HET OVERHEMD MET DE MEESTE EXTRA'S
Fa. B. ENGELENBERG
Kleurenblind
uit principe
1000 BROEKEN
Wereldnieuws
Van dag tot dag
CQraatótoel
Onrijp en groen
T-R.|.C«0-T
DONDERDAG 11 OKTOBER 1962
3
OFFICIËLE VERKOOP SIKKENS LAKKEN
1. Enkalon - dus het makkelijkst te
wassen. Nóóit strijken, en nóóit
kreukels.
2. T'M-c-o-t - dus gebreid en daar
om heerlijk ventilerend, plezierig in
het dragen.
3. Het poes-etiket - en dat is uw
zekerheid van ijzeren kwaliteits
controle op stof en snit.
DatmaaktelkeENKALONT.R.|.C'O.T
overhemd tot het fijnste voor de
man, het meest voordelige voor de
vrouw. Koop niet zomaar tricot
nylon, vraag naar
(Dp de
l
In de Nederlandse taal gelden „rijp" en
„groen" als tegenstellingen. Men zou dus
„ontgroenen" kunnen opvatten als „rijp
maken" en daaruit moeten concluderen
dat diegenen, aan wier zorg dat ontgroe
nen wordt toevertrouwd, zelf al helemaal
rijp zijn. Dit blijkt echter niet overeen
komstig de feiten te zijn.
Het ontgroeningsschandaal van enkele
weken geleden bij het Amsterdamse Stu
denten-Corps, waarover pas de laatste da
gen in de buitenwereld iets bekend is ge
worden, wijst duidelijk in een heel andere
richting. De jongelui, die bij die gelegen
heid het „rijp maken" van de novieten
op zich hadden genomen, hebben onmis
kenbaar aangetoond zelf nog niet over eni
ge levensrijpheid en dus oordeel des
onderscheids te beschikken. Anders zou
den zij niet op de „leuke" gedachte zijn
gekomen, met de groenen „Dachautje" te
gaan spelen en op mensonwaardige wijze
met hen te sollen. Uit de benaming „Da
chautje spelen", door een lid (naar be
weerd wordt, nog wel de voorzitter!) van
de sociëteitscommissie bedacht, kan men
gevoeglijk opmaken dat de ontgroeners
zich welbewust hebben laten inspireren
door de misdaden van de nazi's, misdaden
waarvan heel de beschaafde wereld in 1945
had gehoopt en zelfs verondersteld dat zij
nooit meer voor iemand „inspiratie" zou
den opleveren.
De weerzinwekkende behandeling, die de
ongeveer tweehonderd slachtoffers moes
ten ondergaan, was op zichzelf al erg ge
noeg om de rector magnificus van de Am
sterdamse universiteit in zijn toch zeer ge
matigde rede de woorden „lichamelijke
kwellingen" te laten gebruiken. Daarbij
kan dus al onder geen enkele omstandig
heid als excuus worden aangevoerd dat het
slechts grapjes waren. Maar uit die zelf
gekozen benaming „Dachautje spelen"
blijkt dat de heren ontgroeners wel dege
lijk van begin af aan de gedachte aan de
duivelse praktijken van de nazi's in hun
achterhoofd hebben gehad; en dat maakt
de zaak nog honderdmaal erger.
Bovendien zit er aan deze aangelegen
heid nog een andere, bijzonder ernstige
kant, die in feite van nog veel verder
strekkende betekenis is dan het ontoelaat
bare gesol met de groenen. En dat is het
feit, dat de senaat van het studentencorps
zich bij de „berisping" van twee leden der
sociëteitscommissie (nóg milder kon het al
niet!) heeft beperkt tot het uitspreken van
de mening „dat de corpsleden gedurende
het novitiaat Joodse groenen bij herhalipg
woorden hebben toegevoegd die ten zeer
ste geschikt waren om deze op grove wij
ze te kwetsen." Deze mening zelf is na
tuurlijk zeer juist; maar bepaald onjuist
is de beperking tot „Joodse groenen" en
tot de verwijzing naar een bepaalde Joodse
jongen wiens vader in Dachau is omgeko
men. Want dit is een symptoom van een,
blijkbaar vooral bij jongeren, geleidelijk
veldwinnende mening dat de nazi-misda
den uitsluitend tegen Joden waren gericht
en dat de naam „Dachau" voor niet-Joodse
Nederlanders dus niet zo'n gruwelijke be
tekenis heeft. Natuurlijk is het schandelijk
als in studentenkringen, zélfs in de groen
tijd en zélfs bij wijze van „grapje", anti-
semietische uitdrukkingen worden ge
bruikt; dit heeft de senaat erkend. Maar
hij heeft niet erkend dat het even schan
delijk is, bij wijze van „grapje" tegenover
Nederlanders, onverschillig van welke
godsdienst of afkomst, het woord
„Dachau" te misbruiken, omdat Dachau
een oord van bittere ellende is geweest
voor vele Nederlanders, onverschillig van
welke godsdienst of afkomst. Dit getuigt
van een hoogst betreurenswaardig gebrek
aan eerbied voor de nagedachtenis van
diegenen Joden zowel als niet-Joden
die in Dachau gekweld, gemarteld en vaak
gedood zijn; en het is een symptoom van
die toenemende vergeetachtigheid ten aan
zien van wat de Duitsers het Nederlandse
volk als geheel hebben aangedaan.
De senaat van het Amsterdamse Studen
ten-Corps heeft dus wel bijzonder onvolle
dig „recht gesproken". De berispte ont
groeners hebben nu alleen de Joodse no
vieten hun excuses aangeboden, terwijl zij
eigenlijk het hele Nederlandse volk bele
digd hebben. Zij hebben hun eigen onrijp
heid dus wel dubbel en dwars bewezen en
het wordt daarom nu toch wel hoog tijd
dat deze en dergelijke jongelieden de kans
ontnomen wordt, volgens hun onrijpe
denkwijzen nóg jongeren tot „rijpheid" te
brengen. Het hele begrip „ontgroening" is
trouwens iets dat in de huidige samenle
ving al lang niet meer past. Met betrek
king tot dit jongste schandaal is dezer da
gen in de pers het woord „Augiasstal" ge
vallen. Die stal zal nooit volledig worden
uitgemest zolang er aan heel de misselijke
en waardeloze ontgroeningstraditie niet ra
dicaal een eind wordt gemaakt.
Advertentie
Doelstraat 59 Haarlem Tel. 15252
LINNEN en CRÊPE PLAKBAND
Advertentie
ïü,i*iw J3ft löivn 9
ÏJUlli ZJJ C'i
1 fy - I T- - C n -
IOOV i
De plaatselijke uitbarstingen
van rassenhaat in de Verenig
de Staten blijken telkens weer
tot geschokte gemoederen in
onze eigen samenleving te lei
den, waarbij men door nauw
keurige waarneming tot de
conclusie komt dat sommige
lieden al te rooskleurige illu
sies koesteren omtrent de ge
detailleerde levensomstandig
heden in de vrije wereld.
Overigens, vindt u die bij
naam „vrije wereld" ook zo
verkeerd gekozen? Er is ten
slotte maar één wereld, een
planeet van ronde vorm,
waarop zich een aanzienlijk
aantal levende wezens Jjevin-
den die in meer of minder
comfortabele of vrije omstan
digheden verkeren. Een wer
kelijk „vrije wereld" is dus
een utopie, die gemakshalve
als etiket geplakt wordt op
het stuk waar wij ons bevin
den. Dat zich binnen dat stuk
hier en daar zeer onvrije si
tuaties voordoen, behoeft nie
mand te verbazen en zeker
niet te schokken. Wie er des
alniettemin treurig over zou
willen zijn, kan zijn tranen
drogen met het besef, dat de
mensheid voor het grootste
percentage nog lang niet aan
een werkelijke vrijheid toe is
omdat de meeste mensen de
weelde daarvan onmogelijk
zouden kunnen dragen.
De kleurling Meredith in
Mississippi heeft weinig reden
om zijn persoonlijke vrijheid
als een ideale te kenschetsen.
Integendeel, zijn ervaringen
schokken zelfs blanken over
de gehele wereld. Maar wat
hadden die geschokten dan
verwacht?
Dezer dagen kwam mij een
brief onder ogen, waarin het
verwijt werd geuit dat de af
schuw over het gebeurde in
Missisippi en eertijds in Little
Rock slechts opkomt bij dege
nen, die zelf niet direct met
het „negerprobleem" te ma
ken hebben en op wie dus on
geveer de volgende Vlaamse
zegswijze toepasselijk is: „Men
moet wat ruggegraat hebben,
zeiden de Brusselaars toen
Antwerpen werd gebombar
deerd."
Die brief bevat een merk
waardige zinsnede, waarin de
kern van het betoog was ge
vat: „Het moet je eigen doch
ter maar zijn, die met een ne
ger thuiskomt".
Laten we dat probleem nu
eens bekijken!
Ik zou dan even dat „neger"
buiten beschouwing willen la
ten en de aandacht voorname
lijk willen vestigen op dat
„thuiskomen met". Want in
deze formulering is al zoveel
tragiek van elementaire dom
heid en misverstand verbor
gen, dat er een boek over zou
zijn vol te schrijven.
De schrijver van deze zin
snede namelijk beschouwt zijn
kinderen ongeveer uit het oog
punt van die illustere figuur
in „Olivier Twist", die kleine
jongetjes onderhield om ze op
te leiden tot zakkenrollers. Hij
gaf hun te eten en te drinken,
deed hen een nauwgezette
oefening ondergaan en stuur
de hen dan de straat op om de
zakken van onoplettende oude
heren te ledigen, zonder dat
deze bejaarden daar van op de
hoogte waren. De buit was
voor de cursusleider, wiens
enige belangstelling was ge
richt op datgene waarmee
zijn pupillen „thuiskwamen".
De vergelijking gaat in zo
verre zuiver op, dat de jonge
tjes geheel en al ten voordele
en genoegen van de opvoeder
opgroeiden en dat hun eigen
belangetjes en meninkjes niets
terzake deden. Het is de vader
in kwestie blijkbaar nog nooit
opgevallen, dat kinderen men
sen van kleiner soort zijn, die
na een bepaalde leeftijd vol
komen zelfstandig en louter
voor zichzelf een keus moeten
doen uit datgene, wat zij voor
hun'verder leven nodig denken
te hebben. Wie kinderen teelt
als waren zij een bijzonder
soort boerenkool, waarmee
men op een expositie een ere
medaille kan verdienen, heeft
zijn eigen volwassenheid nog
niet bereikt en is niet bij
machte gebleken ook maar de
kleinste, meest elementaire
levenswijsheid te vergaren.
Zijn kinderen zijn beklagens
waard.
„Thuiskomen met" kan men
toepassen op een jagersman,
die op hazen is uitgeweest, of
op een kind dat kikkervisjes
voor het schoolaquarium is
gaan vangen. Doch wanneer
men het zegt van een volwas
sen dochter, die is uitgevlogen
om het contact te leggen met
de wereld waarin zij te leven
heeft, ademt die formulering
een zo duidelijke tendens van
ouderbelang, dat er weinig
goeds te verwachten valt van
de maatstaven, die dergelijke
ouders voor de „vangst" aan
leggen.
Laat ik vooropstellen dat in
onze tijd talrijke ouders reeds
zodanig ontgoocheld zijn ge
raakt, dat zij al zeer verheugd
zouden zijn als hun dochter
enkel maar thuiskwam met
wat zou er helemaal niets toe
doen. Waarmee ik maar zeg
gen wil dat er heel wat erger
dingen aan ouderlijke harten
kunnen knagen dan de vrees,
dat hun kinderen geen „goede
partij" zullen doen. Ik weet
zeker dat in menig eenzaam
mterieur een moeder zal ver
zachten: „Kwam ze maar
thuis met wie dan ook!"
Men ziet, dat het vraagstuk
„neger" nu al heel wat kleiner
proporties heeft aangenomen,
al is het nog niet eens ge
noemd. We zullen het voorlo
pig ook nog niet noemen, doch
even verder denken over „dat
thuiskomen".
Onze dochters kunnen thuis
komen of niet. Doen ze het
wél, dan zijn we al bevoor
recht. Ze kunnen echter thuis
komen met een lid van de
Amsterdamse onderwereld,
mottige Kees of Karei de
Slachter of Platneus Osseziel.
Dat zou vervelend kunnen
zijn. Ze kunnen thuiskomen
met een bruut van een ra
bauw, die haar iedere dag een
rib breekt of haar bij de ha
ren door haar flatje sleurt.
Ook dat zou zacht gezegd
een reden tot ergernis kunnen
wezen. Ze kan thuiskomen
met een Goed Heertje, dat op
het punt staat naar Monaco
uit te wijken naar aanleiding
van het laatste accountants
onderzoek in de zaak waar hij
werkt. Of met een flessen
trekker, die oude dames van
spaarbankboekjes ontdoet. Of
met een lid van de O.A.S, be
lust op een gelegenheid tot
uitoefening van fascistische
terreur. Ze kan thuiskomen
met één van al die ontaarde,
vermaledijde, mislukte en
verwrongen mannen, waarvan
de wereld vol is. In al die ge
vallen zou het ouderlijk hart
tot gruizels gaan.
Ook nu nog is de vraag:
neger of geen neger, niet aan
de orde.
Men kan als ouderpaar zijn
zinnen gezet hebben op een
blonde schoonzoon. Ik kan me
dat voorstellen, tenslotte heeft
iedereen zijn eigen smaak.
Doch de eigenzinnige dochter
neemt een donkerbehaarde
man en dat geeft even een
brok in de keel. Maar goed,
alles went, en als ze denKt dat
ze gelukkig met hem worden
zal, vooruit dan maar.
Men kan als vader en moe
der het levenslange ideaal
hebben gekoesterd een schoon
zoon te krijgen van één meter
tachtig. Dat valt te begrijpen,
één meter tachtig is een aan
trekkelijke maat. Maar laat nu
dochterlief verschijnen met
een uit de kluiten gewassen
dwerg van één meter zestig!
Op blote voeten meet hij nau
welijks één meter vijf en vijf
tig! Dat dóet een liefhebbende
ouder wat. Maar ja, alles
went. Als ze denkt dat ze ge
lukkig worden zal
Het gaat tenslotte ook niet
om uiterlijk of gestalte, maar
om hetgeen er binnenin zit,
nietwaar? Wat doet het ertoe,
hoe de goede jongen eruit ziet,
als hij maar een liefhebbende,
zorgzame, vlijtige kerel is, die
het juweel dat hij verkregen
heeft naar waarde weet te
schatten.
Moeten we eigenlijk nog
over die neger praten? Wat
heeft het er eigenlijk mee van
doen, onder welke tint een
man door het leven gaat? Een
man is een man, al heeft hij
een huid als een pas gewassen
beddelaken of als een bronzen
eikeblad in de herfst. Een goed
man is een goed man, al heeft
hij een kale schedel, een haar
dos als een kerstengel of git
zwarte kroesharen onder zijn
hoed.
Men moet eens zien hoe
blanke moeders zwijmelen
van tederheid, als zij een don
kergekleurde baby in zijn wit
te wiegje zien. Als die moe
ders zwijmelen om dat leuke
zwarte smoeltje en dat glan
zende ebbenhouten velletje,
dan zullen zij toch consequent
dienen te zijn in hun vrouwe
lijke' tederheid en twintig jaar
later diezelfde baby, man ge
worden, met open armen
moeten ontvangen als hij met
hun eigen blanke dochter
„thuiskomt".
Hier ligt de oplossing: niet
de dochter komt thuis met
haar vangst, doch de vreemde
man komt thuis in een
nieuw thuis, dat hem gebo
den wordt in ruil voor zijn
liefde.
De kleur van liefde is altijd
dezelfde, zoals bloed altijd
rood is, onder welke huid het
ook stroomt.
Weet ge nog, grote kinderen
van de vrij genoemde wereld,
hoe wij eeuwenlang gemeend
hebben dat er ook blauw bloed
was? Daar zijn we nu over
heen, al heeft het moeite ge
kost. Er is geen blauw bloed.
Er zijn alleen mensen met
eigen, persoonlijke verdien
sten en fouten, mensen in al
lerlei kleur en gestalte van
allerlei naam en afkomst, doch
allen ademend in dezelfde
zuurstof en aan de aardbol ge
bonden door dezelfde zwaar
tekracht.
En als ge dan tóch een
scheidslijn wilt trekken: er
zijn mensen wier ontmoeting
voor u een zegen is, of een
vloek. Dat onderscheid is niet
moeilijk te onderkennen, al
blijft vergissen menselijk.
Maar wees in ieder geval
kleurenblind dat is het hal
ve werk.
De zachte weg
Mijn dochter beoefent tegenwoordig „De
Zachte Weg", hetgeen de Hollandse ver
taling voor Judo is. Ik zit vol blauwe plek
ken, maar ze moet per slot toch iemand
hebben, om haar verworven kennis op te
kunnen botvier.n.
„Het is je eigen schuld, je valt ook niet
goed!" merkt ze minachtend op, als ik
zwijgend over mijn ribben, of over mijn
vier staartwervels wrijf.
Ik las over deze sport, dat de jeugd er
mentaal door gesterkt wordt en dat het
een opvoedend element in haar vorming is.
Uitermate nuttig dus in een tijd, waarin
er zoveel afschuwelijke dingen met meis
jes gebeuren.
Twee jaar lang heeft mijn dochter op
dansles haar prille vrouwelijke charmes
tentoongespreid en misschien heeft ze wel
een enkel jongenshart gebroken. Ze heeft
de fox-trot en de cha-cha-cha leren dansen,
gezellig geswingd en dromerig geglimlacht
onder de zoete klanken van een slepende
tango.
Tóen hoorde ik: „Mijn nieuwe jurk was
een groot succes! Mag ik jouw lotion ge
bruikenBert komt me halen! Mijn pumps
zitten verrukkelijk!"
Dit jaar niets van dat alles, maar: „Mijn
judopak staat me mieters. Zeg Mam, weet
je, hoe je een man aanvalt, die vervelend
jeweetwel is? Ga eens met je rug naar
me toe staan, even wat op je oefenen."
„Goed," zeg ik angstig. „Trek je kou
sen maar uit, want gisteren kreeg je er
ook al een ladder in," waarschuwt ze.
Ze pakt me in de worggreep, draait mijn
polsen om en teistert mijn strottenhoofd.
„Gewéldig, hè?" Een listig aangezette
beenworp brengt zelfs een rhinoceros op
de knieën! Nou ben jij een schurk en ik
ga je heel snel onschadelijk maken. Trek
je rok ook uit, want die is al een beetje
ingescheurd!" Even later stort ik ter aar
de. Zie je, dat verdediging de beste aanval
is? Nu de heupworp!" Ik suis kermend
door de lucht. „Jakkes mam, doe niet zo
houterig. Het zuivert, verfrist en verjongt,
het is gewoon een kwestie van evenwicht,
vlugheid, moed en lenigheid," roept ze
enthousiast. „Ga weer eens liggen, ik ken
een paar handgrepen." „Enig", zeg ik
welwillend, „maar denk alsjeblieft een
beetje aan mijn ribben, au, je verschuift
mijn borstbeen!!! Nou ben jij de schurk
en ik ga alles op jou toepassen." Er klet
tert een kopje van de tafel en de sche
merlamp kantelt. „Wat gaat dat machtig,
he?"
Anton Geesink hangt boven haar bed, op
de plaats, waar verleden jaar een film
held hing. Mijn blauwe plekken zijn zo tal
rijk als de sterren aan de hemel en mijn
ene been sleept een beetje: mijn dochter
judoot.
Marianne van Raait
Advertentie
Gen. Cronjéstraat 40-44 - Tel. 54679
NIET VERDER ZOEKEN,
bij DOUWMA keus uit meer dan
ook voor jongens
Nansen-medaille. Aan Sir Tasman Heyes,
secretaris van het Australische departe
ment van immigratie sedert de instelling
daarvan in 1946, tot november 1961, is
de Nansen-medaille 1962 toegekend, al
dus heeft het bureau van de Hoge Com
missaris voor de Vluchtelingen van de
UNO op de 101ste jaardag van de ge
boorte van Fridtjof Nansen meegedeeld.
Mysterie. Een Britse jury heeft vastge
steld dat dr. Robert Soblen zich het le
ven heeft benomen. De jury heeft even
wel niet kunnen vaststellen hoe dr. So
blen, die in de Verenigde Staten wegens
spionage tot levenslange gevangenisstraf
was veroordeeld en op het punt stond
aan dit land te worden uitgeleverd, de
beschikking over het middel heeft kun
nen krijgen. Het Britse ministerie van
Binnenlandse Zaken zal het onderzoek
hiernaar voortzetten.
Vliegtuigbotsing. Een stewardess en een
passagier zijn omgekomen en acht per
sonen liepen verwondingen op toen een
Viscount van de Canadese luchtvaart
maatschappij Transcanada Airlines
woensdag, vlak voordat het op het mi
litaire vliegveld bij Bagotville, in Que
bec, zou landen tegen een straaljager
van de Canadese luchtmacht opvloog.
Het verkeersvliegtuig vervoerde behalve
vier bemanningsleden, vijftien passa
giers. De twee militaire vliegers verlie
ten hun straaljager met de schietstoel
en kwamen ongedeerd op de grond.
Te dik. Deskundigen op een congres van
het Westduitse genootschap voor voe
dingsvraagstukken in Stuttgart hebben
vastgesteld dat twintig percent der West
duitsers te dik is en daarom kan ver
wachten half zo lang te leven als men
sen van dezelfde leeftijd die een nor
maal gewicht hebben.
Buitenland. Tussen het Russische persbu
reau Tass en het Joegoslavische officië
le persbureau Tanjoeg is een overeen
komst gesloten tot vrije uitwisseling van
eikaars voor het buitenland bestemde
nieuwsdiensten.
IJzeren gordijn. Onder de kop „achter het
ijzeren gordijn" bracht de Izvestia, het
orgaan der Russische regering, woens
dag berichten uit New York, Athene,
Kaapstad en West-Duitsland.
Schat. Bij graafwerkzaamheden in een
tuin in Moskou zijn staven goud tot een
gezamenlijk gewicht van achttien kilo
gram gevonden. Vermoedelijk is deze
schat tijdens de Russische revolutie
door een rijke fabrikant begraven. Het
goud is aan de staat overgedragen.