1 -
Voor Willy Albert! geen revue,
film, geen operette meer
TANTE PATENT
(Vertaald uit het Deens) j
door Grete Dölker-Rehder
CITROËN en
PflKMRB
Moscovieten zien film
i over Amerikaanse
spionage
PANDA EN DE MEESTERSECRETARIS
Ons rervoigvt
ral
Er gaat niets hoven eigen baas zijn",
zegt Amsterdam's tenore Napaletano'
GEERT H006EVEEN
Fa. B. J. VAN LIEMT
VRIJDAG 9 NOVEMBER 1962
19
-A;-
X V i
O? ;'A
ie?" I
Y
Aa-Be PLAIDS Zaalberg
195x 145 100% WOL ƒ41.75
v-.;;
\j& V'-
EIKE AGENA
80)
H Toen allen klaar waren, Aldje de
§j keuken begon op te ruimen en de kin-
deren naar buiten gingen, vroeg Eike:
„Ik zou met je naar het strand wil
len gaan, Jurian Cordes".
Hij was er blij om. Ze liet haar
kinderen en haar huis in de steek,
om met hem naar het strand te kun
nen gaan. Voor hem was het ook, dat
ze haar feestdracht droeg. Ook toen,
in het eerste jaar dat ze met Bertien
getrouwd was, was ze met hem naar
het strand gegaan. Maar toen was ze
jong en onervaren geweest. Nu was
ze een rijpe vrouw, die wist wat ze
deed. Hij was er haar dankbaar voor.
Zij wilde kennelijk alle teleurstel
lende indrukken van zijn laatste be
zoek uitwissen. Het maakte hem ge
lukkig, maar toch wat moest ze
zich zeker voelen in haar huwelijk
met Tyge Taden, dat ze het waagde
om hem, Jurian Cordes, zo openlijk
haar genegenheid te tonen.
Zwijgend -liepen ze naar het stilste
gedeeite van het strand, waar nooit
iemand kwam.
Plotseling stond ze stil en zei be
heerst, maar met onderdrukte heftig
heid: „Ik dank je, Jurain Cordes, dat
je gekomen bent, ondanks alles wat
er de laatste keer gebeurd is! Zie je,
ik weet niet zeker of er een God be
staat, die ons hoort, en ik heb het
bidden haast verleerd. Maar er ging
geen dag en geen nacht voorbij, dat
ik niet riep tot de Onbekende: „Laat
Jurian komen! Stuur Jurian Cordes
naar me toe!"
Hijgend, met een rood gezicht van
schaamte, en daarna verblekend van
opwinding, had ze dat gezegd.
Jurian was geheel verbijsterd door
haar plotselinge bekentenis
„Eike!" riep hij verschrikt, geluk
kig en verward. Hij strekte zijn han
den uit, om de hare te grijpen.
Maar ze merkte niet het verlangen
de in zijn gebaar. „Je moest komen,
Jurian Cordes", zei ze hartstochtelijk,
„Voor Tönis moest je komen!" Ze keek
hem met grote, vochtig glanzende
ogen aan.
Ontnuchterd deed Jurian een stap
terug. Hij liet zijn handen weer zak
ken en sioeg zijn ogen neer, om snel
te verbergen, wat er gedurende dat
ogenblik in hem omgegaan was.
„Ja, Eike Taden, ja" zei hij, „de
gedachte aan Tönis, je zoon, heeft
mij ook geen rust gelaten. Ik wist
toch, hoe groot zijn talent is, hoe rijk
hij innerlijk is, en ik weet toch, dat
hij hier verkommeren moet!"
Eike antwoordde niet direct. Ze had
haar ogen neergeslagen en speelde
met de zilveren ketting op haar borst.
Toen zei ze: „Als jij nu niet gekomen
was, had Tyge Taden Tönis waar
schijnlijk gedood...."
Jurian schrok. „Nee", riep hij,
„nee, Eike, zo is Tyge toch niet!"
Eike keek hem aan en haar mond
hoeken trilden. „Ken jij Tyge Ta
den?" vroeg ze alleen rpaar. Toen
vervolgde ze: „Nee, niet op die ma
nier, die jij denkt, Jurian Cordes, niet
met een mes of een bijl. Hij zou hem
ook niet in het water gooien. Nee, zo
is Tyge Taden niet. Maar zie je dan
niet, dat mijn Tönis een ziekelijk kui
kentje is? Kijk, bij mijn kippen heb
ik er ook zo een, die wordt altijd weg
gepikt door de andere. Ik geef het
apart eten, en toch groeit het niet.
Het kan zich niet ontplooien. Zie ja,
zo is het nu met Tönis ook. Tyge be
spot hem, Tyge lacht hem uit, Tyge
vertrouwt hem niets toe, hij maakt
hem bang. hij dreigt hem. Hij zei,
dat hij zijn viool weg zou nemen en
zelfs Hille, ja, zelfs Hille dreigt hij
met woorden, alleen maar om haar
van Tönis af te pakken. En
waarom? Wat heeft Tönis hem ge
daan? Niets heeft hij hem gedaan.
Hij is de onschuld zelf. Och. Tyge
Taden doet het niet uit slechtheid,
maar uit peinzend bóog ze
haar hoofd, toen keek ze weer op en
vervolgde: „Uit de ingeboren drang
van zijn bloed".
Jurian Cordes verbaasde zich over
haar manier van spreken. Hij dacht,
dit heeft ze bepaald wel eens ergens
gelezen of gehoord, het klonk niet na
tuurlijk.
Hij vroeg: „Mag Tyge Taden Tönis g
dan niet?" En Eike zei: „Och, wat g
betekent dat bij hem, iemand mogen? jg
Wie mag Tyge Taden dan wel? Zelfs g
zijn eigen zoons niet. Hij zegt altijd g
dat hij pas van een dochter zou hou- g
den, die Gyde heette. Maar, weet je,
hij kan van niemand houden, want g
hij heeft geen hart". jg
Ze zei het zo hard, en Jurian voelda g
weer die huivering, die hij die dag al g
een keer gevoeld had, toen Tönis en g
hij erover spraken, of Tyge wel een g
ziel had. „Eike", vroeg Jurian drin- g
gend en met plotselinge bezorgdheid, g
„Eike, is Tyge Taden wel goed voor g
Eike zweeg lange tijd na die vraag.
Ze stond voor hem alsof ze droomde g
en de franje van haar huif speelde g
om haar blanke hals. Ze glimlachte g
vaag. Eindelijk zei ze: „Tyge Taden g
is mijn lot. Ik moet hem nemen zoals g
hij is". H
Het was een antwoord, dat Jurian
maar weinig bevredigde. Toch moest g
hij wel met bewondering zeggen: g
„Door je huwelijk met hem ben je in g
elk geval een flinke, bloeiende vrouw g
geworden. Eike Taden!"
Ze beaamde het: „Ja, nu pas ben
ik een volledig, volwassen mens ge- g
worden, Jurian Cordes. Vroeger was g
ik maar half wakker, de andere helft g
droomde nog". s
Dat was de waarheid, dat voelde g
Jurian wel, en hij vroeg zich af, of g
Eike ook zo geworden zou zijn als ze
toen met hem mee naar Duitsland
gegaan was. Hij liet zijn hoofd zak- g
ken en staarde naar het zand aan zijn g
voeten. Maar Eike merkte, hoe verlo- g
ren ze hier bij elkaar stonden en ze g
zei: „Kom, Jurian Cordes, we gaan g
een eindje in de richting van Norder- g
land".
Langzaam liepen ze langs het zacht
murmelende water. De vloed kwam
op. maar de wind was zo zwak, dat g
zelfs de branding bijna glad was. g
Zwijgend liepen ze zo, en beiden g
hadden ze hun eigen gedachten. Maar g
tenslotte keek Eike Taden hem aan g
en vroeg heftig: „Jurian Cordes, wat g
moet er nu met Tönis Flor?"
Jurian kon niet direct antwoorden, g
het verdriet, dat ze hem vier jaar g
geleden had aangedaan, en al het on- g
bevredigde verlangen, de eenzaam-
heid en de teleurstelling kwelden hem g
nog.
„Je bent, Eike Taden", zei hij ten- g
slotte, „wel erg veranderd". Hij keek g
haar ernstig in de ogen.
Eike knikte. j§j
„Ja, Jurian", zei ze eerlijk, „dat g
ben ik. en je hebt geen idee, hoe g
gauw al. Toen indertijd Tygè terug- g
kwam uit Lissum, en hij me zei dat
jij naar Duitsland vertrokken was. g
vroeg hij me, waarom ik je Tönis g
niet meegegeven had. Ik begreep hem g
niet, ik vroeg, hoe hij dat bedoelde, g
en hij zei, omdat Tönis Flor niet g
deugde voor de Witte Knee, maar dat g
jij nog wel iets uit hem maken kon. g
Dat. zei Tyge! Toen je nog maar nau- g
welijks weg was! =j
Ja, Jurian, al je mooie woorden, g
alles wat je me gezegd had, kon mijn g
moederlijke zelfzucht niet overwin- g
nen, kon me er niet van overtuigen, g
dat je gelijk had. Maar Tyges woor- g
den namen een blinddoek van mijn g
ogen weg. Ik voelde onmiddellijk, dat g
ik verkeerd gehandeld had. En iedere g
dag zag ik het duidelijker. Ik zag, dat g
mijn Tönis een onbruikbaar, nutteloos g
mens zou worden door mijn schuld, g
Als jij niet in zijn leven gekomen g
was, zou hij misschien een flinke g
vuurtorenwachter, boer of visser ge- g
worden zijn. Maar nu is hij voor dat g
alles volkomen bedorven. Al het werk g
doet hij met tegenzin. Zeg me, Jurian g
Cordes. wat doet zo'n jongen aan de g
Witte Knee? En wat moet ervarf mijn g
kind worden?" g
Die laatste woorden zei Eike op be- g
schuldigende toon, en de man, die g
naast haar liep, wist, dat hij de be- g
schuldigde was. Hij gaf toe: „Ja,
Eike, ik heb je zoon bedorven voor f§
zijn wereld. Je weet, ik dacht hem g
toen een andere wereld binnen te kun- g
nen voeren, maar jij gaf geen toe-
stemming. Schuld, Eike Taden, schuld s
hebben we dus beiden,
(Yv'ordt vervolgd)
DAT JAAR in de revue van René Sleeswijk was ontzet
tend fijn. Ik heb er heerlijk gewerkt", zegt Willy Arbeiii.
Maar ik doe het nooit meer", voegt hij er meteen aan toe.
„Dat je uit de running zou raken wil ik niet zeggen. Maar
toch...." „Je komt daar de mensen niet tegen, waar wij
in feite van leven. Die vinden wij in kleine zaaltjes. Op de
feestavondjes van klaverjasverenigingen, voetbalclubs en
dergelijke. Hier in Amsterdam, in Groningen of in Geleen.
In steden en dorpjes ligt ons werkterrein. Daar vinden wij
onze trouwe klanten. En bovendien, in zo'n revue werken is
zo'n cliché. Op dezelfde tijd van huis, vaak naar dezelfde
zaal, steeds dezelfde liedjes.alles hetzelfde. Als ik een
dag vrij wil zijn, kan ik dat wel versieren. Ik kan naar het
stadion voor een voetbalwedstrijd of wielrennen. En ik heb
geen matinees. Neen hoor, voor mij geen revues meer
77
Advertentie
Hoófdagent voor Haarlem en omgeving
AUTOMOBIELBEDRIJF
Showroom Zfjlweg 26 - Haarlem
Telefoon 58041
Hoogleraar. Dr. J- A. A. van Leent
is benoemd tot hoogleraar in de sociale
psychologie aan de Landbouwhogeschool
te Wageninsen.
NOG GEBRUIND van de tropenzon in
Nieuw-Guinea: „Wat een machtig avon
tuur, zo'n tournee. Ze hebben ons in de
watten gelegd" zit de Amsterdamse
.tenore napolitano" (zie het telefoon
boek) tegenover ons in zijn riante woning,
geheel volgens zijn wensen gebouwd aan
de Colenbranderhof in de Amsterdamse
tuinstad Slotervaart.
Klein en volgens hemzelf nog
steeds te dik: „Ik ben aan het vermage
ren. In Nieuw Guinea ben ik nog eens
acht pond kwijt geraakt, maar er moet
nog meer af".
Zijn kleine gestalte heeft hem wel eens
parten gespeeld in zijn loopbaan, die zo'n
kwart eeuw geleden zingend begon in het
café van zijn ook al zingende vader.
Het maakt hem namelijk alweer vol
gens zijn zeggen ongeschikt voor de
operette. „Stel je mij voor naast een
flinke sopraan. Het zou belachelijk zijn"
„Maar al was ik lang, slank en knap,
dan nog zouden zij er mij nooit voor krij
gen. Ik kan daar toch niet verdienen, wat
ik nu verdien", voegt hij er onomwon
den aan toe.
Voor de wind
HET GAAT Willy Alberti thans voor de
wind, hij geeft het grif toe. Maar hij heeft
het niet cadeau gekregen. Hij heeft er
hard voor gewerkt en doet het nog.
Al heel jong stond hij op de planken. De
politie heeft hem eens moeten verbieden
zijn rolletje in de operette „Rosemarie"
verder te vertolken. Want hij was nog geen
veertien.
Via het Volkstoneel „als beginnend
acteur" werd hij zanger. Zijn eerste
succes als zodanig was na een half jaar
het winnen van een wedstrijd.
„Oh ja, de populaire bladen hebben er
Geen storing op de beeldbuis, maar een
multiloto van een bibberproef in de
cabine van een moderne straalverkeers-
vliegtuig. Doel van deze experimenten
is, precies te bepalen, hoe groot de dosis
trillingen is, die de piloot van zo'n toe
stel normaal verwerken kan. In der
gelijke vliegtuigen treden namelijk
allerlei vibraties op, die zo erg kunnen
worden, dat de bestuurder niet snel
genoeg zijn instrumenten kan aflezen.
En daar zelfs een fractie van een sekon-
de vertraging in zo'n geval en zijn in
zittenden noodlottig kan wórden, moet
men heel nauwkeurig de critieke „bib-
b ergrens" kennen. Een belangrijk
onderdeel bij deze proeven, die in het
vorsingslaboratorium van de Boeing-
fabrieken in Kansas City worden ge
daan, is de ultrasnelle fotografie
met belichtingstijden tot één vijfhon-
derdduizendste sekonde waarvan
hierboven een der resultaten te zien is.
een auto of iets dergelijks van gemaakt,
maar de prijs, die ik daar won, bestond
uitvijf gulden".
Hij koos het Italiaanse repertoire en is
dat trouw gebleven. „Op dit moment is
dat misschien wat minder populair dan
kortgeleden, maar het. is even onvergan
kelijk als operette en het Weense lied. Al
leen is het veel commerciëler. Het laat
zich beterverkopên."
Werken, werken!
WILLY ALBERTI doet overigens alles
om het inderdaad te verkopen. „Jonge
artiesten maken soms een plaat, die met
een inslaat. Ze bereiken er een enkele
keer zelfs goud mee. Maar als ze dan
op de planken hun succes moeten waar
maken, lukt dat vaak niet. En daar gaat
het nu juist om. Als je een schlager
hebt gemaakt, betekent dat alleen maar,
dat je je nog meer moet inspannen. Je
moet er daarna weer een brengen en
weer een. Dat kan alleen door werken,
werken en nog eens werken.
Willy zit nooit verlegen om werk. „Ik
heb altijd wel wat te doen. We doen
alles zelf. We hebben geen manager of
impresario. Er zijn weken, dat Willeke
en ik zo'n 600 a 700 brieven ontvangen.
Alleen het lezên daarvan vergt al een
zee van tijd. Maar we laten er niet één
onbeantwoord. Iedereen krijgt een briefje
en een fotootje. Het is ons publiek, het
heeft er recht op".
Eigen weg
EN DAN de interviews, platenopnamen,
afspraken maken, contracten regelen en
wat niet al meer. De telefoon ratelt her
haaldelijk. Willeke zit uitvoerig te praten
met iemand, die ook zangeres wil wor
den. Ze verwijst haar echter naar de
grammofoonplatenmaatschappij. Daar kon
ze wêl een auditie aanvragen.
„Welk liedje u het boste kan zingen?
Zoek iets onbekends, iets aparts. Een oud
Engels liedje of zoiets. Dat doet het altijd
beter. Nu, dan wens ik u veel succes".
Willeke, 17 jaar, Ook klein, tenger en met
de onbevangenheid van een echte tiener,
heeft altijd geweten, wat ze wilde. Ze
zong ook al heel jong. Als ze met haar va
der meeging er iemand vroeg haar dan,
wat ze wilde worden, aarzelde ze geen mo
ment: „Zangeres
Toén Willeke tien jaar was, trad ze al
op. Maar haar echte kans kwam, toen
haar vader naar Amerika zou gaan en
ziek werd met een pokkeninjectie. Hij kon
niet optreden Willeke, die al zijn liedjes
kende, nam toen met veel succes zijn
plaats in. „Maar ik was nog zo jong, der
tien jaar. Het wordt veel moeilijker als
je ouder wordt", merkt deze zeventienja
rige serieus op.
Haar vader bemoeit zich weinig met
haar werk. Wat adviezen geeft hij, daar
Willy en Willeke (met Jan Pvuys en
Mieke Telkampna de terugkeer op
Schiphol uit Nieuw-Guinea. de tournee
voor de militairen die voor de beide
Alberti's altijd een mooie herinnering
zal blijven. „Zo dankbaar als die jon
gens daarginds waren; dat was de lange
reis. de slopende hitte en het vermoei
ende heen en weer pendelen naar de
diverse kampementeA overwaard."
houdt het mee op. Haar répertoire niet
helemaal het teenergenre kiest ze met
haar coach Jackie Buiterman, een in de
lichte muze vergrijsd vakman, thans in
dienst van een grammofoonplatenmaat
schappij. Voor die firma gaan de beide
Alberti's op tournee. Maar daartoe blijft
hun gezamenlijk optreden behoudens
dan het televisieprogramma „Riedels en
Fiedels" wel beperkt. Verder gaat ieder
zijn eigen weg. Willeke zingt veel voor
militairen, haar vader heel weinig. Beiden
stappen ze bijna elke dag 's middags in
hun auto, Willeke vaak in gezelschap van
haar moeder.
Vanzelfsprekend geeft die uithuizigheid
wel eens moeilijkheden in het gezin er
is ook nog een zoon van twaalf, maar er
is een stelregel: eten op vaste tijden. Wie
er niet is, moet onderweg maar iets ne
men.
Toekomstplannen?
Vader Willy houdt zich aan het oude
beproefde recept: het Italiaanse en het
Nederlandse lièd. „Dat zal het altijd wel
blijven doen. En mocht er plotseling de
klad in komen, dan heb ik nog wel wat
om een zaak of zoiets te kunnen begin
nen".
Willeke wil wel wat anders. Ze houdt
in tegenstelling tot haar vader erg
van televisie. „Zelfs in het kleinste zaaltje
ben ik hypernerveus, maar voor de ca
mera heb ik daar merkwaardig genoeg
geen last van."
„En weet u, wat ik ook zo graag zou
willen?", zegt ze opeens. „Een film ma
ken. Dat lijkt mij heerlijk."
Haar vader fronst bedenkelijk het voor
hoofd. Na „Rififi in Amsterdam" weet hij
wat filmen is. Hij heeft er voorlopig ge
noeg van: „Man, wat is dat ontzettend
zwaar..."
Er is maar één Amsterdam
De geboren en getogen Amsterdammer
is in zijn zangerscarrière heel wat m het
buitenland opgetreden. In Amerika, Enge
land, Duitsland, Frankrijk, Italië en nog
andere landen, maar hij heeft aan meer
geen behoefte. „Ik zeg maar zo, als je
hier goed verdient, wat moet je dan in
het buitenland doen? Of je zou er behoef
te aan moeten hebben wat van de we
reld te zien. Ik niet. Want waar ik ook
ben, voor mij gaat niets boven Amster
dam. Daarom woon ik hier in Sloter
vaart. Buiten, maar toch in Amsterdam.
In twee minuten ben ik op de Overtoom."
In een van de niéuwste en mooiste bio
scopen van Moskou is dezer dagen een do
cumentaire film over de activiteiten van
^Amerikaanse „spionnen" in première ge
gaan-
De film, „Langs het duistere pad be
gint met de geruchtmakende affaire van
het dagboek van Robert Grow, die in 1950
en '51 militair attaché bij de Amerikaan
se ambassade in Moskou was. Zijn dag
boek verdween uit zijn hotelkamer terwijl
hij een bezoek aan West-Duitsland bracht
en verscheen enige tijd later, stukje bij
beetje, in verschillende Oostduitse tijd
schriften.
In zijn dagboek schreef Grow volgens de
Sovjets dat het .spoorwegknooppunt in Vo-
ronesj in tijd van oorlog een belangrijk
doelwit zou zijn. De bioscoopbezoeker ziet
de Amerikaan in de film enige tijd naar
het komen en gaan van treinen kijken.
Tal van Amerikaanse diplomaten die in
de loop der jaren zijn uitgewezen omdat
zij gespioneerd zouden hebben, passeren
de revue. Men ziet onder meer de voorma
lige ambassadeur George F. Kennan, die
tot persona non grata werd verklaard
naar aanleiding van een opmerking te
genover journalisten bij een bezoek aan
Duitsland. Ook het geval van de U2-piloot
Gary Powers wordt aangehaald. Men ziet
op een radarscherm hoe het Amerikaanse
vliegtuig achtervolgd zou zijn door een ra
ket, die het toestel ten slotte in stukken
uiteen doet vliegen. Indien dit, in werke
lijkheid gebeurd zou zijn, zou Powers het
stellig niet overleefd hebben, menen Ame
rikaanse deskundigen.
lp de film ziet men ook Alexei Goloeb,
de Rus die naar Nederland uitweek maar
later naar zijn vaderland terugkeerde met
de verklaring dat Nederlandse autoriteiten
hem ondervraagd hadden over de toestand
in de Sovjet-Unie. Men ziet Goloeb bij zijn
terugkeer in Moskou spreken mét Ameri
kaanse verslaggevers.
Tenslotte wordt de verwijdering van een
aantal boeken van de Amerikaanse ten
toonstelling in Moskou gereleveerd. Men
ziet bijvoorbeeld „What I think" door de
Amerikaanse UNO-afgevaardigde Adlai
Stevenson weghalen, en voorts een boek
over Paus Joannes XXIII. dat eveneens
verboden is als zijnde „subversief."
Advertentie
Grote Houtstraat 62 en 67 - Tel. 10657 - 12839
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
60. „Hallo lui", zei een jolige stem.' Het was me-
uffrouw Tuttema, die met haar collectebus binnen
kwam in de kleedkamer van het Cultureel Centrum.
Ze zag er nog steeds erg lichtzinnig uit met haar
pruik, haar oorbellen en haar make-up. „.Het wordt
een saaie avond", zei juffrouw Tuttema. „Kunnen we
niet een beetje lol trappen? Een glaasje champagne
en een dansje, van hupsa met de beentjes?" De cel
list Arthur Kwijlebijl deinsde achteruit. Hij was de
ze taal niet gewend in zijn milieu. Maar meneer Sca-
broso dacht aan zijn vroegere nachtclub. En de Zwar
te Lola herinnerde zich plotseling haar wilde leven
als danseres. Voor 't eerst sinds lange tijd begonnen
ze zich wat onrustig te voelen. Zo meteen moesten
ze optreden voor het publiek met interessante lezin
gen maar er kwam. een grote twijfel in hen op:
Was Portie* Denken eigenlijk wel prettig?
15. Panda, die nog steeds dacht, dat de portier de
president was, wendde zich beleefd tot de grijze heer,
die hij in de kluis aantrof. „Hebt u soms de president
gezien, mijnheer?" vroeg hij. „Maar ventje!" riep de
heer uit. „Die ben ik zelf toch!" Daar stond Panda wel
even van te kijken. „Nee hoor," zei hij toen hij van
zijn verbazing bekomen was. „U bent de president
niet. Die ken ik heel goed. Hij heeft me vanmorgen
zelf in dienst genomen." „Maar ik heb je helemaal niet
in dienst genomen," zei de ander verbaasd. „Wel een
zekere mijnheer Panda." „Maar IK ben Panda!" riep
Panda. „Jij bent Panda niet!" zei de president ge
prikkeld. „Welwaar," hicla Panda vol. „U bent de pre
sident niet!"
Joris, die zich een beetje achteraf had gehouden, vond
dat het tijd werd om enige ophelderingen te geven. Hij
trad naar voren en legde met een vlugge beweging
zijn hand over Panda's mond. Vergeef me," sprak hij
tot de onthutste bankdirecteur. „Dit arme schaapje
is mijn neef. Hij heet evenals ik Panda. Helaas zijn
zijn denkvermogens ernstig gestoord, zoals ge wellicht
hebt bemerkt. Het ventje heeft zich niet tijdig bevrijd
van zijn innerlijke remmingen en dat is hem in het
hoofd geslagen." „Wat vreselijk!" riep de president on
gerust. „Ik wist niet dat innerlijke remmingen zo ge
vaarlijk konden zijn."
A