Zonder as-afzetting,mijnheer!
MULTIGRADE
de eerste motorolie die geen as-afzetting veroorzaakt
de verbrandingsruimten schone, jonge motor!
Onderwijs moet de Europese
eenwording stimuleren
K?^?Dampo
TANTE PATENT
PANDA EN DE M EESTERSECRETARIS
(Vertaald uit het Deens)
door Grete Dölker-Rehder I
in
Ons vervolgverhaal
MAANDAG 19 NOVEMBER 1962
¥Mm
w%m.
MAOE
r* 4 h iS
f- maximum vermogen!
blijvend laag benzine-verbrulk!
SHELL leidt de smeertechniek!
SHELL
REGIONALE CONFERENTIE CE VNO
Interimregeling voor
invaliditeitsrente op
1 januari in werking
EIKE AGENA
88)
Severin boog zich naar voren en
keek Tönis nu vorsend, en tegelijker
tijd koel minachtend aan. Hij vroeg:
„Hoezo? Wanneer heb je Jurian Cor-
des voor het laatst gezien?"
Tönis had zijn ogen voor hem neer
geslagen. Hij keek even op: „Gister
avond waren we nog samen", zei hij.
Hille keek van de een naar de
ander. Ze zag de smart in Tönis'
ogen, de zorg op Moy's gezicht, het
leedvermaak bij Severin. en, hoewel
er nog bijna niets gezegd was, ver
moedde ze al gevaar. Ze sloeg een
arm om Tönis' schouder, duwde met
haar andere hand kwaad Severins
vuisten weg, die midden op de tafel
lagen en zei: „Vraag nu toch niet
meer. Hij moet eerst eten". En ze
wreef haar hoofd met de rode krullen
langs Tönis' wangen, zodat hij warm
en koud werd tegelijk.
Op dat ogenblik zakte Hannis steu
nend en dreunend onder de tafel.
Tönis sprong op om hem te helpen.
Ook de anderen stonden op, maar
veel kalmer, alsof het een dagelijkse
gebeurtenis was, waaraan ze al gauw
gewend waren. Severin duwde Tönis
met zijn ellebogen opzij, pakte met
zijn geweldige armen Hannis beet en
sleepte hem met hulp van Hille de
kamer uit.
„Waarom geven jullie hem dan ook
zoveel te drinken?"
Moy haalde haar schouders op.
„Anders gaat hij verschrikkelijk te
keer", zei ze alleen maar.
En sinds wanneer is hij zo?" vroeg
Tönis.
„Och, Tönis Flor", zei Moy, en
haar goedige ogen zwommen plotse
ling in tranen, „er zijn hier veel erge
dingen gebeurd. Laatst heeft de
douane Klumphaas doodgeschoten
op de heide!"
Tönis begreep niet, in welk verband
die gebeurtenis tot Hannis Haulsens
drankzucht stond, maar hij vroeg,
verschrikt: „Doodgeschoten? En
waarom?"
Toen begon Moy opgewonden in de
kamer heen en weer te lopen. Ze
wrong zich de handen en riep kla
gend: „O, Tönis, denk je toch eens in,
er moet hier op het Zouteiland een
grote smokkelaarsbende zijn, en ze
zoeken nog steeds naar de schuldi
gen. Klaas Wehn hebben ze op de
Fennerheide verrast, terwijl hij bezig
was smokkelwaren naar een konings
graf te brengen. Een heel pakhuis
hebben ze daar ontdekt. Hij verstop
te zich en probeerde nog weg te ko
men met zijn hinkepoot. Maar toen
hebben ze hem doodgeschoten".
Tönis Flor dacht terug aan de tijd,
toen hij viool speelde in zo'n graf. en
het schokte hem, dat die heilige
plaatsen zo misbruikt werden. Hij
vroeg: „Maar wat heeft dat met va
der Hannis te maken?"
„Och, och", jammerde Moy, „hij
trekt het zich zo verschrikkelijk aan.
Hij is immers burgemeester, en het
is in zijn gemeente gebeurd en ze
zoeken nog altijd verder. Ze be
gon te huilen. Toen zei ze: „Kom,
Tönis. Ik moet eens naar hem gaan
kijken", en snel trippelde ze de ka
mer uit.
Tönis Flor liep naar de grote groen
betegelde kachel, die nu koud was,
maar waarvan Hille en hij als kinde
ren zoveel gehouden hadden. Nergens
op de wereld was het zo gezellig ge
weest als hier op de bank, in dat
warme hoekje, vooral als het buiten
stormde, sneeuwde of regende. Hij
ging met zijn rug tegen de gladde
tegels staan, zijn handen achter zich
gevouwen.
De deur ging open en Hille kwam
weer binnen. Hij voelde een vage
pijn, toen hij haar jonge, sterke li
chaam, haar frisse, rode mond, haar
blanke gezicht, omlijst door de rossi
ge pijpekrullen, zag. Hij voelde nu
heel duidelijk dat deze bloem niet
voor hem bestemd was. Moest hij
haar nu niet direct de waarheid zeg
gen? Hij voelde zich een schoft, om
dat hij niet met haar trouwen kon,
terwijl ze zo lang en zo trouw op
i hem gewacht had. Hij deed een stap
I naar voren en opende zijn mond.
I Maar Hille Haulsen kwam hem al
tegemoet. Ze bleef voor hem staan, g
„Tönis, mijn Tönis!" riep ze opge-
wonden. Ze vouwde haar handen en g
drukte ze tegen haar kin. Haar ogen g
waren vol diepe droefheid.
„Hille", riep hij, „ik moet je iets g
zeggen!"
Maar ze antwoordde snel: „Neen, g
Tönis, laat mij praten. Luister naar g
me!" En toen hij zweeg, liet ze haar g
gevouwen handen tot voor haar =g
borst zakken en zei langzaam, zacht g
en treurig: „Tönis Flor, ik hou van g
je tot aan mijn dood! Maar ik kan g
niet met je trouwen Toen ze g
dat gezegd had, begon ze hard te hui- g
len. M
Tönis stond alsof hij door de blik- g
sem getroffen was. Alles had hij ver-
wacht, op alles had hij zich voorbe-
reid, maar dit niet. Hij wist niet di- g
recht, wat hij moest antwoorden. Ein- g
delijk vroeg hij kalm: „Waarom niet, g
Hille?"
Toen antwoordde ze: „Altijd als ik g
me voorstelde hoe het zou zijn als je g
hier terugkwam, als de grote kunste- s
naar, dan zag ik je als een overwin- g
naar, een hela, hier aankomen, als g
iemand, naar wie we vol eerbied g
moesten opkijken. Maar ik heb het g
nooit voor mogelijk gehouden, dat je g
Tönis zou blijven, mijn Tonus van g
vroeger. Nee, zie je, je moet mijn
broer blijven, mijn lieve broer. Trou- g
wen kan ik niet met je! Ik heb een g
man nodig, die me kan temmen, en g
jij jij hebt een hogere liefde nodig
dan die ik je geven kan. Jij bent te g
lief voor ons, te goed ben je, veel te g
goed..."
Tönis had al een hele tijd, in een g
afwerend gebaar, zijn handen opge- g
heven.
„Hille", zei hij ernstig, „luister nu g
ook naar mij. Ik ben helemaal geen g
kunstenaar geworden! Ik ben niets g
minder dan niets..."
Maar het was alsof Hille nauwe- g
lijks hoorde wat hij er met zoveel g
moeite uitbracht. Ze antwoordde:
„Niets, Tönis? Je was altijd al g
zoveel!" Ze zei het zo eenvoudig en
warm, dat Tönis in een opwelling g
haar handen nam en ze lange tijd g
vasthield. En die beide mensen, die s
alles, waarop ze hun leven lang ge-
hoopt hadden, in puin zagen vallen, g
stonden daar zwijgend bij elkaar, als- g
of ze een groot geschenk hadden ont- g
vangen.
Tenslotte vroeg Hille: „Wat heeft s
vader Jurian daarvan gezegd?" Tö
nis antwoordde: „Hij denkt niet zo
hoog van mij als jij, Hille Haulsen.
Hij is woedend van me weggegaan." 3
Hille schudde spijtig haar hoofd.
„Ik kan me indenken hoe dat ge-
weest is," zei ze. „Hij kon uit jou al- g
leen maar maken, wat je al in je g
had. Maar hij kon niet dwingen, wat
je niet hebt."
Terwijl ze dat zei, kwamen Moy
Haulsen cn Severin Cordes de kamer g
weer binnen.
Severin ging breeduit voor Tönis
staan, sloeg zijn armen over elkaar
voor zijn borst en vroeg op meedo-
genloze toon: „Zo, Tönis Flor, vertel
me nu maar eens wat er aan de hand
is met mijn vader en waarom je me
geen groet van hem kunt overbren-
gen." 1
Tönis oleef kalm en keek peinzend
naar hem op. Alle verdriet en pijn
waren door zijn korte gesprek met
Hille van hem afgevallen. En Hille
was het nu ook, die hem met al het
andere hielp. Ze ging tussen Tönis 3
en Severin in staan en zei beslist: g
„Vader Jurian is kwaad op hem, om- j§
dat Tönis niet de kunstenaar wil wor- g
den, die hij uit hem dacht te maken." g
Severin gooide zijn hoofd achter- g
over en lachte hard. „Zo, zo," zei hij g
met dreunende stem, „noem jij dat. g
niet wil, terwijl hij het niet kan!" g
Uit zijn stem klonk duidelijk het leed- g
vermaak van de simpele natuur over s
een in verlegenheid gebracht mede-
minnaar.
Maar Hille, die vastbesloten was. g
nu maar meteen alles te zeggen, hief
met een schelms lachje haar vinger g
op en zei waarschuwend: „Waag het |j
niet een woord tegen onze toekomstige
burgemeester te zeggen!"
(Wordt vervolgd) g
[iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiiiiiiiiiiiiiiii'iiiiiii
Advertentie
A*'
W ss/z/z/m#?,,
7.
SHELL
D«« bij .„eng. K"»*8 8"
direct na kou
„Het aandacht schenken aan de Europe
se eenwording is een taak voor de jeugd.
De CE VNO zal de jeugd moeten leren op
welke manier dit moet gebeuren." Deze
woorden werden vrijdagmiddag op de re
gionale conferentie in Haarlem van de
Contactgroep voor Europese Voorlichting
in het Nederlandse Onderwijs, de CEVNO,
gesproken door de wethouder van Onder
wijs en Kunstzaken van Haarlem, de
heer D. J. A. Geluk.
„De eenwording van Europa," aldus de
heer Geluk, „is een ideële zaak, die na
de tweede wereldoorlog werkelijkheid be
gon te worden. Deze ontwikkeling is nog
steeds gaande. Vooral na het Marshall
plan is deze samenwerking gestimuleerd".
„De belangstelling voor de eenwording
moet bij de scholen gekweekt worden", zei
de heer Geluk verder. Hij verheugde
zich daarom dat over het ontstaan van
de CEVNO.
De CEVNO vertegenwoordigt zeven
takken van het onderwijs van alle richtin
gen. Van de contactgroep zijn niet de indi
viduen lid maar de verenigingen (22).
Doordrongen van het belang van de Euro
pese voorlichting voor Nederlandse scho
lieren, werken in de laatste twee jaren zo
goed als alle Nederlandse onderwijzers-
en lerarenorganisaties van iedere tak en
richting van het onderwijs samen in de
contactgroep. Het is de bedoeling van de
CEVNO om de Nederlandse onderwijs
krachten te interesseren voor de noodzaak
van samenwerking tussen de volkeren van
Europa om op die manier de bereidheid
tot deze samenwerking van het gehele Ne
derlandse volk te versterken.
Trefpunten
„Op regionale conferenties, is het ook
van belang dat velen uit de onderwijs
wereld elkaar treffen," zei de voorzitter,
de rector van hii. Christelijk Lyceum in
Advertentie
Haarlem, dr. D. Barends. „Ook wat be
treft de E.E.G. is het de taak van de
CEVNO hierover voorlichting te verstrek
ken. Op 1 januari 1963 zal de contactgroep
behoren tot de vele aangesloten verenigin
gen van de E.E.G."
Over „Europa in het Nederlandse onder
wijs," heeft de rector van het Revius-ly-
ceum in Doorn, dr. mr. C. de Ru, gespro
ken. Hij nam dit onderwerp zeer ruim.
Mr. de Ru liet voornamelijk de Europese
kuituur aan de orde komen. Betreffende
het onderwijs zei spreker nog, dat velen
van mening zijn dat Europa tussen hamer
en aambeeld terecht komt en achter
raakt bij de technische ontwikkeling van
Amerika en Rusland.
De tweede en laatste voordracht, „Ne
derland in Europa", werd in de avondbij
eenkomst gehouden door het lid van de
eerste-kamer der Staten-Generaal, dr. J.
W. van Hulst uit Amsterdam. Na de dis
cussie sloot de voorzitter, dr. Barends, de
ze regionale onderwijsconferentie van de
CEVNO.
De interim-regeling voor invaliditeits-
rentetrekkers zal per 1 januari 1963 in wer
king treden. Een correctie wordt aange
bracht ten aanzien van de becijfering van
het uitkeringspeil. Er was uitgegaan van
een indexcijfer van 162. Thans is gebleken,
dat dit cijfer 163 moet zijn, waarmee de
uitkeringsbedragen zijn gebaseerd op een
jaarloon van 4.900.
In het wetsontwerp wordt voorgesteld,
dat het rijk 75 miljoen van de kosten, die
op ongeveer 260 miljoen per jaar worden
geraamd, zal dragen. Deze rijksbijdrage zal
de ontwikkeling van het indexcijfer der
regelingslonen volgen.
Van 400 naar 1000 gulden. De finan
ciële tegemoetkoming van de overheid
voor de vaste, regelmatig terugkerende
televisie-uitzendingen van de politieke
partijen, zal worden verhoogd. Deze ver
goeding, die voorlopig was vastgesteld
op 400 gulden per uitzending, zal voortaan
duizend gulden bedragen. De tegemoet
koming geldt ook voor de tv-verkiezings-
uitzendingen van de politieke partijen.
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
enmiOBt SWAN PTVTi n* SYNBTCATW
68. Het werd een wilde achtervolging. De leeuw zat
de agent vlak op de hielen en het scheelde maar een
haar of hij had hem te pakken. Gelukkig passeerden
ze beiden op dat kritieke moment het Cultureel Cen
trum dat juist bezig was uit te gaan. De mensen,
nog steeds verontwaardigd over hun bedorven avond,
verlieten het gebouw en zagen nu agent Snauwgum
voorbijstuiven, gevolgd door een geweldige woeste,
snuivende leeuw. „Help snikte de agent zacht
jes. Maar de mensen zagen niet direct, hoe ze hier
hulp moesten bieden. Niemand durfde Sesam bij
z'n staart tegen te houden. Gelukkig schrok het on
dier van de mensenmenigte en minderde vaart.
23. „Ei, ei, makkertje", sprak Joris Goedbloed pein
zend, „ge hebt u dus gelden van de bank toegeëigend.
Werkelijk, ge verbaast me". „Ja maar Joris", zei Panda
verontschuldigend. „Ik moest het meenemen van de
president, zie jeIk vond het natuurlijk niet prettig,
maar er was opgebeld.„Hic finis fundi!" zei de
ander. „De zaak is mij duidelijk. Dit geld is ken
nelijk voor mij bestemd". Zo sprekende vatte hij
de biljetten in zijn armen en repte zich weg. „Nee,
je blijft er af!" riep Panda verschrikt. „Het is niet
van jou. Hee. blijf staan! Help..help! Houd de dief!"
Joris versnelde zijn pas. Hij vreesde dat dit geroep
ongewenste belangstelling zou trekken en. die vrees
bleek gegrond. De agent Maneschijn trad uit een
portiek te voorschijn en wenkte het tweetal om halt
te houden. „Van wie is dat. geld?" vroeg hij, een
achterdochtige blik op de bankbiljetten werpend. „V-van
d.e Bikkeldammer Bank", stamelde Panda. „Net wat
ik dacht!" zei de agent somber. „Ik volgde je al een
tijdje, vent! Bankroof! Gaan jullie maar eens mee
naar het bureau!