TANTE PATENT
I
(Vertaald uit het Deens)
door Grete Dölker-Rehder
TWEEDJAS
Tonny Waagemans'
herfst- en wintermode
Laarzen
PANDA EN DE MEESTERSCHATGRAVER
19
„OP HOOP VAN
ZEGELS" HEEFT
NIETS TEGEN
HOGE OMZET
VRIJDAG 28 SEPTEMBER 1962
Ons vervolgverhaal
iiiiiiiiiniinmiiiiiiHinniiiiii
WAAROM?
GELD EN GOED
Katy
1
EIKE AGENA
3 44)
Maar nu had ze er ook andere be
zigheden bij gekregen: soms verbond
ze het hoofd van die vreemdeling, ze
zette waswater en zeep, of eten en
drinken naast zijn bed, ze schudde
zelfs zijn kussen op en soms zat ze
naast hem, met een breiwerkje in de
hand.
Dat beviel Bertien nog het minst
van alles, als ze zo naast hem zat.
Want was dat wel nodig? Helemaal
niet. Ze behoorde de zieke te eten te
geven en hem te verplegen, en zor
gen dat hij gewassen werd. Maar het
was helemaal niet noodzakelijk, dat
?e ook nog aan zijn bed ging zitten.
Ze had evengoed met haar breiwerk
je in de zon voor het huis kunnen gaa
zitten, als ze dan niets anders te doen
had, of ze had naar hem, naar Ber
tien, kunnen uitkijken, of hem tege
moet lopen, of hem helpen. Maar nee,
dat deed ze niet.
Ze zat maar bij die vreemde en al
tijd als Bertien dan binnen kwam,
hadden die twee elkaar zoveel te ver
tellen. Ja, dat ook nog, wat hadden
die mensen toch altijd te bepraten!
Eike was toch anders altijd zwijg
zaam, bescheiden en bijna schuw ge
weest. En nu praatte ze aan een stuk
door, ze lachte en te deed maar. En
die vreemdeling! Die praatte ook
maar zonder ophouden, een onophou
dende stroom van woorden. En Eike
zat daar maar bij hem en luisterde
in volledige overgave.
Bertien voelde zich haast overbo
dig geworden. Ze stoorde hem wel
niet, maar hij stoorde hen telkens,
als hij binnenkwam, dat voelde hij
v/el.
Ze hadden hem niet nodig bij hun
gesprekken. Dikwijls merkte Eike niet
eens, dat hij binnenkwam. En als ze
het merkte, stond ze beslüiteloos op
van haar stoel, kwam langzaam na
derbij en keek langs Bertien heen, en
haar ogen schenen in een ongeziene
verte te staren. Soms leek het zelfs
alsof ze niet wist waar ze zich be
vond, of ze droomde. En ze zweeg,
eindelijk zweeg ze. Vroeger had hij
het prettig gevonden, dat ze zo zwijg
zaam was, maar nu dacht hij dik
wijls: zei ze maar één woord, één
enkel woord tegen me.
Jurian Cordes, die hen vanuit zijn
bed kon zien in de keuken, sprak wel.
Hij vroeg vriendelijk: „Zo, Bertien,
heb je wat gevangen?", of „Ben je
vandaag in Lissum geweest?" of
„Wat denk je van het weer, Bertien,
het is zo broeierig. Ik bedoel, er zal
wel onweer komen". Dan wendde Ber
tien langzaam zijn stoppelige gezicht
naar hem toe, haalde zijn schouders
op of knikte alleen maar.
Maar op een dag toen Eike de kip
pen was gaan voeren, stond Bertien
moeizaam op, kwam als een grijze
beer de kamer binnenstappen en zei,
langzaam en met veel nadruk:
„Je moet niet zoveel praten, Jurian
Cordes!"
En in zijn goede ogen, die op de
vreemdeling neerkeken, was een ver
zoek, een bevel te lezen.
Jurian Cordes zweeg een ogenblik
en keek de oude vuurtorenwachter
ernstig en onderzoekend aan. Ten
slotte vroeg hij: „Je bedoelt, dat ik
vanwege mijn hersenschudding meer
rust moet houden?" Maar toen Ber
tien hem alsmaar aan bleef kijken,
r'chtte hij zich moeilijk op, op zijn
ellebogen steunend, vatte de zware,
eeltige hand van de oude man en zei
warm: „Nee, ik begrijp hetval, je be
doelt vanwege Eike Flor, je vrouw".
Hij liet zijn hand weer zakken en ver
volgde zacht „Je hebt gelijk dat je je
bezorgd maakt, Bertien. Je hebt vol
komen gelijk. Maar hij hief zijn
hand weer op en haalde bevrijd
adem, „maak je maar niet ongerust,
Bertien, nee, maak je alsjeblieft niet
ongerust. Zie je, alles wat ik tegen
Eike zeg, vertel ik eigenlijk alleen
maar aan Tönis, jullie zoon"!
Bertien Flor begreep Jurian Cordes
niet direct. Zijn anders zo rustige
ogen keken verwilderd rond. Maar
toen trok hij met een ruk zijn hand
rerug, draaide zich om en liep het
huis uit.
Van dat ogenblik af voelde hij al- 3
leen nog maar een grote, diepe blijd- 3
schap! Alle ongerustheid en alle zor- j|
gen waren verdwenen. Eike mocht 3
nu met Jurian Cordes spreken, zoveel 3
als ze maar wilde. Goed, dacht hij, 3
laat haar maar een beetje vreugde 3
hebben van een vreemde. Hij zelf
kon haar immers zo weinig geven. 3
En keerde ze zich een tijdje van haar
man af, dat gaf allemaal niet, als het 3
zo met haar gesteld was. Dan wilde 3
hij wel geduld met haar hebben en 3
op Tönis wachten, zijn zoon. Ja, hij 3
wist het wel, als Tönis er maar een- 3
maal was, dan had Eike Jurian Cor- 3
des niet meer nodig.
Maar hoe stond het met Jurian Cor- 3
des?
Een wonderlijk toeval had hem 3
hierheen gedreven. In het begin had 3
Jurian dit toeval als een ongeluk op- 3
gevat. Maar hoe langer hij hier was,
des te meer begon hij het gebeurde 3
als een van de wonderlijkste en kost- 3
baarste belevenissen van zijn leven 3
te beschouwen. Het stukje wereld,
waarin hij zich bevond, was zo klein 3
en zo stil. Er gebeurde nooit iets. 3
Maar de grote stilte om hem heen
voelde hij als een ware weldaad voor 3
zijn ziel. Het was, alsof het leven hier 3
stil stond. Het was, alsof de droom, 3
die hij begonnen was te dromen toen 3
hij in zijn zeilboot lag, zich nog altijd 3
voortzette. 3
En dan de mensen die hier waren. 3
Had hij ooit in zijn leven zulke een- 3
voudige, trouwhartige, eerlijke men- 3
sen ontmoet als hier? En had hij ooit 3
met iemand zo vrij en ongeremd over 3
zijn innerlijk kunnen spreken als met 3
dit jonge meisje, die jonge vrouw, 3
hier? Had hij ooit bij iemand zoveel 3
begrip, zoveel ontvankelijkheid ont- 3
moet als bij dit kind? Ze was zo een- 3
voudig, zo ongerept, zo onwetend, hij 3
voelde zich tot haar aangetrokken als 3
tot een zuster, een dochter, neen, 3
meer, als tot de oervrouw, die volle- 3
dige aanvulling van de man is.
Maar hoe ftond het met Eike?
Met Eike stond het zo dat ze, sinds 3
ze het nieuwe leven in zich voelde, 3
dag en nacht aan niets anders dacht 3
dan aan Tönis, haar zoon. Ze sprak 3
er niet over met Bertien. Misschien 3
dacht ze, dat hij het al wist of dat 3
hij het wel gauw zelf zou zien.
Misschien was ze ook wel bang, dat 3
het voor hem niet zo belangrijk was g
als voor haar, en vermeed ze het 5
daarom, erover te spreken.
Maar de vreemdeling had ze het 3
direct toevertrouwd.
Ze was aan het naaien, en Jurian 3
vroeg: „Wat naai' je daar?"
Toen nam ze een heel klein hemdje
op, hield het tussen duim en wijsvin- 3
ger omhoog en zei glimlachend: „Ik 3
naai een hemd voor Tönis, mijn 3
zoon".
Jurian Cordes zweeg eerst en keek 3
haar toen niet begrijpend aan. Toen s
ging hij wat hoger zitten in zijn kus- s
sen en zei zacht, maar bijna heftig: 3
„Neen, Eike Flor, dat kan niet waar
zijn! Je vertelt me sprookjes".
„Sprookjes?" nam ze direct het 3
haar zo dierbare woord op. „Mijn g
moeder Hallesöt Agenda vertelde me
sprookjes. Maar ik heb jou toch nog 3
nooit sprookjes verteld?" Hij schudde 3
zacht zijn pijnlijke hoofd. „Niet zulke 3
sprookjes, Eike. Ik bedoel leugens, 3
dingen, die niet waar zijn", zei hij. 3
Eike volhardde in haar gedachten- 3
gang: „Wat Hallesöt me vertelde, s
waren geen leugens. Die sprookjes 3
waren werkelijk waar, misschien wel 3
werkelijker dan alles wat hier om ons 3
heen is". Jurian boog zich naar vo- 3
ren. „Eike", zei hij, op haast bezwe- 3
rende toon, „laten we over je moeder 3
met haar mooie naam en over alles, 3
wat ze je vertelde, later spreken. 3
Maar zeg me nu eerst, of het werke- 3
lijk waar is dat je een kind ver- 3
wacht!"
Eike was intussen doorgegaan met 3
haar naaiwerk. Ze keek nu gelaten 3
op. „Ja Tönis", zei ze „mijn zoon". 3
Jurian liet zijn hoofd weer op het 3
kussen zakken. Hij sloot zijn ogen. 3
(Wordt vervolgd) 3
Van postzegels ruilen komt geen huilen
WIE ZOU DENKEN dat men op
basis van een stukje papier van en
kele vierkante centimeters opper
vlakte geen vereniging zou kunnen
oprichten is er naast. De kwaliteit
van het papier doet zelfs niet veel
ter zake voor de vereniging waarop
wij hier het oog hebben. Het enige
wat de leden van deze vereniging
interesseert is of het stukje papier
waar het hen om gaat gewaarmerkt
is als bewijs van vooruitbetaling
voor het verlenen van vervoers
diensten door de posterijen. Om
kort te gaan de postzegel, die aan
leiding geeft tot het oprichten van
verenigingen die een onverwoest
baar bestaan leiden.
De postzegel, die in 1840 haar
intrede deed, is een begerenswaar
dig object voor verzamelaars en het
verzamelen van postzegels ge
schiedt over de gehele wereld in
een heel apart wereldje, waarin een
levendig contact heerst. Verenigin
gen zijn het aangewezen middel om
die contacten nationaal en inter
nationaal te onderhouden. De mees
te verenigingen zijn via een over
koepelend nationaal verbond aange
sloten bij de wereldfederatie van
filatelisten: de Fédération Interna
tionale de Philatélie, waarbij vrijwe'
alle verenigingen in de meeste lan
den zijn aangesloten.
DE HAARLEMSE verzamelaars heb
ben keus. Ze kunnen zich aansluiten bij
de plaatselijke afdeling van de Neder-
landsche Vereeniging van Postzegelver
zamelaars, of bij de Nederlandsche Phi-
latelistische Vereeniging Op Hoop van
Zegels, waarvan de bakermat in 1911
aan de Wagenweg heeft gestaan. Zoals
de naam al doet vermoeden waren het
schooljongens die de vereniging stichten
al verraadt de statige aanhef wel dat
het aan vaderlijk advies niet zal hebben
ontbroken. De heer John Robbers uit
Aerdenhout, mede-oprichter en sinds
1939 erelid, zou u er alles van kunnen
vertellen.
Buitenstaanders scheppen er een boos
aardig genoegen in een gezelschap te
vermaken met de onverhoedse vraag aan
een nietsvermoedende O.H.v.Z.-er: „Zeg
hoe heet die club van jullie ook weer?",
en er dan gauw aan toe te voegen: „Wees
een zegel, is het niet?" Je vraagt je dan
af zo'n grappenmaker wel weet
dat deze vereniging in haar tweede
levensjaar al rechtsgeldigheid verkreeg
door erkenning bij Koninklijk Besluit, en
dat een vijftigjarige rechtpersoon er toch
wel recht op heeft met enige onderschei
ding behandeld te worden. Temeer daar
deze vereniging in Haarlem en wijde om
geving vijfhonderd toegewijde aanhan
gers heeft, van wie men maandelijks een
wisselende bloemlezing ter vergadering
ziet komen onder de hoede van een
steeds present bestuur in de A. H. Ger-
hardschool.
De vraag: „Waarom verzameld men
postzegels?" is voor de leek kennelijk
gemakkelijker te beantwoorden dan voor
de ingewijde. In de antwoorden van een
proefenquête onder de leden van Op
Hoop van Zegels kwamen onder meer
de volgende antwoorden tevoorschijn
prettige vrije tijdsbesteding, goede geld
belegging, gelegenheid voor mensen die
heel ander werk hebben om ook eens
wat te handelen, leerzame hobby en vol
ledige ontspanning. Daarin onderscheidt
het postzegelverzamelen zich evenwel
niet van andere activiteiten. Wil men het
goede antwoord hebben, dan komt men
bij het bestuur terecht. De heer D. J.
Muller, tweede voorzitter zegt het zo:
Advertentie
Kies nu een sportieve
uit de najaarskollektie bij
DAMES- IN HERENMODES
KRUISWEG 72 HAARLEM
Speciaalhuis Regenkleding
m
1
VMAAAAAAfMAAAAAMAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA
de ware filatelist komt onder ,de beko
ring die van de zegels uitgaat om hun
uiterlijk en hun status als officieel do
cumentje, dat overal ter wereld bekend
is en waarmee iedereen dagelijks wordt
geconfronteerd, om hun volledig gecatalo
giseerd zijn, zodat de verzamelaar weet
waaraan hij begint en om hun geschikt
heid tot overzichtelijke samenbrengen
zonder noemenswaardige be- of verwer
king in een klein bestek, een album".
IEDERE postzegelverzamelaar ?al dat
beamen, maar om het zó te zeggen is een
kunst die van een andere orde is. Wat
onbewust bij hem leeft wordt door zo'n
verheffende formulering bewust gemaakt
en hij voelt meteen dat hij zelf de ver
keerde woorden heeft gevonden voor de
goedp zaak. Niet het bezig zijn met de
postzegels is het belangrijkste, maar
wat men daarbij ervaar.t. En het is niet
iedereen gegeven dat onder woorden te
brengen. Daar ligt meteen ook een ver
klaring voor het feit dat de heer Muller
en enkele anderen in het bestuur van
deze vereniging zijn gekozen. Zij weten
de oerbehoeften van jagen,, bezitten en
beheren, die aan alle verzamelen ten
ten grondslag ligt, in goede banen te lei
den, zo zelfs dat de oud-vaderlandse
spreuk „ruilen doet huilen" in haar te
gendeel in dagelijkse praktijk wordt ge
bracht.
De onderlinge ruil blijft namelijk niet
beperkt tot de vergaderingen of huiselijk
onderonsjes, maar geschiedt ook in een
rondzendverkeer onder leiding van een
administrateur. Jaarlijks gaan er een
1.500 boekjes in een achthonderd zendin
gen in omloop, waaruit 'n totale verkoop
resulteert van een kleine dertigduizend
gulden. De „zakenman en handelaar"
uit de enquête was er niet helemaal
naast, want de vergaderingen worden
worden meestal opgeluisterd door een
veiling, onder leiding van een deskundige
commissie, die nog helemaal niet tevre
den is over het materiaal dat soms wordt
aangeboden. De omzet van die tien of
elf veilingen in een jaar bedraagt een
kleine tweeduizend gulden, waarvan de
veilingmeester een gering percentage ten
bare van de verenigingskas berekent, zo
als ook de administrateur van het rond
zendverkeer doet. Met de contributies
zijn dat de voornaamste inkomsten van
de vereniging, die de hoogste en
duurste wens heeft de jaarvergade
ring van de Nederlandse Bond van Fila
telisten-Verenigingen vóór 1965 in Haar
lem te krijgen.
Wat het bestuur vermoedelijk tegen
houdt is het streven om aan de Bondsda
gen een nationale tentoonstelling te ver
binden en dat is een kluif waaraan zelfs
verenigingen met duizend leden en drie
dubbele inkomsten niet lichtvaardig be
ginnen.
De jubileumtentoonstelling bij het vijf
tigjarig bestaan in Het Huis van Looy
in 1961 heeft echter bewezen dat Op
Hoop van Zegels uit eigen bezit een ex
positie kan organiseren en met steun
van het tentoonstellingsfonds van de
Bond behoeft het geld geen overwegend
bezwaar te zijn. In ieder geval rekenen
wij er op dat Op Hoop van Zegels in een
van de komende jaren de bloem der
Nederlandse filatelie naar Haarlem zal
brengen.
IN EEN prettige ongedwongen sfeer heeft
Tonny Waagemans de najaars- en win
tercollectie in haar salons aan de Amster
damse Keizersgracht ten doop gehouden.
De charmante meisjesstudenten, die hier
traditiegetrouw als mannequin optraden,
gaven met natuurlijke gratie de kleding
van de ontwerpster die allure mee, die za
beoogt te brengen. Tonny Waagemans
heeft niet de pretentie haute couture ta
creëren; haar „Nederlandse kleedkunst"
zoals ze haar werk presenteert beant
woordt aan de eisen, die de doorsnee
vrouw aan haar garderobe stelt: praktisch
en goed draagbaar maar ook vaak met een
tikje bescheiden opvallendheid.
De ontwerpster heeft het ditmaal vooral
in de garnering gezocht. De soepelvallende
pakjes van dunne wollen stof waren voor
zien van een wollen fantasiebies, die het
geheel iets echt jeugdigs en vlots gaf.
Soms was er ook een fantasieband in de
stof meegegeven en vormde dit de onder
kant van rok en jasje. Voortbordurend op
deze versiering zette zij de openvallende
plooi van een rok in visgraat tweed met
een effen grijs bandje af.
Veel van de japonnetjes werden in de
taille onderbroken door een vrij brede
ceintuur, maar ook zagen we geheel door
lopende modellen met een vage taille-aan
duiding, die door de lang-doorgestikte
coupenaden zeer slank afkleedden.
Ook de naar voren gewerkte ruimte in
de rok van de japonnetjes en de opvallend
grote knopen bij de tailleurs, die een
fraaie onderbreking vormden in het vrij
lange jasje met de vage taille-aanduiding,
waren typerend voor haar collectie. De
wollen stoffen kregen hier wat extra
levendigheid door een glinsterend effect
draadje.
Stola's in allerlei mogelijke verwerkin
gen, in fantasiestoffen, in bont of in een
combinatie van beide, vergroten de moge
lijkheid tot variëren en geven aan de
kleding een geheel eigen cachet.
De Prawda heeft onthuld dat er een
fabriek in de Sovjet-Unie is die rustig
doorgaat met het fabriceren van rub
berlaarzen ofschoon er nauwelijks enige
vraag naar is. Het officiële partyblad
meldde dat zijn correspondenten onge
veer 100.000 paar laarzen aantroffen, die
in de regen lagen bij een laarzenfabriek
in Ufa in de Zuidelijke Oeral.
De regering van de Sowjet-republiék
Bashkir was een grote afnemer geweest
maar omdat de vraag de laatste tijd
sterk afgenomen was had zij haar orders
met 390.000 paar verminderd. Rege
ringsfunctionarissen in Moskou hadden
hier geen rekening mee gehouden en de
fabriek opdracht gegeven, de normale
hoeveelheid laarzen dubbel zo snel te
produceren.
Producers en regis
seurs van „eigentijd
se" films moeten al
tijd rekening houden
met de verrassingen
die de grillige mode
hun kan bereiken.
Kleden zij hun ac
teurs en actrices in
kostuums die op het
ogenblik „hoogmode"
zijn, dan kunnen die
zelfde kostuums te
gen de tijd dat de
film klaar is, hope
loos verouderd, ja
zelfs belachelijk lij
ken. Daarom gaan de
filmmakers vaak bij
leidende couturiers te
rade voor een prog
nose van b.v. de zo-
mermode van het
volgende jaar. En zo
ziet u hier dan de
jonge Franse actrice
Berthe Granval voor
haar hoofdrol in de
rolprent „Wij gaan
naar Deauville" reeds
prijken in wat ko
mende zomer dè
strandmode zal zijn:
een rokbroek van
grijs drill annex
bloes en vestje van
Indisch linnen in
grijs met oranje,
waarbij „Griekse"
bandschoenen met
halfhoge hak gedra
gen worden.
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
24. Die arme agent Snauwgum. Eerst een hele
emmer nagellak (eigen fabrikaat) over je heenkrij-
gen en daarna languit in het afgeknipte haar
vallenDAT is nog eens pech hebben. Toen hij
opstond was hij dan ook sprakeloos en radeloos en
warrig liep hij de zaak van kapper Koltweef uit om
zich naar de dichtstbijzijnde politiepost te begeven
en daar het schandelijke geval te rapporteren. Tante
Patent keek juist uit haar raam toen hij voorbij
ging. Ze schrok en belde dadelijk de directeur van
de Stedelijke Dierentuin op. „Bent u het, meneer
Vertebraat?" riep ze. „Moet u eens horen, meneer
Vertebraat, mist u een aap?" „Eh..nou.dat zou
ik even moeten nazien," zei de heer Vertebraat
„Wacht u niet te lang", riep tante Patent. „Er loopt
een aap bij ons in de laan. Het lijkt me een bij
zonder gevaarlijke gorilla.of nee, een orang oe-
tan!"
54. Evenals de meeste verzamelaars, werd de heer
Zamel pas recht spraakzaam als hij het over zijn lief
hebberij kon hebben. „Het duveltje-in-het-doosje door
de eeuwen heen is, mijne heren, een studie-ontwerp dat
helaas maar al te vaak verwaarloosd wordt," verklaar
de hij. „Maar volstrekt ten onrechte! In het duveltje-
in-het-doosje weerspiegelt zich de gehele wereldhisto
rie en de cultuur aller volkeren. Neem bijvoorbeeld
dit merkwaardige exemplaar. Primitief-Eskimo, zoals
u ziet. Leert het ons niet méér dan enig studieboek ver
mag over het zieleleven van de veertiende-eeuwse Es
kimo Of hier deze moogt u beslist niet missen.
Chinees, uit de Ming-periode: uiterst kostbaar. Ver
schaft dit juweeltje niet een diep en onmiddellijk in
zicht in het Chinese wezen? Ook dit pre-historisch
exemplaartje heeft zijn verdiensten, hoewel er helaas
teveel van in omloop zijn gekomen om het werkelijk
waardevol te makenNu het misverstand over de
„schat" was opgehelderd, luisterde Panda met grote
aandacht; niet alleen vond hij Zamels collectie verma
kelijk, maar hij vond hem leerzaam tevens, en Pan
da wil altijd graag iets leren. Joris Goedbloed echter
verveelde zich deerlijk bij deze schat die zo heel an
ders was dan die waar hij op uit was.tot zijn oog
viel op iets dat verdacht veel op een schatkist leek.
„Verschoon de onderbreking", zei hij, „maar wat voor
exemplaar is dat aan gene zijde?" „Een heel goede
vraag!" prees de heer Zamel. „Een middeleeuwse schat
kist. Uiterst interessant."