aan de modehemel? In elk geval een man uit de praktijk. Die leerde hij kennen gedurende zijn twaalfjarige werkzaamheid bij Dick Holthaus, waar hij laat stelijk „managing director" was. Laatstelijk, want een paar weken geleden is hij voor zichzelf begonnen. Uit harde noodzaak eigenlijk, want zijn vader, eigenaar van een hoofd stedelijke confectiefabriek werd ernstig ziek en dus moest Arnould de leiding van het bedrijf overnemen. Met dit simpele, maar door de boa van wol gedistingeerde modelletje in de „Princesse- lijn" zal ieder meisje er op een receptie schattig uitzien. De tweedelige overgooier van bruin-witte Prince de Galles- kamgaren is origineel, vlot en comfortabel. De overgooier van pied de poule met gérende rok is een ideale kantoor- dracht en kan worden gecom bineerd met truien in diverse kleuren. (Foto: Paul Huf) „Let wel, ik wil niet de grote couturier uithangen, nog veel minder Dick Holthaus na bootsen. Ik maak alleen zelf de modellen voor de fabriek. Maar ik ben in het ontwerpen nog maar een piepkleine be ginner." Teveel bescheidenheid mis schien? Wie zijn collectie ge zien heeft, is daarvan wel overtuigd. Vlotte modelletjes .met kleine gedistingeerde ef fecten, die men in gewone confectie zo vaak mist. „Ik probeer de mode te brengen voor jonge meisjes, die zich niet door een coutu rier kunnen laten kleden om dat hun budget het niet toe laat," zegt Arnould Diepen veen, wiens modellen binnen kort in gerenommeerde kle dingzaken verkrijgbaar zullen zijn. Het gebeurde aan een altijd zonnige kust van Spanje, waar Arnould Diepenveen met va kantie was. Drommen meisjes om hem heen die zijn zelfont worpen shirt wilden lenen. Zo werd dat her en-sport shirt zijn inspiratie voor de guitige, vlotte twistrok en bloese van zwarte flanel, hierbij afge beeld. De bloese heeft épau letten op de schouders en zak jes op de bovenkant van de mouwen. NIET ALLEEN uit Neder land maar ook uit Duitsland Engeland, Denemarken en Amerika zijn reeds gretige af nemers komen opdraven voor zijn eollectie van 20 jeugdige cocktailjurkjes, die door So phie Carstens (Nederlands „top-mannequin") en Evelijn de Ruiter (uit Heemstede) wor- Links: twistrok en bloese van zwarte flanel. Op de bloese epauletten, op de mouwen zak jes. De rok wordt „opgehou den" door bretels van lak „Slimline" (rechts) is een groen flanellen japonnetje, dat op ieder uur van de dag en bjj elke gelegenheid kan wor den gedragen. (Foto: Paul Huf) den geïntroduceerd en waar over iedereen enthousiast is. Evelijn zegt: „Ik vind het enig. Het is fijn om te showen. Jammer eigenlijk dat het con' fectie is En Arnould Diepenveen zelf? ,,'t Is veel leuker, de confectie, je kunt meer leuke dingetjes uitbuiten. Het is echt niet m'n bedoeling om de gewone confectie te maken." Van oorsprong confectionair, in het vak opgegroeid en door kneed, bekijkt Arnould Die penveen elk stuk dat in de fabriek gemaakt wordt met kritische ogen. Elk stuk wordt met een doel ontworpen en er wordt met verschillende fa cetten rekening gehouden. Een jurkje of pakje mag bij hem niet na een of twee keer dra- gen de kast ingaan. Zelfstandig het modepad be wandelen kost veel tijd en inspanning. „Voor vrije tijd heb ik geen tijd". Arnould Die penveen heeft zelf alles handen, zowel de artistieke als de organisatorische en zake lijke touwtjes. Heeft oog („vind je niet, dat de Nederlandse vrouw er de laatste jaren goed uitziet") en oor („vooral So phietje Carstens geeft me goede adviezen, ze heeft een uitstekende smaak.") Hetgeen eens' te meer zijn bescheiden heid demonstreert. De Rijksdienst voor het Nationale Plan heeft in samenwerking met de Provin ciale Planologische Dienst van Noord-Holland en de- gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Hilversum en Zaandam in 1956 een onderzoek ingesteld naar de wijze waarop de stedeling zomers zijn zondag doorbrengt. De resultaten van dit onderzoek zijn thans gepubliceerd, zes jaar na het onderzoek dus, omdat de uitwerking der gegevens zeer gecompliceerd was. HET IS een zeer verbreide opvatting, dat de stedeling mobiel als hij veelal is door het gebruik van steeds snellere vervoermiddelen op zondagmorgen Steeds vroeg de stad „ontvlucht". Daar door zou het kerkbezoek van steeds min der betekenis worden, zouden de steden op zomerzondagen leeglopen en zou de ste deling, vooral wanneer hij over een motor voertuig beschikt, op steeds grotere af stand van zijn woonplaats vertier gaan zoeken. De resultaten van het ingestelde onder zoek wijzen echter in een andere richting. Kort samengevat geven zij voor de vier genoemde steden het volgende beeld: Van de bevolking bevond zich op zon dag ongeveer 26 percent buiten de woon plaats. Wanneer de omgeving daartoe noodt, is de trek naar buiten nog groter: in Hilversum bij voorbeeld was het per centage 40. In Rotterdam daarentegen be vond zich slechts een kleine 20 percent van de bevolking buiten de woonplaats. Veel meer mensen dan verwacht werd bleken op zondag te zijn thuisgebleven Omstreeks 50 percent van de bevolking vertoefde op zondagmorgen in eigen wo ning. Op zondagmiddag loopt dit percen tage terug tot ongeveer 35. Factoren die het thuisblijven beïnvloeden zijn, behal ve de leeftijd, het geslacht (vrouwen blij ven meer thuis dan mannen) en het in komen. Dit patroon wordt evenwel door broken wanneer aantrekkelijke recreatie gebieden op korte afstand van de woning aanwezig zijn. zoals dit bij voorbeeld het geval is in Hilversum. De bejaarden, de jonge gezinnen en de lagere inkomensgroe pen dus zij die de grootste moeilijkhe den ondervinden bij hun trek naar buiten profiteren het meest van deze recrea tiegebieden. De overige groepen (jongeren, hogere inkomensgroepen) weten onder al le omstandigheden de weg naar buiten wel te vinden. Ruim 20 percent van de bevolking in de onderzochte steden was op zondagmorgen ter kerke geweest. Voor de gereformeer den en 'rooms-katholieken liggen de per centages aanmerkelijk hoger (60 percent) Automobilist zoekt dichtbij huis ONGEVEER VIJF percent van de be volking had het weekeinde buiten de woonplaats doorgebracht, terwijl ongeveer tien percent de gehele dag was weggegaan De grootste variatie in percentages tussen de vier gemeenten vindt men bij het uit stapje op zondagmiddag. In Hilversum ging 23 percent van de bevolking op zondag middag naar buiten, in Rotterdam was dit slechts zes percent. Vooral autobezitters hebben de neiging pas op zondagmiddag weg te gaan. Men reist dan echter niet ver: omstreeks 75 percent van de auto bezitters die op zondagmiddag naar buiten gingen bleven binnen' een afstand van 30 km. van de eigen woonplaats. Het is dan ook te verwachten, dat toenemende motorisering niet in de Kenneth Blake nuttigde onlangs zijn ontbijt met een gebit dat eens gedra gen werd door een octopus (inktvis). Ik vraag niemand dit verhaal te ge loven", zei hij, „maar het is waar en hier zijn mijn tanden om het te be wijzen". Zes weken geleden ging Bla ke met vakantie naar Loano, aan de Italiaanse Riviera. Hij ging zwemmen en een grote golf spoelde zijn valse gebit weg. Vergeefs probeerde Kenneth zijn gebit terug te vinden. De vakantiedagen gin gen voorbij en hij keerde met zijn ge zin naar Engeland terug. Tandeloos en terneer geslagen kwam hij in het moe derland aan. Op zijn werk vertelde hij zijn vriend, Gerald Farrell, wat hem overkomen was. Beide mannen werken bij een onderneming die spoorwegrij tuigen bouwt. Farrell vertelde hem toen dat hij ook met vakantie naar Loano zou gaan. „En ik zal naar die tanden van jou uitkijken", zei hij grinnikend. De eerste dag die Farrell aan het strand van Loano doorbracht zat hij te kijken naar een paar vissers die daar bezig waren. „Ik keek naar die visser", zegt hij. „Zij haalden allerlei dingen uit het wa ter. Tenslotte vingen zij een octopus. Ik kon mijn ogen niet geloven maar in de tentakels van de octopus zat een stel valse tanden. Zo goed en zo kwaad als het ging vertelde ik de vissers hoe mijn vriend hier zijn tanden verloren had. Zij gaven mij het gebit". In het afgelopen weekeinde keerde Farrell in Engeland terug, zijn eerste gang was naar Blake die hij „het ge bit van de octopus" liet zien. „Ik kon mijn ogen niet geloven", vertelt Blake. Het waren mijn eigen tanden. Maar ik wed dat u het niet gelooft". Georges de Caunes, verslaggever van de Franse radio en televisie, zal een jaar lang als een moderne Robison Cru soe op een verlaten eiland in de Stille Oceaan gaan leven. Een dezer dagen be gint hij zijn vrijwillige eenzaamheid op Het eiland der klinkers", Eiao, behorend tot de Marquesen-eilanden die deel uit maken van Polynesië. Eiao is een oude vulkaan, 420 meter hoog, met een opper vlakte van vijftig vierkante kilometer. Tot 1880 diende het als strafgevangenis. Thans grazen er alleen magere schapen die nog enig voedsel in de rotsachtige bodem trachten te vinden. De Caunes heeft rivierzand meegebracht waarin hij graan wil planten dat bestand is tegen de droog te. Hij heeft echter als voorzorgsmaatre gel ook blikjes met voedsel bij zich en is verder uitgerust met materiaal om te vis sen, geneesmiddelen, gereedschap om een huis te bouwen, boeken, papier en een radiozender. Via deze zender zal hij elke avond radiopraatjes van vijf minuten ver zorgen om zijn indrukken weer te geven. Hij heeft afgezien van een radio-ontvang toestel omdat hij geen contact meer wil hebben met de buitenwereld. De Caunes heeft een metgezeleen herdershond uit de Pyreneeën. eerste plaats zal leiden tot het afleg gen van veel grotere afstanden dan voorheen maar tot een later vertrek van huis en hiermee tot een sterke vergroting van de topdrukte in de re creatiegebieden. De veronderstelling dat er dichtbij de woonplaats in de toekomst minder behoefte zou bestaan aan recreatiegebieden omdat de auto mobilist toch op grote afstand van huis recreatie gaat zoeken, gaat dus niet op: bij groeiend autobezit spitsen de problemen zich vermoedelijk juist toe. Uit Zaandam, Rotterdam en Amsterdam richtte 20 a 25 percent van de totale trek (wat neerkomt op 6 a 8 percent van de bevolking van deze steden) zich op het strand en de duinen. Het bezoek aan an dere steden mag overigens ook niet wor den onderschat. In 1956 trok ongeveer 25 percent van hen, die hun vertier buiten de woonplaats zochten, met de auto naar buiten. Het lijkt zeer waarschijnlijk, dat dit percen tage thans hoger ligt. Toch handhaaft de fiets zich nog redelijk. Opmerkelijk is, dat de gehuwden verhoudingsgewijs veel meer met de auto weggingen dan de ongehuw- den. Dit geldt zowel voor de verschillende inkomensklassen als voor de diverse leef tijdsgroepen. Verder kwam uit het onderzoek naar vo ren, dat het gezin een belangrijke func tie vervult bij de besteding van de zon dag. Omstreeks 60 percent van alle trek kers ging met het gezin naar buiten. De resultaten dateren van voor de in voering van de vrije zaterdag. Het laat zich echter niet aanzien, dat deze op dit moment reeds veel invloed heeft gehad op de besteding van het weekeinde. Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp 15-2. Wat is het leven toch gemakkelijk, dacht tan te Patent, als je maar gewoon doet. Neef Boordevol heeft een middel uitgevonden om mensen GOED le maken en kijk het helpt voortreffelijk. Gore Ger- rit is geen inbreker meer: hij is een nuttig lid van de maatschappij en bewaakt het museum. En die enge heer van de nachtclub met zijn schandelijke dansjuffrouw.ik ben echt benieuwd of ze ook een tikje fatsoenlijker zijn geworden. Daarover hoefde tante Patent niet lang in onzekerheid te verkeren want er werd gebeld en ze stonden op de stoep: de heer Scabroso en Zwarte Lola. De tabletjes had den duidelijk geholpen want ze zagen er beiden zeer ingetogen uit. „Wij hebben berouw.sprak de heer Scabroso. „Zwarte Lola en ik.wij worden ver teerd door berouw. Die nachtclub en dat blote dan sen. het was zo negatief. Wij willen Positief wor den. Denkt u dat dat kan?" „Altijd," zei tante Pa tent en ze greep de telefoon. ■ffi rr. 45. Panda dacht een poosje na over wat Joris ge zegd had, en de slotsom waar hij toe moest komen stemde hem erg neerslachtig. „Ik begrijp het", zei hij tenslotte. „Graaf Isengrim is natuurlijk de schat gaan zoeken en hij heeft het bibliotheek-boek meege nomen. Maar dan kan ik hem misschien nooit meer vinden Waar is die schat?" „Wanhoop niet, mak kertje," sprak Joris troostend. „Op dit ogenblik kan een ouder en meer ervaren iemand u wellicht goede raad en bijstand geven. Waar die schat is stond na melijk afgebeeld op het historische schild in het mu seum, nadat ik er een krachtige slag op had gegeven. Ik zal u tonen wat de afbeelding was!" Zo sprekend begon hij de voorstelling van het Isengrim-schild in het zand te tekenen, en al spoedig hervatte hij: „Nu opgelet! Wat dacht ge eigenlijk, dat deze burcht be duidde? Een willekeurige heraldische fantasie? Neen! Dat hele wapen is een landkaart, en dit is Kasteel Isengrim, begrijpt ge? Kijk, daar tegenover ligt dan een korenveld, en in het midden vloeit de stroom van de bekende Isebeek. Duidelijk, nietwaar? En waar de Isebeek zich splitst is een heuvel, en begraven op de top van deze heuvel bevindt zich de schat. Vind de schat en ge vindt Isengrim met uw waardevol boek. Quod erat memorandum, zoals de Ouden zeiden als ze bedoelden dat ge uw hersens moet gebruiken." Panda begreep het allemaal en sprong geestdriftig op. „Laten we dan meteen gaan!" riep hij uit. Joris Goedbloed knikte verheugd; „Dat," zei hij, „is uw eerste verstandige opmerking vanochtend. Ik wist wel dat ge zoudt popelen om mijn helpertje te zijn bij deze jacht op de schat!" I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 11