PONT DES ARTS IS TEN DODE OPGESCHREVEN
Ook voor heiligen zijn het moeilijke tijden
Wekelijks toegevoegd aan alle edities van
ietns Dagblad Oprechte Haartemsche Cour
en IJmuidér Courant
m w e re i
m
v r 4 M i'
mgm
v\ Nu -
ER IS EEN SLECHT BERICHT uit Parijs gekomen voor hen, die ervan
houden langs de oevers van de Seine te flaneren de Pont des Arts, de
meer dan anderhalve eeuw oude, smalle ijzeren brug over de rivier tussen
Louvre en Institut de France zal worden afgebroken en vervangen door
een betonnen brug met één enkele overspanning. Motief de oude brug is
bouwvallig en de scheepvaart op de Seine ondervindt hinder van de te
dicht bij elkander staande peilers. Eén ijzeren boog van de mooie brug
zal worden ondergebracht in het Technisch Museum van Caen. Schrijvers
en schilders die van de brug houden, hebben geprotesteerd, maar aan
de Parijse gemeenteraad zijn al kredieten voorgesteld om de brug af te
breken en plannen voor een nieuwe te laten maken. Binnenkort zal het
definitieve besluit moeten worden genomen. Inmiddels zijn er ook nog
plannen gekomen voor een restauratie, die wellicht mogelijk zal zijn de
peilers wat hoger maken en in het midden twee bogen verenigen tot
één zodat schepen makkelijker kunnen passeren.
MET DE BOUW werd in 1804 be
gonnen. De Pont des Arts was er één
van een drietal, waarvoor een particu
liere onderneming de concessies had
gekregen; de Pont d'Austerlitz en een
brug tussen lie Cité en lie St. Louis
waren de twee andere. Het ontwerp
was van ir. De Ia Croix Dillon en het
is de eerste ijzeren brug in Frankrijk
geweest. Acht peilers werden in, de
rivier gebouwd op zeventien meter
afstand van elkaar en op ijzeren bo
gen rustte het bijna tien meter brede
wegdek. Merkwaardigerwijs is het
een Nederlander, die van de construc
tie van die peilers een uitgebreide
beschrijving heeft gegeven: A. van
der Willigen, die ten tijde van het
consulaat en de eerste jaren van het
keizerrijk te Parijs heeft gewoond,
aan de Seine nog wel, en die bij Loos-
jes in Haarlem een driedelig werk
..Parijs in den aanvang van de negen
tiende eeuw" heeft gepubliceerd.
HIJ HEEFT PRECIES beschreven
hoe men in de Seine, waar 's zomers
vaak niet meer dan anderhalve meter
water stond, op funderingen eiken
houten bekistingen werden aange
bracht. Uit die bakken werd het water
gepompt en op de bodem werden de
peilers gemetseld. Vervolgens liet men
zeventien meter verder weer een
nieuwe houten bodem zinken, bracht
de bekistingen erop aan en maakte
de volgende peiler. Het werk ge
schiedde nogal,vlot zodat de brug het
zelfde jaar kon worden voltooid. Ze
is nooit voor het rijverkeer bestemd
geweest maar alleen voor voetgangers.
Oorspronkelijk moest men een halve
stuiver betalen om haar te passeren;
het heeft tot 1848 geduurd aleer de
stad Parijs dat recht heeft afgekocht.
AANVANKELIJK was de Pont des
Arts niet alleen een brug maar ook
een wandelplaats. Reeds Van der Wil
ligen heeft verteld hoe een rij oranje
bomen in potten midden op de weg
werd geplaatst en hoe er enige kios
ken kwamen, waar men planten en
bloemen verkocht, hoe er banken
waren en er ijzeren stoeltjes werden
verhuurd en hoe men er limonade en
andere dranken kon kopen. Curieus
is ook dat al in zijn tijd muzikanten
op de brug waren. Dat is namelijk
tot op de huidige dag zo gebleven;
een oude man met een klein draai
orgeltje heb ik er tenminste sedert
1951 als „vaste bespeler" gezien en
dan zijn er altijd wel komende en
gaande muzikanten. De bloemen en
planten zijn sedert tientallen jaren
verdwenen, de banken zijn gebleven
en bij droog weer is er bijna nooit
plaats. Van der Willigen had het over
het „schoon gezigt op de Seine en de
daar langs gelegen kaaijen", dat men
van de brug af had en sedertdien
heeft gehouden. Vooral dat naar het
lie Cité met het plantsoen van de
Vert Galant, de Pont Neuf, de oude
huizen op de hoek van de Place Dau-
phine, het paleis van Justitie met de
gouden spits van de Sainte Chapelle
en verder de torens van de Notre
Dame en van het Pantheon, is wereld
beroemd. Ik heb het wel „het mooiste
stadsgezicht van Europa" horen noe
men en ik zou het er mee eens kunnen
zijn wanneer men Venetië uitzondert.
IN IEDER GEVAL moet het tien
duizenden malen zijn geschilderd en
getekend door alle grote en minder
grote volgelingen van Sint Lucas. Nog
staat er altijd wel een schilder of
schilderes op of vlak bij de Pont des
Arts. De impressionisten zijn hen
voorgegaan, Monet, Pissarro, Gau
guin, Guillaumin, Sisley, Jongkind.
Ook „le père" Corot heeft de Pont
des Arts gekend, Bonington heeft
haar geschilderd (en haar twee bogen
minder gegeven dan zij in werkelijk
heid in zijn tijd heeft gehad), Rous
seau le Douanier, later de neo-im-
pressionisten zoals Seurat en Signac
en wie niet al. En dan denk ik nog
aan de kudden zondagsschilders, die
op haar bruggedek hun ezeltjes heb
ben neergeplant. Heel het jaar vindt
men ze er en vooral des zomers zijn
de banken bezet met de Engelse da
mes op leeftijd, die naarstig kleine
aquarelletjes van het uitzicht pen
selen. En dan de grote schilders van
de laatste jaren, hoe vaak heeft men
de oude Ceria er niet gezien, vroeger
ook Marquet, die zelf van zijn huis
neerkeek op de Pont Neuf, en toen hij
nog vaak in Parijs kwam Dunoyer
de Segonzac.
PONT DES ARTS, de brug der
kunsten, is de naam. Men weet.niet
of het is omdat zij van het Louvre,
het huis der kunsten, naar de over
zijde leidde of omdat juist aan die
overzijde het gebouw is, waarin nu
de Franse Academie zijn zetel heeft
maar waarin Napoleon de Academie
van Schone Kunsten wilde vestigen,
die dan later in de Rue Bonaparte is
terechtgekomen. Maar zelden zal een
naam betekenisvoller geworden zijn.
Niet alleen vanwege de schilders, die
er werkten of er inspiratie vonden
maar ook vanwege de duizenden
leerlingen van de academie, die er
hun voetstappen hebben staan en
vanwege de stoet van schrijvers en
dichters, die er hun voetstappen heb
ben gedrukt.
Vrijwel ieder lid van de eerbied
waardige Academie en van het Insti
tuut Jieeft over de Pont des Arts ge
kuierd in de laatste anderhalve eeuw
en zeker ook Paul Verlaine en Leon-
Paul Fargue, Francis Carco en Leo
Larquier, de kroniekschrijver van
Saint Germain des Prés toen het nog
een wijk van litteratoren was en niet
van meisjes met paardenstaarten en
jongens met spijkerbroeken. Overi
gens is dat pas na wereldoorlog II be
gonnen en een paar jaar geleden al
weer opgehoudenzo snel gaat het
leven. Dan is nog niet eens gesproken
van de kunsthandelaars en kunstlief
hebbers, die de Pont des Arts hebben
„genomen" om van het Hotel Drouot
naar de Seine en haar zijstraten en
vice versa te gaan. Vaak met een
„vondst" onder de arm, dikwijls reeds
des ochtends voor negen om vóór de
veilingen te kunnen kijken, ook wel
des avonds laat na een goede koop
ergens bij een particulier.
IN 1852 HEEFT MEN één der
bogen opgedoekt en voor het instituut
een sluis gemaakt omdat de rivier ter
hoogte van de Pont des Arts niet goed
bevaarbaar meer was. Later, in het
begin van de twintigste eeuw, is de
Seine gekanaliseerd en kon die sluis
weer vervallen. Wonderlijk is dat, al
tijd aan de kade waar zij was geweest,
nog de binnenvaartschepen uit Neder
land en België ligplaats kiezen. Men
ziet er goed-Nederlandse namen als
„Verwachting", „Rotterdam" of „Drie
Gebroeders", „Terneuzen", en men
kijkt nooit verwonderd wanneer op
de brug een vlasblond Nederlands
schippersdochtertje knikkert met een
broertje.
Nu zal de Pont des Arts waarschijn
lijk wel verdwijnen. Nog is er hoop
want naar het schijnt is er al sedert
ongeveer 1880 geklaagd over het feit
dat zij niet goed lag voor de scheep-
V
"F*
V.
i-
De Pont des Arts, gezien van de linker
oever, naar een pentekening van
Dunoyer de Segonzac.
vaart en dat zij zo lelijk was. Kort
voor wereldoorlog II heeft een zekere
monsieur Sauvestre in La Ruche Pari-
sienne nog eens een plan gepubliceerd
van een brug met één peiler in het
midden van de rivier en daarop twee
vuurtorens, die „bijna zonlicht" moes
ten doen schijnen over de Pont Neuf,
het Louvre, de Munt en de Tuilerieën.
Het is er gelukkig niet van gekomen
zodat wanneer nu de afbraak moet
doorgaan we in ieder geval de her
innering zullen behouden aan die sier
lijke, smalle, ouderwetse grote loop
plank van ijzer over de Seine.
Frank Onnen
(Van onze correspondent)
ROME. Argeloos als wij soms
zijn, leefden wij in de overtuiging, dat
de oude, alombekende, heiligen der
r.-k. kerk als onaantastbare groot
heden nog eeuwen lang zouden wor
den aanbeden, zoals zij dat reeds
duizend jaar lang en meer gedaan
werden. Maar ook het naleven der
heiligen is niet altijd even rustig. In
de laatste tijd zoekt men voor alles
naar „waarheid" en ja, wat men zo
over die oude heiligen vertelt is niet
altijd „wetenschappelijk te bewijzen
De vrome fantasie van onze voor
ouders, die uit de meest simpele ge
gevens, vaak uit een verkeerd begre
pen woord aandoenlijke mythen wis
ten te scheppen, verschrompelt wan
neer de mannen van wetenschap aan
de hand van documenten en feiten
willen nagaan, hoe het leven dier half
goden geworden heiligen werkelijk is
geweest. Reeds zijn er enkelen een
tweede dood gestorven, of juister: hun
eerste dood van christelijk standpunt
hun „ontwaken", een opvatting die
meebrengt dat de feestdag van een
heilige samenvalt met zijn sterfdag
werd ongedaan gemaakt, omdat bleek
dat zij nooit hebben bestaan. Het eer
ste „slachtoffer" dat viel was de hei
lige Filomena, aan wie in Zuid-Italië
kerken en altaren zijn gewijd, maar
die nooit heeft bestaan. Filomena is
een vrij veel voorkomende meisjes
naam in Calabrië, maar sedert een
paar jaar mogen kinderen niet meer
met die naam worden gedoopt, tenzij
er de naam van een andere heilige
aan toe wordt gevoegd.
EEN HEEL WAT BEKENDER heili
ge, Sint George, is in rang verlaagd.
Zijn feestdag, 23 april, is voor de kerk
niet langer een feest van de eerste
gro'otte. Als men weet, dat deze heilige
in de gehele christenheid altijd een
bijzonder hoge plaats heeft ingenomen
en dat ganse gewesten en landen (en-
geland, Portugal, Catalonië, Aragon,
Georgië, Lituanië, Ligurië) in hem hun
nationale beschermheilige zien, dan is
het duidelijk dat de Romeinse Con
gregatie der Riten, die in deze zaken
beslist, stellig niet lichtvaardig tot dat
besluit is overgegaan. Er wordt nu
gezegd, dat men over de H. George
heel weinig met zekerheid weet. Hij
is waarschijnlijk een soldaat geweest,
in ieder geval een Christen, die vóór
de tijd van Constantijn de Grote (maar
het jaar is onbekend) de marteldood
stierf, waarschijnlijk te Tydda in Pa
lestina. Dat is alles. In de legende
gaat hij de plaats innemen van Per
seus, die Andromeda bevrijdde van de
draak en gaat hij op zijn beurt een
draak doden om het leven te redden
Constantijn de Grote schenkt Sint Sylvester de helft van het Romeinse rijk
en voert hem als heerser Rome binnen. (Fragment van laat-Byzantijnse muur
schildering in de kerk S. Guattro Coronati te Rome).
religieus en niet op het economisch
vlak ligt.
WIJ ZIJN BEVREESD, dat een an
dere heilige binnenkort een veer zal
moeten laten, een heilige die op dit
ogenblik erg actueel is, Sint Syives-
ter, wiens feest wordt gevierd op Oude
jaarsdag en die bisschop van Rome
(Paus als men wil) is geweest van
314-335 tijdens het eerste oecumenisch
concilie, dat van Nicea in 325. De
historische Sylvester was geen belang
rijk Paus. Er is weinig over hem be
kend. Het Concilie van Nicea werd
niet door hem maar door keizer Con
stantijn uitgeschreven en voorgezeten.
De Paus was er niet bij aanwezig.
Er waren trouwens heel weinig bis
schoppen uit het West-Romeinse rijk
naar Nicea gekomen.
„Paus" Sylvester was voorbestemd
om in de legende een grote rol te
spelen. De verhalen zijn talloos, maar
het meest belangrijke is dat over de
bekering van keizer Constantijn (de
historische Constantijn was in zijn jeugd
nog heiden, maar zonder de christe
nen te vervolgen. In 312 verovert hij
Rome op Maxentius en zijn leger voert
doen reeds christelijke veldtekens, wat
te meer verwondert, daar Rome in te
genstelling tot het oostelijk deel van
het rijk een uitgesproken heidense stad
was. Sylvester werd in 313 door de
Romeinse christenen tot bisschop ge
kozen). De legende vertelt ons, dat
Constantijn de christenen bar vervolgde,
zodat Sylvester met zijn priesters uit
Rome vluchtte en zich verborg op de
berg Soratte. God strafte de keizer,
die melaats werd. Om te genezen
raadden de heidense priesters hem aan
drieduizend kinderen te laten vermoor
den en een bad te nemen in hun jon
ge bloed. De kinderen werden aan hun
moeders ontnomen, maar toen de kei
zer op de plaats kwam, waar hét bad
zou worden klaargemaakt, werd hij ge
roerd door de smart der moeders en
zei: het is beter dat ik sterf, dan
dat het bloed der onschuldigen mijn
zondig leven verlenge. En hij liet de
kinderen teruggeven aan de moeders.
In de nacht daarop verschenen hem
in de droom Petrus en Paulus. die
hem zeiden: „Wijl gij het onschuldig
bloed niet wildet vergieten, heeft Chris
tus ons gestuurd om te zeggen hoe
ge genezen kunt".
En ze raadden hem aan boden te
sturen naar Sylvester, de bisschop op
de berg Soratte, die hem een -bron zou
wijzen, waarin hij driemaal moest on
derdompelen. De volgende dag stuur
de de keizer zijn ridders uit. Toen Syl
vester hoorde, dat de keizer hem bij
hem ontbood, meende hij dat hij ge
roepen werd voor het martelaarschap
en steeg ijlings te paard. In drie ge
weldige sprongen was zijn paard al in
Rome (de afstand is zestig k.m.). De
keizer vertelde hem zijn droom en
vroeg, wie die twee goden geweest wa
ren. „Dat waren geen goden, zei
Sylvester maar de apostelen van
Christus". En hij liet de portretten van
Petrus en Paulus halen, die onmiddel
lijk door de keizer werden herkend.
Sylvester onderrichtte hem in het ge
loof, liet hem een week vasten en de deu
ren der gevangenissen ontsluiten. Daar
na doopte hij hem en de keizer was
tegelijk van zijn melaatsheid genezen.
Constantijn gaf onmiddellijk een hele
reeks geboden uit in het belang der
kerk, onder andere dat zoals de kei
zer heer is der wereld, zo zal de bis
schop van Rome hoofd zijn van alle
bisschoppen. Een tiende der inkomsten
van het rijk moest dienen voor het
bouwen van kerken en de keizer zelf
begon met het bouwen der Pieterskerk,
waarvoor hijzelf op zijn rug twaalf
zakken aarde aandroeg.
'S KEIZERS MOEDER. Helena, was
inmiddels overgegaan tot de Joodse
godsdienst. Er komt dan een groot dis
puut, waarin Sylvester honderddertig
Joodse geleerden weerlegt en een ge
vaarlijke stier, aan welke een dier ge
leerden de „ware naam van God" in
het oor had gefluisterd, waarop het
beest onmiddellijk dood ter aarde viel,
in de naam van Christus gebiedt op te
staan, aldus bewijzend dat de Joden
niet Gods naam, maar de naam van
een vervaarlijke duivel kennen. Rome
wordt dan nog geteisterd door een vre
selijke draak, die zich onder het kapi-
tool schuil hield. Sylvester, horende dat
dit monster met zijn kwalijke adem
dagelijks driehonderd mensen doet ster
ven, daalt af in de grot, bezweert de
duivel die in de draak woonde en voert
het monster als een schoothondje aan
een touw met zich mee. Toen zij dit
wonder zagen geloofden de Romeinen
in de kracht van Christus en lieten
zich dopen.
AL DEZE KINDERLIJKE, maar ook
verrukkelijke, verhale die eeuwen lang
kunstenaars overal ter wereld hebben
geïnspireerd, zijn natuurlijk vrij on
schuldig. Niemand behoeft er aan te ge
loven. maar het schijnt, dat er naïeve
zielen bestaan, voor wie ieder woord er
van op waarheid berust en dat is blijk
baar de reden, waarom men die heili
gen, die al te zeer tot mythische fi
guren zijn geworden, een beetje wil
kortwieken. Jammer.
Adr. Luijdjens
van de dochter des konings van Ly-
bië. Meestal wordt hij voorgesteld te
paard zittende, de draak bestrijdend.
Vrijwel ieder oud huis in de stad Ge
nua prijkt met een gevelsteen, dit ge
beuren voorstellend.En nu is Sint Geor
ge van zijn paard gestapt. Hij was
geen hoog officier, doch een eenvou
dig soldaat en de draak heeft hij al
leen gedood, omdat in Griekenland,
maar vooral in Egypte en Ethiopië,
een onverwoestbare legende bestond
over een god of halfgod, die een draak
doodde: de kerk heeft die oude mythe
eenvoudig gekerstend.
WELKE „PROBLEMEN" deze her
ziening van de kalender der heiligen
doet ontstaan, moge blijken uit het
volgende: een visser uit Portofino
schreef aan een Genuees dagblad, dat
hem iets vreselij kers had kunnen over
komen. Zijn naam is Giorgio, zijn
vrouw Giorgina, zijn schip San Gior-
gino, Portofino heeft de H. George tot
schutspatroon en „nu hebben mijn
vrouw en ik ineens geen patroon meer
in de hemel. Hoe moet dat nu met
de visserij? En hoe moet het later als
wij sterven en wij geen voorspraak
hebben om in het paradijs te wor
den toegelaten?" De krant kon geluk
kig antwoorden, dat de heilige niet is
„afgeschaft", alleen maar tot zijn wa
re proporties teruggebracht en ver
wees verder de brave zeerob naar zijn
pastoor. Meer aardse overwegingen
deden een burger van Turijn naar de
pen grijpen. Hij schreef aan de „Stam
pa", dat hij nooit veel vertrouwen had
gehad in Italiaanse lires en ook niet
in aandelen of effecten. Hij had daar
om zijn leven lang al zijn spaarduit
jes belegd in gouden ponden sterling.
„En nu in eens ben ik bang, dat ze
niets meer waard zullen zijn. Op elk
van die munten staat het portret van
Sint George en ik heb gehoord, dat
die heilige bijna waardeloos is gewor
den". De „Stampa" hoefde niet eerst
zijn financiële redacteur te raadple
gen om aan deze zuinige huisvader
te kunnen uitleggen, dat de devalua
tie van de H. George alleen op het