is mitijd goed? IK BEN ZEKER NIET SOMBER! Telstars cirkelden goed OORLOG spuigat Rat, katman, portefeuille, dronken, droog De nacht Amerika pakte alle raketten Tienjarige over Cuba: pedt waardeloos hardstikke goed hardstikke goed waardeloos pedt pedt waardeloos hardstikke goed hardstik pedt hardstik >s pedt e goed >s pedt pedt waardeloos hardstikke goed hardstikke goed waardeloos pedt pedt waardeloos hardstikke goed JAN VAN BAARLE Kijk om je heen door mijn ogen, K. R- X WAT VADER ZWART OP WIT Pagina voor jongeren. Verschijnt zo mogelijk eens per veer tien dagen. Redactie: Gerda Hanekroot, Henny Schoute, Dirk Nolles, Lex Muller. Redactie-adres: Grote Houtstraat 93, Haarlem. Wanneer ik het gedicht van een 61- jarige dame uit Santpoort vergelijk met net werk dat jonge mensen ons toe stuurden, onder andere het hieronder gepubliceerde verhaal, dan valt me een duidelijk verschil op. Het proza van de jongeren is, op een enkele uitzonde ring na, somber. Eenzaamheid, leegte, dreigende oorlog, de voornaamste onderwerpen. De dankbaarheid van een oude dame, die het grootste ge deelte van haar leven al achter zich heeft liggen, vormt een contrast met i" -> twijfel en onzekerheid van jonge onsen van wie men in de eerste plaats vreugde en hoop zou verwachten. Er is dan altijd een groep volwassenen die uitroept: „Daar moet je niet teveel aandacht aan besteden, da's normaal. Wij waren vroeger precies hetzelfde". Dan vraag ik me af: Hebben deze jon gens en meisjes het dan helemaal bij het verkeerde eind? Is er werkelijk he lemaal geen reden om somber te zijn, niet rijmende gedichten te schrijven over eenzaamheid, schilderijen te maken die nergens op lijken? Blijkbaar wensen de ze jongeren zich vooralsnog niet aan te sluiten bij een groep handenwrijvende volwassenen die menen dat het allemaal zo best gaat. Zij slaagden er weliswaar in een maat schappij te scheppen waarin geen hon ger meer is, geen zichtbare armoede heerst, het lichamelijk lijden zoveel mo gelijk wordt verlicht, maar waar ook de reële kans bestaat dat je, zonder honger gevoel, mogelijk tijdens een interessant televisieprogramma, in een prettig ver warmde kamer, door een atoomontplof- Na het uitkomen van de eerste Zwart op Wit pagina is er kritiek binnengeko men. De brieven waarin alleen maar lo vende woorden staan, dat waren er ove rigens niet zo verschrikkelijk veel. zul len we maar laten voor wat ze zijn. Maar we zijn er blij mee. De op- en aanmer kingen lazen we met grote aandacht. Om dat we. wanneer we worden aangevallen, ons ook afvragen of de kritiek rechtvaar dig is. Hier volgen een paar zinnen uit die brieven. „Hopelijk wordt het een van de nieu we rubrieken die het een tijdje uitzingen. Mijn bezwaar is dat jullie rubriek al bij de eerste kennismaking een beetje mo dernistische indruk maakt, erger „would- be" modem. Het zal, hoop ik, een kwes tie van de goede toon vinden zijn". Brief nummer twee. „Enorm!!! Pre cies waar we al eeuwen op wachten. Waarom behandelen jullie geen Jaap Fi- scher-plaatjes in de rubriek uit de groef? Tussen haakjes, hoe vinden jullie Jaap Fischer? Wat betreft de inhoud vond ik de foto van de baardige artist c.s. maar vooral het onderschrift erbij, thuishoren en ook alleen maar passen in een blad als Taboe". Enkele leraren: „Leveren geen com mentaar, wachten eerst het tweede num mer af". Mondelinge reacties. „Eerst ar tikelen schrijven en plaatsen, dan pas jezelf voorstellen". „Net een school- blaadje". „Kinderlijk." En dan de laatste brief. „Mag ik me voorstellen, een A.O.W.-nozum van 1894. Dat ik jullie schrijf vindt z'n oorzaak in het feit dat jullie óf een stelletje ramp zalige oude stakkers zijn waarvan de ba ker met het waswater ook jullie echte jeugd heeft weggegooid óf terwille van wat dan ook, lopen jullie aan de leiband van een stelletje brave heren, met jour nalistieke inslag. Amen. „Dat weten we dan ook weer. Benieuwd wat de volgende reacties zullen zijn. Ons „Spuigat" staat er voor open! REGEN Het vale schijnsel van de oude glas loze gaslantaarn valt op de hobbelige gladgeregende kinderhoofdjes. De regén valt traag op de glimmende keien. De gracht kijkt als een donker troebel oog naar boven, niet in staat zich tegen 't sloom vallend regenwater te verzetten. Er is geen enkel teken van leven te bespeuren. Af en toe klinkt een plons in de gracht als een rat weg duikt. Een vuil-witte kat drukt zich tegen een geveltje: afwachtend, gespannen! Plotse ling scheurt ze het regengordijn vaneen. Een flits, een zachte kreet; ze heeft iets in haar bek. Ze trekt zich snel terug in het miezerig steegje. Dan heerst er weer rust op de gracht. De motregen gaat. over in een slagbui. De druppels ketsen op de stenen: het klinkt als ver verwij derd tromgeroffel. Dan, plotseling, vliegt er een deur open: 'n streep licht valt op de gracht. Een schaduw, en een man komt wankelenci als een silhouet in het helle licht. In het huis klinkt muziek. Dan een klap en het licht verdwijnt weer. De man leunt tegen de muur. Hij is zonder regenjas. De re gen valt op zijn haar dat zwak glanst. Een druppel valt van zijn neus, nog een en nog een: hij schijnt het niet te mer ken. Plotseling weer een lichtstraal over de gracht. Een regenjas wordt naar bui ten gesmeten. Dan wordt het weer nacht over de gracht. Hij hult zich weer in zijn afwachtende, vijandige rust. De man maakt zich los van de muur en splijt het regengordijn vaneen. Het is net of hij, als in een kinderspel, de re gendruppels wil ontwijken. Dan is hij bij zijn regenjas: een nietig hoopje bescher ming. Hij 'buigt zijn knieën: zijn rug lijkt wel een plank. Hij glijdt uit en valt met zijn hoofd op de jas. Het is alsof de gracht tevreden is met deze toestand. De regen valt. Een uur gaat voorbij, getuige een to renklok die ook voor de duistere gracht zijn slagen Iaat weerklinken. Dan duikt uit het regengordijn een fietser op. Het licht van zijn lantaarn valt steeds drie keien voor zijn slingerend voorwiel. Zijn dynamo piept, of is het zijn rug? Dan schuift de lichtbundel over de liggende man. De fietser schrikt even, dan stapt hij af, loert onopvallend om zich heen. Hij laat zijn blik dwalen langs de spook achtig verlichte gevels: geen mens kijkt. Een snelle greep, een portefeuille ver wisselt van eigenaar. Dan klautert hij weer op zijn fiets. Het verdwijnend ach terlicht is als een langzaam dichtgekne pen bloeddoorlopen oog. De regen valt. Dan klinken zachte voetstappen in de verte. Vier voeten die in een gelijk ritme proberen te lopen. De vallende druppels wijken vaneen, een vastomstrengeld paartje nadert. Onwillekeurig kijkt hij opzij en verbergt een plotselinge schrik. Hij laat niets aan haar merken. Dan zijn ze voorbij, hun voetstappen klinken nog even. Stilte. De regen valt. Boven de trapgeveltjes kondigt zich een nieuwe dag aan. Een politiewagen schuift langzaam voort langs de stinken de gracht. De chauffeur bemerkt de man. Deuren slaan. Twee agenten met wallen onder hun ogen staan om de naar alcohol stinkende man heen. Zij tillen de man in hun wagen. Wanneer zij wegrijden val len de eerste stralen zonlicht op de gracht. Hij ziet er weer uit als een mo del-toeristengracht, want: de regen houdt Jan van Baarle Jan van Baarle, de 19-jarige auteur van dit sombere en hier en daar erg troosteloze regenverhaaX, openbaart zich zonderling genoeg niet als een pessimist, een levenshater, een men senschuwe underdog. Integendeel zelfs hij maakt de indruk van een se rieuze, mogelijk in de ogen van de moderne jeugd een tikje ouderwet s aandoende leerling van het hourens Cos- terlyceum in Haarlem, blokkend voor en denkend aan het steeds meer naderende eindexamen h.b.s.-a. Zijn plannen: regisseur bij de televisie worden (zaterdags sleept hij als bijbaan tje t.v.-kabels); dit natuurlijk voorafge gaan door een zijns inziens zinloze dienst tijd. Zijn idealen: topregisseur; meisje van een gelijkwaardig niveau te huwen. Zijn liefhebberijen: toneel: goede maar dan ook werkelijk goede films; af en toe tclsvisic- Politiek interesseert hem totaal niets; aan een atoomoorlog denkt hij nauwe lijks, ofschoon hij meent dat deze ooit wel eens kan uitbreken; school ziet hij als iets noodzakelijks (niet kwaad); de jeugd, die over een zinloos leven praat, veroordeelt hij, geeft daar als commentaar op: „Wanneer je 80 bent mag je in een, café zitten murmelen dat het leven ner gens toe leidt. Nee hoor, ik vind het le ven echt wel de moeite waard. Je kunt toch immers naar de schouwburg gaan. Dan heb je een hele avond plezier". Tot slot, zijn eigen kwalificatie over het regénverhaal: Redelijke prestatie, ik heb betere stukken geschreven". Die hij echter nooit nog eens overleest; mis schien, zo drukt hij dat zelf uit, omdat ze dan zo tegenvallen fing achter de beeldbuis wórdt wegge vaagd. Of bestaat die kans soms niet? Is het dan ook niet volkomen natuurlijk dat jonge mensen, met hun gemeen schappelijke gehechtheid aan het leven, deze georganiseerde dood niet wensen te accepteren? Zich daardoor, bewust of onbewust, niet bijzonder behaaglijk voe len? Dat zij een samenleving waarin een dergelijke dreiging mogelijk is niet erg vertrouwen? Daardoor het vertrouwen zouden kunnen verliezen in de ouderen die de maatschappij samenstelden? Waarin, om een ander voorbeeld te noemen, een chemische industrie kon ontstaan, die slaapmiddelen in de handel bracht tengevolge waarvan de kinderen werden geboren die armen noch benen bezaten. Is het dan eigenlijk zo'n wonder dat er jonge mensen zijn die het niet meer weten? Zij zien ook de herfstbladeren neer- dwarrelen. Maar hun gedichten schrijven zij over de mens, de wereld waarin zij vandaag leven. Moed hebben zij in iedei geval. Zij waren niet te beroerd een pen te nemen en te trachten op te schrijven wat er in hun omgaat. Bovendien scho ven zij het velletje papier dan ook in een enveloppe en stuurden ons dat toe. Zij uitten zich. Terwijl zii weten dat zij door tallozen zullen worden uitgelachen. Om hun brokkelproza, schilderijen van kleu ren alleen. Vandaag wil ik het opnemen voor deze groep jonge mensen, waarvan ik de groot te, na die paar brieven, niet kan beoor delen. Zonder twijfel zullen er jongens en meisjes zijn die het leven van een veel zonniger kant bekijken. Lang niet alle jongeren zullen door hun vaders en moe ders worden beschouwd als tweebenige raadsels waarvoor alleen een meewarig glimlachje overschiet. Er zullen ouders zijn die beseffen dat er redenen zijn om teleurgesteld en on zeker te zijn. Ondanks de bromfietsen, auto's, televisietoestellen en alle andere materiële voordelen die een samenleving als de ohze ons biedt. En is het tenslotte niet zo dat een maatschappij waarin een jeugd zou opgroeien die het vertrouwen in de volwassenen zou verliezen, is te vergelijken met een boom waarvan de wortels één voor één worden afgesne den? Een oude dame voelt zich dankbaar en gelukkig wanneer zij denkt aan een stille herfstmorgen. Dat gevoel zou ik zeker niet belachelijk willen maken. Een groep mensen, die vijftien of twintig jaar ge leden werd geboren schijnt, zich niet dankbaar te voelen. Ik vind dat zij daar mee bewijzen midden in het leven van vandaag tê staan. Dirk O, stille herstmorgen, met wolken grijs en wit. m'n hart is vol ontroering als 'k naar U te kijken zit. De spreeuwen in de bomen, ze kwett'ren met elkaar, een kraai kijkt met jalouzie naar deze vriendenschaar. O, stille herfstmorgen, wat zijt ge wonderschoon, Uw bruine blaadjes vallen al dart'lend van de boom. O, stille herfstmorgen met je ongekende pracht, waar chrysanten, anjers bloeien en ook het viooltje lacht. O, stille herfstmorgen, 'k zie in je ochtendschoon. de roodborst driftig zoeken naar voedsel in je grond. Door kaal wordende bomen zend jij een zonnestraal, en knipogend dan daal je tot in een ziekenzaal. O stille herfstmorgén, wat ben je toch ook mild. je kust het ranke lover, zo dat het even trilt, om dan heel zacht te schreien, met dauwdroppen als traan, jij bent de levensspiegel, waarin w'onszelf zien staan. O, stille herfstmorgen, met wolken grijs en wit, ontroer me met je schoonheid, nu 'k bij m'n venster zit. Ik dank je voor je kleuren van groen, geel, bruin en rood, dank, dank je wel voor alles, wat je in mijn leven bood. Het gaat vaak zo: een paar jonge lui zitten bij elkaar op school, des noods in dezelfde klas of kennen el kaar „zomaar". Dan bemerken ze dat ze beiden interesse hebben voor een guitaar, dat ze beiden kunnen zingen en dat hun liedjes inslaan bij vriendjes en vriendinnetjes op fuifjes. Ze gaan optreden, serieus de lichte muziek beoefenen en zetten stappen in de richting van amateur shows en teen-ager-shows. Daar zijn altijd wel talentenjagers aanwezig om een slag te slaan. Kom je dan met, de beste prestaties, word .ie nummer één, dan is een engage ment met. een grammofoonplaten maatschappij geen unicum. Er wor den een paar honderd platen ge maakt, die de eerste week al moe ten worden nabesteld.ze vliegen de winkels uit. Je bent populair; je hebt sukses. Zo ongeveer verging het een nieuw Nederlands duo: The Telstars. Ach ter deze naam schuilen twee 19-ja- rige Hagenaars: Wim Goossen, twee- de-jaars rechten in Leiden, en Piet Oomen, eerste-jaars rechten in Lei den. Na hun ontdekking op 25 mei van dit jaar door een Phonogramspeur- der tijdens een optreden ten bate van spijtoptanten in het Haagse die rentuinpaviljoen, kregen ze een aan bieding om een plaat te maken. Nauwelijks hadden ze ja gezegd of ze stonden in de studio waar „Sealed with a kiss" en „True love (means more than anything" werden vastge- le§d- In deze tijd zochten we de hemel af om de telstar te ontdekken; aan het platenfirmament verschenen The Telstars, die een plaat brachten die er zijn mag. „Geen imitaties zegt Kijk om ie heen door mijn ogen, liefste dan zie je die huizen zo grauw met hun ramen als ogen met spijlen en gordijnen gekluisterd. Dan zie je die doelloze straten met misschien een boom als leven Dan zie je die glimmende auto's leeg langs de wegen rijden Dan zie je de honden de katten de beesten Maar mensen zie je niet Dan zie je scheuren, de barsten in die beelden van kalk Kijk om je heen door mijn ogen, liefste Kijk naar het leven maar het leven zie je niet Kijk door mijn ogen, liefste door die ruiten in die stille huizen naar de stoelen naar de tafel misschien een portret aan de wand Maar mensen zie je niet De oorlog komt als een duistere nacht, wanneer kan niemand zeggen, tot dan zwijgt iedereen en wacht, op een bom, die de wereld in puin zal leggen. Waarom nu toch dit oorlogsgeweld zal iedereen gaan vragen waarom nu toch al dit geweld van vliegen, jachten, jagen. De aarde wacht of er vrede komt, die vrede zal nooit komen. Ze wacht of het lawaai verstomt, maar dat gebeurt alleen in dromen. Piet Oomen. „We zoeken wel naar onbekende nummers van The Ever- ly Brothers en speculeren erop om ze te gaan zingen.... in onze stijl Sinds de derde klas van het gym nasium zingen Piet Oomen en Wim Goossen met elkaar. Ze traden al on der twee andere namen op en stelden een repertoire samen, tien liedjes heb- ben ze zelf gecomponeerd. In oktober 1960 wonnen ze ook al eens een talen tenshow in Den Haag, waarna aan biedingen kwamen om een bijdrage te leveren bij Min jon en Piccolo. Ze kregen meer bekendheid, namen zang lessen en verbeterden hun techniek. Vrijdag 26 oktober jl.: hun eerste optreden voor de Belgische televisie. Waarom niet eerst in Nederland? „Het pleit alleen maar voor ons dat deze televisie een optreden aanbood, zegt Fiet Oomen. „Vooraf wordt na melijk een erg strenge selectie toe gepast.. Dat is in Nederland anders. Daar nemen ze je veel gauwer aan voor een optreden". Met René and his Alligators, een bekende band, die hun kruiwagen was voor het optreden, zijn ze in Brussel geweest. Een heel ander, intrigerend punt, is de studie. Kan rechten gecombineerd gaan met pop-songs? Er zijn wat minder aardige opmerkingen gevallen in het puur Nederlandse Leiden. Maar de zangers-van-het-lichte-lied zijn ge accepteerd. Zo lang het kan blijven The Tel stars doorzingen, optreden (militai ren) en misschien worden er nog meer plaatjes gemaakt. Inmiddels zijn al vier guitaren versleten en van het zelf-verdiende geld zijn dure, uit Duitsland geïmporteerde guitaren ge kocht. Onmisbare instrumenten ter begeleiding, op de weg naar succes. (Fontana 266 363 TF) Henny De nacht verspreidt, de nacht gedijt, de nacht heeft aarde opgeworpen. Regenvlagen per seconden, verdampen dorstig volle monden, De maan geeft geen gevoel van graven. Bidden voldoet aan geen der braven, gesleurd in die diepste kuil der dalen, muziek galmt en doet de duivel knerpen. De duistering is gedoemd te sterven, en tekent de grauwe grond met kerven. Maar dan ineens verspringt het licht tot leven! De stralen worden aangesleept, en doen het aanzicht beven. Het zonlijf verdrijft het noodweer, de dageraad is daar voor een zoveelste keer. Mevr. G. Köhler-Leeuw R. Kater Tineke Eyklwut (14 jaar) De Cubaanse kwestie behoort (geluk kig) al weer tot het niet zo stoffige verleden. Op heel wat jongeren maak te de crisis indertijd geen enkele in druk. Maar het geharrewar tussen de twee enigszins groot uitgevallen kemp hanen trok wel de aandacht van een tienjarig jongetje Dolf Robbée heet hij, woont waarschijnlijk in Eindhoven, want hij stuurde naar het Eindhovens Dagblad een verslagje over Cuba. In een begeleidend briefje gaf hij als re den van zijn schrijven op: ik wil graag journalist worden. Ik heb een verhaaltje over Cuba ge maakt. Cuba is een eiland. Het ligt in de zee. Het ligt dicht bij Ameri ka. En toen kwamen de Russen en die zeiden: „O, dan leggen wij al on ze atoonïbommen en raketten hier neer, want dan zijn we er zo". Ze bedoel den, dat ze dan gemakkelijk van Ame rika konden winnen. Op een goede dag wilden ze net al hun atoombommen stiekum van Cuba naar Amerika bren gen en daar neergooien, toen had Ame rika het ontdekt. Er gingen een hele boel vliegtuigen en boten van Amerika naar Cuba. En ze namen alle Russen gevangen. Ze omsingelden' Cuba en ze veroverden het. Ze pakten alle atoom bommen en raketten en die gooiden ze in de zee. Nu kon er niets kwaads meer mee gebeuren. Toen moest Rus land beloven, dat ze nooit meer atoom bommen zouden maken. Raketten mocht nog wel, voor het heelal. Amerika had gewonnen en Rusland verloren. Zo kwam er nog net op het nippertje geen oorlog. Dolf Robbée 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 11