-■****>
Steeds meer zeehengelaars
vangen steeds minder vis
TANTE PATENT
V
(Vertaald uit het Deens)
door Grete Dölker-Rehder
Elektrische stroom als
geheugen-activator
PANDA EN DE MEESTERSECRETARIS
15
FUNKE's Roggebrood
FUNKE
„DE KOTTERS VANGEN ALLES WEG'%
ZEGT VISSERIJBJOLOOG DR. BODDEI E
Meeuwen
DONDERDAG 8 NOVEMBER 1962
r,r/iAt'^ j'
Ons vervoigverhaai
P8MI
BW!»!SÈÈÈÊÈÊÊÊ^!IÊÊM
-
Afgelopen
Concentratie
Kottors
Lolbroek
Loerissen
Romantiek
Zo'n bek
\.fé,
9 -
y y V v
EIKE AGENA
79)
tg „Jammer, bijna jammer zei
3 Jurian.
3 „Waarom?" vroeg Tönis.
„Wel de Witte Knee verliest op
Es die manier veel van zijn eenzaamheid
3 en zijn ruimte", antwoordde Jurian
H Cordes.
Maar Tönis Flor haalde zijn schou-
3 ders op. „Voor ons wordt het wel een
H beetje makkelijker op die manier.
Terwijl ze verder liepen vroeg hij
naar Severin Cordes. ,Hoe gaat het
eigenlijk met Boy?" Hij dacht er plot-
gj seling aan, en Jurian merkte nu, hoe
3 weinig vriendschap de twee jongens
H voor elkaar gevoeld hadden. Het ver-
3 baasde hem niet.
3 „Het gaat wel goed met hem", zei
hij, en het klonk koel en afwijzend.
S Na een poosje voegde hij er, op enigs-
3 zins spottende toon aan toe: „Dat wil
zeggen, lichamelijk gedijt hij buiten-
3 gewoon goed. Hij is nu vijftien jaar,
H maar net zo groot als ik en bijna twee
3 maal zo dik. Ik voel me altijd een
H beetje onbehaaglijk, als ik hem zie.
j§ En dan moest je zijn stem eens kpn-
3 nen horen! Als hij spreekt, klinkt het,
alsof hij een waterkan voor zijn mond
3 houdt. Ja, jij lacht nu wel, maar ik
3 hoor het niet graag. En zoals hij in
3 huis rondstampt met zijn grote laar-
3 zen, en dan moest je zijn handen eens
H zien,- en hoe hij eet! Zijn geest
f§ gedijt veel minder goed, dat wil zeg-
3 gen! hij kan wel goed leren, maar hij
3 heeft, geen zin. Hij heeft zo'n ver-
3 schrikkelijke hekel aan school, dat hij
alles probeert, om eruit gestuurd te
|l worden. Och, och, wat heeft die
g jongen me al een ergernis en een last
3 bezorgd!" Hij zuchtte zo diep, dat
3 Tönis hem verwonderd aankeek.
Maar de professor sprak verder,
H alsof hij eindelijk, voor het eerst, zijn
H hart eens kon uitstorten: „Nu heeft hij
H me dan eindelijk zo ver! Ik ben
murw geworden, ik ben moe van het
3 eeuwige vechten, nu heb ik het opge-
geven. Voor mijn part kan hij nu zijn
3 zin krijgen."
3 Tönis vroeg: ,.Wat wil hij dan"?
3 Jurian vervolgde: „Sinds we toen
3 al die maanden in Lissum waren.
3 heeft Boi me mijn hoofd gek ge
il zeurd, hij moest en zou weer naar
3 Lissum, alleen hier bevalt het hem,
3 hier wil hij altijd blijven. Hannis
3 Haulsen en zijn boerderij zijn zijn
3 ideaal, van Moy houdt hij als een
H moeder, en met Hille wil hij trou-
3 wen". Nu begon Tönis te lachen.
3 „Nee, dat gaat niet", zei hij, Hil
ls le trouwt al met mij". „Zo?" vroeg
3 Jurian, en hij keek de johgen ver-
3 baasd aan. Toen lachte hij: „Maar
3 je wilt immers kunstenaar worden,
3 Tönis. Dan hoor je in de grote wereld
3 thuis en niet meer in Lissum".
3 Maar Tönis antwoordde zonder er
H lang over na te denken: „Hille gaat
3 met me mee naar de grote wereld
3 Toen antwoordde Jurian: „Nee, Hil-
le erft later Haulsens boerderij, daar
3 moet ze voor zorgen, en daar heeft
3 ze een geschikte man voor nodig'.
3 Nog terwijl Jurian dit zei, had hij
3 al spijt van zijn woorden, want het
3 was niet goed, de jongen nu gl met
3 dergelijke problemen lastig te vallen.
3 Hij wilde nog iets zeggen om zijn
3 woorden wat te verzwakken, maar
3 voor hij iets uit kon brengen riep
3 Tönis al: „Dan moet Hille de boerde-
3 rij maar aan Boi verkopen en hij
3 neemt dan een andere vrouw. Er zijn
3 genoeg vrouwen, en waar heeft Hille
3 een boerderij vopr nodig?" Jurian
3 knikte en zei kalmerend: „Ja, ja, je
3 hebt gelijk, zo kan het ook' Maar
1 kinderen zijn heel fijngevoelig, ze ho-
3 ren onmiddellijk, of iets gemeend is of
3 niet.
1 Tönis Flor keek zwijgend zi.in va-
3 der Jurian aan. en voor het eerst
3 kwam er twijfel in zijn ogen.
3 Jurian Cordes zweeg eveneens, en
3 hij schaamde er zich ren beetie voor.
3 dat. hij het kind op die manier had af-
3 gescheept. Ze liepen verder en nader-
den nu de vuurtoren. Ze spraken niet
3 meer. Jurian dacht verheugd aan
3 Eike. die hij straks zou zien. En Tö-
3 nis, wie het zwijgen een beetje begpn
3 te vervelen, was blij dat een grote
5 krab, die voor hen door hel zand
3 scharrelde, hem een beetje afleidingv
3 bezorgde.
Plotseling zag de professor de
vrouw op het duin staan. Ze had al
een hele tijd daar zo gestaan, maar 3
Jurian was zo in beslag genomen 3
door het landschap om hen heen, dat
hij haar eerst niet gezien had.
Daar stond ze, Eike Taden. Al van 3
verre zag Jurian, dat ze zich aange-
kleed had als voor een feest. Ze droeg g
de donkere, voorname dracht van de g=
eilandbewoners, de hoge, zwartzijden 3
kap op de blonde haren, de gestikte g
zijden doek om de schouders, de wol- g
len jurk met het donkere voorschoot 3
en al haar zilveren sieraden. Maar
vooral zag hij de vrouw zelf. die hoge, g
slanke gestalte en die trotse houding,
dat bijna adellijke voorkomen.
Ze droeg een klein kind op haar g
arm. en twee al wat grotere kinderen g
speelden aan haar voeten in het zand. 3
Verward keek Jurian om naar Tö- g
nis. „Die kinderen vroeg hij. g
En Tönis zei: „Dat zijn mijn drie 3
broertjes! Sunk. Askel en Kay 3
Toen liep hij weer weg, misschien g
omdat hij zich overbodig voelde of g
omdat hij bang was dat hem een of
ander werkje opgedragen zou worden.
„Eike", zei Jurian zacht, toei^ hij
eindelijk voor haar stond. „Eike Ta- 5
den", en hij gaf haar een. hand. Nu
pas zag hij, hoe deze vrouw de laat-
ste jaren gerijpt en tot volle bloei ge- s
komen was.
„Jurian Cordes", zei zé, levendiger
dan vroeger, „wat zijn we allemaal s
blij. dat je er bent. Kom binnen", en
ze ging hem voor naar het huis.
„Allemaal?" dacht hij, en hij voel-
de met een lichte steek, dat ze zich
achter dat „wij allemaal" verschuil-
de. en dat ook dat plotselinge naar
huis gaan een soort vlucht voor hem
was.
Toen ze de keuken binnenkwamen.
zag hij dat Aldje Taden, Tyges moe-
der, daar zat te spinnen. En toen de
deur nog een keer openging en Tönis
met het oudere broertje binnenkwam,
was de keuken zo vol mensen en was
alles zo anders als de laatste keer en
zo anders als Jurian het zich had
voorgesteld, dat hij eigenlijk het liefst
maar weer weggegaan zou zijn.
Maar hij groette de oude vrouw,
legde zijn hoed op de kast en ging op
de sofa' zitten, alsof hij eerst een
overzicht wilde hebben van al het ge- j
wemel om hem heen. En toen werd
alles veel gemakkelijker. Aldje Taden
stond op. zette haar spinwiel in de
hoek en nam de kinderen bij zich.
Eike, liep nu af en .aap in de keu-
ken en dekte de tafel. Ze nodigde
hem uit te gaan zitten en hpt zich j
goed té" laten smaken, rhaar zélf ging
ze in een hoek op een krukje zitten
en gaf de kleinste de borst. Maar ze j
deed dat, half afgewend, en zo schuw j
en fijn, net als alles wat ze altijd
deed. Aldje Taden gaf intussen de
kleine Askel eten, en Tönis scheen
eraan gewend te zijn, zijn broer Sunk
te verzorgen. En zo verliep de maal-
tijd heel vredig en rustig.
Er werd niet veel bij gesproken.
Deze mensen waren het gewoon, te
zwijgen, zelfs als er een vreemde in
hun midden was. Ze spraken alleen
het hoognodige.
Ook de kinderen spraken niet veel,
hoewel ze toch levendig genoeg wa
ren.
Na een tijdje stond Eike op. droeg
de kleine Kay naar de slaapkamer
en legde hem in de wieg. Toen kwam
ze Askel halen, die zijn armpjes al
op tafel gelegd had en in slaap ge
vallen was. Eindelijk ging Eike ook
aan tafel zitten en begon te eten.
Tönis Flor vroeg: „Moeder Eike, is
peet Tvge weg?", en Eike zei:
„Ja, hij is weggevaren". Tönis knik
te: „Zijn boot en Wolf zijn er niet.
Blijft hij lang weg?" Eike zei: „Ja.
hij zegt dat hij lang wegblijft".
Toen vroeg Tönis: „Moeder Eike,
mag ik dan viool spelen?" En toen
zei Eike: „Ja, Tönis. je mag zelfs
vioolspelen als Tyge Taden er is!
Maar je moet wel op Sunk, je broer
tje passen. Je mag niet dromen. Je
weet, hij is wild en hup weg is
hij". „En dan valt hij in het water
en het is mijn schuld" vulde Tönis
haar zin aan, en het was goed te
horen dat hij die waarschuwing al
dikwijls had moeten aanhoren.
iWordt vervolgd)
'Advertentie
boordevol kracht en
Vitamine B. - Oók de
Himalaya-expeditie
nam het in haar
mondvoorraad mee
Hofleverancier
DE ZEE was glad, de lucht blauw, de wind onbetekenend. Op het strand was
het stil, een enkele wandelaar liep langs de kustlijn. Maar op de IJmuidense zuid-
pier stonden en zaten mannetje aan mannetje de sportvissers, wier aantal, ook
in ons land. de laatste tijd enorm toeneemt. Er waren er, die de binnenzijde ver
kozen, er waren er. die per se de buitenkant prefereerden, al was het alleen
maar om het zonnetje. Tussen die twee rijen door bewogen zich de wandelaars.
Mannen, vrouwen en kinderen, die genoten van de sensatie water om zich heen
te zien. Maar ook wandelaars, die bij elke hengelaar bleven staan om belang
stellend te vragen: „En? Al wat gevangen?
is voor een buitenstaander wel eens onbe
grijpelijk. Er wordt toch immers vrijwel
niets meer gevangen? De hengelaars ech
ter blijven op hun post. De zoetwatervis
serij levert ook vaak niets meer op, en
toch ziet men ook daar de liefhebbers er
elke dag weer op uittrekken.
„HET WORDT nog wel goed", zeggen de
onverwoestbare optimisten op de IJmui
dense pier. „De garnalen waren tenslotte
ook laat. Je zult zien, dat de vissen nog
wel komen, nu het zulk goed weer blijft
De onzekerheid omtrent de vangstkan
sen is echter groot. „Als je nu maar eens
met zekerheid kon zeggen wat voor een
wind er zou staan" zeggen de hengelaars.
„Maar als de verwachting noordwest is,
is het soms in werkelijkheid oost. Zo vlak
langs de kust verandert dat enorm snel.
En wij moeten juist noordwestenwind heb
ben.
Met de oostenwind is het huilen. Je zou
zeggen, dat het water dan lekker „dik"
wordt, maar dat klopt lang niet altijd.
Nee, zo'n beetje opkomend tij en dan een
windje uit het noordwesten of het noorden,
dan is de kans het grootst".
Maar hoe de wind en het tij ook zijn, ze
zitten op de pier, omdat ze het niet laten
kunnen. De toverkracht van de hengel en
het molentje zijn ongebroken. Daar kan
zelfs dr. Boddeke niets aan doen.
Myö::-
•T
HgpË
De hengel stevig in het zand. de lijn
strak en dan maar wachten of de vis
zich meldt.
EN DAN WAREN er de draagbare ra
dio's. Ze stonden naast de zeepieren, en
lieten het ene liedje na het andere los
over de mensen, die genoten van de
de mooie zaterdag. Een onafzienbare rij
van kleine en soms kleurige kastjes met
een eigenwijs antennetje op hun dak en
Veronica in de buik.
Vlak langs de pier voeren de schepen.
Grote vrachtvaarders, die op weg waren
naar de sluizen of er net vandaan kwa
men. j
Vissersschepen, die toch nog maafr voor
de zondag binnenkwamen. Licht puffend
kruiste er ook een vletje op en néér. Het
sleurde amechtig een groot net achter
zich aan en droeg enkele mannen die er
hun gemak van namen, in afwachting van
het resultaat van de trek. Op het dek
stond een klein radiootje. Het was afge
stemd op Veronica.
NIET ALLEEN op de pier zaten henge
laars. Men kon ze ook hier en daar
langs het strand vinden. In IJmuiden,
maar ook in Zandvoort of Wijk aan Zee.
Ze bevisten er de muien, wanneer het eb
was en toen één van hen bij Wijk aan
Zee een grote tong ving. verspreidde de
mare zich prompt over kilometers strand.
Andere aspirant-tongvissers meldden zich
bij het plekje. „Blijf hier vandaan" brom
de de gelukkige, „het stroomt''.
Wat zegt die dr. Rudolf Boddeke, bio
loog aan het Rijksinstituut voor Visserij-
onderzoek in IJmuiden dan wel? „De oor
zaak van de teruglopende vangsten van
de zeehengelaars is heel eenvoudig: de
vissersschepen vangen de vis weg". Dat
zegt hij zonder aarzelen en hij acht de
enige plaats in Nederland waar de sport
visser nog met kans op succesrijke buit
zijn hengel in zee kan uitwerpen, de
Waddenzee. Als men daar op een mossel-
bank gaat vissen haalt men dikke schar
ren aan de lopende band op. Maar welke
sportvisser komt daar nu terecht?
Er wordt heel intensief gehengeld langs
de Nederlandse kust. Op plaatsen waar
veel zoet water naar buiten komt, kan men
op bot vissen. In brak water dat wat die
per is heeft men meer kans op schar. In
Zeêllrid is kans-op tong, vooral 's na'chts,
en daar vangt men wel eens een zeebaars.
IJmuiden en Den Helder leveren no^wel
eens een gulletje (jonge kabeljauw) op en
dan is e-r ook nog, maar alieen hartje zo
mer, kans op makreel. Maar die is de
laatste jaren vrijwel niet meer onder de
kust geweest.
Het heeft echter weinig zin om te pra
ten over de vissen, die men op een be
paalde plaats zou kunnen vangen, want ze
zijn er gewoonweg bijna niet meer. De
kottervisserij is momenteel zo intensief,
dat ei voor de sportvisser vrijwel niets
meer overblijft. Zelfs tankers komen soms
vlakbij de kust. Daarom zijn juist de mos-
selbanken in de Waddenzee, waar de kot
ters niet komen nog zo lucratief. Maar of
men dat nog sportvissen kan noemen?
Al vang je dan bijna niks, in elk geval
is het lekker lui liggen, in de zon, op
de blokken aan het eind van de
zuidpier.
Laat me niet lachen, dat zijn maar saaie
grondhaaien! Nee, bij Looe. voor de En
gelse kust, daar heb je mooie vechters.
Dat is leuk werk, maar hier langs de kust
is echt niet veel te beleven."
y
Ja, dr. Boddeke herinnert zich toch één
mooie sportvis. „De geep, dat is wel een
grappenmaker. Die paait op het roodwier
langs de Afsluidfjk. Je kunt ze vissen
met kleine spierinkjes. En wacht eens, de
finten, dat zijn ook vechters en springers.
Die zitten bij Den Oever. Het lijken wel
haringen. Als ze bij Oudesctjild spuien kun
je ze gemakkelijk vangen. We hebben ze
wel eens met de lepel (een groot soort
„spinner") verschalkt. Man, ze dreunden
er op!"
Het lijkt thans echter gebeurd te zijn
met de fint. Acht jaar geleden waren er
1 enorm veel jonge exemplaren en de vis-
sen die men nu heeft gevangen waren acht
jaar oud. Het is dus waarschijnlijk een
explosie geweest, en men zal nu wellicht
weer jaren moeten wachten voor men weer
fint met de lepel kan vangen.
„Nee", zegt dr. Boddeke, „als je wat
vangen wilt. kun je altijd beter met een
bootje de zee op gaan. Maar wanneer
kun je dat nu? Het is bijna altijd slecht
weer. Er zijn van die optimisten, die een
oude botter kopen of huren. Maar die din
gen kunnen vrijwel nooit naar buiten. Of
van die avonturiers, die haaien willen gaan
vangen.
In het geheugen van de mens ligt een
blok was en wanneer wij ons iets wensen
te herinneren houden wij de was bij het
geheugen en krijgen een indruk als van
het zegel van een ring.
Op deze wijze heeft de Griekse wijsgeer
Socrates eeuwen geleden het fascinerende
raadsel van het menselijke geheugen pro
beren op te lossen.
De hedendaagse geleerden hebben een
veel wetenschappelijker en gedetailleerder
verklaring voor de werking van het, geheu
gen. Zij denken, dat de „was" bestaat uit
speciale soorten moleculen in de zenuwcel
len van de hersenen. Elke herinnering
wordt daarin, door een chemische wijzi
ging van de moleculen „opgeslagen".
Deze veelbelovende theorie is toegelicht
door dr. H. W. Magoun van de universi
teit van Los Angeles. Dr. Magoun gaf een
overzicht van de geheugenresearch voor
de tweede internationale conferentie in
New York voor de biologische behandeling
van geestesziekten, georganiseerd door de
Manfred Sakelstichting en de New Yorkse
Akademie voor geneeskunde.
Uit de onderzoekingen van verschillende
geleerden is gebleken,, dat het geheugen
opgewekt kan worden door bepaalde delen
van de hersenen met elektrische schokken
te prikkelen, zei hij. Er is een elektrisch
ritme ontdekt, dat de „draaggolf" van de
te herinneren informatie kan zijn.
Hij zette zjjn twee hengels nog eens
goed vast in de zandplaat en maakte het
zich weer gemakkelijk in zijn stoeltje. Om
hem dromden tientallen kijkers. „Kijk
eens. wat een baars" zeiden de jongetjes,
die even in de emmer keken en dan weer
schichtig wegsprongen „Het is geen baars
het is een schol" zei dan iemand, die er
meer verstand van had. De hengelaar
zweeg. Hij moest zich concentreren.
Toen de avond viel gingen de lichtjes
aan. Van Zandvoort tot Wijk aan Zee zag
men op regelmatige afstanden lampjes op
gloeien. Daar zaten de volhouders, die nu
pas goud uit de muien verwachtten. En
ze hadden gelijk, want als je tong wilt
vangen, moet je dat in het donker doen.
Het is bovendien het avontuurlijkst, dat
vissen met een kattebelletje als verklikker
aan de hengeltop.
EEN ROMANTISCH bedrijf, dat henge
len in zee. Het blijft velen trekken en dit
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
Als men daar een lijn van drie haken
voorziet haalt men drie scharren tegelijk
op, en dan ziet men hoe daarachter nog
een groot aantal van deze gretige platvis- j
sen zwemt. „Ja, een schar bijt nooit al- j
leen", zegt dr. Boddeke. „Maar het be-
roerde is. dat je meestal drie „postzegels"
aan de haak hebt, terwijl er de grote loe
rissen er achteraan zwemmen." j
De schar zwemt in de Waddenzee in die
pe geulen langs de mosselpercelen. Als het
vloed wordt zwemt zij de banken op rn eet
de buik dan vol met mosselzaad. Bij eb
keert zij weer terug in de geulen.
Op scharren vissen is geen sportvisserij,
want het gaat te gemakkelijk. Maar wat
is dan wel een voldoening-gevende sport
vis in onze kustwateren?" We hebben er
eigenlijk geen," vindt dr. Boddeke. „Had
den we maar zoiets als de zeeforel! Ma
kreel is ook wel leuk. maar dan moet het
al een bloedhete zomer zijn, en dat komt
maar zelden voor. Haaien bij Helgoland?
Maar als je van een schip een aasje te
water laat, wat komt er dan aan? Een
wijting natuurlijk, je weet wel: zo'n bek,
zo'n lijfje. Er zijn duizenden wijtingen op
één haai. Hoe kun je dan iets zien in zo'n
lukrake visserij op haaien? Als een be
roepsvisser een kotter uitrust, kost het
hem al 2000 per week om de bopl draai
ende te houden. Maar ja, als je maanden
lang zoveel wilt besteden, zul je heus wel
eens een haai vangen!"
Dsu blijven we maar op de kust. Dan
maar proberen, of er 's nachts misschien
toch een tongetje wil bijten. Of we gaan
ons geluk toch maar proberen op de schar,
die platvis, die altijd actief is, als een fox-
terrier op zijn vinnen staat, en onmiddel
lijk op het geboden aas afvliegt.
De pierhengelaars echter zouden al heel
gelukkig zijn als ze eindelijk weer eens
wat behoorlijks vingen. Dat zou hun de
hoop geven, dat het misschien Maar
ze zien alleen meeuwen op minstens hon-
derd meter afstand. „Daar zit vis" zeggen
ze dan spijtig. „De meeuwen azen op
bliek en waar bliek is moet ook wel gul
zijn". Maar de meeuwen zijn er altijd en
ze zijn ai tijd te ver weg. En dus zetten
de hengelaars hun radiootje maar weer
aan. Ze draaien hun lijn strak en soezen
een beetje. Moeder de vrouw breit een
truitje, de kinderen spelen op de stenen.
's Avonds pakken ze de hengelspullen en
het bijna lege leef net in indrukwekkende
tassen. Ze beklimmen de brommers, maar
stoppen onderweg even om naar het weer
bericht te luisteren op hun transistortje.
,.Ha, noordenwind" zeggen ze verheugd,
„morgen vangen we beslist wat!" In de
verte schateren de meeuwen.
Onlangs is in ons land de eerste
muziekschrij f machine, vervaardigd door
de Amerikaanse uitvinder Cecil Effin-
ger, gedemonstreerd. De toetsen kunnen
tezamen alle tekens en symbolen,
noten, sleutels, rusten en maataan
duidingen produceren, die het muziek
schrift omvat. De „music-writer" is
vooral bedoeld voor arrangeurs en voor
de vermenigvuldiging, in eigen „huis",
van orkest- en operapartituren. Musici
die de demonstratie bijwoonden, hebben
ook al een bijnaam voor het apparaat
gevonden: de Notenkraker
r
59. Het belooft een Mooie Avond te worden zei
een heer naast tante Patent. „O ja?" vroeg tante Pa
tent „En wat krijgen we zo al te zien „Wel,
eerst de voorzitter van de Actie voor Positief Den
ken, Hij houdt een lezing over vliesvleugelige insec
ten. En dan spreekt de saciale-werkster over „Onbe
grepen jeugd en Lampekappen". En daarna krijgen
we een Bach-concert van de cellist Arthur Kwijle-
bijl". „Wat interessant", zei tante Patent. In de
kleedkamer zaten meneer Scabroso en Zwarte Lola
te w.achten tot ze moesten optreden. Vroeger had
den ze allebei in een nachtclub van zeer laag al
looi gewerkt, maar door het mor aal-hormoon waren
ze Positief Denkend geworden. Ze spraken met de
cellist Arthur Kwijlebijl over muziek eri idealen.
14. „Maar Jolliepop," riep Panda uit. „Wat heb ik'
dan verkeerd gedaan. Heb ik soms niet netjes genoeg
gedweild?" „Gedweild!" riep Struif walgend. „Bah,
spreek me niet van uw dweilioerk. Kom mee Jollie
pop!" Panda keek de vertrekkende knechts verbluft
na en hij besloot om nu de president zelf maar om
opheldering te vragen. Een passerende bankbediende
wist te vertellen, dat de directeur naar de kluis was
en wees Panda de weg daarheen. „Hoe moet ik mij
nu bevrijden van mijn innerlijke remmingen?" vroeg
de president, die zich inmiddels tussen het geld van
de bank bevond. „Daar gaan we dvjars tegenin," rand
de Joris. „We gaan getweeën de rijkdommen uit deze
kluis verwijderen. Ge voelt hiertegen natuurlijk gewe
tensbezwaren, maar..." „Nee hoor," zei de president.
„Die voel ik helemaal niet." „Aha," zei Joris verrast.
„Ge zoudt het prettig vinden om u te verrijken met
deze geldvoorraden?" De president schudde het hoofd.
„Ik vind er niets aan," verklaarde hij. „Ik heb de hele
dag met geld te maken. Bah, ik heb er een hekel aan."
Joris fronste zijn wernkbrauwen. „Een vreemde ziens
wijze," sprak hij, „maar voor uw innerlijke bevrijding
is het nodig om eens iets ongewoons te doen." „De
bank beroven is helemaal niet ongewoon," zei de di
recteur. „Dat gebeurt steeds. Het is vervelend, maar
het is zo!" Op dat moment kwam Panda de trap afdalen.