Afrika's dierenleven uit
een luchtballon gefilmd
DE HOOFDSTAD KRIJCT ER IEDERE
WEEK TENMINSTE EEN BRUG BIJ
TANTE PATENT
vervolgverhaal
(Vertaald uit het Deens)
door Grete Dölker-Rehder
Amsterdams
x Allerlei
rHoe is het ontstaan?^
PANDA EN DE MEESTERSECRETARIS
95)
Meer welvaart, meer vuil
Twee Sinten per auto
Dit woord:
AVONTUUR
DINSDAG 27 NOVEMBER 1962
.5>;•-
EIKE AGENA
„ja, kinderen, jullie hebben gelijk",
p zei de vreemdeling ernstig en hij
i nam zijn donkere bril af, zodat ze
zijn grote grijze ogen konden zien,
die langs hen heen keken.
„Mijn ogen zijn ziek en ik kan niet
H veel meer zien, daarom hoor ik jullie
g zo graag zingen", zei hij zacht.
j= Toen ging het grootste meisje voor-
de kinderen staan, hief haar hand op
ij en gaf met een zo zeker gebaar het
teken om te beginnen, dat het goed
te zien was dat ze het niet voor het
eerst deed.
§j De vreemdeling ging op de platte,
grijze Hannis-Haulsen-steen zitten en
p verbaasde zich, vooral over de kin-
j§ deren, die hij hier nog nooit zo vrij
en vrolijk gezien had.
g Toen ze klaar waren, keken ze hem
aan. „Nog meer?" vroeg de kleine
JÊ dirigente, en hij merkte, dat ze het
met plezier deden en er trots op wa-
p ren.
„Ja, nog meer!" zei hij.
1 Toen sprong een klein, blond jonge-
P tje op en riep: „O, fijn dan zingen
I we Wille - Welle - Wind!" en weer
1 begonnen de heldere kinderstemmen
H te zingen.
Toen de kinderen weer klaar wa
ll ren, riep hij hen bij zich en vroeg:
p „Wat zijn dat voor liederen?" Toen
j§ antwoordde het grootste meisje: „Dat
zijn de Tönis-Flor-liederen".
p „Zo, zo", zei de vreemdeling, en
p hij verzonk in gepeins.
Ver in Lissum begon een klok te
luiden.
„Nu moeten we' naar school", rie-
pen de kinderen, en ze holden weg.
p Maar de vreemdeling bleef zitten,
p Was het mogelijk, dacht hij, dat hij,
Jurian Cordes, weer op het Zouteiland
H was, bij het dorp Lissum, het kleinste
g en armelijkste dorp van het eiland,
en dat de kinderen hier zingen ge-
p leerd hadden? Liederen, klanken en
woorden, betekende dat niet, dat
iemand hun zielen voedsel gegeven
g had?
p „Tönis-Flor-liederen" had het kind
gezegd. Tönis Flor, dat was de man
die dit wonder tot stand had ge-
p bracht, de man ook om wie deze
oude man met het witte haar het
meeste geleden had. Toen al, toen hij
hem meenam van het Zouteiland,
wist hij, dat hij hem onrecht deed.
Maar hij had niet willen luisteren
naar die waarschuwende stemmen.
Hij had alleen maar aan zichzelf ge
dacht. Eenzaam en verscheurd was
hij geweest, eenzaam en ongelukkig,
hij verlangde nsfarLSdje-Taden»
haar zuiverheid en toch kon hij zich
niet losrukken van zijn leven in de
wereld, van roem en succes. Nie
mand had hij om zich heen, die hem
begreep en hij was bezeten geweest
van het idee, dat Tönis alles voor
hem zou zijn. En toch had hij het al
die jaren geweten, dat hij hem on
recht deed.
Wat hangen wij mensen toch altijd
sterk aan onze dromen en wensbeel
den, dacht hij. Wat wij zelf gebouwd
I hebben, dat moet blijven, denken wij,
1 en als het in elkaar stort, dan kun-
1 uen we beter sterven. Maar sinds
b kort wist hij, dat er ook iets is, dat
ons steun geeft als al onze eigen dro-
men en idealen in elkaar gestort zijn.
Een laatste steunpunt kunnen we vin-
S den als we aan het einde van onze
i krachten zijn, aan het eind van ons
I willen, als we alles- geven, alles op-
I geofferd hebben. Als het zo met ons
j! staat, dan kunnen we opeens „ja"
H zeggen op al die offers dan hebben
M we ons doel bereikt
1 Het doel dat hoopje armelijke
lage huisjes met de grauwe rieten
daken, daar ligt mijn doel. Morgen
zal ik aan mijn doel zijn
I Langzaam liep de man met het
witte haar het kerkduin af, steunend
op zijn stok. Hij zag de bloeiende hei-
li de niet meer, waarover hij liep, want
P alles vervaagde in een nevel voor
zijn ogen, maar hij rook de warme,
p honingzoete geuren, die eruit opste-
gen, hij voelde het harde zeegras om
H zijn voeten, hij ademde de lichte,
p zoutige nevel in en hoorde het eeuwi-
ge ruisen van de zee, en dat alles
p gaf hem een geluksgevoel, zo groot
als hij in zijn hele leven nog niet
gekend had. p
Jurian Cordes zag terwijl hij naar
Lissum wandelde, dat iemand hem
tegemoet kwam. Hij kon niet zien g
wie het was, maar toen hij dichter
bij gekomen was, zag hij dat het een g
oude man moest zijn. Hij bleef staan,
groette de onbekende en vroeg.
„Vertelt u mij eens: is Tyge Taden
nog vuurtorenwachter aan de Witte
Knee?" Het was Jan Jarring, de p
smid, aan wie hij de vraag stelde.
maar dat wist hij niet. p
De oude man schudde zijn hoofd, g
„Tyge Taden?" zei .hij, „neen. die is
al jaren weg. Ze zeggen dat hij dood g
is, maar ik geloof het niet". p
„En wie is daar nu vuurtorenwach-
ter?"
„Momme Taden, zijn zoon".
„Zo, zo", zei Jurian Cordes, en de g
smid verwonderde zich, omdat de
vreemdeling zich daarvoor interes- g
seerde. Zwijgend stonden ze een tijd-
je tegenover elkaar. Toen hief Jurian
zijn hoofd op en zei moeilijk:
„En vertelt u me eens, is Eike
Taden nog bij haar vuurtoren?"
De smid, die zich nu de verhalen
herinnerde over de vreemdeling van j
Norderland, die een hele winter daar
gewacht had tot hij over kon steken
naar de Witte Knee herhaalde:
„Eike Taden? Ja, Eike Taden j
woont nog bij haar vuurtoren. Sinds j
Tyge Taden weg is, hebben we Mom- j
me tot zijn opvolger bnoemd, maar j
Momme Taden is niet helemaal ge-
zond in zijn hoofd, en daarom moet
Eike Taden hem nog helpen."
De vreemdeling boog zijn hoofd j
weer. j
„Zo, zo", mompelde hij, en Jan j
Jarring kon niet aan hem zien of de
inlichting hem genoegen deed.
Maar weer hief Jurian zijn hoofd I
op.
„Zoudt u me nu ook nog kunnen i
zeggen, waar Tönis Flor is?" vroeg
hij, en nu beefde zijn stem van op
winding.
„Tönis Flor?" zei de smid: „Die is
bij ons, en daar hoort hij ook. Hij is
onze burgemeester en leidt onze
nieuwe school en speelt in de kerk en
als iemand geen raad weet met iets,
dan gaat hij naar Tönis Flor. Die
haalt niemand meer bij ons weg",
besloot hij, en dreigend keken zijn
ogen hem aan van onder de witte
wenkbrauwen.
Toen liep Jurian verder naar Lis
sum. Hij hoorde het klokje van de
school weer luiden eïi hij 'hoéfde niet
naar de weg te vragen. Hij ging pp
geluid af. io
Toen hij voor het nieuwe gebouw
stond, hoorde hij de heldere kinder
stemmen weer zingen door de open
ramen.
Zonder zich ervan bewust te zijn
hoe hij ertoe kwam, ging Jurian het
schoolgebouw binnen en stond plotse
ling in het lokaal, waar Tönis Flor
met zijn kinderen aan het zingen was.
Tönis, die met zijn rug naar hem toe
stond, had hem niet zien komen,
maar een van de kinderen riep:
„Dat is die oude man van de Han
nis-Haulsen-steen".
Toen draaide Tönis Flor zich om
en zag de vreemdeling. Hij werd
bleek tot in zijn lippen en verroerde
zich niet. Maar Jurian Cordes deed
een paar stappen terug, naar de
deur. Tönis wilde hem volgen en zei
snel tegen de kinderen: „Het is afge
lopen. Kom, kinderen, naar huis,
vlug", en tegen zijn gewoonte in
drong hij hen naar de uitgang. De
kinderen keken schuw om zich heen
en liepen snel weg.
Toen het lokaal leeg was, kwam
Jurian Cordes weer binnen en liep
langzaam naar Tönis Flor toe. Die
stond tegen een bank geleund, met
opeengeklemde lippen. Maar toen Ju
rian snel zijn hoed en stok weglegde,
zijn armen ophief en riep: „Tönis,
mijn zoon!", toen kon hij het niet
meer houden. „Mijn vader", zei hij
zacht en hij liet zijn hoofd tegen de
geliefde borst leunen. Lang bleven ze
bij elkaar staan, zonder iets te zeg
gen. Eindelijk hoorde Tönis zijn va
derlijke vrieno aan zijn oor fluiste
ren: „Tönis, wil je het me verge
ven?" (Wordt vervolgd
DE LANGE, flegmatieke Britse journa
list Anthony Smits is „science-correspon
dent" van de Daily Telegraph, hetgeen wil
zeggen dat hij verantwoordelijk is voor de
berichtgeving in zijn courant over de vor
deringen van de wetenschap. Maar omdat
zo'n Engels miljoenenblad zijn lezers ook
wel eens iets anders brengen wil dan Tel
star, Euratom en de maanraketten werd
Anthony Smith vorig jaar op een fantas
tische reportagereis gestuurd, die nog fan
tastischer werd door de enorme voorberei
dingen welke ervoor nodig waren.
EERST MOEST Smith maar eens leren
ballonvaren. Daartoe werd hij naar Hol
land gestuurd, want de faam van onze
Haagse Ballonclub en van het echtpaar
Boesman is in Engeland nauwelijks kleiner
dan hier. Goed, Anthony Smith behaalde
zijn brevet en dat kost al geen kleinigheid.
Toen werd er in Brussel speciaal voor hem
een ballon gemaakt. Vervolgens werden
twee anderhalf-tons tracks ingericht voor
een lange, eenzame reis door een woest en
onbewoond gebied. Ook dat vergde een schep
geld. Drie experts zouden de feitelijke re-
portagetocht maken, een journalist, een
fotograaf en een algemeen organisator.
Op de grond zouden zij worden gescha
duwd door een volgploeg, die in geval van
nood kon bijspringen, zes weken lang.
Eindelijk, tegen de zomer van het vorig
jaar, reisde het gehele gezelschap met de
ballon en de hele verdere vracht naar
Zanzibar in Oost-Afrika, gewoon, om eens
een paar reportages te maken, die de
Daily Telegraph voor enkele weken „an
ders dan andere" moest maken. Giganti
sche sommen moet dat hebben gekost,
maar het team van Smith heeft waar voor
zijn geld geleverd, want wat tenslotte on
der het motto „Van Zanzibar tot Seren-
geti" in de krant en op de Britse televisie
schermen verscheen was journalistiek van
de bovenste plank. In de rolzaal op het
Haagse Binnenhof hebben zo'n tweehon
derd eNderlandse ballonvaart-enthousias
ten een dezer dagen ademloos gekeken
naar twee van de televisiefilms.
WAT DE tocht van Smith zo uitzonder
lijk deed zijn was het unieke idee om met
een ballon vanuit de lucht de kudden wil
de dieren in Afrika's ongerepte natuur te
gaan bespieden. Immers geluidloos zweeft
de ballon naderbij en de rinocerossen, de
hyena's, de zebra's en de gnoes, waarvan
enkele soorten in kudden van soms 20.000
stuks bijeen leven, zijn gewend van alle
kanten gevaar te duchten, behalve vanuit
de lucht. Laag gleed de ballon over hen
heen en de cameraman bereikte een
dramatisch hoogtepunt toen hij op het cel
luloid kon vastleggen hoe een gnoekalfje
werd geboren, hoe het dier na tien minuten
al op eigen benen moest staan en hoe het
vervolgens door hyena's werd overvallen
en verslonden.
DE HAAGSCHE Ballonclub had voor zijn
jaarlijkse grote feestavond geen betere keus
kunnen doen. Uit Zwitserland waren voorts
de heren Erwin Sautter en Rudi Meijer
overgekomen, resp. VVV-directeur en ho
teleigenaar in het op 1650 meter hoogte ge
legen en alleen per bergspoor bereikbare
Alpendorp Mürren. Zij vertelden van de
internationale ballonweek, die daar van de
zomer is gehouden men herinnert zich
dat ook Nini Boesman er opsteeg en over
de Alpen voer. De roemruchte orde der
ballonvaarders „Sic Itur ad Astra" kreeg
en voorts tien leden bij deze avond. Paul
van Vliet van het Leidse Studentencabaret
bepleitte als „Monsieur Montgolfier, vader
der ballonvaarders" warm de opneming
van de tien „ballonmaatjes" die in het af
gelopen jaar voor het eerst hebben geva
ren en de „ballontage-commissie" beschik
te gelukkig goedgunstig. Zodat het plech
tige doopceremonieel, in de loop waarvan
de kruinen van de te inaugureren kandi
daat-leden („zakken ballast", in het club
jargon) royaal met zand en champagne
werden bewerkt.
rumnnnnnnnnn
Aangelijnde Nederlandse honden zou
den wellicht troost kunnen putten uit
dit plaatje van een Londense soort
genoot, die ook aan de ketting moést-
Zijn eigenares wilde namelijk naar
een optocht kijken en om haar hondje
het mensengedrang te besparen, par
keerde zij het dier aan een bord met
een parkeerverbod. De keurige Bobby
op de achtergrond zit er kennelijk mee
in: wordt hier nu wel of geen ver
keersovertreding begaan?, schijnt hij
zich af te vragen.
Op een louter-nylon-mode show in
Londen werd dit buitenissige „Madison"-
ensemble van de Britse ontwerpster
Jean Allan getoond: een nauwsluitend
broekpak van witte stretch, waarover
een wijde mantel met capuchon van
bri-nylon: een stof die even rekbaar en
veerkrachtig als elastiek is.
(Van onze Amsterdamse redacteur
PER WEEK worclt in Amsterdam
tenminste één nieuwe brug in gebruik
genomen. De afdeling bruggen van Pu
blieke Werken is dan ook een belangrijk
apparaat. Natuurlijk zijn niet alle brug
gen zo omvangrijk als die in de Plantage
Middenlaan, die met 31 nieter de breed
ste beweegbars brug van ons land is.
Er zijn ook kleintjes bijzoals die in liet
Amsterdamse Ros. De afdeling bruggen
verzorgt het onderhoud van niet minder
'dan 592 bruggen. Hiervan zijn er 76' be
weegbaar. Dat onderhoud maakt het
onder meer noodzakelijk r>ii(lr"kftf»grrt
te vervangen door nieuwe. Sinds de oor
log heeft de afdeling ruim 250 nieuwe
of vernieuwde bruggen afgeleverd. Voor
de naaste toekomst staan er niet minder
dan 200 op het programma.
Dezer dagen is in de Tasmanstraat een
27 meter brede beweegbare brug over
het drukbevareh Westerkanaal in ge
bruik genomen. Een bijzonderheid is h.er,
dat het brugdek is vervaardigd uit alu
minium, waarop een slijtlaag is aange
bracht. Want bij alle ervaring die men in
Amsterdam bij het bouwen van bruggen
heeft opgedaan is er nog steeds geen brug
dek gevonden, dat de wielen van het ver
keer duurzaam trotseert. Het gebruik van
aluminium is een experiment dat wel
licht zijn nut voor de toekomst zal af
werpen. In december komt opnieuw een
belangrijke brug in gebruik, namelijk de
nieuwe Kamperbrug, die aan de oostkant
van het Centraal Station de oude ophaal
brug over het open havenfront gaat ver
vangen. Een bijzonderheid bij deze brug
is de voetgangerstunnel, die onder de
Prins Hendrikkade doorloopt (maar pas
over een half jaar gereed kan zijn). Het
tunneltje begint aan de zuidzijde van de
brug en eindigt nabij de Schreierstoren
De bedoeling is niet zozeer, de per trein
in Amsterdam arriverende „mensen van
buiten" een ondergrondse en rechtstreek
se verbinding met „de walletjes" te ge
ven dan wel het de voetgangers moge
lijk te maken, zonder levensgevaar de ter
plaatse zeer drukke Prins Hendrikkade
over te steken.
DE PRINS HENDRIKKADE, die bij de
Schreierstoren tot 35 meter wordt ver
breed, zal in de toekomst deel uitmaken
van de Oost-West-verkeersweg ten zuiden
van het IJ, die door de te saneren Haar
lemmerhouttuinen in de richting Haarlem
zal voeren. De directeur van Publieke
Werken, ir. A. van Walraven, heeft ons
voorgerekend, dat de smalle Haarlemmer
straat en Haarlemmerdijk nauwelijks 1000
auto's per uur in beide richtingen kun
nen verwerken. De nieuwe verkeersweg
door dc Haarlemmerhouttuinen (evenwij
dig aan de Haarlemmerstraat) zal een
capaciteit krijgen van 2000 auto's per uur.
Hoe noodzakelijk een vergroting van de
capaciteit van de radiaalwegen (dat zijn
wegen, die de grachtengordel doorsnijden)
is, blijkt hieruit, dat de huidige tien hoofd-
radialen plus de tien secondaire radialen
tezamen in het avondspitsuur van vijl tot
zes ruim 15.000 auto's en 54.000 rijwielen
in beide richtingen moeten verwerken.
Vijftien percent daarvan (2000 auto's en
4500 rijwielen) zoekt zijn weg door of in
de buurt van de Haarlemmerstraat: een
onhoudbgxe toestand. Publieke Werken
heeft voorts becijferd, dat de algemene
groei van het autoverkeer op de radialen
aan de rand van de binnenstad plm. vijf
percent per jaar bedraagt, hetgeen in de
afgelopen 15 jaar een vc c!uhu" ine van
de verkeersintensiteit heeft betekend. Het
rijwielverkeer vertoonde in die periode
geen aanwijsbare groei.
OM NOG EVEN bij de cijfers te blij-
ven: de Amsterdamse stadsreiniging heeft
in het jaarverslag over 1961 geconsta
teerd, dat de hoeveelheid huisvuil sinds
1960 opnieuw is gestegen en in totaal
869.926 kubieke meter bedroeg oftewel
een meter per inwoner, een toename die
volgens de experts direct verband houdt
met de welvaartsstijging. De directie con
stateert met enige weemoed, dat er voor
het beroep van schillenophaler nog maar
weinig animo bestaat. In 1961 liep het
aantal schillenophalers terug van 203 tot
168. In de binnenstad en in Amsterdam-
Zuid worden vrijwel geen schillen meer
opgehaald en in de overige wijken beper
ken de afhalers zich tot de „goede klan
ten" zoals groentezaken en grote gezin
nen, mits deze niet op een al te hoge
étage wonen. Ook voor de zgn. „emmer
centrale", die zorgt voor het buitenzetten
en binnenhalen van de vuilnisemmers, is
vrijwel geen personeel meer te vinden.
De centrale heeft dit dienstbetoon thans
beperkt tot bejaarden en invaliden.
De „Studententen-Sinterklaascentrale"
in Amsterdam bestaat al veertien jaar en
stelt zich ten doelN ieder jaar tegen eind
november aan de enig echte Sint Nico-
laas een aantal hulpsinterklazen aan te
bieden, opdat de bisschop in staat zal zijn
alle adressen, waar hij wordt verwacht,
af te werken. Dit jaar zijn er na intensie
ve training tien Sinterklazen met evenzo-
vele Pieten beschikbaar. De ervaring
leert, dat, het aap,tal dagelijkse aanvra
gen zal stijgéri-iof ortgeveer 150 verzoeken
om een bezoek van de Sint op 5 decem
ber. Dat wordt weer rennen en draven
op strooiavond en evenals vorig jaar zal
de centrale om snel en efficiënt te kun
nen werken steeds twee Sinten tegelijk
pet; auto moeten vervoeren. Per bezoek
van een half uur rekent zo'n hulpsinter
klaas vijftien gulden waarbij men dient
te bedenken, dat het hier goed-getrainde
en intellectuele Sinterklazen betreft. Een
probleem voor de centrale is. dat er ie
der jaar weer sinterklazen afstuderen en
er dus weer een nieuwe generatie goed
heiligmannen in opleiding moet worden
genomen.
De oorsprong van het woord avon
tuur ligt als die van zovele Neder
landse woorden in het Latijn. In die
taal betekent advenire: gebeuren, ad-
ventus: gebeurtenis en (in later latijn)
adventura: te verwachten voorval. Dit
laatste woord leidt tot het Franse aven-
ture dat in het Middelnederlands aven-
ture of avonture luidt. De spelling met
o in plaats van met e is te verklaren
uit de reeds oude misvatting dat avon
tuur iets met avond te maken zou
hebben. Reeds in onze oudste gram
matica, die van 1584 dateert, leest men:
„Ghod gheve u qen „ghoed avond uur
(voor: ghoet gheluck) dezen dagh".
Het woord avontuur was vroeger
vrouwelijk, maar is onzijdig geworden
onder invloed van uur dat vroeger
ook vrouwelijk was, maar later onzij
dig werd.
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
75. Met de kostbare gestolen schilderijen onder de
irm zat Gore Gerrit in de kelder van dokter Vierus,
„Ik hoor iemand de trap afkomen. fluisterde
hij tot zichzelf. „En wie me onder m'n snuffert
komt die sla ik met 'n fles op z'n hersens." Voor
zichtig loerde hij om de rand van de kast. waar
mevrouw Vierus haar ingemaakte doppertjes bewaar
de. En hij keek regelrecht in de rooddoorlopen ogen
van de verschrikkelijke Sesam. „Moeder.kreunde
Gore Gerrit. De leeuw kwam dichter en dichter
bij, grommend en belust de lippen likkend. Hij had
honger en Gerrit rook wel vies, maar toch lekker
voor een leeuw. „K-k-koest. stamelde Gerrit.
„Brave leeuw, kom dan bij 't baasje.Zoete
leeuwNu de leeuw wilde maar al te graag
bij 't baasje komen en hij dook ineen voor de sprong
Juist op tijd wierp Gore Gerrit zich tegen de kast
die met veel gekraak van brekend glaswerk om
viel.
30. Joris en zijn werkgever viandelden in een uitste
kende stemming naar de Bikkeldammer Bank. Panda
volgde hen op enige afstand, maar zijn stemming was
niet zo prettig. Geen wonder. Hoe moest hij nu de bank
roof verhinderen, terwijl niemand hem geloofde wan
neer hij waarschuwde tegen de heer met de grijze
snor? Hij ging dan ook zorgelijk het bankgebouw bin
nen en zocht de portier op. „Mijnheer de president,"
riep hij dringend, „nu moet u me toch echt geloven. Die
twee, die juist binnen zijn gekomen, willen de bank be
roven. Ze gaan de hele kluis leeghalen!" De portier
fronste zijn wenkbrauwen. „Jij leest te veel beeldro
mans," zei hij streng. „Maar daar weet ik een goed
middel tegen. Vooruit, pak die emmer en ga dweilen!"
Zo verviel de arme Panda dus 'weer tot nederige ar
beid, terwijl in de directiekamer de president een
grote kaart openvouwde. „Kijk," sprak hij, „deze vlat-
tegrond zal ons van nut zijn als we de Vildervelder Bank
gaan beroven." „Hoe nu?" vroeg Joris onthutst. „De
Vildervelder Bank?" Wilt ge dan niet onze eigen bank
beroven? Dat is toch veel gemakkelijker."
„Het is zelfs tè gemakkelijk," zei de bankier. „Zoiets
noem ik geen uitleven. Nee, ik heb zin in iets moei
lijks. iets gevaarlijks!"