Hans Dijkhuis: „Ik kan het wel in drie regels" „KEESJE KRUIMEL" VAN HANS DIJKHUIS Een fraaie uitgave: Grimm's sprookjes I m Weer een uitstekend jeugdboek van Tonke Dragt De man van de Kinderboekenweek m DE ONTDEKKING 6 ZATERDAG 27 OKTOBER 1962 Erbij Een unieh-mooi kinderboekenweekgeschenk AN RUTGERS-VAN DER LOEFF IN HAARLEMSE BOEKHANDEL (TnnnnniiinniiiiiiminiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiirniiiiniiiiiiiinifflinniiiiiiiiiiiiiiniiiiinniiiniiiiiiiiinTniniiiniiHiniiiiiinmiiimiiimiiiimmiiiiiiiij s PAGINA O Rib Op ons verzoek heeft Harriet Laurey die in opdracht van de Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse Boek het Keesje Kruimel-verhaal heeft ingekort, haar werk en het aandeel van de 10-jarige auteur Hans Dijkhuis daarin willen schetsen. TUSSEN DE VERSCHILLENDE ma nieren, waarop ik mij met kinderlitte ratuur, rechtstreeks of zijdelings, heb beziggehouden, neemt de bewerking van het manuscript van Hans Dijkhuis wel een heel unieke plaats in. De opdracht het tot de beschikbare omvang te rugbrengen van de oorspronkelijke ver sie van Keesje Kruimel was even innemend-verleidelijk als beschromend. Elke uiting van de kinderlijke verbeel ding ontleent haar waarde aan de on vertroebelde directheid, de onbewuste zuiverheid, waarin zij ontstaan is. De enige norm, waaraan een dergelijk werkstuk moet voldoen, ligt besloten in het kind zelf. Elke verandering door een volwassene aangebracht, is noodzake lijk een verstoring van het spontane evenwicht, een vertekening van het oorspronkelijke beeld. Met die overtui ging begon ik het verhaal van Keesje Kruimel te lezen en de hartveroveren- de kwaliteiten ervan leken mijn prin cipiële aarzeling al gauw te vereffenen. De verhaaltrant van deze bijna eindelo ze avonturen, de ongebonden fantasie en het feilloos begrip voor de werking van details, verrasten mij bij de eerste le zing veel te veel om mij tot het maken van op- of aanmerkingen in de marge te kunnen verleiden. ER WAS TROUWENS niet veel mar ge in het manuscript van Hans Dijk huis. De op een halve vel na 100 folio bladen beslaande geschiedenis was door hem zelf getypt, met de kleinst moge lijke regelafstand en met een onthut sende zorgvuldigheid. Dat een kind van negen jaar een verhaal bedenkt en het opschrijft, zal zeker wel vaker voorko men. Dat het een goed, en bijna overal direct boeiend verhaal isr is zeldzamer. Dat het, met die omvang, door de klei ne auteur zelf letter voor letter, teken voor teken, wordt uitgetypt, heeft mij misschien nog het meest verbaasd. In een half jaar tijd is het klaar gekomen, tussen schoolwerk, sport en spelen door. Omdat de verdeling in hoofdstukken tegelijkertijd een verdeling in min of meer afgeronde avonturen inhield, lag het voor de hand, allereerst een keuze te maken uit die avonturen. De meest oorspronkelijke en levendigst vertelde vormden in grote lijnen een nieuwe, in gekorte versie. Voorzover de beperkte omvang van het Kinderboekenweek-ge schenk dat nodig maakte, heb ik ten slotte een aantal minder gespannen fragmenten uitweidingen die het ver haal afremden en op zichzelf niet uit blonken in het geheel wegeglaten. Dat wil zeggen, ik heb Hans Dijkhuis mijn bedoelingen uitgelegd en gevraagd, om de verbindende tekst te schrijven waar dat nodig was. Om dat moment in het hele proces van de bewerking ging het voor mij eigenlijk maar. Daar moest blijken of hij begreep wat er met zijn verhaal gebeuren ging en of het daar bij toch zijn verhaal bleef, waar hij direct en van harte bij betrokken was. De andere mogelijkheid bestond immers evengoed: geïntimideerd en teleurge steld door de tussenkomst van een voor hem willekeurige volwassene, die zich zijn Keesje Kruimel scheen toe te eige nen, kon hij ook zomaar op alles ja zeg gen, zonder goed te beseffen wat er gebeurde. IK VOND HET EEN heel spannend ogenblik, toen ik hem vroeg het eerste hiaat in de nieuwgevormde tekst met een regel tussentekst op te vullen. Hij plantte zijn ellebogen op de tafel, duw de zijn handen tegen zijn ogen en bleef zo zitten. Om na te denken. Maar het duurde zo lang. Ik werd bang dat hij zich verloren voelde en niet wist wat te zeggen. En op dat moment zei hij, een beetje verontschuldigend: „Ja, nou, ik weet het wel. Maar ik kan het niet in één regel. V'el in drie regels!" En die kwamen er toen, zonder haperen, precies op maat en getuigend van een heel duidelijk inzicht in de nieuwe ver haalsituatie. Het gaf mij de opluchting en de zekerheid, die ik nodig had. NATUURLIJK IS HET uiteindelijke boekje tóch een vertekening van Hans Dijkhuis oorspronkelijke verhaal, ook al staat er niet één woord in dat niet uit zijn brein afkomstig is. De inkorting, die alleen op een weglaten berust, heeft een betere compositie, een meer gelij ke kwaliteit en een strakkere gespan nenheid tot gevolg gehad. Het was niet te vermijden. Maar de eigen, positieve kwaliteiten van „Keesje Kruimel" blij ven in hun authentieke waarde herken baar en het genieten waard. Harriet Laurey DAT WAS me wat waard geweest de gezichten te zien van de leden der Com missie voor de Kinderboekenweek, toen een hunner met het, door hem ontdekt, manuscript ter tafel kwam en zij van de inhoud ervan kennis namen. Dit ma nuscript was namelijk van de negenjarige Hans Dijkhuis. Jonge kinderen schrijven wel meer, maar hun geschriften zijn of wel van zeer korte adem, of worden van een nodeloze uitgerektheid die het enkel nog hebben moet van reeds elders ge lezen gegevens. Het manuscript van Hans Dijkhuis gaf duidelijk blijk van een grote fantasie, een eigen stijl en een ver wonderlijk concentratievermogen. Waar de Commissie de debuterende auteur meteen wilde sieren met het „habit vert" van schrijver van het Boekenweekge schenk, werd het manuscript toch wat te dik bevonden en moest het, misschien helaas, drastisch bekort. Ik hoop in stilte dat er van het eruit gewipte nog eens een klein boekje of lang verhaal samen te stellen zal zijn. Toch ben ik er zeker van dat de schrijfster Harriët Laurey, die het manuscript, in overleg met de auteur, inkortte, met grote voorzichtigheid te werk zal zijn gegaan en slechts dat liet vervallen wat, door te lange adem, schier ademloos werd. Wij moeten ons er niet te veel van aantrekken dat Harriët Lau rey, hoe dan ook in overleg met Hans Dijkhuis, het oorspronkelijke enigszins „bewerkt" zou hebben. Wij moeten ons niet laten hinderen in onze bewondering voor dit kleine grote talent. Bij nauw lettend lezen blijkt dat zij niet geschrapt of veranderd heeft in de stijl, wat meteen blijkt op bladzijde 1 „Al gauw was Keesje bij het huis waar hij wezen moest. Zo nu gauw de schoenen afgeven en dan gauw naar huis". Een ziertje school- meesterij in de supervisie en er was al „gauw" geschrapt! Ook een klein wei- nigje betweterij had het al niet kunnen verduren dat de mensen in de stad „op" paard en wagen reden. Illustratie van Piet Klaasse bij „Keesje Kruimel". en wil ik elke dag gestoofde peertjes met kikkerbilletjessoep". In het huisje van Relletjes ouders in Luilekkerland zijn de raam- en deurposten van suiker, maat het glas was gewoon glas. Na al deze aanhalingen valt er nog heel wat voor u te ontdekken. Al zou Hans Dijkhuis nooit meer schrijven, dan nog verdient hij als „auteur van dit ene boek" een plaats en niet zo erg achter af in de gelederen van onze kinderboek schrijvers. HET WAS WEL aan Piet Klaasse toe vertrouwd dit wonderlijk geschrift te illus treren. Met al zijn artistiek vermogen en zijn groot vakmanschap heeft hij zich in geleefd in de wereld van deze kleinste schrijver en diens vondsten verrukkelijk, in de gekleurde platen vaak ontroerend mooi, uitgebeeld. Eén keer heeft de illu strator iets toegevoegd. Keesje, die dan al zo klein als een kabouter is, gaat met meneer Sijboon, die zijn normale gestal te nog heeft, in een „hotelletje" eten. Hier zou een schrandere, kleine lezer kun nen opmerken: hoe kan die kabouterachtig Keesje bij de tafel, als hij op een gewone stoel zit? Dit heeft Piet Klaasse voorzien en, al staat hiervan niets in de tekst ver meld, op de illustratie zit Keesje boven op de hoge hoed van meneer Snijboon. Ouders zorgt dat uw kinderen dit unieke mooie Kinderboekenweek geschenk 1962 in hun bezit krijgen! TEVENS VERSCHEEN ter gelegenheid van de Kinderboekenweek 'n Keesje-Krui mel-Krant die, zoals vroeger de „Wiek slag", allerlei boekennieuws brengt, waar onder een voortreffelijke inleiding van Har riët Laurey op het boek Keesje Kruimel en waar ook twee versjes van Hans Dijk huis in opgenomen zijn. Een leuke vondst die het geheel erg echte-krant-achtig maakt is een „rubriek voor de jonge vrouw" van Eva Mooy, waar in zowaar het patroon voor het maken van een rokje is afgedrukt en toegelicht. Verder de bijdrage van de, wat dit onder werp betreft, befaamde Lydia Winkel: „We gaan een lekker etentje samenstellen". Aardige artikels van Lea Smulders, Sacha Burger en Jean Dulieu, die ook iets van zijn keukengeheimen prijs geeft, verder doe-het-zelf en puzzelhoekjes en een soort circusaffiche, waarvan alle vetgedrukte namen betrekking hebben op de wereld van het kinderboek. Het geheel werd uitstekend opgemaakt voor de critische krantelezer van omstreeks acht jaar. Hans van Zijl De 10-jarige auteur van „Keesje Kruimel", Hans Dijkhuis. IK WEET NIET WAAR ik me het meest over verbazen moet bij deze auteur van Keesje Kruimel. Misschien, bij de reeds hierboven genoemde grote kwaliteiten, wel het meest om het volstrekt eigene van zijn werk. Voorzeker, hij maakte gebruik van reeds eerder in verhalen verwerkte ge gevens, maar welke schrijver doet dit niet? Maar hoe gaat hij te werk! Keesje en zijn gezel, meneer Snijboon, beiden tot kabou terachtige kleine gestalten omgetoverd, moeten over zee, dan komt er een haring aangezwommen. Nu goed, kan men zeg gen, vanzelfsprekend komt er dan een vis! Maar nee, hier komt een haring, die klei ne vis die we van de visstalletjes kennen, en let wel, Keesje zegt niet: haring mo gen we op je rug en wil je ons naar de stenen berg van de tovenaar brengen. Niets daarvan, de dialoog is als volgt: „Mogen we mee", vroeg Keesje. „Ja hoor, ik ben de taxi. Waar gaat de reis naar toe?" Dit is verbazend van opmerkings vermogen. Het is: een taxi aanhouden en de chauffeur vraagt dan waar je naartoe moet. Hij heeft ook nieuwe motieven. Keesje komt door een gat in een weiland, na af daling van schier eindeloze trappen, in een vertrek waar een man zit met een lange baard, die wel tot de grond reikte. Ha, een tovenaar, denken wij, maar Hans gebruikt dit woord niet. De man schrijft. „Wat schrijft u", vroeg Keesje beleefd!!). „Een boek", zei de man zonder op te kijken, „ik ben op bladzijde 4069". „Dan schiet u al aardig op". Na deze volmaakte dialoog wordt het nieuwe motief uitgewerkt. Daar, diep on der de grond, zitten ontelbare gevange nen, „allemaal mannen en vrouwen en kinderen Er waren ook enkele opa's en oma's bij. De mannen zater heel dikke boeken te schrijven. De vrouwen zaten te breien en de kinderen zaten te knikkeren. Keesje vroeg aan een vrouw of ze geen honger had. „Nee," zei de vrouw, „hier krijg je geen honger". Omdat Keesje daar beland is op zoek naar de verdwenen prinses en haar daar niet vindt, wil hij weer weg. Zijn vlucht lukt met behulp van de postduif van Ha de HaVik, die hem al eerder hielp en Keesje „vertelt aan iedereen dat hij hen uit de kuil zal helpen". Maar de man die hij het eerst ontmoet had wou in het onder grondse gebouw achterblijven. Is dit geen merkwaardig gegeven, al die nijver, maar saai bezig zijnde mensen in hun gevange nis, die geen honger meer hebben, maar er toch eigenlijk wel uitwillen, behalve één Er valt lang over na te denken. IK ZOU TOT IN het oneindige willen ci teren en voor wat enkele opmerkingen be treft kan ik het niet laten. Keesje ontmoet een jongetje, Relletje geheten, dat in Lui lekkerland thuishoort. Die zegt: ik hoel niet altijd mijn zin te hebben want die heb ik altijd al". Relletje wil altijd pap eten, Keesje bestelt die dan door middel van zijn toverring. Opeens wil Relletje geen pap meer en als Keesje dat gek vindt zegt Rel letje: „dat is helemaal niet gek. Ik eet om de maand wat anders. Nu is het augustus Hoe is de C.P.N.B. aan het Keesje Krui mel-manuscript gekomen? De uitgever Paul Brand, lid van de Commissie, is be vriend met de psycholoog Dijkhuis, de vader van Hans. In het gezin Dijkhuis worden de krant, die Hans voor zijn fami lie maakt en zijn verhalen regelmatig ge lezen. Bij een van die „sessies" was de heer Bro.nd aanwezig, die het idee kreeg er een boekje voor de Kinderboekenweek van te maken. ..i-V Ter gelegenheid van de Kinderboeken week 1962 van 27 oktober tot en met 3 november zal op woensdag 31 oktober 's middags van 14—16 uur de bekende schrijfster mevrouw An Rutgers-van der Loeff-Basenau in de boekhandel „Haar lems Boekhuis" in de Zijlstraat aanwezig zijn om vragen van het publiek te beant woorden en te vertellen van haar boeken. r= BIJ DE NIEUW verschenen kinderboeken is veruit de mooiste uitgave die door Elsevier, Amsterdam-Brussel, van de Sprookjes van Grimm, vertaald door G. Messe- laar, illustraties Januz Gra- bianski. Is het op zichzelf al een ver blijdend verschijnsel dat er de laatste jaren steeds weer aan dacht gevraagd wordt voor het „klassieke" sprookje, hoe ver blijdend is het dan niet als er een uitgave verschijnt die, in alle opzichten, verrukkelijk is en wel haast onverbeterlijk genoemd mag worden. Het kloek uitgegeven boek, met zijn mooie, royale bladspiegel, in linnen gebonden met fraaie flap, telt niet minder dan 59 goed, vooral de rijmpjes heel fijn, vertaalde sprookjes van de gebroeders Jacob en Wil helm Grimm. Dit zou zonder meer al een kostelijk bezit zijn, maar deze uitgave wordt tot een onovertrefbare door de verbijsterend mooie illustra ties van Janusz Grabianski. Wat deze Poolse kunstenaar hier in zijn meer dan 300 aquarellen en gewassen-sepia tekeningen bereikt, heb ik nog niet eerder gezien op het gebied van de illustratie, het zijn stuk voor stuk kunstwerkjes. Een compliment aan de uitgever die voor Nederland de hand wist te leggen op dit voorname boek en die het, waar het in een tiental landen tegelijk ver schijnt, naar verhouding met de kostbare uitgave, voor een matige prijs in de handel brengt. Warm aanbevolen. p|§HÊ HET IS NU JUIST een jaar geleden dat ik, met groot enthousiasme, het boek mocht bespreken, waar de begaafde schrijfster en tekenares Tonke Dragt mee debuteerde, de „Verhalen van de Twee lingbroers", een hoogst merkwaardige avonturen- en schelmenroman voor de jeugd, waarin veel klassieke oosterse mo tieven verwerkt waren. Nu verheugt het mij u een wederom door H. P. Leopolds Uitgeversmaatschappij n.v., Den Haag, uitermate fraai uitgegeven boek van Tonke Dragt te mogen aankondigen dat, wederom door de schrijfster zelf prachtig geïllustreerd is en waarvan de typogra- gische verzorging bij Wim Bloem in goede handen was. Het is „De brief voor de Koning", een, ditmaal op wes- ters-middeleeuwse motieven, gebouwd verhaal van de queeste die de jongen Tiuri te volbrengen heeft vóór hij tot ridder geslagen wordt. Hij wordt in de nacht voor hij, met vier anderen, de ridderslag ontvangen zal, een nacht die deze novieten wakend en zwijgend moe ten doorbrengen en waarbij zij niet luis teren mogen naar een stem uit de buiten wereld, als enige een onbekende stem gewaar, die hem om hulp vraagt. Han delend. tegen de hem opgelegde wet in, geeft hij gehoor aan deze oproep. Hier neemt hij dus een queeste op zich en gedraagt zich daarin, alle bij de wet gestelde gehoorzaamheid ten spijt, als een ware ridder, die altijd waar het om een hoog goed gaat, boven de wet staat, EIND VORIG JAAR schreef Maartje Draak, buitengewoon hoogleraar in de Kel tische taal en letterkunde, (zij promoveer de cum laude op een dissertatie over een Arthur-roman), vooraanstaand publiciste die haar gegevens put uit de Middeleeuw se letterkunde, in onze krant in de ru briek Signalen: Er ontbreekt bij ons een -iét*"*' letterkunde voor jonge mensen.in dit lege gebied zouden goede bewerkingen van traditionele stof op hun plaats zijn.goed is het in vele werelden te wandelen, land schappen, klimaten en sferen in zijn hoofd mee te dragen, bevlogen te zijn van taal, beelden en gedachten. Ja, als het van mij afhing werd In de Ban van de Ring om zijn moedgevende inhoud en zijn dóór tra ditie gedrenkte vormgeving een verplicht nummer op de eindexamenlijst. Zij had het hier over het meesterwerk van Tolkien, The Lord of the Rings, dat sinds zijn verschijnen in 1954 te Londen, „het boek" bleef voor die lezerskring, wier intellectuele wezen niet meer wordt ge boeid door de, zich in een steeds nauwer wordende spiraal voortwringende, psycho logische roman en die hun „klimaat" von den in deze oude en tegelijk nieuwe we reld, waarin alles nieuw gezegd wordt. Zij noemde dit machtige werk heilzaam voor 15-17-jarigen. Met deze uitspraak sloeg Maartje Draak onze jongelui zeer hoog aan en dat is juist, want het is bepaald krenkend hoe laag zij aangeslagen worden door de auteurs van het merendeel der z.g. meisjesromans. Mogen de lezers van deze leeftijd, die alreeds smaak in litte ratuur hebben, deze raad niet in de wind slaan! OM HEN ECHTER in staat te stellen op ongeveer vijftienjarige leeftijd dit ter rein reeds te durven en kunnen verken nen, zou ik mijn bescheiden raad er aan toe willen voegen de kinderen van omstreeks tien jaar kennis te laten ma ken met het eerste boek van Tonke Dragt, de Verhalen van de Tweeling broers, dat nog sprookjesachtigheid ge- PIET KLAASSE is de man die deze Kinderboekenweek 1962 haar gezicht heeft gegeven: hij verzorgde het ge schenk „Keesje Kruimel", de „Keesje Kruimelkrant" en het affiche, een unieke drieëenheid waardoor deze week van de Commissie voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandsche Boek pakkender en treffender aan haar doel beantwoordt dan in andere jaren. Piet Klaasse heeft de samenhang van boekje-krant-affiche typografisch schit terend uitgebuit en geheel afgestemd op het wereldje van het kind. „Ik kan me in een goede tekst inleven en me er aan optrekken. De tekeningen moe ten ondergeschikt zijn aan de tekst, die aanvullen en er aldus equivalent aan worden. Die dienstbaarheid beperkt natuurlijk de ruimte om vrij te werken. Het kleine gat waardoor je ontsnappen kunt met je creativiteit vind ik een uit daging". Het manuscript van Hans Dijkhuis maakte Piet Klaasse enthou siast. H\j nam „de uitdaging" aan met een zo intense overgave, dat hij als ik hem vraag hoe lang hij er mee bezig is geweest antwoordt: ,,'t Onttrekt zich aan mijn tijdsgevoel". IK HEB de hele voorbereiding en het werk van deze illustrator voor deze Kinderboekenweek kunnen volgen. Hij heeft sinds begin mei tot septem ber elke dag tot diep in de nacht aan de drie uitgaven gewerkt. Hij heeft de „krant" bedacht, volgetekend, er zelfs stukken voor geschreven, de correctie verzorgd, de typografie uitgekiend en de kopij verzameld. Hij heeft het „Ge schenk" van manuscript tot boekje in alle fases actief begeleid. Hij hield in de spannendste tijd vrijwel dagelijks contact met de bewerkster, veranderde tekeningen, hield pa gina voor pagina bij, was bij de druk ker, dan bij de binder, dan weer bij de C.P.N.B. Hij heeft deze Kinderboekenweek haar gezicht gegeven, omdat hij niet het risico wilde lopen dat enig onder deel er anders uit zou komen zien dan hy het voor ogen had. De afstand tus sen hemzelf, als ontwerper, en de pro ducent heeft hij zo klein mogelijk ge houden door alléén het werk te doen waar anders enkele mensen hun handen aan vol zouden hebben gehad. En dat allemaal omdat hij bézeten was van het manuscript. „Het was geen kwestie van als-ik-er-maar-niet-in-afglij; toen ik eenmaal zag dat het nooit slecht kon gaan wilde ik het ook op de allerbeste manier klaar krijgen." „Ik heb die nei ging nu eenmaal, en dat brengt altijd trammelant". OOK EEN KLEIN BOEKJE is archi tectuur, tekst en beeld moeten samen vallen, je moet rekening houden met het publiek dat 't zal lezen." De kleu rentekeningen bestaan elk uit zes aparte tekeningen voor elke kleur. „Ik heb ze alle zes telkens in zwart getekend op transparant materiaal. Ik had de kleu ren wel in mijn hoofd. Ik voelde me als een componist die verschillende partijen noteert en die later pas kan horen of 't net zo klinkt als hij het in z'n hoofd had." „De drukker heeft nachten dóórgedrukt. Het boekje is door hem voortreffelijk gedaan. Be denk maar eens: een zeer grote op lage óp snelpers, en dan deze kwali teit!" PIET KLAASSE is lid van de Ge bonden Kunstenaars Federatie (G.K.F.) en leraar aan het Instituut voor Kunst nijverheidsonderwijs in Amsterdam. Hij is als tekenleraar begonnen bij het Montessori-onderwijs. Hij organiseerde en leidde herscholingscursussen op het gebied van de kinderlijke expressie. Samen met Ina van Bladeren richtte hij „De Werkschuit" op. Die experimenten hebben in zijn lesgeven-van-nu vaste vorm gekregen. „Ik heb 't uitgezet en 't komt nu in mijn eigen werk terug en tot voltooiing. Lesgeven is een wonder lijke wisselwerking, hoe meer je uit deelt, hoe meer je terugkrijgt. Vóór die wisselwerking zich bij mij kon laten gelden heb ik een tijdlang naast het lesgeven niets gekund". Zijn eerste publikatie was „Wij waren getuigen", verzetsprenten waar Theun de Vries gedichten bij heeft gemaakt. Ook heeft hij voor Hoogovens, de A'damsche Drookdok Mij. en andere grote be drijven reportages getekend. Befaamd werd hij door zijn illustraties voor de twee Kinderbijbels van ds. Klink, die nu allebei in tweede druk zijn versche nen. Binnenkort gaat hij vóór het eerst exposeren: bij Magdalena Sothman in Amsterdam, tekeningen van stieren gevechten. Ton Neelissen noeg bezit om deze kinderen te boeien en te begeesteren naar „het andere" en dan, omstreeks het twaalfde jaar, deze nu juist verschenen uitgave De brief voor de Koning, aan hen voor te leggen, dat verder en dieper gravend is en, waar het uit Westerse motieven werd samen gesteld een inzicht geeft in „het andere" dat aan het eigen klimaat ten grondslag ligt. Hans van Zijl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 15