Ferry Offerman: wonderen in wol
Hutje op de hei voor
Belgisch koningspaar
TANTE PATENT
V,
m
door Grete Dölker-Rehder
(Vertaald uit het Deens)
Teveel dikke
mensen
P
PANDA EN DE MEESTERSCHATGRAVER
DINSDAG 2 OKTOBER 1962
11
Ons vervolgverhaal
Katy
Artsen verontrust
Roltrap in station
Amersfoort
Geen personeel
Koningin kookt zelf
NEGEN MUZEN
/.SHjiPIP
SMpHnrap
ÜI IS
EIKE AGENA
1 47)
I „Het is een heel klein, dom lied,
Jurian Cordes, je zult me uitlachen".
Hij keek haar bezwerend aan: „Ik
1 zal beslist niet lachen, Eike, en ik
I weet nu al dat je lied misschien wel
vreemd is, maar beslist niet dom".
„Het is een wiegelied voor Tönis,
mijn zoon", zei ze. En weer vroeg
I hij: „Zing het".
Toen zong Eike met neergeslagen
I ogen en met de donkere stem van
een vreemde nachtvogel: „Wichel,
Wichel, Wilgeboom, doe me toch geen
kwaad, je bent zo oud als duinzand,
je bent zo stil en afgekeerd, Wichel,
Wichel, V/ilgeboom. Fichel, Fichel,
Belde, doe me toch geen kwaad, je
bloeit zo groen en ik ben rood, nu
snijden we het gouden brood, Sikkel,
Sikkel, Zijde".
Een hele tijd zwegen ze, toen ze
het lied uitgezongen had, Eike uit
schaamte en Jurian uit verwondering.
Tenslotte vroeg hij zacht: „Ken je
Hamlet?"
Ze keek op met haar heldere ogen,
schudde haar hoofd en zei: „Neen,
die ken ik niet. Wie is dat, hoe heet
hij met zijn achternaam?" Maar Ju
rian antwoordde niet, hij mompelde
nog, in zichzelf: „Natuurlijk ken je
die niet", en toen zei hij: „Maar
Eike, dat is toch geen wiegelied voor
een klein kind? Wat bedoel je er dan
mee. Je kunt toch niet tegen Tönis
zeggen: „Je bent zo oud als duin
zand?"
Toen kwam er een vreemde blik
in Eikes ogen, een heel verre blik,
alsof ze helemaal in het tijdeloze ver
zonk. Langzaam, alsof ze droomde,
zei ze: „Je kunt immers niet weten,
of Tönis zo oud is als duinzand
of misschien zelfs nog veel en veel
ouder Haar ogen keerden weer
tot de werkelijkheid terug. „Overi
gens bedoel ik er Bertien mee", zei
ze. „Toen ik Bertien voor de eerste
keer zag, stond hij hier voor de deur
als een oude strandwilg. Een Wichel
noemen we zoiets". Nu begon Jurian
te begrijpen, wat haar woorden be
tekenden. Dat „ficheln" zoiets als
liefkozen was, wist hij al. Maar toch
bleef hem nog veel duister, en hij wil
de er ook niet meer naar vragen. Het
zou al dat mooie, zuivere, dat eigene,
kapot maken als hij teveel vroeg. Hij
vroeg haar alleen, het lied nog eens
te zingen en ze voldeed aan zijn ver
zoek.
Het is eigenaardig, dacht Jurian.
Ik weet niet, of het mooi is, maar
het is duister en groots, als het wiege
lied vap een Noorse schikgodin, en
toch is het einde zacht en liefelijk.
En zo leefden die beide mensen
verder in hun eigen wonderwereld,
die ze om zich heen gesponnen had
den. Van Bertien merkten ze niets.
Ze wisten dikwijls niet eens, of hij
ver was of dichtbij. Op een dag moest
hij bijvoorbeeld naar Woldemar-Atter-
dags-Land, om hooi en stro te halen.
Als hij daarheen ging, moest hij zich
naar het tij richten en al voor dag
en dauw wegvaren.
Hij vertelde Eike de dag tevoren
dat hij weg zou gaan maar ze knikte,
zonder hem goed verstaan te hebben.
Ze merkte niet eens dat hij diep in
de nacht opstond en naar buiten ging.
Die dag deed ze haar werk, zoals al
tijd. Maar later op de dag ging ze
met Jurian Cordes naar het hoge
westelijke duin. Voor de eerste maal
had hij zijn viool meegenomen, en
toen ze op de top in de wind stonden
speelde hij.
De wind en de branding overstem
den bijna zijn spel en, aangetrokken
door de machtige elementen van wind
en water, liep Jurian al spelend het
steile, smalle zandpad af. Eike beto
verd door de klanken van zijn viool,
volgde hem willoos en gedachtenloos.
Op het strand bleven ze beiden staan.
Jurian speelde door. Zijn spel was
zacht en toch indrukwekkend, hij
voelde zelf, dat hij nog nooit zo ge
speeld had. Zijn spel was één gewor
den met het geluid van de wind en
de golven.
Hij zag Eike niet meer, wist niets
meer van haar en van zichzelf. Toen
hield hij op met spelen, wierp zijn
fladderende haren achterover en ren- E
de weg langs het strand. Eike volgde
hem niet. Een hele tijd later pas
kwam hij weer terug, met zijn han-
den, met de viool erin, op zijn rug,
het hoofd gebogen, langzaam. Hij s
keek Eike aan, maar hij zag haar
niet. Langzaam liep hij het smalle
pad naar het huis op.
Toen Eike hem een hele tijd later g
volgde, zag ze hem in de mooie ka- j|
mer aan tafel zitten. Hij was bezig, 3
raadselachtige tekens op grote, geli-
nieerde vellen papier te zetten. Ze
voelde, dat hier iets bezig was, te ont-
staan. Ze was treurig, maar ze stoor-
de hem niet.
Van die dag af gingen Jurian en g
Eike dikwijls naar het strand. Jurian 3
wist, dat de dag van zijn vertrek na- j§
derde. Maar Eike wist het niet. Hij
had het haar nog niet durven zeggen, g
Soms nam hij zijn viool mee, als ze
langs het strand gingen wandelen,
soms ook liep hij alleen maar naast
haar, en hield haar hand vast of leg-
de een arm om haar schouder. En
dan voelden ze zich als in een hogere
wereld. Alles, wat ze spraken en al- 3
les, wat ze voelden, was als muziek,
was een groots, nooit eindigend, won-
derlijk mooi lied.
Maar het lied eindigde met een
schrille wanklank. 3
Weer waren ze aan het strand. Het
was een stille, gouden nazomerdag, jj|
een van die mooie, haast doorzichti-
ge dagen, die alleen maar aan zee
mogelijk zijn. 3
Jurian en Eike stonden op het uiter- g
ste puntje van de witte Knee, daar, 3
waar Waddenzee en open zee in el-
kaar vloeiden. Zwijgend stonden ze 3
daar en keken naar het kalme gol-
venspel. Jurian had haar juist over
de mooie Melusine verteld, de water- e|
vrouw met haar gouden haren. Hij 3
keek Eike aan. 3
„Eike, ben jij Melusine, de water- 3
vrouw?" vroeg hij.
En even later verzocht hij„Eike,
laat me toch eenmaal je vlechten los- 3
maken en je zilvergouden haar zien",
en zonder haar toestemming af te 3
wachten, maakte hij haar lange, zijde- 3
achtige haren los.
Toen haar lokken helemaal los hin- 3
gen, begon de wind er zachtjes mee g
te spelen: hij spreidde ze uit over g
haar schouders als een vacht en hul- 3
de haar er toen helemaal in. Jurian 3
Cordes stond glimlachend'Vvoor haai* 3
en dronk haar beeld met zijn ogen in. g
Alles was hier zo stil. Zo zuiver, zo 3
onschuldig mooi, alsof het leven zelf
glimlachend een vinger op de lippen 3
lei, om hun mooie droom te bescher- 3
men. 3
Maar plotseling werd de stilte ver- g
scheurd door een lugubere schater- 3
lach. De beide mensen krompen in 3
elkaar, alsof ze door een zweepslag 3
getroffen waren. Voor ze begrepen, g
wat er aan de hand was, greep Eike 3
ontzet met beide handen in haar ha- 3
ren, nam ze bij elkaar en vlocht ze g
met bevende vingers. Ze kwam zich-
zélf voor, alsof ze geschandvlekt was. 3
„Tyge Taden", fluisterde ze hijgend 3
van schrik, en met een verbleekt ge- 3
zicht keek ze omhoog.
Daar, op het laatste duin van het 3
eiland, tekende zich, bijna bovenna-
tuurlijk, reusachtig groot, tegen de g
hemel een ruiter af op een vaalgeel g
paard. Hij had zijn hoofd achterover 3
gegooid en lachte spottend en gruwe- 3
lijk. Zijn huid was gebruind, zonder g
zadel en zonder stijgbeugel zat hij te 3
paard, zijn voeten waren bloot. Op 3
zijn hoofd stond zijn gele haardos als g
een flakkerende vlam. Bulderend van g
het lachen hoonde hij:
„Ha, daar hebben we het lijk! Ha- 3
haha, die is reusachtig! Ik moest g
gaan vragen, of hier een lijk aange-
spoeld was en een gekantelde boot. 3
Oha, oha. In Norderland is een bad- g
gast verdwenen, hoe heet die kerel g
ook weer?" Hij haalde een papiertje 3
uit zijn broekzak en las: „Professor
Jurian Cordes uit Duitsland. Hij is er
met de beste boot van Norderland 3
vandoor gegaan en zei, dat hij over 3
een week weer terugkwam. Maar nu 3
is hij al lang over tijd en hij wordt j§
Overal gezocht. 3
(Wordt vervolgd) 3
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll'IIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIllllllllllllHlllllin
Typerend voor Ferry Offer
mans' cocktailjaponnetjes zjjn
de accenten op de rug. zoals
hier een losvallende panier.
HET NIEUWE Amsterdamse
Hiltonhotel, met deftig geüni
formeerde portiers, obers in
oranje jasjes en een weelde
aan palmen en andere tropi
sche vegetatie, vormde de in
drukwekkende entourage van
het „modefestival" waarin
Ferry Offerman ons zijn win
tercollectie presenteerde. Zeer
origineel was de ouverture,
vervat in een stijlvol tableau
vivant van tien mannequins,
die zich een voor een los
maakten uit dit „levende schil
derij" om vervolgens op een
lang plankier de modelijn van
Ferry Offerman te introdu
ceren: een lijn die diverse
heterogene elementen van de
Parijse mode tot een gelukkig
compromis verenigt. Een char
mant compromis ook: geen
overdaad, geen extravagante
details, maar een goede coupe
en een uitgebalanceerde sil
houet vormen de basis van
deze stijlvolle collectie, waarin
de ontwerper teruggegrepen
heeft op het klassieke, maar
altijd dankbare materiaal wol.
Het was verrassend te zien,
welke wonderen van distinctie
Offerman met wollen stoffen
bereikt, waarmee au fond toch
geen enkel synthetisch mate
riaal kon wedijveren wat sou
plesse, valling en levendigheid
betreft en die dan ook voor
iedere ontwerper een ideaal
materiaal vormen.
SOMMIGE MANTELS straal
den als het ware een koeste
rende warmte uit, een effect
dat door de zijdeglans van het
materiaal nog verhoogd werd.
Door een laaghangende of los
jes door lussen gehaalde heup
ceintuur, grote opgezette zak
ken, zij splitten en kostbare
bontkragen geeft Offerman
aan deze mantels een bijzon
dere distinctie, veelal met in
kleur geverfde bontkragen, die
in juiste harmonie met de stof
gekozen waren. Een prachtig
voorbeeld van zo'n combinatie
was een tweed-mantel met ge
verfde blauwvosmanchetten,
welke tint herhaald werd in de
japon van warme blauwgrijze
wol. Veel losse cols van witte
breitschwanz en nertz sierden
de kraagloze mantels en
pakjes en gaven ook aan de
japonnetjes een apart effect.
Opvallend was de dubbelrij-
sluiting bij mantels en tail
leurs; de jasjes van de pakken
vielen vrij lang op een rok met
uitspringende plooien of ba
nen. De namiddagjaponnetjes
onderscheidden zich door een
van voren glad aangesloten
lijn, waarbij ook aan de rug
verwerking veel aandacht was
besteed. Een los panier met
franje, een van de schou
der uitwaaierende draperie,
schuin over de rug val
lend, losse ruglappen met
strikjes vastgezet en banden in
allerlei" variaties, over de rug,
gekruist, bepaalden met een
sterke voorkeur voor zwart,
aubergine, leverbruin, mos
groen en grijs de eigen stijl
van deze knappe gelegenheids
kleding.
OP EEN „MINISHOW" ter
gelegenheid van de heropening
van het inwendig geheel ver-
nieuwe Minerva Paviljoen te
Amsterdam hebben dans- en
kleedkunst elkaar op pret
tige wijze afgewisseld en aan
gevuld. Aan elkaar gepraat
door Teddy Scholten, gaven
leden van het Scapinoballet
aan de ene kant, en twee be
kende modehuizen ter andere
zijde, op deze show vele staal
tjes van hun kunnen ten beste.
Het modieuze deel van dit ge
lukkige huwelijk tussen show
en business werd verzorgd
door „Offerman Couture" voor
de dames-wintermode en door
de „Society Shop" voor de
nouveautés op herenkleding-
gebied. Van Ferry Offermans
getoonde ontwerpen stal voor
al een camelkleurig complet,
y.'A' vv*
Kraagloze mantel met wijde
vleermuismouw en een losse
col met knoopsluiting, die
eveneens als kraag van de
ta.illeur dienst doet.
Boven deze japon met band
jes een verenhoed op „steel
tjes" van Harry Scheltens.
bestaande uit een pakje met
daarover een 7/8 mantel met
bruine nerts-col ons hart,
evenals trouwens diverse an
dere rijk met bont gegarneer
de wintermantels. In de „cock
tailsector" zagen we veel bro-
caat, een feestelijk materiaal
dat ook bij andere ontwerpers
voor deze winter (o.a. zelfs
voor après-ski-combinaties)
favoriet is. Bij de avondtoi
letten domineerden strakke
afkledende modellen in zwart.
SOCIETY SHOP toonde de
gasten sportieve ongedwongen
herenkleding, waarbij het
opvalt dat ook de heren der
schepping speelse variaties in
hun garderobe kunnen toepas
sen en tegelijkertijd toch ge>
distingeerd kunnen blijven. De
zgn. „button down" overhem
den, waarbij de boordpunten
met knoopjes op het overhemd
sluiten zijn weer heel modern.
De avondkleding van de he
ren, zowel het rokcostuum als
de smoking, waren van een
shawlkraag voorzien en 't rok-
hemd wordt extra feestelijk
gemaakt door een geplisseerde
inzet.
Teddy Scholten zorgde voor
slagvaardig commentaar bij de
verschillende getoonde model
len en voor een originele in
leiding op de dansjes.
Het laatstverschenen nummer van
het Nederlands Tijdschrift van Genees
kunde bevat een artikel, „de toenemende
overvoeding", waarin o.m. gezegd wordt:
„In de westerse wereld is overvoeding een
belangrijk geneeskundig vraagstuk. Ca
lorische overvoeding leidt tot te hoog ge
wicht en tot een aantal hiermede samen
hangende ziekten en verschijnselen. Een
te hoog gewicht betekent een mechanische
overbelasting van de grote gewrichten.
Dit verhoogt de kans op degeneratieve ge
wrichtsaandoeningen van knieën, heupen
en wervelkolom.
Hoewel exacte gegevens daarover ont
breken, mag langs indirecte weg worden
vastgesteld dat overvoeding hand over hand
toeneemt en niet alleen individuele zorg
vraagt, doch ook sociaal van grote bete
kenis is, aangezien ze gepaard gaat met
vervroegde slijtage en met een hoog ziek
teverzuim. De kans op het opdoen van
ernstige ziekten en op een voortijdige
dood wordt erdoor vergroot", aldus het
artikel dat tenslotte concludeert: „De be
strijding van overvoeding is ten dele een
medische aangelegenheid. Van de medi
cus kan het initiatief uitgaan, doch succes
zal slechts verkregen worden in nauwe
samenwerking met sociologen en sociaal
psychologen. De moderne mens is nog niet
aangepast bij zijn huidige levenssitu
atie".
Het Amersfoortse spoorwegstation zal
het eerste in Nederland zijn dat een rol
trap krijgt voor de treinreizigers.
De roltrap, die op 10 oktober in gebruik
genomen wordt, zal de aankomende passa
giers van het tweede perron naar de uit
gang brengen.
BRUSSEL. Ergens temidden van de
uitgestrekte heidevelden en hossen van
Belgisch Limburg staat een knus, klein
boerderijtje dat weldra het uitverkoren
buitenverblijf van het Belgische vorsten
paar zal worden. Deze eenvoudige stulp
werd door koning Boudewijn en zijn
gemalin koningin Fabiola zelf ontworpen
en ingericht. Alen zou kunnen zeggen dat
dit eigenlijk hun eerste eigen huis is. In
Brussel beschikt het koninklijk paar over
twee grote paleizen. Daarnaast bezitten
zij nog een kasteel in de Ardennen en
een riante villa aan de kust. Maar al deze
verblijven en domeinen zijn erfstukken,
gebouwd en ingericht door 's konings il
lustere voorgangers. Het boerderijtje is
echter het eerste verblijf dat de koning
voor zichzelf heeft laten bouwen.
GEMETEN naar vorstelijke maatsta
ven, is het huisje belachelijk klein. Het
omvat niet meer dan een zitkamer, een
slaapkamer, een gezellig keukentje, een
badkamer en drie kleine logeerkamertjes.
Men zou het een ideale woning voor een
jong gehuwd paar kunnen noemen, doch
nauwelijks een verblijf voor een vorsten
paar. Maar dan vergeet men dat koning
Boudewijn en koningin Fabiola nog jong
gehuwde mensen zijn, die, en dit blijkt uit
het gehele intérieur, wars zijn van alle
overdadige luxe. Ook is het duidelijk dat
de koning en zijn gemalin ware natuur
liefhebbers moeten zijn. Anders hadden
zij immers nooit hun huisje gebouwd te
midden van het 170 ha. grote domein dat
een waar natuurreservaat lijkt.
Dit domein, dat naar het dichtstbijge-
legen dorpje Grimbi genoemd is, ligt op
een zevental kilometers van de Nederland
se grens. Vanuit de zitkamer kan het
vorstelijk paar dan ook de schachttorens
van kolenmijnen in Nederlands Limburg
zien. De inrichting van die zitkamer is
uiterst sober gehouden en geheel volgens
de boerentraditie van het oude Limburg
gemeubileerd. De wanden zijn wit gekalkt,
de zoldering bestaat uit stoere, eiken bal
ken en het centrale punt van de kamer
wordt gevormd door een grote open
schouw, 's Avonds wordt de kamer ver
licht door drie hanglampen waarvan die
welke in het midden van het vertrek hangt
wel de merkwaardigste is. Het is namelijk
een oud-Spaanse kaarsenluchter, waarvan
het middelpunt gevormd wordt door een
uit hout gesneden fee, die op een herte
gewei rijdt.
De naast de zitkamer gelegen koninklij
ke slaapkamer is ook geheel in oud-Lim
burgse stijl en bezit, zoals het een goede
boerenhoeve betaamt, een bedstee. Op cir
ca 25 meter van het huis bevindt zich een
garage, die eigenlijk een kopie is van een
oude Limburgse schaapsstal. Aan de ene
zijde is plaats voor drie auto's, terwijl
de resterende ruimte ingericht is als buurt-
kapel. In de onmiddellijke omgeving van
het huis liggen drie meertjes. Het groot
ste hiervan, dat aan de voet van de heu
vel ligt waarop het boerderijtje werd ge
bouwd, zal voor zwemmen en roeien ge
bruikt worden, terwijl de twee andere uit
sluitend zullen dienen om te vissen. Als
enige buurman heeft het vorstenpaar een
pas twee weken gehuwde boswachter en
zijn vrouw. Hun boerderijtje, dat er overi
gens van binnen luxueuzer uitziet dan dat
van de koning zelf, staat op circa 100
meter van het vorstelijk verblijf.
Aangezien er in de koninklijke boerde
rij geen plaats is voor personeel, zal de
vrouw van de boswachter koningin Fa
biola met het huishouden helpen. In de
keuken mag ze echter alleen maar ko
men om te helpen afwassen, want de
koningin staat erop om zelf te koken.
Het Nationale Ballet. Op dinsdag, 9
oktober a.s. geeft Het Nationale Ballet de
eerste voorstelling van het Amsterdamse
seizoen in de Stadsschouwburg, met mede
werking van Het Kunstmaand Orkest on
der leiding van André Presser. Op het pro
gramma staan de balletten: „Les Presages"
(Leonide Massine/P. I. Tsjaikofsky) met
medewerking van Sonja van Beers, Mar-
got Miklosy, Viveka Ljung, Kathleen Smith,
Billy Wilson, Conrad van de Weetering en
Imre Varady; „Pas de deux romantique"
(Jack Carter/Giacomo Rossini) door Pan-
chita de Péri en Sylvester Campbell;
„Shirah" (Pearl Lang/Alan Hovhaness)
met Irène de Vos, Sonja van Beers, Billy
Wilson en Reuven Voorembergh; ,,Le pri-
sonnier du, caucase" (George Skibine/Aram
Katchaturian) waarin o.a. optreden Leonie
Kramer, Margot Miklosy, Ben de Roche-
mont, Ronald Snijders en Sylvester Camp
bell.
Voor het niet-geschoolde oog heeft
de moderne kunst in het algemeen
weinig attractiefs. Des te sterker
echter spreken dergelijke kunst
werken blijkbaar een ander mense
lijk zintuig aan: de tastzin. Deze
interessante ontdekking is onlangs
in New Yorks befaamde Guggen
heim Museum aan de praktijk ge
toetst. In de hal van dat museum
staat de hier afgebeelde sculptuur,
Brancusi's marmeren Witte zee
hond". Het is het eerste kunstwerk
waarmee de museumbezoeker ge
confronteerd wordt en daar het op-
fevallen was, dat velen dit beeld in
et voorbijgaan even aanraakten,
posteerde men op een galerij boven
deze plastiek gedurende enkele
dagen een waarnemer, die deze mas
sale tastlust moest registreren. De
uitkomst was een verrassing: slechts
een zeer gering aantal passanten kon
de verleiding weerstaan, het beeld
even te strelen, hoewel er overal in
de hal bordjes staan met „Niets aan
raken s.v.p.". Men is nu ijverig doen
de, deze vreemde aaicomplexen te
verklaren: een vet kluifje voor psy
chiaters, waarbij ook de oude Freud
wel weer om het hoekje zal komen
kijken. Temeer daar sindsdien ook
andere musea onder andere het
Museum of Modern Art dergelijke
massale neigingen bij hun publiek
geconstateerd hebben.
>-
V.:¥ll
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
27. Dat het moraal-hormoon van neef Boordevol
wonderbaarlijk werkte, daarover kon geen twijfel
bestaan. De kapper was geheel veranderd. Er was
geen spoortje van kille handelsgeest meer in hem
merkbaar, hij wilde uitsluitend weggeven. Nu viel
er niets meer weg te geven; de ganse zaak van kap
per Koltweef was leeg.
„Ik hoop dat ik de mensen gelukkig hebt gemaakt",
zei kapper Koltweef. „Want dat is mijn streven."
„Het mijne ook," zuchtte mevrouw Koltweef te
vreden. „Wat zullen de mensen gelukkig worden met
al die schoonheidsmiddelen." Intussen repte mejuf
frouw Tuttema zich naar huis met haar armen vol
schoonheidsmiddelen. Ze had een pruik gekregen,
valse wimpers, rouge, poeder, creme en een paar
se lippenstift. „Ach," dacht ze, „ik zal natuurlijk
nooit zulke wufte zaken gebruiken nee nooit! Maar
't is toch leuk om ze te hebben."
<3k
COP. MA«TÊN TOONDFR
57. Na het vertrek van zijn bezoekers onderzocht
Zacharias Zamel de schade, die Isengrim had aange
richt. De gang van zaken was hem duidelijk; Isengrim
had in zijn huis ingebroken, zich in de middeleeuwse
duveltjesdoos verstopt toen hij Zamel met Joris en Pan
da hoorde naderen, en zich met geweld een uitweg ge
baand toen hij betrapt dreigde te worden. Dit inzicht
vrolijkte de heer Zamel echter niet op. „Inbreken in
mijn huis!" mompelde hij. „En die keldercontroleurs
vertrouw ik ook niet! Het zal wel een complot zijn
dat het op mijn beroemde verzameling voorzien heeft.
Maar ik zal me verdedigen. Ik zal ze tracteren als ze
terugkomen!"
Maar daar zag het voorlopig nog niet naar uit. Pan
da die zich er niet van bewust was dat de graaf
het bibliotheek-boek in de kist had achtergelaten
toen hij zo overhaast vertrok kreeg Isengrim en Jo
ris Goedbloed weer in het oog terwijl zij met grote
snelheid om een appelboom heen draafden. „Zeg, hee!"
riep Panda, nader komend. „Wachten jullie eens even!
Ik wil mijn boek!" „Hebt ge dan in het geheel geen
andere zorgen aan uw hoofd, vrindje?" vroeg Joris in
het voorbijgaan. „Zijt ge dan volkomen harteloos? Wie
krijt er nu om een geschiedenisboek terwijl zijn goe
de, vaderlijke vriend op het punt staat tot geschiede
nis gemaakt te worden?"