Hans Dijkhuis: „Ik kan
het wel in drie regels"
„KEESJE KRUIMEL" VAN HANS DIJKHUIS
Een fraaie uitgave: Grimm's sprookjes I
m
Weer een uitstekend
jeugdboek
van Tonke Dragt
De man van de
Kinderboekenweek
m
DE ONTDEKKING
6
ZATERDAG 27 OKTOBER 1962
Erbij
Een unieh-mooi kinderboekenweekgeschenk
AN RUTGERS-VAN DER LOEFF
IN HAARLEMSE BOEKHANDEL
(TnnnnniiinniiiiiiminiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiirniiiiniiiiiiiinifflinniiiiiiiiiiiiiiniiiiinniiiniiiiiiiiinTniniiiniiHiniiiiiinmiiimiiimiiiimmiiiiiiiij
s
PAGINA O Rib
Op ons verzoek heeft Harriet Laurey
die in opdracht van de Commissie voor
de Propaganda van het Nederlandse
Boek het Keesje Kruimel-verhaal heeft
ingekort, haar werk en het aandeel
van de 10-jarige auteur Hans Dijkhuis
daarin willen schetsen.
TUSSEN DE VERSCHILLENDE ma
nieren, waarop ik mij met kinderlitte
ratuur, rechtstreeks of zijdelings, heb
beziggehouden, neemt de bewerking van
het manuscript van Hans Dijkhuis wel
een heel unieke plaats in. De opdracht
het tot de beschikbare omvang te
rugbrengen van de oorspronkelijke ver
sie van Keesje Kruimel was even
innemend-verleidelijk als beschromend.
Elke uiting van de kinderlijke verbeel
ding ontleent haar waarde aan de on
vertroebelde directheid, de onbewuste
zuiverheid, waarin zij ontstaan is. De
enige norm, waaraan een dergelijk
werkstuk moet voldoen, ligt besloten in
het kind zelf. Elke verandering door een
volwassene aangebracht, is noodzake
lijk een verstoring van het spontane
evenwicht, een vertekening van het
oorspronkelijke beeld. Met die overtui
ging begon ik het verhaal van Keesje
Kruimel te lezen en de hartveroveren-
de kwaliteiten ervan leken mijn prin
cipiële aarzeling al gauw te vereffenen.
De verhaaltrant van deze bijna eindelo
ze avonturen, de ongebonden fantasie en
het feilloos begrip voor de werking van
details, verrasten mij bij de eerste le
zing veel te veel om mij tot het maken
van op- of aanmerkingen in de marge
te kunnen verleiden.
ER WAS TROUWENS niet veel mar
ge in het manuscript van Hans Dijk
huis. De op een halve vel na 100 folio
bladen beslaande geschiedenis was door
hem zelf getypt, met de kleinst moge
lijke regelafstand en met een onthut
sende zorgvuldigheid. Dat een kind van
negen jaar een verhaal bedenkt en het
opschrijft, zal zeker wel vaker voorko
men. Dat het een goed, en bijna overal
direct boeiend verhaal isr is zeldzamer.
Dat het, met die omvang, door de klei
ne auteur zelf letter voor letter, teken
voor teken, wordt uitgetypt, heeft mij
misschien nog het meest verbaasd. In
een half jaar tijd is het klaar gekomen,
tussen schoolwerk, sport en spelen door.
Omdat de verdeling in hoofdstukken
tegelijkertijd een verdeling in min of
meer afgeronde avonturen inhield, lag
het voor de hand, allereerst een keuze
te maken uit die avonturen. De meest
oorspronkelijke en levendigst vertelde
vormden in grote lijnen een nieuwe, in
gekorte versie. Voorzover de beperkte
omvang van het Kinderboekenweek-ge
schenk dat nodig maakte, heb ik ten
slotte een aantal minder gespannen
fragmenten uitweidingen die het ver
haal afremden en op zichzelf niet uit
blonken in het geheel wegeglaten. Dat
wil zeggen, ik heb Hans Dijkhuis mijn
bedoelingen uitgelegd en gevraagd, om
de verbindende tekst te schrijven waar
dat nodig was. Om dat moment in het
hele proces van de bewerking ging het
voor mij eigenlijk maar. Daar moest
blijken of hij begreep wat er met zijn
verhaal gebeuren ging en of het daar
bij toch zijn verhaal bleef, waar hij
direct en van harte bij betrokken was.
De andere mogelijkheid bestond immers
evengoed: geïntimideerd en teleurge
steld door de tussenkomst van een voor
hem willekeurige volwassene, die zich
zijn Keesje Kruimel scheen toe te eige
nen, kon hij ook zomaar op alles ja zeg
gen, zonder goed te beseffen wat er
gebeurde.
IK VOND HET EEN heel spannend
ogenblik, toen ik hem vroeg het eerste
hiaat in de nieuwgevormde tekst met
een regel tussentekst op te vullen. Hij
plantte zijn ellebogen op de tafel, duw
de zijn handen tegen zijn ogen en bleef
zo zitten. Om na te denken. Maar het
duurde zo lang. Ik werd bang dat hij
zich verloren voelde en niet wist wat
te zeggen. En op dat moment zei hij,
een beetje verontschuldigend: „Ja, nou,
ik weet het wel. Maar ik kan het niet
in één regel. V'el in drie regels!" En
die kwamen er toen, zonder haperen,
precies op maat en getuigend van een
heel duidelijk inzicht in de nieuwe ver
haalsituatie. Het gaf mij de opluchting
en de zekerheid, die ik nodig had.
NATUURLIJK IS HET uiteindelijke
boekje tóch een vertekening van Hans
Dijkhuis oorspronkelijke verhaal, ook al
staat er niet één woord in dat niet uit
zijn brein afkomstig is. De inkorting,
die alleen op een weglaten berust, heeft
een betere compositie, een meer gelij
ke kwaliteit en een strakkere gespan
nenheid tot gevolg gehad. Het was niet
te vermijden. Maar de eigen, positieve
kwaliteiten van „Keesje Kruimel" blij
ven in hun authentieke waarde herken
baar en het genieten waard.
Harriet Laurey
DAT WAS me wat waard geweest de
gezichten te zien van de leden der Com
missie voor de Kinderboekenweek, toen
een hunner met het, door hem ontdekt,
manuscript ter tafel kwam en zij van de
inhoud ervan kennis namen. Dit ma
nuscript was namelijk van de negenjarige
Hans Dijkhuis. Jonge kinderen schrijven
wel meer, maar hun geschriften zijn of
wel van zeer korte adem, of worden van
een nodeloze uitgerektheid die het enkel
nog hebben moet van reeds elders ge
lezen gegevens. Het manuscript van
Hans Dijkhuis gaf duidelijk blijk van een
grote fantasie, een eigen stijl en een ver
wonderlijk concentratievermogen. Waar
de Commissie de debuterende auteur
meteen wilde sieren met het „habit vert"
van schrijver van het Boekenweekge
schenk, werd het manuscript toch wat te
dik bevonden en moest het, misschien
helaas, drastisch bekort. Ik hoop in stilte
dat er van het eruit gewipte nog eens een
klein boekje of lang verhaal samen te
stellen zal zijn. Toch ben ik er zeker van
dat de schrijfster Harriët Laurey, die het
manuscript, in overleg met de auteur,
inkortte, met grote voorzichtigheid te
werk zal zijn gegaan en slechts dat liet
vervallen wat, door te lange adem, schier
ademloos werd. Wij moeten ons er niet
te veel van aantrekken dat Harriët Lau
rey, hoe dan ook in overleg met Hans
Dijkhuis, het oorspronkelijke enigszins
„bewerkt" zou hebben. Wij moeten ons
niet laten hinderen in onze bewondering
voor dit kleine grote talent. Bij nauw
lettend lezen blijkt dat zij niet geschrapt
of veranderd heeft in de stijl, wat meteen
blijkt op bladzijde 1 „Al gauw was
Keesje bij het huis waar hij wezen moest.
Zo nu gauw de schoenen afgeven en
dan gauw naar huis". Een ziertje school-
meesterij in de supervisie en er was al
„gauw" geschrapt! Ook een klein wei-
nigje betweterij had het al niet kunnen
verduren dat de mensen in de stad „op"
paard en wagen reden.
Illustratie van Piet Klaasse bij
„Keesje Kruimel".
en wil ik elke dag gestoofde peertjes met
kikkerbilletjessoep".
In het huisje van Relletjes ouders in
Luilekkerland zijn de raam- en deurposten
van suiker, maat het glas was gewoon
glas. Na al deze aanhalingen valt er nog
heel wat voor u te ontdekken. Al zou
Hans Dijkhuis nooit meer schrijven, dan
nog verdient hij als „auteur van dit ene
boek" een plaats en niet zo erg achter
af in de gelederen van onze kinderboek
schrijvers.
HET WAS WEL aan Piet Klaasse toe
vertrouwd dit wonderlijk geschrift te illus
treren. Met al zijn artistiek vermogen en
zijn groot vakmanschap heeft hij zich in
geleefd in de wereld van deze kleinste
schrijver en diens vondsten verrukkelijk,
in de gekleurde platen vaak ontroerend
mooi, uitgebeeld. Eén keer heeft de illu
strator iets toegevoegd. Keesje, die dan al
zo klein als een kabouter is, gaat met
meneer Sijboon, die zijn normale gestal
te nog heeft, in een „hotelletje" eten.
Hier zou een schrandere, kleine lezer kun
nen opmerken: hoe kan die kabouterachtig
Keesje bij de tafel, als hij op een gewone
stoel zit? Dit heeft Piet Klaasse voorzien
en, al staat hiervan niets in de tekst ver
meld, op de illustratie zit Keesje boven
op de hoge hoed van meneer Snijboon.
Ouders zorgt dat uw kinderen dit unieke
mooie Kinderboekenweek geschenk 1962 in
hun bezit krijgen!
TEVENS VERSCHEEN ter gelegenheid
van de Kinderboekenweek 'n Keesje-Krui
mel-Krant die, zoals vroeger de „Wiek
slag", allerlei boekennieuws brengt, waar
onder een voortreffelijke inleiding van Har
riët Laurey op het boek Keesje Kruimel
en waar ook twee versjes van Hans Dijk
huis in opgenomen zijn.
Een leuke vondst die het geheel erg
echte-krant-achtig maakt is een „rubriek
voor de jonge vrouw" van Eva Mooy, waar
in zowaar het patroon voor het maken van
een rokje is afgedrukt en toegelicht.
Verder de bijdrage van de, wat dit onder
werp betreft, befaamde Lydia Winkel: „We
gaan een lekker etentje samenstellen".
Aardige artikels van Lea Smulders, Sacha
Burger en Jean Dulieu, die ook iets van
zijn keukengeheimen prijs geeft, verder
doe-het-zelf en puzzelhoekjes en een soort
circusaffiche, waarvan alle vetgedrukte
namen betrekking hebben op de wereld
van het kinderboek.
Het geheel werd uitstekend opgemaakt
voor de critische krantelezer van omstreeks
acht jaar.
Hans van Zijl
De 10-jarige auteur van „Keesje Kruimel",
Hans Dijkhuis.
IK WEET NIET WAAR ik me het meest
over verbazen moet bij deze auteur van
Keesje Kruimel. Misschien, bij de reeds
hierboven genoemde grote kwaliteiten,
wel het meest om het volstrekt eigene van
zijn werk. Voorzeker, hij maakte gebruik
van reeds eerder in verhalen verwerkte ge
gevens, maar welke schrijver doet dit niet?
Maar hoe gaat hij te werk! Keesje en zijn
gezel, meneer Snijboon, beiden tot kabou
terachtige kleine gestalten omgetoverd,
moeten over zee, dan komt er een haring
aangezwommen. Nu goed, kan men zeg
gen, vanzelfsprekend komt er dan een vis!
Maar nee, hier komt een haring, die klei
ne vis die we van de visstalletjes kennen,
en let wel, Keesje zegt niet: haring mo
gen we op je rug en wil je ons naar de
stenen berg van de tovenaar brengen.
Niets daarvan, de dialoog is als volgt:
„Mogen we mee", vroeg Keesje. „Ja hoor,
ik ben de taxi. Waar gaat de reis naar
toe?" Dit is verbazend van opmerkings
vermogen. Het is: een taxi aanhouden en
de chauffeur vraagt dan waar je naartoe
moet.
Hij heeft ook nieuwe motieven. Keesje
komt door een gat in een weiland, na af
daling van schier eindeloze trappen, in een
vertrek waar een man zit met een lange
baard, die wel tot de grond reikte. Ha, een
tovenaar, denken wij, maar Hans gebruikt
dit woord niet. De man schrijft. „Wat
schrijft u", vroeg Keesje beleefd!!). „Een
boek", zei de man zonder op te kijken,
„ik ben op bladzijde 4069".
„Dan schiet u al aardig op".
Na deze volmaakte dialoog wordt het
nieuwe motief uitgewerkt. Daar, diep on
der de grond, zitten ontelbare gevange
nen, „allemaal mannen en vrouwen en
kinderen Er waren ook enkele opa's en
oma's bij. De mannen zater heel dikke
boeken te schrijven. De vrouwen zaten te
breien en de kinderen zaten te knikkeren.
Keesje vroeg aan een vrouw of ze geen
honger had. „Nee," zei de vrouw, „hier
krijg je geen honger".
Omdat Keesje daar beland is op zoek
naar de verdwenen prinses en haar daar
niet vindt, wil hij weer weg. Zijn vlucht
lukt met behulp van de postduif van Ha
de HaVik, die hem al eerder hielp en
Keesje „vertelt aan iedereen dat hij hen
uit de kuil zal helpen". Maar de man die
hij het eerst ontmoet had wou in het onder
grondse gebouw achterblijven. Is dit geen
merkwaardig gegeven, al die nijver, maar
saai bezig zijnde mensen in hun gevange
nis, die geen honger meer hebben, maar
er toch eigenlijk wel uitwillen, behalve één
Er valt lang over na te denken.
IK ZOU TOT IN het oneindige willen ci
teren en voor wat enkele opmerkingen be
treft kan ik het niet laten. Keesje ontmoet
een jongetje, Relletje geheten, dat in Lui
lekkerland thuishoort. Die zegt: ik hoel
niet altijd mijn zin te hebben want die heb
ik altijd al". Relletje wil altijd pap eten,
Keesje bestelt die dan door middel van zijn
toverring. Opeens wil Relletje geen pap
meer en als Keesje dat gek vindt zegt Rel
letje: „dat is helemaal niet gek. Ik eet om
de maand wat anders. Nu is het augustus
Hoe is de C.P.N.B. aan het Keesje Krui
mel-manuscript gekomen? De uitgever
Paul Brand, lid van de Commissie, is be
vriend met de psycholoog Dijkhuis, de
vader van Hans. In het gezin Dijkhuis
worden de krant, die Hans voor zijn fami
lie maakt en zijn verhalen regelmatig ge
lezen. Bij een van die „sessies" was de
heer Bro.nd aanwezig, die het idee kreeg
er een boekje voor de Kinderboekenweek
van te maken.
..i-V
Ter gelegenheid van de Kinderboeken
week 1962 van 27 oktober tot en met
3 november zal op woensdag 31 oktober
's middags van 14—16 uur de bekende
schrijfster mevrouw An Rutgers-van der
Loeff-Basenau in de boekhandel „Haar
lems Boekhuis" in de Zijlstraat aanwezig
zijn om vragen van het publiek te beant
woorden en te vertellen van haar boeken.
r=
BIJ DE NIEUW verschenen
kinderboeken is veruit de
mooiste uitgave die door
Elsevier, Amsterdam-Brussel,
van de Sprookjes van Grimm,
vertaald door G. Messe-
laar, illustraties Januz Gra-
bianski.
Is het op zichzelf al een ver
blijdend verschijnsel dat er de
laatste jaren steeds weer aan
dacht gevraagd wordt voor het
„klassieke" sprookje, hoe ver
blijdend is het dan niet als er
een uitgave verschijnt die, in
alle opzichten, verrukkelijk
is en wel haast onverbeterlijk
genoemd mag worden. Het
kloek uitgegeven boek, met
zijn mooie, royale bladspiegel,
in linnen gebonden met fraaie
flap, telt niet minder dan 59
goed, vooral de rijmpjes heel
fijn, vertaalde sprookjes van
de gebroeders Jacob en Wil
helm Grimm. Dit zou zonder
meer al een kostelijk bezit
zijn, maar deze uitgave wordt
tot een onovertrefbare door de
verbijsterend mooie illustra
ties van Janusz Grabianski.
Wat deze Poolse kunstenaar
hier in zijn meer dan 300 aquarellen en gewassen-sepia tekeningen bereikt, heb
ik nog niet eerder gezien op het gebied van de illustratie, het zijn stuk voor
stuk kunstwerkjes.
Een compliment aan de uitgever die voor Nederland de hand wist te leggen
op dit voorname boek en die het, waar het in een tiental landen tegelijk ver
schijnt, naar verhouding met de kostbare uitgave, voor een matige prijs in de
handel brengt.
Warm aanbevolen.
p|§HÊ
HET IS NU JUIST een jaar geleden
dat ik, met groot enthousiasme, het boek
mocht bespreken, waar de begaafde
schrijfster en tekenares Tonke Dragt mee
debuteerde, de „Verhalen van de Twee
lingbroers", een hoogst merkwaardige
avonturen- en schelmenroman voor de
jeugd, waarin veel klassieke oosterse mo
tieven verwerkt waren. Nu verheugt het
mij u een wederom door H. P. Leopolds
Uitgeversmaatschappij n.v., Den Haag,
uitermate fraai uitgegeven boek van
Tonke Dragt te mogen aankondigen dat,
wederom door de schrijfster zelf prachtig
geïllustreerd is en waarvan de typogra-
gische verzorging bij Wim Bloem in
goede handen was. Het is „De brief
voor de Koning", een, ditmaal op wes-
ters-middeleeuwse motieven, gebouwd
verhaal van de queeste die de jongen
Tiuri te volbrengen heeft vóór hij tot
ridder geslagen wordt. Hij wordt in de
nacht voor hij, met vier anderen, de
ridderslag ontvangen zal, een nacht die
deze novieten wakend en zwijgend moe
ten doorbrengen en waarbij zij niet luis
teren mogen naar een stem uit de buiten
wereld, als enige een onbekende stem
gewaar, die hem om hulp vraagt. Han
delend. tegen de hem opgelegde wet in,
geeft hij gehoor aan deze oproep. Hier
neemt hij dus een queeste op zich en
gedraagt zich daarin, alle bij de wet
gestelde gehoorzaamheid ten spijt, als
een ware ridder, die altijd waar het om
een hoog goed gaat, boven de wet staat,
EIND VORIG JAAR schreef Maartje
Draak, buitengewoon hoogleraar in de Kel
tische taal en letterkunde, (zij promoveer
de cum laude op een dissertatie over een
Arthur-roman), vooraanstaand publiciste
die haar gegevens put uit de Middeleeuw
se letterkunde, in onze krant in de ru
briek Signalen: Er ontbreekt bij ons een
-iét*"*'
letterkunde voor jonge mensen.in dit
lege gebied zouden goede bewerkingen van
traditionele stof op hun plaats zijn.goed
is het in vele werelden te wandelen, land
schappen, klimaten en sferen in zijn hoofd
mee te dragen, bevlogen te zijn van taal,
beelden en gedachten. Ja, als het van mij
afhing werd In de Ban van de Ring om
zijn moedgevende inhoud en zijn dóór tra
ditie gedrenkte vormgeving een verplicht
nummer op de eindexamenlijst.
Zij had het hier over het meesterwerk
van Tolkien, The Lord of the Rings, dat
sinds zijn verschijnen in 1954 te Londen,
„het boek" bleef voor die lezerskring, wier
intellectuele wezen niet meer wordt ge
boeid door de, zich in een steeds nauwer
wordende spiraal voortwringende, psycho
logische roman en die hun „klimaat" von
den in deze oude en tegelijk nieuwe we
reld, waarin alles nieuw gezegd wordt. Zij
noemde dit machtige werk heilzaam voor
15-17-jarigen. Met deze uitspraak sloeg
Maartje Draak onze jongelui zeer hoog
aan en dat is juist, want het is bepaald
krenkend hoe laag zij aangeslagen worden
door de auteurs van het merendeel der
z.g. meisjesromans. Mogen de lezers van
deze leeftijd, die alreeds smaak in litte
ratuur hebben, deze raad niet in de wind
slaan!
OM HEN ECHTER in staat te stellen
op ongeveer vijftienjarige leeftijd dit ter
rein reeds te durven en kunnen verken
nen, zou ik mijn bescheiden raad er
aan toe willen voegen de kinderen van
omstreeks tien jaar kennis te laten ma
ken met het eerste boek van Tonke
Dragt, de Verhalen van de Tweeling
broers, dat nog sprookjesachtigheid ge-
PIET KLAASSE is de man die deze
Kinderboekenweek 1962 haar gezicht
heeft gegeven: hij verzorgde het ge
schenk „Keesje Kruimel", de „Keesje
Kruimelkrant" en het affiche, een
unieke drieëenheid waardoor deze week
van de Commissie voor de Collectieve
Propaganda van het Nederlandsche
Boek pakkender en treffender aan haar
doel beantwoordt dan in andere jaren.
Piet Klaasse heeft de samenhang van
boekje-krant-affiche typografisch schit
terend uitgebuit en geheel afgestemd
op het wereldje van het kind. „Ik kan
me in een goede tekst inleven en me
er aan optrekken. De tekeningen moe
ten ondergeschikt zijn aan de tekst,
die aanvullen en er aldus equivalent
aan worden. Die dienstbaarheid beperkt
natuurlijk de ruimte om vrij te werken.
Het kleine gat waardoor je ontsnappen
kunt met je creativiteit vind ik een uit
daging". Het manuscript van Hans
Dijkhuis maakte Piet Klaasse enthou
siast. H\j nam „de uitdaging" aan met
een zo intense overgave, dat hij als
ik hem vraag hoe lang hij er mee bezig
is geweest antwoordt: ,,'t Onttrekt
zich aan mijn tijdsgevoel".
IK HEB de hele voorbereiding en
het werk van deze illustrator voor deze
Kinderboekenweek kunnen volgen.
Hij heeft sinds begin mei tot septem
ber elke dag tot diep in de nacht aan
de drie uitgaven gewerkt. Hij heeft de
„krant" bedacht, volgetekend, er zelfs
stukken voor geschreven, de correctie
verzorgd, de typografie uitgekiend en
de kopij verzameld. Hij heeft het „Ge
schenk" van manuscript tot boekje in
alle fases actief begeleid. Hij hield
in de spannendste tijd vrijwel
dagelijks contact met de bewerkster,
veranderde tekeningen, hield pa
gina voor pagina bij, was bij de druk
ker, dan bij de binder, dan weer bij
de C.P.N.B.
Hij heeft deze Kinderboekenweek
haar gezicht gegeven, omdat hij niet
het risico wilde lopen dat enig onder
deel er anders uit zou komen zien dan
hy het voor ogen had. De afstand tus
sen hemzelf, als ontwerper, en de pro
ducent heeft hij zo klein mogelijk ge
houden door alléén het werk te doen
waar anders enkele mensen hun handen
aan vol zouden hebben gehad. En dat
allemaal omdat hij bézeten was van
het manuscript. „Het was geen kwestie
van als-ik-er-maar-niet-in-afglij; toen
ik eenmaal zag dat het nooit slecht kon
gaan wilde ik het ook op de allerbeste
manier klaar krijgen." „Ik heb die nei
ging nu eenmaal, en dat brengt altijd
trammelant".
OOK EEN KLEIN BOEKJE is archi
tectuur, tekst en beeld moeten samen
vallen, je moet rekening houden met
het publiek dat 't zal lezen." De kleu
rentekeningen bestaan elk uit zes aparte
tekeningen voor elke kleur. „Ik heb ze
alle zes telkens in zwart getekend op
transparant materiaal. Ik had de kleu
ren wel in mijn hoofd. Ik voelde me
als een componist die verschillende
partijen noteert en die later pas kan
horen of 't net zo klinkt als hij het
in z'n hoofd had." „De drukker heeft
nachten dóórgedrukt. Het boekje is
door hem voortreffelijk gedaan. Be
denk maar eens: een zeer grote op
lage óp snelpers, en dan deze kwali
teit!"
PIET KLAASSE is lid van de Ge
bonden Kunstenaars Federatie (G.K.F.)
en leraar aan het Instituut voor Kunst
nijverheidsonderwijs in Amsterdam. Hij
is als tekenleraar begonnen bij het
Montessori-onderwijs. Hij organiseerde
en leidde herscholingscursussen op het
gebied van de kinderlijke expressie.
Samen met Ina van Bladeren richtte hij
„De Werkschuit" op. Die experimenten
hebben in zijn lesgeven-van-nu vaste
vorm gekregen. „Ik heb 't uitgezet en
't komt nu in mijn eigen werk terug en
tot voltooiing. Lesgeven is een wonder
lijke wisselwerking, hoe meer je uit
deelt, hoe meer je terugkrijgt. Vóór die
wisselwerking zich bij mij kon laten
gelden heb ik een tijdlang naast het
lesgeven niets gekund". Zijn eerste
publikatie was „Wij waren getuigen",
verzetsprenten waar Theun de Vries
gedichten bij heeft gemaakt. Ook heeft
hij voor Hoogovens, de A'damsche
Drookdok Mij. en andere grote be
drijven reportages getekend. Befaamd
werd hij door zijn illustraties voor de
twee Kinderbijbels van ds. Klink, die
nu allebei in tweede druk zijn versche
nen. Binnenkort gaat hij vóór het eerst
exposeren: bij Magdalena Sothman in
Amsterdam, tekeningen van stieren
gevechten.
Ton Neelissen
noeg bezit om deze kinderen te boeien
en te begeesteren naar „het andere" en
dan, omstreeks het twaalfde jaar, deze
nu juist verschenen uitgave De brief voor
de Koning, aan hen voor te leggen, dat
verder en dieper gravend is en, waar
het uit Westerse motieven werd samen
gesteld een inzicht geeft in „het andere"
dat aan het eigen klimaat ten grondslag
ligt.
Hans van Zijl