TANTE PATENT (2) (Vertaald uit het Deens) j door Grete Dölker-Rehder PANDA EN DE MEESTERSECRETARIS '1>j Het vogelvrouwtje van Guernsey Fa. B. J. VAN LIEUT KAPSTOKKEN KLEINMEUBELEN ROOKSTOELEN enz. enz. 200 LEXINGTON IN FEESTVERPAKKING f 10 60 LEXINGTON IN LUXE DOOS ƒ3.- Ons vervotgverhaai VRIJDAG 30 NOVEMBER 1962 vtr-Tj Aa-Be PLAIDS Zaalberg 195 x 145 100 WOL 41.75 Zelfs de Sint Zet zijn mijter af VOOR ZO EEN SORTERING GIERSTRAAT 52-54-56 L n n i. Haarlem - tel. 12047 DOOI meubelen Sedert 1849 Zitrecht voor verkoopsters WttrimiT KW»K YHHTUKF* SYNMCATE js^OM A EIKE AGENA „Ja, vader Jurian, maar mijn lie deren zijn weer anders. Moeder Eike spreekt de taal van de natuur, ze schildert en zingt, wat ze ziet en hoort. Ik heb het meer in de oude sagen gezocht. Het mooiste wat ik vond was dit, in de oude eiland-taal: „Toe Nachertid fan Galig-Hoog diar gair en Man toe Boiken-Hoog.". „Ik vertaalde het en maakte er deze melodie bij", en weer zong Tönis Flor: Te middernacht van Galighoog, gaat een man naar Boikenhoog. zijn hoofd heeft hij in zijn handen. Tönis Flor stond op van achter zijn vleugel. Hij zei: „In dit lied vond ik de uitdrukking van ons landschap en onze stemming". Ook Jurian Cordes stond op. „Ja, Tönis," zei hij, „ik ben blij dat je de mensen hier de weg naar de natuur en de kunst getoond hebt. Maar hoe denk je over de godsdienst? Denk je dat je de mensen door de natuur en de kunst tot de godsdienst kunt brengen?" Zonder aarzelen antwoordde Tönis: „Och, vader Jurian, wat is kunst, wat is goedsdienst? Waar houdt in beide het menselijke op, en waar be gint het goddelijke? Het komt er al leen maar op aan, dat we de kinde ren eerbied bijbrengen voor het on verklaarbare, het wonderlijke en het scheppende. Dan worden ze vanzelf gelovige mensen. Hoé ze het worden, is niet belangrijk, als ze het maar worden". „Ja, Tönis, je hebt gelijk. Maar denk je, dat je kinderen tot gelovige mensen kunt opvoeden zonder over God te spreken?" Tönis Flor sloeg zijn ogen neer en dacht na. „Neen, vader Jurian, je moet ook over God spreken. Maar niet te dik wijls. In de stad is dat meer nodig, maar hier op het Zouteiland is God zo tastbaar om ons heen „O, Tönis," zei Jurian Cordes ont roerd. „wat is het heerlijk, om weer iemand te hebben met wie je over alles praten kunt. Maar laten we nu naar Boi, mijn andere zoon, gaan. „Ga nu direct, vader Jurian", zei Tönis. „Maar zeg niet meer Boi te gen hem. Severin is nu een ernstige, flinke man geworden, het verklein woord past niet meer bij hem. Hij en ik zijn vrienden geworden." Een tijdje later betrad Jurian de hoeve van Hannis Haulsen. En op de deel al zag hij Severin, zijn zoon, bezig met de knechten de paarden voor een grote boerenwagen uit te spannen. Severin, wat was hij groot en sterk, beheerst en krachtig gewor den, de ware heer en meester van deze grote hoeve, meester op zijn hele levensgebied. Het was donker op de deel, en Se verin had hem niet zien binnenko men. Dat was ook beter, want hij was nu toch te druk bezig om tijd voor hem te hebben. Jurian liep ver der. Plotseling voelde hij twee war me, zachte vrouwenarmen om zijn hals. „Vader Jurian!" klonk een vrolijke stem vlak bij zijn oor. Verrast draai de hij zich om: Hille was het! De kleine Hille was een statige, forse vrouw geworden, maar ze had nog dezelfde rode pijpekrullen en levendi ge, grote ogen als vroeger. „Hille!" riep hij blij. „Hille, ben jij het werkelijk?" En verwonderd vroeg hij: „Hoe wist je, dat ik het was. en nog wel van achteren?" Hille lachte klaterend en zei snel: „Je hebt toch vanmiddag op de Han- nis-Haulsen-steen gezeten en naar de kinderen geluisterd? Onze Tönis was er bij, de jongste, en die vertelde ons over je; ik begreep al gauw dat jij het moest zijn En even later vervolgde ze: „Ik moest haast huilen van blijdschap". Jurian nam haar beide handen en I vroeg: „En Severin? Wat zei die er- I van?" i Hille zei: „Och, Severin is met de jaren echt iemand van het Zouteiland I geworden, zwijgzaam en ernstig en altijd even beheerst. Hij zegt niet veel, maar hij at meer dan anders, en dat is bij hem altijd een teken van grote opwinding." j Jurian glimlachte: „Zo, zo", zei hij. j Op dat ogenblik kwam Severin Cordes hun richting uit. Hij bleef even staan, toen hij de vreemdeling met het witte haar zag, maar toen j kwam hij snel naderbij en vroeg, met j een zo zacht mogelijke stem: „Is die mijnheer uit Norderland dan werke- lijk mijn vader?" Jurian stak zijn hand naar hem uit en zei: „Ja. Severin, hij is het! Hij j kon het niet langer uithouden zonder j jullie. Wees hartelijk gegroet". Boer Cordes omklemde met zijn j zware, eeltige werkhanden de slanke j kunstenaarsvingers van zijn vader, en j beiden werden getroffen door het gro- te verschil in hun handen. Onbehol- j pen, bijna onbehouwen, stond Severin voor Jurian en hij wist niets te ant- woorden. Hille kende hem goed en wist wel, j wat er in hem omging. Ze sloeg haar armen weer om vader Jurians hals, wreef haar wang langs de zijne en j zei: „Wij zijn zo blij Severin, je j moet ook blij zijn!" j Severin Cordes streed nog steeds met zichzelf. Zijn lippen bewogen, j alsof hij iets zeggen wilde, maar de j juiste woorden niet kon vinden. Maar zijn vader was hem voor. „Ik heb jullie onrecht aangedaan, i Severin, jöü en Tönis. Maar ik heb zelf, geloof ik, nog meer onder de scheiding geleden dan jullie. Ik wil je niet om vergeving vragen, ik boet te al voor alles wat ik verkeerd ge daan heb. Misschien kun je je niet voorstellen, hoe alleen ik was. Maar misschien kun je je wel inden ken, wat het voor mij betekent, dat ik mijn kunst opgegeven heb." Geschrokken vroeg Hille: „Maar waarom dan?" Toen vertelde Jurian Cordes hun, dat hij blind geweest was, en hen ook nu alleen nog maar door een sluier kon zien, en hij wees hun op de littekens bij zijn ogen. Toen zei Severin, zwaar ademend: „Vader, laten we van nu af altijd goed voor elkaar zijn." Hij boog zijn hoofd en sloeg zijn ogen neer, alsof hij iets geks gezegd had; waarvoor hij zich schaamde. Maar Jurian nam zijn hoofd in bei de handen, trok het'naar zich toe en fluisterde: „ik ben toch je vader..." Toen gingen ze het huis binnen. Ze spraken luid en vrlijk, om hun ont roering te verbergen. In de kamer zaten drie kleine kin- dere om de tafel en opoe Moy gaf hun te eten. De allerjongste lag in zijn wieg te slapen. Moy, die nu bijna wit was, maar nog even rond en dik, begroette de pro fessor even moederlijk en hartelijk als vroeger. Jurian liep naar de kinderen en vroeg hoe ze heetten, en de kleine blonde Tönis zei: „Ik ben Tönis en dat zijn Eike en Jurian en Hille. en we heten allemaal Cordes". Het ont roerde Jurian, dat er nu een Eike en een Tönis Cordes waren. Het alsof hij droomde, toen hij temidden van dat jonge, bloeiende gezin zat. Ze dronken melk en koffie met kandij en aten wit brood met boter en honing, want Severin had een bijenstand gemaakt aan de zui delijke muur van het huis. Toen het langzaam donker werd, staken ze het licht aan. Moy bracht de kleinen naar bed, en toen zaten ze nog een tijdje bij elkaar en praatten met rustige stemmen, tot ze, niet te laat, gingen slapen. De volgende morgen had Jurian geen rust meer. „Ik moet nu einde lijk naar de „Witte Knee", zei hij Jullie mogen me niet langer hier houden. Niemand hoeft ook met me mee te gaan. Ik ben alleen naar het Zouteiland gekomen, dus ik kan ook de Witte Knee wel vinden". Bijna haastig nam hij afscheid. Hij had plotseling het gevoel, dat hij al veel te lang had gedraald. Het liefst was hij dwars door de weiden gegaan, maar hij wist dat die met slo ten en greppels doortrokken waren en daarom nam hij de weg over de nieu we dijk. (Wordt vervolgd) Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp 78. Toen de leeuw Sesam was afgeleverd in de dierentuin en Gore Gerrit op het politiebureau, zakten tante Patent en neef Boordevol uitgeput op een bank neer. „Hè neef," zuchtte tante Patent, „wat is het eigenlijk goed afgelopen, niet" Maar neef Boordevol was somber en moedeloos. Mijn le venswerk.riep hij smtrtelijk. „Het had zo mooi kunnen zijn! Ik dacht dat ik de mensheid nobel kon maken voorgoed.en helaas.wat is er ge beurd?" „Dat is het nou juist: NIETS," zei tante 33. De portier liet het tweetal wantrouwend binnen. „Zo, dus jij bent de loodgieter," bromde hij, „en je wilt naar de kluis, hè? Hm, zo! En wie is die lange?" „Dat is mijn secretaris," antwoordde de president. „Se cretaris, hè?" zei de portier. „Heel merkwaardig. Wel, wachten jullie maar eens in dit kamertje." De pre sident betrad onbevangen het aangewezen vertrek, maar Joris volgde hem schoorvoetend. Zijn vertrouwen in het slagen van de bankroof was niet erg groot en het werd nog kleiner, toen de portier de deur achter hen dicht smeet en de sleutel in hét slot omdraaide. „Opgeslo ten!" prevelde hij mismoedig. „Dat dit mij moet over komen! Betrapt bij amateurswerk een loodgieter in een streepjesbroek met een monocle! Een lood gieter met een secretaris nog wel!" De president gaf zijn falen toe, maar zonder spoor van berouw of onge rustheid. „Er is iets mis gegaan," sprak hij blijmoedig. „Ik weet niet hoe dit afloopt, maar het is reuze span nend. Heerlijk, hoor!" Patent. „Alles is hetzelfde gebleven en wees daar blij om!" Op weg naar huis passeerden ze de nacht club van meneer Scabroso. BAR stond daar met lichtende letters. „Juist," zei tante Patent, „BAR en boos." Want daarbinnen was het een woeste troep. Zwarte Lolo danste wufter en lichtzinniger dan ooit. „Kijk maar niet, neef," zei tante. „Het is niet goed voor je." Maar neef had niet eens lust om te kijken. Hij was een gebroken man. Grote Houtstraat 62 en 67 - TeL 10657 - 12839 Advertentie De duiven op de Dam en de gemeente lijk-goedgekeurde straatfotograaf op Amsterdams beroemde plein zijn in de loop der jaren dikke vrinden gewor den. Soms komen de duiven gewoon op 's mans schouder zitten om even uit te rusten van het eten. Dat zij daarbij ook wel eens een souveniertie op ziin overjas deponeren, trekt de fotograaf zich niet al te zeer aan. „Tenslotte pik ik dankzij hen ook een aardig graantje mee," zegt hij wijsgerig. vleugels hadden gebroken. Haar behan deling is eenvoudig en doeltreffend. Zij doet een stevig verband van plakband om de breuk en binnen drie weken is de vogel zover, dat hij de vrijheid kan kiezen. „De ergste tijd," vertelt zij, „heb ik in 1952 meegemaakt". „Toen brachten de mensen me elke dag 40 of 50 zeevo gels, die onder de stookolie afval van schepen zaten en niet meer vliegen konden alken, zeekoeten, papegaai duikers het hele stel. Eens ben ik een week lang niet naar bed geweest. Maar ze zijn bijna allemaal beter ge worden en ik had het gevoel, dat het de moeite waard was geweest." Haar behandeling tegen stookolie is, de beschadigde veren af te knippen. Zij zegt dat de olie-ellende thans veel is verminderd doordat er internationale .voorschriften zijn gekomen, volgens welke kapiteins die afgewerkte olie in zee lozen, streng gestraft worden. Dit jaar heeft zij dan ook slechts 20 olie- gevallen te behandelen gehad. HAAR DRUKSTE TIJD is de winter. Dan vallen tijdens stormen tientallen trekvogels, op hun lange reis van het koude Engeland naar de Afrikaanse zon uitgeput op de eilanden neer. Zij heb ben alleen warmte en rust nodig en kunnen na een paar dagen hun tocht voortzetten. Niet allemaal echter hebben ze daar zin in. Een Jan-van-Gent, die zijn ge regelde podtie haring in het vogelzieken huis op hoge prijs stelde, is vier jaar in haar tuin gebleven en een zilver meeuw wil beslist in de badkamer sla pen. Hij komt als men zijn naam roept en laat op verzoek zijn schorre kreet horen. De zeldzaamste patiënt is een grote vogel uit het Noordpoolgebied geweest. Het dier, dat een vlucht van bijna een meter had, was uitgeput op het eiland gevallen. Haar dankbaarste patiënt was een leeuwerik. „Toen ik hem vond lag hij op zijn rug en was erg ziek," vertelt Marjore. „Zes weken later was hij beter. Ik liet hem op een morgen in het open veld los en hij schoot zin gend de lucht in. Hij heeft wel tien mi- muten boven mijn huis staan jubelen om zijn herwonnen vrijheid". Advertentie Advertentie De Belgische senator Troclct heeft in een commissievergadering van de UNO-assem- blee gevraagd om een verzekering, dat de goedkeuring van 'n nieuwe UNO-ontwerp- verdrag voor de rechten van de mens het vrouwelijk winkelpersoneel in zijn land niet berooft van hun wettelijk voorge schreven „zitje". De UNO-commissie voor sociaal welzijn besprak de ontwerptekst van een artikel, dat de vrouwen dezelfde economische, so ciale en culturele rechten geeft als de mannen. Het vogelvrouwtje van Guernsey, een inwoonster van Les Adams, op het Ka naaleiland Guernsey, Marjorie Ozanne, heeft haar leven gewijd aan de vogels. Door de keuken vin haar huis bij de zee snerpt de kreet van hongerige zee meeuwen. Haar ijskast is vol vis voor de Jan-van-Genten en ganzen, die door haar tuin waggelen. Dertig jaar lang heeft zij al haar tijd en haar bescheiden inkomen geofferd om de zieke en verongelukte onder de vogels, waarvan de Kanaaleilanden wemelen, te verzorgen. IEDER JAAR worden haar honder den vogels gebracht. Zij verpleegt en geneest ze en hergeeft hun daarna de vrijheid. Zij noemt haar huis het vogelzieken huis en als zodanig is het overal op de Kanaaleilanden, dé zonnige Engelse toe ristenoorden in de nabijheid van de Franse kust, békend. „Ik ben altijd dol op vogels geweest, maar het ziekenhuis is om zo te zeg gen om me heen gegroeid," vertelt de 50-jarige Marjorie. „Iedereen die nu een vogel vindt, die in moeilijkheden verkeert, stuurt die naar mij. Maar iedereen is zeer behulpzaam. Als op een ander eiland een gewonde vogel wordt gevonden, brengen de mailboten die gratis hier en de luchtvaartmaat schappij berekent me slechts een pen ny (stuiver) vracht per vogel". DIT JAAR heeft juffrouw Ozanne reeds 602 gewonde vogels behandeld, die, voor het grootste gedeelte bij bot singen met telefoondraden, poten of

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 17