Ferry Offerman: wonderen in wol Hutje op de hei voor Belgisch koningspaar TANTE PATENT V, m door Grete Dölker-Rehder (Vertaald uit het Deens) Teveel dikke mensen P PANDA EN DE MEESTERSCHATGRAVER DINSDAG 2 OKTOBER 1962 11 Ons vervolgverhaal Katy Artsen verontrust Roltrap in station Amersfoort Geen personeel Koningin kookt zelf NEGEN MUZEN /.SHjiPIP SMpHnrap ÜI IS EIKE AGENA 1 47) I „Het is een heel klein, dom lied, Jurian Cordes, je zult me uitlachen". Hij keek haar bezwerend aan: „Ik 1 zal beslist niet lachen, Eike, en ik I weet nu al dat je lied misschien wel vreemd is, maar beslist niet dom". „Het is een wiegelied voor Tönis, mijn zoon", zei ze. En weer vroeg I hij: „Zing het". Toen zong Eike met neergeslagen I ogen en met de donkere stem van een vreemde nachtvogel: „Wichel, Wichel, Wilgeboom, doe me toch geen kwaad, je bent zo oud als duinzand, je bent zo stil en afgekeerd, Wichel, Wichel, V/ilgeboom. Fichel, Fichel, Belde, doe me toch geen kwaad, je bloeit zo groen en ik ben rood, nu snijden we het gouden brood, Sikkel, Sikkel, Zijde". Een hele tijd zwegen ze, toen ze het lied uitgezongen had, Eike uit schaamte en Jurian uit verwondering. Tenslotte vroeg hij zacht: „Ken je Hamlet?" Ze keek op met haar heldere ogen, schudde haar hoofd en zei: „Neen, die ken ik niet. Wie is dat, hoe heet hij met zijn achternaam?" Maar Ju rian antwoordde niet, hij mompelde nog, in zichzelf: „Natuurlijk ken je die niet", en toen zei hij: „Maar Eike, dat is toch geen wiegelied voor een klein kind? Wat bedoel je er dan mee. Je kunt toch niet tegen Tönis zeggen: „Je bent zo oud als duin zand?" Toen kwam er een vreemde blik in Eikes ogen, een heel verre blik, alsof ze helemaal in het tijdeloze ver zonk. Langzaam, alsof ze droomde, zei ze: „Je kunt immers niet weten, of Tönis zo oud is als duinzand of misschien zelfs nog veel en veel ouder Haar ogen keerden weer tot de werkelijkheid terug. „Overi gens bedoel ik er Bertien mee", zei ze. „Toen ik Bertien voor de eerste keer zag, stond hij hier voor de deur als een oude strandwilg. Een Wichel noemen we zoiets". Nu begon Jurian te begrijpen, wat haar woorden be tekenden. Dat „ficheln" zoiets als liefkozen was, wist hij al. Maar toch bleef hem nog veel duister, en hij wil de er ook niet meer naar vragen. Het zou al dat mooie, zuivere, dat eigene, kapot maken als hij teveel vroeg. Hij vroeg haar alleen, het lied nog eens te zingen en ze voldeed aan zijn ver zoek. Het is eigenaardig, dacht Jurian. Ik weet niet, of het mooi is, maar het is duister en groots, als het wiege lied vap een Noorse schikgodin, en toch is het einde zacht en liefelijk. En zo leefden die beide mensen verder in hun eigen wonderwereld, die ze om zich heen gesponnen had den. Van Bertien merkten ze niets. Ze wisten dikwijls niet eens, of hij ver was of dichtbij. Op een dag moest hij bijvoorbeeld naar Woldemar-Atter- dags-Land, om hooi en stro te halen. Als hij daarheen ging, moest hij zich naar het tij richten en al voor dag en dauw wegvaren. Hij vertelde Eike de dag tevoren dat hij weg zou gaan maar ze knikte, zonder hem goed verstaan te hebben. Ze merkte niet eens dat hij diep in de nacht opstond en naar buiten ging. Die dag deed ze haar werk, zoals al tijd. Maar later op de dag ging ze met Jurian Cordes naar het hoge westelijke duin. Voor de eerste maal had hij zijn viool meegenomen, en toen ze op de top in de wind stonden speelde hij. De wind en de branding overstem den bijna zijn spel en, aangetrokken door de machtige elementen van wind en water, liep Jurian al spelend het steile, smalle zandpad af. Eike beto verd door de klanken van zijn viool, volgde hem willoos en gedachtenloos. Op het strand bleven ze beiden staan. Jurian speelde door. Zijn spel was zacht en toch indrukwekkend, hij voelde zelf, dat hij nog nooit zo ge speeld had. Zijn spel was één gewor den met het geluid van de wind en de golven. Hij zag Eike niet meer, wist niets meer van haar en van zichzelf. Toen hield hij op met spelen, wierp zijn fladderende haren achterover en ren- E de weg langs het strand. Eike volgde hem niet. Een hele tijd later pas kwam hij weer terug, met zijn han- den, met de viool erin, op zijn rug, het hoofd gebogen, langzaam. Hij s keek Eike aan, maar hij zag haar niet. Langzaam liep hij het smalle pad naar het huis op. Toen Eike hem een hele tijd later g volgde, zag ze hem in de mooie ka- j| mer aan tafel zitten. Hij was bezig, 3 raadselachtige tekens op grote, geli- nieerde vellen papier te zetten. Ze voelde, dat hier iets bezig was, te ont- staan. Ze was treurig, maar ze stoor- de hem niet. Van die dag af gingen Jurian en g Eike dikwijls naar het strand. Jurian 3 wist, dat de dag van zijn vertrek na- j§ derde. Maar Eike wist het niet. Hij had het haar nog niet durven zeggen, g Soms nam hij zijn viool mee, als ze langs het strand gingen wandelen, soms ook liep hij alleen maar naast haar, en hield haar hand vast of leg- de een arm om haar schouder. En dan voelden ze zich als in een hogere wereld. Alles, wat ze spraken en al- 3 les, wat ze voelden, was als muziek, was een groots, nooit eindigend, won- derlijk mooi lied. Maar het lied eindigde met een schrille wanklank. 3 Weer waren ze aan het strand. Het was een stille, gouden nazomerdag, jj| een van die mooie, haast doorzichti- ge dagen, die alleen maar aan zee mogelijk zijn. 3 Jurian en Eike stonden op het uiter- g ste puntje van de witte Knee, daar, 3 waar Waddenzee en open zee in el- kaar vloeiden. Zwijgend stonden ze 3 daar en keken naar het kalme gol- venspel. Jurian had haar juist over de mooie Melusine verteld, de water- e| vrouw met haar gouden haren. Hij 3 keek Eike aan. 3 „Eike, ben jij Melusine, de water- 3 vrouw?" vroeg hij. En even later verzocht hij„Eike, laat me toch eenmaal je vlechten los- 3 maken en je zilvergouden haar zien", en zonder haar toestemming af te 3 wachten, maakte hij haar lange, zijde- 3 achtige haren los. Toen haar lokken helemaal los hin- 3 gen, begon de wind er zachtjes mee g te spelen: hij spreidde ze uit over g haar schouders als een vacht en hul- 3 de haar er toen helemaal in. Jurian 3 Cordes stond glimlachend'Vvoor haai* 3 en dronk haar beeld met zijn ogen in. g Alles was hier zo stil. Zo zuiver, zo 3 onschuldig mooi, alsof het leven zelf glimlachend een vinger op de lippen 3 lei, om hun mooie droom te bescher- 3 men. 3 Maar plotseling werd de stilte ver- g scheurd door een lugubere schater- 3 lach. De beide mensen krompen in 3 elkaar, alsof ze door een zweepslag 3 getroffen waren. Voor ze begrepen, g wat er aan de hand was, greep Eike 3 ontzet met beide handen in haar ha- 3 ren, nam ze bij elkaar en vlocht ze g met bevende vingers. Ze kwam zich- zélf voor, alsof ze geschandvlekt was. 3 „Tyge Taden", fluisterde ze hijgend 3 van schrik, en met een verbleekt ge- 3 zicht keek ze omhoog. Daar, op het laatste duin van het 3 eiland, tekende zich, bijna bovenna- tuurlijk, reusachtig groot, tegen de g hemel een ruiter af op een vaalgeel g paard. Hij had zijn hoofd achterover 3 gegooid en lachte spottend en gruwe- 3 lijk. Zijn huid was gebruind, zonder g zadel en zonder stijgbeugel zat hij te 3 paard, zijn voeten waren bloot. Op 3 zijn hoofd stond zijn gele haardos als g een flakkerende vlam. Bulderend van g het lachen hoonde hij: „Ha, daar hebben we het lijk! Ha- 3 haha, die is reusachtig! Ik moest g gaan vragen, of hier een lijk aange- spoeld was en een gekantelde boot. 3 Oha, oha. In Norderland is een bad- g gast verdwenen, hoe heet die kerel g ook weer?" Hij haalde een papiertje 3 uit zijn broekzak en las: „Professor Jurian Cordes uit Duitsland. Hij is er met de beste boot van Norderland 3 vandoor gegaan en zei, dat hij over 3 een week weer terugkwam. Maar nu 3 is hij al lang over tijd en hij wordt j§ Overal gezocht. 3 (Wordt vervolgd) 3 Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll'IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllHlllllin Typerend voor Ferry Offer mans' cocktailjaponnetjes zjjn de accenten op de rug. zoals hier een losvallende panier. HET NIEUWE Amsterdamse Hiltonhotel, met deftig geüni formeerde portiers, obers in oranje jasjes en een weelde aan palmen en andere tropi sche vegetatie, vormde de in drukwekkende entourage van het „modefestival" waarin Ferry Offerman ons zijn win tercollectie presenteerde. Zeer origineel was de ouverture, vervat in een stijlvol tableau vivant van tien mannequins, die zich een voor een los maakten uit dit „levende schil derij" om vervolgens op een lang plankier de modelijn van Ferry Offerman te introdu ceren: een lijn die diverse heterogene elementen van de Parijse mode tot een gelukkig compromis verenigt. Een char mant compromis ook: geen overdaad, geen extravagante details, maar een goede coupe en een uitgebalanceerde sil houet vormen de basis van deze stijlvolle collectie, waarin de ontwerper teruggegrepen heeft op het klassieke, maar altijd dankbare materiaal wol. Het was verrassend te zien, welke wonderen van distinctie Offerman met wollen stoffen bereikt, waarmee au fond toch geen enkel synthetisch mate riaal kon wedijveren wat sou plesse, valling en levendigheid betreft en die dan ook voor iedere ontwerper een ideaal materiaal vormen. SOMMIGE MANTELS straal den als het ware een koeste rende warmte uit, een effect dat door de zijdeglans van het materiaal nog verhoogd werd. Door een laaghangende of los jes door lussen gehaalde heup ceintuur, grote opgezette zak ken, zij splitten en kostbare bontkragen geeft Offerman aan deze mantels een bijzon dere distinctie, veelal met in kleur geverfde bontkragen, die in juiste harmonie met de stof gekozen waren. Een prachtig voorbeeld van zo'n combinatie was een tweed-mantel met ge verfde blauwvosmanchetten, welke tint herhaald werd in de japon van warme blauwgrijze wol. Veel losse cols van witte breitschwanz en nertz sierden de kraagloze mantels en pakjes en gaven ook aan de japonnetjes een apart effect. Opvallend was de dubbelrij- sluiting bij mantels en tail leurs; de jasjes van de pakken vielen vrij lang op een rok met uitspringende plooien of ba nen. De namiddagjaponnetjes onderscheidden zich door een van voren glad aangesloten lijn, waarbij ook aan de rug verwerking veel aandacht was besteed. Een los panier met franje, een van de schou der uitwaaierende draperie, schuin over de rug val lend, losse ruglappen met strikjes vastgezet en banden in allerlei" variaties, over de rug, gekruist, bepaalden met een sterke voorkeur voor zwart, aubergine, leverbruin, mos groen en grijs de eigen stijl van deze knappe gelegenheids kleding. OP EEN „MINISHOW" ter gelegenheid van de heropening van het inwendig geheel ver- nieuwe Minerva Paviljoen te Amsterdam hebben dans- en kleedkunst elkaar op pret tige wijze afgewisseld en aan gevuld. Aan elkaar gepraat door Teddy Scholten, gaven leden van het Scapinoballet aan de ene kant, en twee be kende modehuizen ter andere zijde, op deze show vele staal tjes van hun kunnen ten beste. Het modieuze deel van dit ge lukkige huwelijk tussen show en business werd verzorgd door „Offerman Couture" voor de dames-wintermode en door de „Society Shop" voor de nouveautés op herenkleding- gebied. Van Ferry Offermans getoonde ontwerpen stal voor al een camelkleurig complet, y.'A' vv* Kraagloze mantel met wijde vleermuismouw en een losse col met knoopsluiting, die eveneens als kraag van de ta.illeur dienst doet. Boven deze japon met band jes een verenhoed op „steel tjes" van Harry Scheltens. bestaande uit een pakje met daarover een 7/8 mantel met bruine nerts-col ons hart, evenals trouwens diverse an dere rijk met bont gegarneer de wintermantels. In de „cock tailsector" zagen we veel bro- caat, een feestelijk materiaal dat ook bij andere ontwerpers voor deze winter (o.a. zelfs voor après-ski-combinaties) favoriet is. Bij de avondtoi letten domineerden strakke afkledende modellen in zwart. SOCIETY SHOP toonde de gasten sportieve ongedwongen herenkleding, waarbij het opvalt dat ook de heren der schepping speelse variaties in hun garderobe kunnen toepas sen en tegelijkertijd toch ge> distingeerd kunnen blijven. De zgn. „button down" overhem den, waarbij de boordpunten met knoopjes op het overhemd sluiten zijn weer heel modern. De avondkleding van de he ren, zowel het rokcostuum als de smoking, waren van een shawlkraag voorzien en 't rok- hemd wordt extra feestelijk gemaakt door een geplisseerde inzet. Teddy Scholten zorgde voor slagvaardig commentaar bij de verschillende getoonde model len en voor een originele in leiding op de dansjes. Het laatstverschenen nummer van het Nederlands Tijdschrift van Genees kunde bevat een artikel, „de toenemende overvoeding", waarin o.m. gezegd wordt: „In de westerse wereld is overvoeding een belangrijk geneeskundig vraagstuk. Ca lorische overvoeding leidt tot te hoog ge wicht en tot een aantal hiermede samen hangende ziekten en verschijnselen. Een te hoog gewicht betekent een mechanische overbelasting van de grote gewrichten. Dit verhoogt de kans op degeneratieve ge wrichtsaandoeningen van knieën, heupen en wervelkolom. Hoewel exacte gegevens daarover ont breken, mag langs indirecte weg worden vastgesteld dat overvoeding hand over hand toeneemt en niet alleen individuele zorg vraagt, doch ook sociaal van grote bete kenis is, aangezien ze gepaard gaat met vervroegde slijtage en met een hoog ziek teverzuim. De kans op het opdoen van ernstige ziekten en op een voortijdige dood wordt erdoor vergroot", aldus het artikel dat tenslotte concludeert: „De be strijding van overvoeding is ten dele een medische aangelegenheid. Van de medi cus kan het initiatief uitgaan, doch succes zal slechts verkregen worden in nauwe samenwerking met sociologen en sociaal psychologen. De moderne mens is nog niet aangepast bij zijn huidige levenssitu atie". Het Amersfoortse spoorwegstation zal het eerste in Nederland zijn dat een rol trap krijgt voor de treinreizigers. De roltrap, die op 10 oktober in gebruik genomen wordt, zal de aankomende passa giers van het tweede perron naar de uit gang brengen. BRUSSEL. Ergens temidden van de uitgestrekte heidevelden en hossen van Belgisch Limburg staat een knus, klein boerderijtje dat weldra het uitverkoren buitenverblijf van het Belgische vorsten paar zal worden. Deze eenvoudige stulp werd door koning Boudewijn en zijn gemalin koningin Fabiola zelf ontworpen en ingericht. Alen zou kunnen zeggen dat dit eigenlijk hun eerste eigen huis is. In Brussel beschikt het koninklijk paar over twee grote paleizen. Daarnaast bezitten zij nog een kasteel in de Ardennen en een riante villa aan de kust. Maar al deze verblijven en domeinen zijn erfstukken, gebouwd en ingericht door 's konings il lustere voorgangers. Het boerderijtje is echter het eerste verblijf dat de koning voor zichzelf heeft laten bouwen. GEMETEN naar vorstelijke maatsta ven, is het huisje belachelijk klein. Het omvat niet meer dan een zitkamer, een slaapkamer, een gezellig keukentje, een badkamer en drie kleine logeerkamertjes. Men zou het een ideale woning voor een jong gehuwd paar kunnen noemen, doch nauwelijks een verblijf voor een vorsten paar. Maar dan vergeet men dat koning Boudewijn en koningin Fabiola nog jong gehuwde mensen zijn, die, en dit blijkt uit het gehele intérieur, wars zijn van alle overdadige luxe. Ook is het duidelijk dat de koning en zijn gemalin ware natuur liefhebbers moeten zijn. Anders hadden zij immers nooit hun huisje gebouwd te midden van het 170 ha. grote domein dat een waar natuurreservaat lijkt. Dit domein, dat naar het dichtstbijge- legen dorpje Grimbi genoemd is, ligt op een zevental kilometers van de Nederland se grens. Vanuit de zitkamer kan het vorstelijk paar dan ook de schachttorens van kolenmijnen in Nederlands Limburg zien. De inrichting van die zitkamer is uiterst sober gehouden en geheel volgens de boerentraditie van het oude Limburg gemeubileerd. De wanden zijn wit gekalkt, de zoldering bestaat uit stoere, eiken bal ken en het centrale punt van de kamer wordt gevormd door een grote open schouw, 's Avonds wordt de kamer ver licht door drie hanglampen waarvan die welke in het midden van het vertrek hangt wel de merkwaardigste is. Het is namelijk een oud-Spaanse kaarsenluchter, waarvan het middelpunt gevormd wordt door een uit hout gesneden fee, die op een herte gewei rijdt. De naast de zitkamer gelegen koninklij ke slaapkamer is ook geheel in oud-Lim burgse stijl en bezit, zoals het een goede boerenhoeve betaamt, een bedstee. Op cir ca 25 meter van het huis bevindt zich een garage, die eigenlijk een kopie is van een oude Limburgse schaapsstal. Aan de ene zijde is plaats voor drie auto's, terwijl de resterende ruimte ingericht is als buurt- kapel. In de onmiddellijke omgeving van het huis liggen drie meertjes. Het groot ste hiervan, dat aan de voet van de heu vel ligt waarop het boerderijtje werd ge bouwd, zal voor zwemmen en roeien ge bruikt worden, terwijl de twee andere uit sluitend zullen dienen om te vissen. Als enige buurman heeft het vorstenpaar een pas twee weken gehuwde boswachter en zijn vrouw. Hun boerderijtje, dat er overi gens van binnen luxueuzer uitziet dan dat van de koning zelf, staat op circa 100 meter van het vorstelijk verblijf. Aangezien er in de koninklijke boerde rij geen plaats is voor personeel, zal de vrouw van de boswachter koningin Fa biola met het huishouden helpen. In de keuken mag ze echter alleen maar ko men om te helpen afwassen, want de koningin staat erop om zelf te koken. Het Nationale Ballet. Op dinsdag, 9 oktober a.s. geeft Het Nationale Ballet de eerste voorstelling van het Amsterdamse seizoen in de Stadsschouwburg, met mede werking van Het Kunstmaand Orkest on der leiding van André Presser. Op het pro gramma staan de balletten: „Les Presages" (Leonide Massine/P. I. Tsjaikofsky) met medewerking van Sonja van Beers, Mar- got Miklosy, Viveka Ljung, Kathleen Smith, Billy Wilson, Conrad van de Weetering en Imre Varady; „Pas de deux romantique" (Jack Carter/Giacomo Rossini) door Pan- chita de Péri en Sylvester Campbell; „Shirah" (Pearl Lang/Alan Hovhaness) met Irène de Vos, Sonja van Beers, Billy Wilson en Reuven Voorembergh; ,,Le pri- sonnier du, caucase" (George Skibine/Aram Katchaturian) waarin o.a. optreden Leonie Kramer, Margot Miklosy, Ben de Roche- mont, Ronald Snijders en Sylvester Camp bell. Voor het niet-geschoolde oog heeft de moderne kunst in het algemeen weinig attractiefs. Des te sterker echter spreken dergelijke kunst werken blijkbaar een ander mense lijk zintuig aan: de tastzin. Deze interessante ontdekking is onlangs in New Yorks befaamde Guggen heim Museum aan de praktijk ge toetst. In de hal van dat museum staat de hier afgebeelde sculptuur, Brancusi's marmeren Witte zee hond". Het is het eerste kunstwerk waarmee de museumbezoeker ge confronteerd wordt en daar het op- fevallen was, dat velen dit beeld in et voorbijgaan even aanraakten, posteerde men op een galerij boven deze plastiek gedurende enkele dagen een waarnemer, die deze mas sale tastlust moest registreren. De uitkomst was een verrassing: slechts een zeer gering aantal passanten kon de verleiding weerstaan, het beeld even te strelen, hoewel er overal in de hal bordjes staan met „Niets aan raken s.v.p.". Men is nu ijverig doen de, deze vreemde aaicomplexen te verklaren: een vet kluifje voor psy chiaters, waarbij ook de oude Freud wel weer om het hoekje zal komen kijken. Temeer daar sindsdien ook andere musea onder andere het Museum of Modern Art dergelijke massale neigingen bij hun publiek geconstateerd hebben. >- V.:¥ll Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp 27. Dat het moraal-hormoon van neef Boordevol wonderbaarlijk werkte, daarover kon geen twijfel bestaan. De kapper was geheel veranderd. Er was geen spoortje van kille handelsgeest meer in hem merkbaar, hij wilde uitsluitend weggeven. Nu viel er niets meer weg te geven; de ganse zaak van kap per Koltweef was leeg. „Ik hoop dat ik de mensen gelukkig hebt gemaakt", zei kapper Koltweef. „Want dat is mijn streven." „Het mijne ook," zuchtte mevrouw Koltweef te vreden. „Wat zullen de mensen gelukkig worden met al die schoonheidsmiddelen." Intussen repte mejuf frouw Tuttema zich naar huis met haar armen vol schoonheidsmiddelen. Ze had een pruik gekregen, valse wimpers, rouge, poeder, creme en een paar se lippenstift. „Ach," dacht ze, „ik zal natuurlijk nooit zulke wufte zaken gebruiken nee nooit! Maar 't is toch leuk om ze te hebben." <3k COP. MA«TÊN TOONDFR 57. Na het vertrek van zijn bezoekers onderzocht Zacharias Zamel de schade, die Isengrim had aange richt. De gang van zaken was hem duidelijk; Isengrim had in zijn huis ingebroken, zich in de middeleeuwse duveltjesdoos verstopt toen hij Zamel met Joris en Pan da hoorde naderen, en zich met geweld een uitweg ge baand toen hij betrapt dreigde te worden. Dit inzicht vrolijkte de heer Zamel echter niet op. „Inbreken in mijn huis!" mompelde hij. „En die keldercontroleurs vertrouw ik ook niet! Het zal wel een complot zijn dat het op mijn beroemde verzameling voorzien heeft. Maar ik zal me verdedigen. Ik zal ze tracteren als ze terugkomen!" Maar daar zag het voorlopig nog niet naar uit. Pan da die zich er niet van bewust was dat de graaf het bibliotheek-boek in de kist had achtergelaten toen hij zo overhaast vertrok kreeg Isengrim en Jo ris Goedbloed weer in het oog terwijl zij met grote snelheid om een appelboom heen draafden. „Zeg, hee!" riep Panda, nader komend. „Wachten jullie eens even! Ik wil mijn boek!" „Hebt ge dan in het geheel geen andere zorgen aan uw hoofd, vrindje?" vroeg Joris in het voorbijgaan. „Zijt ge dan volkomen harteloos? Wie krijt er nu om een geschiedenisboek terwijl zijn goe de, vaderlijke vriend op het punt staat tot geschiede nis gemaakt te worden?"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 11