-■****> Steeds meer zeehengelaars vangen steeds minder vis TANTE PATENT V (Vertaald uit het Deens) door Grete Dölker-Rehder Elektrische stroom als geheugen-activator PANDA EN DE MEESTERSECRETARIS 15 FUNKE's Roggebrood FUNKE „DE KOTTERS VANGEN ALLES WEG'% ZEGT VISSERIJBJOLOOG DR. BODDEI E Meeuwen DONDERDAG 8 NOVEMBER 1962 r,r/iAt'^ j' Ons vervoigverhaai P8MI BW!»!SÈÈÈÊÈÊÊÊ^!IÊÊM - Afgelopen Concentratie Kottors Lolbroek Loerissen Romantiek Zo'n bek \.fé, 9 - y y V v EIKE AGENA 79) tg „Jammer, bijna jammer zei 3 Jurian. 3 „Waarom?" vroeg Tönis. „Wel de Witte Knee verliest op Es die manier veel van zijn eenzaamheid 3 en zijn ruimte", antwoordde Jurian H Cordes. Maar Tönis Flor haalde zijn schou- 3 ders op. „Voor ons wordt het wel een H beetje makkelijker op die manier. Terwijl ze verder liepen vroeg hij naar Severin Cordes. ,Hoe gaat het eigenlijk met Boy?" Hij dacht er plot- gj seling aan, en Jurian merkte nu, hoe 3 weinig vriendschap de twee jongens H voor elkaar gevoeld hadden. Het ver- 3 baasde hem niet. 3 „Het gaat wel goed met hem", zei hij, en het klonk koel en afwijzend. S Na een poosje voegde hij er, op enigs- 3 zins spottende toon aan toe: „Dat wil zeggen, lichamelijk gedijt hij buiten- 3 gewoon goed. Hij is nu vijftien jaar, H maar net zo groot als ik en bijna twee 3 maal zo dik. Ik voel me altijd een H beetje onbehaaglijk, als ik hem zie. j§ En dan moest je zijn stem eens kpn- 3 nen horen! Als hij spreekt, klinkt het, alsof hij een waterkan voor zijn mond 3 houdt. Ja, jij lacht nu wel, maar ik 3 hoor het niet graag. En zoals hij in 3 huis rondstampt met zijn grote laar- 3 zen, en dan moest je zijn handen eens H zien,- en hoe hij eet! Zijn geest f§ gedijt veel minder goed, dat wil zeg- 3 gen! hij kan wel goed leren, maar hij 3 heeft, geen zin. Hij heeft zo'n ver- 3 schrikkelijke hekel aan school, dat hij alles probeert, om eruit gestuurd te |l worden. Och, och, wat heeft die g jongen me al een ergernis en een last 3 bezorgd!" Hij zuchtte zo diep, dat 3 Tönis hem verwonderd aankeek. Maar de professor sprak verder, H alsof hij eindelijk, voor het eerst, zijn H hart eens kon uitstorten: „Nu heeft hij H me dan eindelijk zo ver! Ik ben murw geworden, ik ben moe van het 3 eeuwige vechten, nu heb ik het opge- geven. Voor mijn part kan hij nu zijn 3 zin krijgen." 3 Tönis vroeg: ,.Wat wil hij dan"? 3 Jurian vervolgde: „Sinds we toen 3 al die maanden in Lissum waren. 3 heeft Boi me mijn hoofd gek ge il zeurd, hij moest en zou weer naar 3 Lissum, alleen hier bevalt het hem, 3 hier wil hij altijd blijven. Hannis 3 Haulsen en zijn boerderij zijn zijn 3 ideaal, van Moy houdt hij als een H moeder, en met Hille wil hij trou- 3 wen". Nu begon Tönis te lachen. 3 „Nee, dat gaat niet", zei hij, Hil ls le trouwt al met mij". „Zo?" vroeg 3 Jurian, en hij keek de johgen ver- 3 baasd aan. Toen lachte hij: „Maar 3 je wilt immers kunstenaar worden, 3 Tönis. Dan hoor je in de grote wereld 3 thuis en niet meer in Lissum". 3 Maar Tönis antwoordde zonder er H lang over na te denken: „Hille gaat 3 met me mee naar de grote wereld 3 Toen antwoordde Jurian: „Nee, Hil- le erft later Haulsens boerderij, daar 3 moet ze voor zorgen, en daar heeft 3 ze een geschikte man voor nodig'. 3 Nog terwijl Jurian dit zei, had hij 3 al spijt van zijn woorden, want het 3 was niet goed, de jongen nu gl met 3 dergelijke problemen lastig te vallen. 3 Hij wilde nog iets zeggen om zijn 3 woorden wat te verzwakken, maar 3 voor hij iets uit kon brengen riep 3 Tönis al: „Dan moet Hille de boerde- 3 rij maar aan Boi verkopen en hij 3 neemt dan een andere vrouw. Er zijn 3 genoeg vrouwen, en waar heeft Hille 3 een boerderij vopr nodig?" Jurian 3 knikte en zei kalmerend: „Ja, ja, je 3 hebt gelijk, zo kan het ook' Maar 1 kinderen zijn heel fijngevoelig, ze ho- 3 ren onmiddellijk, of iets gemeend is of 3 niet. 1 Tönis Flor keek zwijgend zi.in va- 3 der Jurian aan. en voor het eerst 3 kwam er twijfel in zijn ogen. 3 Jurian Cordes zweeg eveneens, en 3 hij schaamde er zich ren beetie voor. 3 dat. hij het kind op die manier had af- 3 gescheept. Ze liepen verder en nader- den nu de vuurtoren. Ze spraken niet 3 meer. Jurian dacht verheugd aan 3 Eike. die hij straks zou zien. En Tö- 3 nis, wie het zwijgen een beetje begpn 3 te vervelen, was blij dat een grote 5 krab, die voor hen door hel zand 3 scharrelde, hem een beetje afleidingv 3 bezorgde. Plotseling zag de professor de vrouw op het duin staan. Ze had al een hele tijd daar zo gestaan, maar 3 Jurian was zo in beslag genomen 3 door het landschap om hen heen, dat hij haar eerst niet gezien had. Daar stond ze, Eike Taden. Al van 3 verre zag Jurian, dat ze zich aange- kleed had als voor een feest. Ze droeg g de donkere, voorname dracht van de g= eilandbewoners, de hoge, zwartzijden 3 kap op de blonde haren, de gestikte g zijden doek om de schouders, de wol- g len jurk met het donkere voorschoot 3 en al haar zilveren sieraden. Maar vooral zag hij de vrouw zelf. die hoge, g slanke gestalte en die trotse houding, dat bijna adellijke voorkomen. Ze droeg een klein kind op haar g arm. en twee al wat grotere kinderen g speelden aan haar voeten in het zand. 3 Verward keek Jurian om naar Tö- g nis. „Die kinderen vroeg hij. g En Tönis zei: „Dat zijn mijn drie 3 broertjes! Sunk. Askel en Kay 3 Toen liep hij weer weg, misschien g omdat hij zich overbodig voelde of g omdat hij bang was dat hem een of ander werkje opgedragen zou worden. „Eike", zei Jurian zacht, toei^ hij eindelijk voor haar stond. „Eike Ta- 5 den", en hij gaf haar een. hand. Nu pas zag hij, hoe deze vrouw de laat- ste jaren gerijpt en tot volle bloei ge- s komen was. „Jurian Cordes", zei zé, levendiger dan vroeger, „wat zijn we allemaal s blij. dat je er bent. Kom binnen", en ze ging hem voor naar het huis. „Allemaal?" dacht hij, en hij voel- de met een lichte steek, dat ze zich achter dat „wij allemaal" verschuil- de. en dat ook dat plotselinge naar huis gaan een soort vlucht voor hem was. Toen ze de keuken binnenkwamen. zag hij dat Aldje Taden, Tyges moe- der, daar zat te spinnen. En toen de deur nog een keer openging en Tönis met het oudere broertje binnenkwam, was de keuken zo vol mensen en was alles zo anders als de laatste keer en zo anders als Jurian het zich had voorgesteld, dat hij eigenlijk het liefst maar weer weggegaan zou zijn. Maar hij groette de oude vrouw, legde zijn hoed op de kast en ging op de sofa' zitten, alsof hij eerst een overzicht wilde hebben van al het ge- j wemel om hem heen. En toen werd alles veel gemakkelijker. Aldje Taden stond op. zette haar spinwiel in de hoek en nam de kinderen bij zich. Eike, liep nu af en .aap in de keu- ken en dekte de tafel. Ze nodigde hem uit te gaan zitten en hpt zich j goed té" laten smaken, rhaar zélf ging ze in een hoek op een krukje zitten en gaf de kleinste de borst. Maar ze j deed dat, half afgewend, en zo schuw j en fijn, net als alles wat ze altijd deed. Aldje Taden gaf intussen de kleine Askel eten, en Tönis scheen eraan gewend te zijn, zijn broer Sunk te verzorgen. En zo verliep de maal- tijd heel vredig en rustig. Er werd niet veel bij gesproken. Deze mensen waren het gewoon, te zwijgen, zelfs als er een vreemde in hun midden was. Ze spraken alleen het hoognodige. Ook de kinderen spraken niet veel, hoewel ze toch levendig genoeg wa ren. Na een tijdje stond Eike op. droeg de kleine Kay naar de slaapkamer en legde hem in de wieg. Toen kwam ze Askel halen, die zijn armpjes al op tafel gelegd had en in slaap ge vallen was. Eindelijk ging Eike ook aan tafel zitten en begon te eten. Tönis Flor vroeg: „Moeder Eike, is peet Tvge weg?", en Eike zei: „Ja, hij is weggevaren". Tönis knik te: „Zijn boot en Wolf zijn er niet. Blijft hij lang weg?" Eike zei: „Ja. hij zegt dat hij lang wegblijft". Toen vroeg Tönis: „Moeder Eike, mag ik dan viool spelen?" En toen zei Eike: „Ja, Tönis. je mag zelfs vioolspelen als Tyge Taden er is! Maar je moet wel op Sunk, je broer tje passen. Je mag niet dromen. Je weet, hij is wild en hup weg is hij". „En dan valt hij in het water en het is mijn schuld" vulde Tönis haar zin aan, en het was goed te horen dat hij die waarschuwing al dikwijls had moeten aanhoren. iWordt vervolgd) 'Advertentie boordevol kracht en Vitamine B. - Oók de Himalaya-expeditie nam het in haar mondvoorraad mee Hofleverancier DE ZEE was glad, de lucht blauw, de wind onbetekenend. Op het strand was het stil, een enkele wandelaar liep langs de kustlijn. Maar op de IJmuidense zuid- pier stonden en zaten mannetje aan mannetje de sportvissers, wier aantal, ook in ons land. de laatste tijd enorm toeneemt. Er waren er, die de binnenzijde ver kozen, er waren er. die per se de buitenkant prefereerden, al was het alleen maar om het zonnetje. Tussen die twee rijen door bewogen zich de wandelaars. Mannen, vrouwen en kinderen, die genoten van de sensatie water om zich heen te zien. Maar ook wandelaars, die bij elke hengelaar bleven staan om belang stellend te vragen: „En? Al wat gevangen? is voor een buitenstaander wel eens onbe grijpelijk. Er wordt toch immers vrijwel niets meer gevangen? De hengelaars ech ter blijven op hun post. De zoetwatervis serij levert ook vaak niets meer op, en toch ziet men ook daar de liefhebbers er elke dag weer op uittrekken. „HET WORDT nog wel goed", zeggen de onverwoestbare optimisten op de IJmui dense pier. „De garnalen waren tenslotte ook laat. Je zult zien, dat de vissen nog wel komen, nu het zulk goed weer blijft De onzekerheid omtrent de vangstkan sen is echter groot. „Als je nu maar eens met zekerheid kon zeggen wat voor een wind er zou staan" zeggen de hengelaars. „Maar als de verwachting noordwest is, is het soms in werkelijkheid oost. Zo vlak langs de kust verandert dat enorm snel. En wij moeten juist noordwestenwind heb ben. Met de oostenwind is het huilen. Je zou zeggen, dat het water dan lekker „dik" wordt, maar dat klopt lang niet altijd. Nee, zo'n beetje opkomend tij en dan een windje uit het noordwesten of het noorden, dan is de kans het grootst". Maar hoe de wind en het tij ook zijn, ze zitten op de pier, omdat ze het niet laten kunnen. De toverkracht van de hengel en het molentje zijn ongebroken. Daar kan zelfs dr. Boddeke niets aan doen. Myö::- •T HgpË De hengel stevig in het zand. de lijn strak en dan maar wachten of de vis zich meldt. EN DAN WAREN er de draagbare ra dio's. Ze stonden naast de zeepieren, en lieten het ene liedje na het andere los over de mensen, die genoten van de de mooie zaterdag. Een onafzienbare rij van kleine en soms kleurige kastjes met een eigenwijs antennetje op hun dak en Veronica in de buik. Vlak langs de pier voeren de schepen. Grote vrachtvaarders, die op weg waren naar de sluizen of er net vandaan kwa men. j Vissersschepen, die toch nog maafr voor de zondag binnenkwamen. Licht puffend kruiste er ook een vletje op en néér. Het sleurde amechtig een groot net achter zich aan en droeg enkele mannen die er hun gemak van namen, in afwachting van het resultaat van de trek. Op het dek stond een klein radiootje. Het was afge stemd op Veronica. NIET ALLEEN op de pier zaten henge laars. Men kon ze ook hier en daar langs het strand vinden. In IJmuiden, maar ook in Zandvoort of Wijk aan Zee. Ze bevisten er de muien, wanneer het eb was en toen één van hen bij Wijk aan Zee een grote tong ving. verspreidde de mare zich prompt over kilometers strand. Andere aspirant-tongvissers meldden zich bij het plekje. „Blijf hier vandaan" brom de de gelukkige, „het stroomt''. Wat zegt die dr. Rudolf Boddeke, bio loog aan het Rijksinstituut voor Visserij- onderzoek in IJmuiden dan wel? „De oor zaak van de teruglopende vangsten van de zeehengelaars is heel eenvoudig: de vissersschepen vangen de vis weg". Dat zegt hij zonder aarzelen en hij acht de enige plaats in Nederland waar de sport visser nog met kans op succesrijke buit zijn hengel in zee kan uitwerpen, de Waddenzee. Als men daar op een mossel- bank gaat vissen haalt men dikke schar ren aan de lopende band op. Maar welke sportvisser komt daar nu terecht? Er wordt heel intensief gehengeld langs de Nederlandse kust. Op plaatsen waar veel zoet water naar buiten komt, kan men op bot vissen. In brak water dat wat die per is heeft men meer kans op schar. In Zeêllrid is kans-op tong, vooral 's na'chts, en daar vangt men wel eens een zeebaars. IJmuiden en Den Helder leveren no^wel eens een gulletje (jonge kabeljauw) op en dan is e-r ook nog, maar alieen hartje zo mer, kans op makreel. Maar die is de laatste jaren vrijwel niet meer onder de kust geweest. Het heeft echter weinig zin om te pra ten over de vissen, die men op een be paalde plaats zou kunnen vangen, want ze zijn er gewoonweg bijna niet meer. De kottervisserij is momenteel zo intensief, dat ei voor de sportvisser vrijwel niets meer overblijft. Zelfs tankers komen soms vlakbij de kust. Daarom zijn juist de mos- selbanken in de Waddenzee, waar de kot ters niet komen nog zo lucratief. Maar of men dat nog sportvissen kan noemen? Al vang je dan bijna niks, in elk geval is het lekker lui liggen, in de zon, op de blokken aan het eind van de zuidpier. Laat me niet lachen, dat zijn maar saaie grondhaaien! Nee, bij Looe. voor de En gelse kust, daar heb je mooie vechters. Dat is leuk werk, maar hier langs de kust is echt niet veel te beleven." y Ja, dr. Boddeke herinnert zich toch één mooie sportvis. „De geep, dat is wel een grappenmaker. Die paait op het roodwier langs de Afsluidfjk. Je kunt ze vissen met kleine spierinkjes. En wacht eens, de finten, dat zijn ook vechters en springers. Die zitten bij Den Oever. Het lijken wel haringen. Als ze bij Oudesctjild spuien kun je ze gemakkelijk vangen. We hebben ze wel eens met de lepel (een groot soort „spinner") verschalkt. Man, ze dreunden er op!" Het lijkt thans echter gebeurd te zijn met de fint. Acht jaar geleden waren er 1 enorm veel jonge exemplaren en de vis- sen die men nu heeft gevangen waren acht jaar oud. Het is dus waarschijnlijk een explosie geweest, en men zal nu wellicht weer jaren moeten wachten voor men weer fint met de lepel kan vangen. „Nee", zegt dr. Boddeke, „als je wat vangen wilt. kun je altijd beter met een bootje de zee op gaan. Maar wanneer kun je dat nu? Het is bijna altijd slecht weer. Er zijn van die optimisten, die een oude botter kopen of huren. Maar die din gen kunnen vrijwel nooit naar buiten. Of van die avonturiers, die haaien willen gaan vangen. In het geheugen van de mens ligt een blok was en wanneer wij ons iets wensen te herinneren houden wij de was bij het geheugen en krijgen een indruk als van het zegel van een ring. Op deze wijze heeft de Griekse wijsgeer Socrates eeuwen geleden het fascinerende raadsel van het menselijke geheugen pro beren op te lossen. De hedendaagse geleerden hebben een veel wetenschappelijker en gedetailleerder verklaring voor de werking van het, geheu gen. Zij denken, dat de „was" bestaat uit speciale soorten moleculen in de zenuwcel len van de hersenen. Elke herinnering wordt daarin, door een chemische wijzi ging van de moleculen „opgeslagen". Deze veelbelovende theorie is toegelicht door dr. H. W. Magoun van de universi teit van Los Angeles. Dr. Magoun gaf een overzicht van de geheugenresearch voor de tweede internationale conferentie in New York voor de biologische behandeling van geestesziekten, georganiseerd door de Manfred Sakelstichting en de New Yorkse Akademie voor geneeskunde. Uit de onderzoekingen van verschillende geleerden is gebleken,, dat het geheugen opgewekt kan worden door bepaalde delen van de hersenen met elektrische schokken te prikkelen, zei hij. Er is een elektrisch ritme ontdekt, dat de „draaggolf" van de te herinneren informatie kan zijn. Hij zette zjjn twee hengels nog eens goed vast in de zandplaat en maakte het zich weer gemakkelijk in zijn stoeltje. Om hem dromden tientallen kijkers. „Kijk eens. wat een baars" zeiden de jongetjes, die even in de emmer keken en dan weer schichtig wegsprongen „Het is geen baars het is een schol" zei dan iemand, die er meer verstand van had. De hengelaar zweeg. Hij moest zich concentreren. Toen de avond viel gingen de lichtjes aan. Van Zandvoort tot Wijk aan Zee zag men op regelmatige afstanden lampjes op gloeien. Daar zaten de volhouders, die nu pas goud uit de muien verwachtten. En ze hadden gelijk, want als je tong wilt vangen, moet je dat in het donker doen. Het is bovendien het avontuurlijkst, dat vissen met een kattebelletje als verklikker aan de hengeltop. EEN ROMANTISCH bedrijf, dat henge len in zee. Het blijft velen trekken en dit Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp Als men daar een lijn van drie haken voorziet haalt men drie scharren tegelijk op, en dan ziet men hoe daarachter nog een groot aantal van deze gretige platvis- j sen zwemt. „Ja, een schar bijt nooit al- j leen", zegt dr. Boddeke. „Maar het be- roerde is. dat je meestal drie „postzegels" aan de haak hebt, terwijl er de grote loe rissen er achteraan zwemmen." j De schar zwemt in de Waddenzee in die pe geulen langs de mosselpercelen. Als het vloed wordt zwemt zij de banken op rn eet de buik dan vol met mosselzaad. Bij eb keert zij weer terug in de geulen. Op scharren vissen is geen sportvisserij, want het gaat te gemakkelijk. Maar wat is dan wel een voldoening-gevende sport vis in onze kustwateren?" We hebben er eigenlijk geen," vindt dr. Boddeke. „Had den we maar zoiets als de zeeforel! Ma kreel is ook wel leuk. maar dan moet het al een bloedhete zomer zijn, en dat komt maar zelden voor. Haaien bij Helgoland? Maar als je van een schip een aasje te water laat, wat komt er dan aan? Een wijting natuurlijk, je weet wel: zo'n bek, zo'n lijfje. Er zijn duizenden wijtingen op één haai. Hoe kun je dan iets zien in zo'n lukrake visserij op haaien? Als een be roepsvisser een kotter uitrust, kost het hem al 2000 per week om de bopl draai ende te houden. Maar ja, als je maanden lang zoveel wilt besteden, zul je heus wel eens een haai vangen!" Dsu blijven we maar op de kust. Dan maar proberen, of er 's nachts misschien toch een tongetje wil bijten. Of we gaan ons geluk toch maar proberen op de schar, die platvis, die altijd actief is, als een fox- terrier op zijn vinnen staat, en onmiddel lijk op het geboden aas afvliegt. De pierhengelaars echter zouden al heel gelukkig zijn als ze eindelijk weer eens wat behoorlijks vingen. Dat zou hun de hoop geven, dat het misschien Maar ze zien alleen meeuwen op minstens hon- derd meter afstand. „Daar zit vis" zeggen ze dan spijtig. „De meeuwen azen op bliek en waar bliek is moet ook wel gul zijn". Maar de meeuwen zijn er altijd en ze zijn ai tijd te ver weg. En dus zetten de hengelaars hun radiootje maar weer aan. Ze draaien hun lijn strak en soezen een beetje. Moeder de vrouw breit een truitje, de kinderen spelen op de stenen. 's Avonds pakken ze de hengelspullen en het bijna lege leef net in indrukwekkende tassen. Ze beklimmen de brommers, maar stoppen onderweg even om naar het weer bericht te luisteren op hun transistortje. ,.Ha, noordenwind" zeggen ze verheugd, „morgen vangen we beslist wat!" In de verte schateren de meeuwen. Onlangs is in ons land de eerste muziekschrij f machine, vervaardigd door de Amerikaanse uitvinder Cecil Effin- ger, gedemonstreerd. De toetsen kunnen tezamen alle tekens en symbolen, noten, sleutels, rusten en maataan duidingen produceren, die het muziek schrift omvat. De „music-writer" is vooral bedoeld voor arrangeurs en voor de vermenigvuldiging, in eigen „huis", van orkest- en operapartituren. Musici die de demonstratie bijwoonden, hebben ook al een bijnaam voor het apparaat gevonden: de Notenkraker r 59. Het belooft een Mooie Avond te worden zei een heer naast tante Patent. „O ja?" vroeg tante Pa tent „En wat krijgen we zo al te zien „Wel, eerst de voorzitter van de Actie voor Positief Den ken, Hij houdt een lezing over vliesvleugelige insec ten. En dan spreekt de saciale-werkster over „Onbe grepen jeugd en Lampekappen". En daarna krijgen we een Bach-concert van de cellist Arthur Kwijle- bijl". „Wat interessant", zei tante Patent. In de kleedkamer zaten meneer Scabroso en Zwarte Lola te w.achten tot ze moesten optreden. Vroeger had den ze allebei in een nachtclub van zeer laag al looi gewerkt, maar door het mor aal-hormoon waren ze Positief Denkend geworden. Ze spraken met de cellist Arthur Kwijlebijl over muziek eri idealen. 14. „Maar Jolliepop," riep Panda uit. „Wat heb ik' dan verkeerd gedaan. Heb ik soms niet netjes genoeg gedweild?" „Gedweild!" riep Struif walgend. „Bah, spreek me niet van uw dweilioerk. Kom mee Jollie pop!" Panda keek de vertrekkende knechts verbluft na en hij besloot om nu de president zelf maar om opheldering te vragen. Een passerende bankbediende wist te vertellen, dat de directeur naar de kluis was en wees Panda de weg daarheen. „Hoe moet ik mij nu bevrijden van mijn innerlijke remmingen?" vroeg de president, die zich inmiddels tussen het geld van de bank bevond. „Daar gaan we dvjars tegenin," rand de Joris. „We gaan getweeën de rijkdommen uit deze kluis verwijderen. Ge voelt hiertegen natuurlijk gewe tensbezwaren, maar..." „Nee hoor," zei de president. „Die voel ik helemaal niet." „Aha," zei Joris verrast. „Ge zoudt het prettig vinden om u te verrijken met deze geldvoorraden?" De president schudde het hoofd. „Ik vind er niets aan," verklaarde hij. „Ik heb de hele dag met geld te maken. Bah, ik heb er een hekel aan." Joris fronste zijn wernkbrauwen. „Een vreemde ziens wijze," sprak hij, „maar voor uw innerlijke bevrijding is het nodig om eens iets ongewoons te doen." „De bank beroven is helemaal niet ongewoon," zei de di recteur. „Dat gebeurt steeds. Het is vervelend, maar het is zo!" Op dat moment kwam Panda de trap afdalen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 15