Landbouw en veeteelt op de bodem der zee Duikers op watertractors als de visboeren van de toekomst „Publiek verdoet zijn vrije tijd met beuzelarijen" TANTE PATENT mr Ie 72 L'j PANDA EN DE MEESTERSCHATGRAVER mi Ons vervolgverhaal door Grete Dölker-Rehder (Vertaald uit het Deens) Simonetta-Fabiani introduceerden hun modecollectie Amerikaanse hoogleraar waarschuwt: C Hoe is het ontstaan?^ Jf X V '«vt DINSDAG 23 OKTOBER 1962 9 MS F Dit woord: A TMOSFEER ka. u-'V .,v EIKE AGENA 65) I Er volgden nu dagen en nachten, i die voor Eike nog eenzamer waren dan de dagen na Bertiens dood. De t storm loeide nog steeds, de reggn stroomde zonder ophouden, het smelt- water van de sneeuw droop door alle kieren en reten van het huis. 1 Drie dagen en drie nachten moest Eike dat verschrikkelijke alleen-zijn verduren. Toen dacht ze er opeens aan, dat Bertien nu in het water en i de modder lag. Kwam er dan nie- mand van Lissum, om de dode vuur- torenwachter te bergen? dacht ze woedend. Kwam Tyge dan werke- lijk niet terug? En waar bleef Jurian, het was nu toch niet onmogelijk meer i om langs de Bocht te gaan? En omdat er niemand kwam, baan- i de Eike zich op de derde morgen zelf een weg door de natte sneeuw naar de duinkom, waar Bertien lag. Ze nam het zeildoek niet weg, ze wilde hem niet meer zien. Met een sterk touw bond ze het bij zijn hoofd en zijn voeten vast en toen trok ze het zware lichaam, dat nog vastge vroren zat in de grond, moeizaam uit de kom. Het was een verschrik kelijk zwaar werk, maar bij de Bocht, va,ar de sLenen glooiing begon, ging het een beetje makkelijker. De regen had opgehouden, de storm was verflauwd en de lucht was zacht geworden. Soms brak de zon door en liet, even maar, zijn stralen schij nen over het kille, grauw-zwarte land, waar nog lang niet alle sneeuw verdwenen was. De Waddenzee was nog vol schotsen en ijsbergen, en het zou nog wel een hele tijd duren, voor ook die verdwenen waren. Maar Eike Flor zag dit alles niet. Ze keek strak voor zich uit en heel langzaam, stap voor stap, waadde ze verder door natte sneeuw en mod der. Plotseling hoorde ze, vlak bij zich, een vrolijke stem: „Lente, lente, ik ben blij, Eike Flor is nu mijn vrouw! Meeuwen, meeuwen, vlieg maar aan, jij bent ik en ik ben jij. Met een ruk draaide ze zich om in de richting van de zanger. Het bloed steeg haar naar de wangen. Dat was immers onzin, wat Tyge daar zong. Maar toen dacht ze vrolijk: „Tyge komt! Tyge Taden"! En toen hij tenslotte rpet een joelend „Hal lo!" en „Holdrio!" tussen de duinen verscheen, kpn ze niet anders dan hem friet stralénde ogen en een lachen de mond verwelkomen. Maar hij keek nauwelijks naar haar. „Kijk eens aan", zei hij, Eike Flor sleept waarachtig zelf haar Bertien naar Lissum!" Hij riep het over zijn schouder en toen zag ze achter hem nog meer mannen opduiken: Haul- sens knechten Piet en Willem, die een zware houtslede trokken. Ze wa ren dus toch gekomen, om Bertien te halen! Tyge had ze meegebracht, Tyge had eraan gedacht dat dit voor alles nodig was, dat Bertien moest hebben waar hij recht op had! Maar achter Piet en Willem stond nog iemand, een smalle, donkere ge stalte, een man die, toen hij haar zag, snel zijn slappe hoed afnam. Eike vond het vreemd en vroeg zich af, wie dat wel kon zijn. Maar plot seling stokte de adem haar in de keel. Het wa Jurian Cordes. Eindelijk was hij er dus. Tyge had hem meegebracht. Wist hij wel wat hij deed, toen hij hem meenam naar de Witte Knee? Natuurlijk wist hij dat wel. Maar wat nu? Nu stond ze hier tussen de drie mannen, die zo'n belangrijke rol in haar leven speel den: De 'zwijgende, dode- Bertien, de arme, zachte Jurian Cordes en Tyge, de overwinnaar, de moedige, de levenslustige. Wat zou Jurian wel van haar denken? Hij keek haar met grote ogen aan en zag, dat ze hiet meer het dromerige kind-vrouwtje van vroeger was. Hij zag ook, dat ze naar Tyge Taden keek, die het zwijgen verbrak en beval: „Vooruit, Piet en Willem, jullie laden op en brengen het weg. Wij brengen zelf de rest naar huis. Professor Cordes, jij neemt het hooi, Eike, jij de mand met etenswaren". En hij zelf nam natuurlijk de zak met aardappels, die het zwaarste was. En terwijl Tyge en Jurian al in de richting van het huis liepen, keek Eike nog de houtslede na, waarop Bertien nu voorgoed uit haar leven verdween. Jurian Cordes liep diep gebogen on der de vracht hooi, die Tyge op zijn rug geladen had, maar meer nog drukte hem het verdriet en de ont goocheling. Treurig keek hij om zich heen, naar die godverlaten, trieste wereld van sneeuw, ijs en modder. Wat deed hij hier eigenlijk? Had de witte Knee, dat vrolijke, lichtende, zonnige land, waarnaar hij tien jaar lang verlangd had, ook maar iets ge meen met deze grimmige, grauwe, koude werkelijkheid? En wat zocht hij nog bij die vrouw, die nu zo ver anderd bleek? Had hij, omdat zijn vrouw hem verlaten had en Eikes man gestorven was, die hele winter in Lissum aan een soort romantische verbintenis tussen hem, de professor in de muziek, en zij, de vuurtoren wachtersvrouw, geloofd? Maar waar om? Die wonderlijke kerel, die Tyge Ta den. die fluitend voor hem liep, had hij een of andere verhou ding met Eike Flor? Toen was dat niet zo geweest, dat wist hij heel ze ker, Eike was zelfs bang voor hem geweest. Maar nu? De professor wiste met de hand, waarin hij zijn hoed hield, het zweet van zijn voorhoofd en zuchtte. Wat moest hij doen? Was het niet beter, maar terug te keren naar Lissum, naar Duitsland? Eike Flor bekommer de zich kennelijk niet meer om hem. Ze was nu waarschijnlijk van die rat tenvanger daar voor hem, van die nietsnut, die Uilenspiegel. Naar hem, Jurian, met wie ze toch in zo innig geestelijk contact gestaan had, had ze ternauwernood omgekeken. Maar kon en mocht hij, nu hij hele maal hierheen gereisd was en de hele winter op haar had gewacht, zo vlak voor zijn doel terugkeren? Hij schaamde zich voor zichzelf en hij herinnerde zich plotseling ook weer de zware vracht hooi, die hij op zijn rug droeg en die hij toch in elk geval i naar de witte Knee moest dragen. En langzaam, heel langzaam en j treurig liep Jurian Cordes verder. Toen Eike thuiskwam, was Tyge i niet te zien, maar Jurian Cordes stond j in de keuken, met zijn hoed nog in i zijn hand en een ontstelde blik in zijn i grote ogen. Zo keek hij de vrouw, die j zwijgend en afwachtend voor hem j stond, aan. Eindelijk strekte hij zijn j hand uit en zei zacht en eerbiedig: „Eike Flor". Het was, alsof ze droomde. Stond daar werkelijk de man, aan wie ze j tien jaar lang, en vooral in die ver- i schrikkelijke, moeilijke weken, ge- dacht had? Verlegen legde ze haar j hand in de zijne. „Wat ben je koud, Eike Flor," zei i hij met bevende stem. „Ja, ik heb het heel koud, Jurian Cordes. Ik ben bijna gestorven van 1 koude, omdat jij niet kwam," klonk het in Eike, maar ze sprak het niet uit. Ze stonden tegenover elkaar, keken el- i kaar diep in de ogen, zoals ze dat vroeger niet gedurfd hadden, en wis- j ten geen woorden te vinden. Eindelijk j deed Eike een stap terug. Zacht ver- zocht ze Jurian, te gaan zitten en dekte de tafel voor hem. Hij at met graagte, want de moeilijke tocht had }iem moe en hongerig gemaakt. Terwijl hij at, keek hij naar haar en hij zag dat ze, nu ze zich van de zware laarzen, de oliejas en de storm- hoed had ontdaan, nog dezelfde waar- f dige, voorname houding en bewegin- gen had als vroeger. En toen ze ein- delijk, met een soort schuwe vriende- lijkheid, bij hem aan tafel kwam zit- ten, en verlegenheid, geslotenheid en oud vertrouwen in haar om de voor- rang streden, zag hij dat ze nu, in haar volle, gerijpte vrouwelijkheid, i zelfs nog mooier was dan vroeger, I edeler, strenger van lijn. Maar haar 1 gezicht was bleek, heel bleek. Hij zei: „We hebben elkaar zo lang niet gezien, Eike Flor." NADAT WE wekenlang overstelpt zijn met modenieuws uit eigen land, is in het afgelopen weekend in het Carlton hotel te Amsterdam de Italiaanse mode geïntrodu ceerd door het beroemde echtpaar Simo- netta en Fabiani. Jaren lang hebben deze beide ontwerpers ieder hun eigen collectie gebracht in Rome, maar sinds kort heb ben ze in Parijs een salon geopend, die een combinatie brengt van hun beider ideeën. EN DAT daarmee iets zeer bijzonders tot stand is gekomen zagen we in de knap pe ontwerpen, die behalve originaliteit en evenwichtige coupe ook een vleugje raffi nement hebben. De prachtige materialen, van welke de dikke wollen stoffen voor de tailleurs karakteristiek waren voor deze collectie, waren tot zeer persoonlijke ont werpen gemodelleerd. Typerend voor de mantelmode was de redingote-lijn, van vo ren getailleerd en naar achteren ruim vallend met een half ceintuurtje in of even boven de taille. Ook bij de tailleurs, die alle gecompleteerd werden met blouses van loutre, leer of zeehond, zagen we deze vaag-getailleerde» lijn, met daaronder een ruim uitspringende rok. Aangeknipte dou ble face stola's en capes waren geliefde motieven om op voort te borduren. De pak jes en japonnen waren verlevendigd met grote passementknopen in allerlei variaties tot zelfs grote uitbloeiende bloemknoppen en openbarstende kastanjebloemen toe. De veelzijdigheid van het talent van dit Ita liaanse echtpaar werd gedemonstreerd met een tailleur van luipaard: „double breas ted", met kimonomouwen en een rok met steekzakken met daarbij een vest van zwarte velours. Daarnaast een tweed avondtailleur met voetvrije rok en een blouse bezaaid met zwarte paillettes. Dit laatste was typerend voor de cocktail- en avondkleding. Parels en kristalletjes hin gen als strengetje aan het lijfje en de hals was vaak afgezet met franjes van zilve ren kraaltjes. Ook een garnering van or- ganza-strips, die aan veren deden den ken waren geliefde motieven om de veel al zwarte cocktailjaponnen op te fleuren. NAAST DE VERWERKING van z.g. „daagse stoffen" voor avondkleding, een voorkeur die we meer bij Fabiani vonden, waren er kostbare materialen die royaal verwerkt waren tot lange japonnen met openvallende broekrok of wijd gedrapeer de gewaden, die romantisch uitwaaierden. Dit alles echter gegoten in een verantwoor de vorm van evenwichtigheid, die de ware kunstenaars verraadt. Katy De meeste avondtoiletten van Simo- netta en Fabiani zijn simpel van lijn, maar schitteren uit door versiering van parels, pailetten, kristallen en kralen. Hoewel de dagkleur bij voorkeur zwart is, varieeren de kleuren voor 's avonds van fel oranje tot het zachtste pastel. Op de foto een witte robe in eenvou dige asymetrische lijn, kokernauw, doch draagbaar door de lange loopsplit. Ter zee gedraagt de mens zich nog als de primitieve jager uit de Steentijd. Hij vist er maar op los zonder rekening te houden met de mogelijke gevolgen van deze „massamoord" op de visstand. En' deze domme egoïstische roofbouw heeft dan ook in vele kustzeeën al een acuut tekort aan commerciële vissoorten veroorzaakt, een situatie waarin zelfs de recente internationale regelingen tegen de overbevissing geen verbetering bewerkstelligd hebben. ALDUS PROFESSOR Sir Alister Hardy van Oxford op een vorige week in Londen gehouden „wereldcongres over activiteiten onder water". In dit verband, zo zei Sir Alister, kan alleen een verantwoorde vee teelt-ter-zee, zoals wij die ook te land be dreven, uitkomst brengen. En hij voegde daaraan toe, dat naar zjjn mening de mens over vjjftig jaar de zeebodem precies zo exploreren zal als de boer het nu zijn akkers en vetweiden doet: compleet met systematische bemesting, pootgoed, on kruid wieden en met het gebruik van trac toren en oogstmachines. DE BESTE KANSEN liggen volgens prof. Hardy vooralsnog in de zeeveeteelt. Wij moeten beseffen dat oogsten zonder zaaien ook hier een onmogelijkheid is. Dat dit ondanks de moderne opsporingsmethoden van de vis nog altijd het leidende principe is, blijkt al uit het feit dat heden ten dage nog slechts een percent van alle menselijk voedsel uit de zee komt, terwijl de vang sten van jaar tot jaar minder worden. Om hierin verandering te brengen moet er in de eerste plaats dus „gezaaid" worden. De visserijbioloog James Shelboume uit Louwestoft vertelde de congressisten hoe dat in zijn werk zal moeten gaan. Dit jaar heeft deze Britse deskundige in zeewater tanks 28.000 stuks jonge bot gekweekt. Vijftig percent daarvan overleefde het ex periment, terwijl in de zee slechts een tien de percent van de jonge bot er het leven afbrengt. Dergelijke kwekerijen zouden de visstand dus aanzienlijk kunnen verbete ren, mits men ook de potentiële vijanden van de jonge vis zou kunnen verwijderen en voor voldoende voedsel zou zorgen. Wieden van „onkruid" in casu schade lijke roofvis zou daartoe noodzakelijk zijn, alsmede een geregelde zorg voor de plankton weiden en voor de kleine zee diertjes, waarvan de jonge vis leeft. Sir Hardy voorzag in dit verband een ontwik- (Wordt vervolgd) (Van onze correspondent) WASHINGTON. De Amerikaan se hoogleraar Sebastian de Grazia, die een boek heeft geschreven dat „Of Time, Work and Leisure" heet, heeft hiermee in Amerika nogal wat op schudding veroorzaakt, maar dan hoofdzakelijk bij die kleine groep van mensen, die dit boek niet nodig hadden: bij hen, die zich de tijd gunden, dit dikke en dure boek over de besteding van de vrije tijd op hun gemak te lezen. De Grazia geeft zijn landgenoten, die te vaak menen het zo heerlijk ver te hebben gebracht, een koude douche: de korte arbeidstijd, waar zij zo prat op gaan, is in feite veel minder kort dan zij denken en vrije tijd, waarin zij hun geest verrijken, kennen zij bijna niet. ZO VAAK HOORT men beweren, dat de Amerikaanse arbeider van tegen woordig 25 uur per week minder be hoeft te werken dan de arbeider anno 1850. De Grazia neemt die bewering eens kritisch onder de loep en dan blijkt, dat de hedendaagse arbeider maar weinig beter af is dan zijn voor ganger van ruim honderd jaar geleden. Tegenwoordig moet een arbeider bij voorbeeld enorm veel tijd verreizen om op zijn werk te komen. Trekt men die reistijd af van de 25 uur, die hij korter zou werken jan zijn collega van 1850, dan wordt de verkorting teruggebracht op 15.8 uur per week. Vele Amerikaanse arbeiders hebben voorts een eigen huis. Het onderhoud en de eventuele uitbreiding van die wo ning brengen ook extra werk met zich mee. Dat werk door anderen te laten doen, zou te duur worden en daarom geeft men algemeen gehoor aan de re clame-leus „doe het zelf". Dit betekent dat de tijdwinst nog weer eens met vijf uur per week wordt verkort en dat er van die winst nog maar 10.8 uur over blijft. Verder wordt er in de huishouding van de man veel meer verwacht dan honderd jaar geleden. Daardoor gaan er weer een paar uren af (restant 8.5 uur) en De Grazia komt tot de som bere conclusie, dat de werkelijke winst dus op zijn hoogst een paar uur be draagt... EN ALS MEN dan in de vrije tijd nog maar de dingen deed, die professor De Grazia nodig acht voor de mens, maar daar lijkt het volgens hem niet op. „Men verdoet zijn tijd met slechte televisie-programma's, met zinloos rondrijden in auto's, met cocktailpar- ties en met inspannende ontspanning, die de naam heeft volgens de adver tenties bij „the good life", het goede leven, te behoren. U ziet, deze professor is heel somber over de besteding van de vrije tijd in Amerika. Maar hij is dan ook een geestverwant van Aristoteles en vooral van Epicurus. Dat pleit voor hem, maar dat maakt het voor hem ook wel onmogelijk, een optimistisch boek te schrijven over een commerciële maat schappij zoals die zich in Noord-Ameri- ka heeft ontwikkeld en zoals die in Europa aan het groeien is. Zulk een commerciële samenleving kan ten hoog ste leiden tot „Het land van Kokanje": een modern luilekkerland met reuzen- ijsjes, als dol rondrazende snelboten ten pleziere van de waterskiërs, in- stant-koffie en een verzekerings-sys- teem dat alles „dekt" (behalve een waarlijk geestelijke ontwikkeling). En het is juist de ontwikkeling van de geest, die De Grazia verwacht heeft van de „leisure", van de ware rust, hetgeen natuurlijk niet hoeft samen te vallen met ieders ideeën omtrent de vrije-tijdsbesteding (al is vrije tijd er wel noodzakelijk voor). DE GRAZIA'S boek is geen meester werk. Het is te lang, te statistisch en het bevat te veel herhalingen. Het lijkt alles erg gedegen, maar de schrijver had behalve aan de Grieken zeker ook aandacht moeten besteden aan Chine zen en boeddhisten, die ook hun tijd ethisch plachten te gebruiken voor de verrijking van hun geest. Maar toch is dit een boek om letterlijk even bij stil te staan. En dan moet men toe geven, dat de Amerikanen wel veel geld verdienen, doch daar geestelijk niet rijker door worden als zij op de huidige onbenullige manier hun vrije uren zoek blijven brengen. 'IL keling waarbij de mens met behulp van onderwatertractors en vredestorpedo's zijn zeeakkers zal wieden, bemesten en „be planten" met jonge vis, en later zijn „kud den" (schoolvis) zal weiden en leiden. DIT IS WELLICHT geen verre toe komstmuziek meer, want juist in de laatste maanden is herhaaldelijk gedemonstreerd, dat de mens niet slechts veel langer onder water kan blijven dan men totnogtoe dacht, maar dat hij zelfs in staat is om op de zee bodem te leven onder vrijwel normale om standigheden en voor een bijna onbeperkte tijd, indien men hem in plaats van gewone lucht een mengsel van helium en zuurstof toedient. Bij andere zuurstofmengsels kan een duiker normaliter slechts enkele mi nuten op diepten tussen 65 en 200 meter opereren, waarna hij in etappen naar de oppervlakte terug moet keren. Gebeurt dit te snel, dan kan de in zijn bloed aan wezige zuurstof gasbellen vormen die in het hart van de duiker een dodelijke em- bolie kunnen veroorzaken. Maar vorige maand heeft de Amerikaanse industrieel Edward Link een experiment gefinancierd waarbij een duiker in een stalen duiker klok 26 uur aan een stuk doorbracht op een diepte van bijna zeventig meter en daarna nog drie etmalen op een geringere diepte. Bij dit experiment werd zuurstof- helium gebruikt, waaruit blijkt dat dit gas mengsel wehaast ideaal is voor een lang durig verblijf van duikers op grote diepten, terwijl ook de decompressie-periode (het in etappen terugkeren van de duiker naar het zeeoppervlak) aanzienlijk korter kan zijn dan bij gebruik van andere zuurstofmeng sels. EEN ANDERE MANIER om deze fysio logische grenzen te overschrijden is„ ont wikkeld door twee Zwitserse geleerden, de wiskundige Hannes Keiler en de bioloog dr. Albert Bühlman van de universiteit van Zürich. Met een elektronische reken machine hebben zij een enorme hoeveel heid ingewikkelde gegevens- verwerkt om trent de gedragingen van allerlei gassen in de bloedstroom bij verschillende druk- niveaus. En met deze gegevens in de hand stellen zij een aantal formules samen voor diverse gasmengsels die het meest geschikt zijn voor hét werkeh op allerlei diepten. In drukkamers heeft Keiler zelf met grote moed de proef op de som van zijn formules genomen en daarin zelfs een namaak- duik van 330 meter doorstaan. Volgende maand zal hij zijn eerste echte duik tot deze diepte in open zee proberen en daar mee als de proef slaagt nieuwe wegen openen voor de diepzee-exploratie en voor de „zeeveeteelt" van de toekomst. Tot groter diepten zal de mens wellicht nim mer doordringen, maar dat is ook niet interessant omdat de vissen die daar leven, waarschijnlijk toch geen enkele betekenis voor de menselijke consumptie hebben. Zij zouden exploderen indien men ze naar de oppervlakte bracht Het woord atmosfeer is samengesteld uit de Griekse woorden a t m o s en s f a i r a. Atmos betekent damp en sfaira betekent kring. Atmosfeer is dus dampkring, de lucht welke een hemel lichaam omgeeft en waaruit dampen opstijgen. Het woord sfeer wordt ook afzon derlijk gebruikt. Men zegt dat iemand in hoger sferen vertoeft, wanneer hij met zijn gedachten elders is. Ook gebruikt men de term: de harmonie der sferen voor: hemelse muziek. Pythagoras dacht namelijk dat muziek ontstond door de beweging der hemellichamen door de aether. Thans gebruiken wij het woord veelal in de betekenis: het geh.eel van gevoelens, de geestelijke kring waarin iemand leeft. i y Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp M N 'jS_ II A f'i- 'is. kil ^5- S t i 'l V 45. „U hebt gelijk, dame", zei de oerang oetan. „Ik. ben geen aap. Ik ben een tussen-fase", zegt de professor. „Nu weet ik het nu hoor ik het riep tante Patent. „U bent agent Snauwgum"! „Wel, nu u het zegt prevelde de aap ver baasd nu weet ik het weer. U hebt gelijk. Ik ben geen tussen-fase, ik ben een agent". Maar hoe komt u hier achter de tralies"? vroeg tante Pa tent. „Door een ongelukkige samenloop van omstan digheden", zei de oerang oetan vermoeid. „Eerst een emmer nagellak over me heen gekregen, toen in een berg afgeknipt haar gevallen, toen in de dierentuin gebracht. Zo gaat het, dat is het leven". „Arme man", zei tante Patent vol medelijden. „Ik zal het aan de directeur meedelen". „Dat helpt niet, da me", zei de agent. „Alles wat aan deze kant van de tralies zit is aap, volgens de directeur". Tante Patent greep in haar zak en voelde het flesje dat zij indertijd gekocht had van kapper Koltweef. „Hier, beste vriend", zei ze, „breng dit middel aan en het overtollig haar zal bij toverslag verdwijnen. Dat staat tenminste op het flesje". 75. Door de opwinding die in Huize Zamel heerste, kon Joris Goedbloed ongestoord de voordeur bereiken en naar buiten wandelen; maar hij was te zeer terneer geslagen om daar enige blijdschap over te voelen. „Het is diep weerzinwekkend"mompelde hij, „de fortuin heeft mij de rug toegewend, of, zoals wij latinisten het liever uitdrukken; Fortuna olet. Een springpop in een doos! Wat een walgelijke grap, na alle moeite die ik mij getroost had! Ik had het natuurlijk kunnen weten geen enkele Isengrim is te vertrouwen. Hier ben ik nu, miskend en zonder vrienden; en al mijn inspanning heeft mij geen schelling opgebracht Gelukkig stonden Panda's zaken er beter voor, want de heer Zacharias Zamel stond er op, hem een mooi vindersloon te geven voor de weergaloze duvel-in-doos die hij dan toch maar in de kelder had gevonden; en hier kunnen we uit leren, dat de ondeugd gestraft en de deugd beloond wordt. Voor de volledigheid hoeven we hier nog maar één ding aan toe te voegen. Panda kon de volgende dag het bibliotheekboek terug gaan brengen, waar hij zich zulke zorgen over had gemaakt; en omdat hij nu geld had, en omdat hij blij was met de goede afloop van alles, en omdat hij nu ook graag blijde gezichten om zich heen wilde zien, gaf hij met gulle hand aan de bedelaar die bij de ingang van de bibliotheek zat. Met zwakke stem mompelde de grijsaard: „Ge zijt een aardig baaske". EINDE VAN DIT VERHAAL

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 9