Wegen naar morgen
WASSEN IN DE LOOP DER TIJDEN
jwel - niet - wel niet -
1
Éfi
Mysterie en avontuur
S
ZATERDAG 8 DECEMBER 1962
Erbij
PAGINA TWEE
De toekomst van de
weg en de weg
van de toekomst
V
M'
Drs. W. Langeveld
THRILLERAUTEURS IN ACTIE
DE MODERNE MENS vraagt om
wegen. Ons levenstempo is door de
moderne technische hulpmiddelen zo
danig versneld, dat bredere, ruimere,
rechtere en betere wegen nodig zijn
waarop de auto, dat kleine huisje op
vier wielen, de rol kan hebben waar
voor het bestemd is. Wegen die wei-
nig tijd vergen van de berijders, die
snel en ongehinderd door de hon
derden andere weggebruikers naar
hun doel willen komen. Nu heeft
Nederland zeker geen slecht wegen
netook in vergelijking met vele an
dere Europese landen komt het er
best af. Maar er moet nog heel veel
gebeuren, want het aantal gemotori
seerde vervoermiddelen groeit in een
waarlijk angstwekkend tempo.
ZO SCHAT DE verkeerscommissie
van de Nederlandsche Maatschappij
voor Nijverheid en Handel in haar rap
port „Wat eist de ontwikkeling van het
verkeer?" dat er in 1970 ongeveer 1,9
miljoen personenwagens hier te lande
zullen rondtoeren, tegen ruim een nalf
miljoen nu. En thans zijn op mooie zon
dagen ware verstoppingen op de hoofd
wegen al schering en inslag. Volgens
deze commissie is de voorgenomen aan
leg van rond 1200 km rijkswegen tot
1975 niet voldoende om in de verkeers-
behoefte te voorzien. De commissie
meent daarom dat tussen 1959 en 1970
bijna 33 miljard gulden in wegenbouw
geïnvesteerd zal moeten worden. Als
een van de manieren om de benodigde
gelden bijeen te brengen ziet zij de we
derinvoering van de tolheffing, tenzij
een autonoom wegenfonds wordt opge
richt. Zij meent ook dat een speciale
wegenbouwraad, waarin economen en
planologen zitting hebben, moet wor-
gevormd. Deze raad zou aan de betref
fende instanties adviezen dienen te ge
ven over de aanleg van wegen in ver
band met de algemene economische en
demografische ontwikkeling van ons
land.
MET DE TOLHEFFING zullen velen
van ons wel niet erg gelukkig zijn.
Lang heeft men gestreden tegen de
„tollen," zoals ook blijkt uit een zeer
fraai en interessant boekwerk, dat on
der auspiciën van de Nederlandse Ver
eniging van Wegenbouwers ter gelegen
heid van haar 25-jarig bestaan onlangs
is uitgegeven. „Wegen naar morgen"
is de titel van dit door de bekende Ne
derlandse journalist Max Dendermon-
de en ir. H. A. M. C. Dibbits, hoofdin
genieur-directeur Rijkswaterstaat ge
schreven boek. Beide schrijvers produ
ceerden reeds in nauwe samenwerking
het bekende „Dijken," een boek dat
ook in het Engels is vertaald.
„WEGEN NAAR MORGEN" is meer
dan zo maar een verhaaltje over de ge
schiedenis van een vereniging van on
dernemers geworden. Het is een epos
van jaren van strijd voor ruimere in
zichten om de vaart der snelle vooruit
gang mogelijk te maken. Na een korte
heldere historische inleiding brengen
de schrijvers ons al vlug in de moder
ne tijd, de dagen van het gemotoriseer
de vervoer, dat de weg zijn waarlijk
grootse ontwikkeling gaf. Want al had
den de oude Romeinen dan 300.000 km
wegen aangelegd, waarvan 80.000 km
verhard, een vergelijking met de he
dendaagse wegennetten kan men toch
niet maken. De ontwikkeling van kar-
respoor naar Mac Adam weg, naar
klinkerweg en fietspad (in Nederland
ging de tweewieler in vele opzichten
vooraan), asfaltbaan en autoweg wordt
op een buitengewoon prettige manier
aan ons verhaald. Deze ogenschijnlijk
droge geschiedenis wordt levend en
krijgt een boeiend karakter omdat de
schrijvers zich niet hebben beperkt tot
een uitsluitend opsommen van belang
rijke gebeurtenissen en data, zoals we
dat in vele gedenkboeken aantreffen,
maar zij zijn ingegaan op alles „wat
aan de weg timmert."
WE LEZEN OVER DE ROL van de
verkeerspolitie; over die o zo verdien
stelijke organisatie voor alle Neder
landse weggebruikers, de Algemene
Nederlandse Wielrijders Bond, die niet
alleen voor de verkeersborden zorgt,
maar de Wegenwacht laat rijden, de
vakantieganger in binnen- of buiten-
tenland van heel veel zorgen ontlast en
automobilisten en anderen onschatbare
diensten bewijst. De functie van de weg
is niet alleen vanuit verkeerstechnisch
oogpunt belicht, maar zij wordt geïn
tegreerd in de structuur van de geïn
dustrialiseerde samenleving. Het gaat
om de drieëenheid mens-voertuig-weg.
De weg heeft tot taak de mens en zijn
voertuig veilig en snel te laten komen
waar hij zijn moet, de weg moet de
mens geborgenheid geven, zekerheid,
betrouwbaarheid en rust.
Daarom is de weg meer dan een
asfaltbaan of een onafzienbare opeen
volging van klinkers. Een weg is een
levend bestanddeel van het landschap,
een ding met een doelmatig, maar te
genwoordig ook een recreatief karak
ter, men denke maar aan de vele
„bermtoeristen."
WERKELIJKE WEGEN in moderne
zin worden ribg maar sinds korte tijd
aangelegd, eigenlijk is in de jaren
twintig daar pas goed een begin mee
gemaakt. Het aantal auto's stijgt en in
1925 wordt onder de energieke voorzit
ter van de A.N.W.B., Edo Bergsma, de
zogenaamde Noodklokvergadering ge
houden. Er zal en moet in de Neder
landse wegenbouw iets gebeuren. Een
van de eerste initiatieven is de invoe
ring van een wegenbelasting, later om-
gezet in een motorrijtuigen-belasting,
waarvan echter maar een beperkt deel
aan de wegenaanleg ten goede zou ko
men! De urgentie van het vraagstuk
zag men toen nog niet zo duidelijk als
tegenwoordig. Ook de benzinebelasting
werd ingevoerd om de overheid een
aandeel te geven in de bijzonder lage
dumpingprijzen van die dagen. Een be
lasting die slechts tijdelijk zou zijn,
maar die is uitgegroeid tot een van de
voornaamste bronnen van staatsin
komsten. Maar uiteraard beperkten de
initiatieven zich niet tot het fiscale.
Men ging proberen het bestaande we
gennet te verbeteren. Technisch con
centreerde men zich op asfaltbedek-
king en dergelijke, want oog voor lig
ging en lijn van de weg had men nog
niet in sterke mate.
ZO PASSEREN vele interessante de
tails onze blik als wij dit boek met zijn
uitzonderlijk goede illustraties veel
foto's en oude prenten gelardeerd met
geestige prenten van de politieke teke
naar Opland lezen en herlezen. De
wegenbouwers zelf komen uiteraard
ook aan de orde, maar de goede idee
van de auteurs is geweest dat zij de
wegen en niet de jubilerende vereniging
hebben laten „spreken". En naar de
wegen gaat de belangstelling van ee
moderne zich snel verplaatsende mens
vooral uit. Juist doordat in dit boek
vooral over de weg en alles wat „drum
und dran" is wordt gesproken wordt
het respect van de lezer voor de man
nen die de heirbanen bouwen alleen
maar groter.
CVan onze medische medewerker)
DE BEWONERS van ons land
staan in het buitenland bekend om
hun zogenoemde Hollandse kraak
zindelijkheid, reinheid en properheid.
Artsen en verpleegsters kennen uit
ervaring echter wel gevallen die doen
twijfelen aan de opvatting dat de
Hollander van nature helder is op
zijn lichaam, zoals dat heet. Wie van
ons heeft het nooit meegemaakt, dat
de patiënt op het verzoek van dokter
of verpleegster zich eens uit te kle
den voor een onderzoek het volgende
antwoord geeft: „O dokter, daar heb
ik nu niet op gerekend, ik kom liever
een andere keer terug".
Cynici menen, dat de spreekwoor
delijke kraakzindelijkheid van de
Hollander geboren is uit het beroep
van de kaasmaker. Maar de kaas
maker was vaak helderder op zijn
bakken en pannen voor de kaasberei
ding dan op zijn lichaam.
In de oudheid stond bij vele volken
het dagelijks wassen van het lichaam
op gelijke voet met het gebruiken
van voedsel of drank. De Egypte-
naren baadden veelvuldig, hetzij
thuis, hetzij in de Nijl. Het bijbel
verhaal vertelt ons van de Egyptische
prinses die ging baden in de Nijl en
zo Mozes vond, het jongetje dat door
zijn moeder noodgedwongen in een
biezen mandje aan deze waterstroom
was toevertrouwd.
Reinigingsbaden behoorden veelal
tot het godsdienstig ritueel; priesters
Kmng Zrtncijt- Kernei OAmjk
Engelse sftoipml mt IV. Ar. Thnekern oft helften,et m lentewjk XIV rm ,1,trnJstliiU,, ftigmt
maar ook leken dienden zich in
Egypte en Babylonië te baden, voor
dat ze deelnamen aan een godsdien
stige plechtigheid. De bijbel zelf
schrijft uitdrukkelijk het wassen van
de handen voor elke maaltijd voor en
na het verrichten van de natuurlijke
behoeften van de mens. Reinigings
baden na menstruatie, na de samen
leving maakten de mens cultisch weer
geschikt voor het deelnemen aan
godsdienstige bijeenkomsten. De
priesters moesten zich herhaaldelijk
baden, vooral tijdens plechtige gods
dienstige bijeenkomsten zoals op de
Grote Verzoendag, baadden de pries
ters talloze malen en zij verwisselden
daarbij ook van kleding.
MEN KAN AANVOEREN dat in de
warme landen zoals Egypte, Babylonië
en Israel het baden en wassen wel
noodzakelijk was, anders, zo meent
men dan, zouden immers maar al te
snel infecties van de huid ontstaan. Het
moge waar zijn, dat in warme streken
het baden nog belangrijker is dan in
ons klimaat, niet vergeten mag worden
dat het wassen en baden ook in stre
ken zoals ons land onmisbaar zijn voor
een gezonde en hygiënisch verantwoor
de levenswijze.
Homerus vertelt dat het lichaam van
de helden die van het slagveld weer
keerden, eerst met zeewater werd ge
reinigd. Vervolgens werden zij in warm
water gebaad, daarna werd hun huid
gemasseerd en met vet ingewreven.
Wassen en baden behoorden bij het
Griekse leven, zoals de sport en de
wedstrijden er deel van uitmaakten.
De Romeinen kenden zweetbaden,
lauwe luchtbaden, koude luchtbaden,
zwembaden met koud en warm water,
besloten en open voor het algemeen pu
bliek. Zij wasten zich regelmatig, zeker
na vermoeienissen, na sport of inspan
ning. Bij hun maaltijden stonden kom
men met water gereed, om de handen
te wassen of tijdens de maaltijd de vin
gers (die veelal onze vorken vervingen)
te reinigen.
Zo zou men dus kunnen stellen, dat
de culturen van de (Westerse) oudheid
gekenmerkt werden door het regelma
tig gebruik van water zowel als reini
gingsmiddel in engere directe zin, als
mede als reinigingsmiddel in religieuze
zin.
De sekten, zoals die van de Esseners,
die de komst van Jezus vooraf gingen,
hadden de reinigingsbaden van de
priesters van de tempel te Jerusalem
tot hun dagelijkse gewoonten gemaakt.
Zij baadden herhaaldelijk en de onder
dompeling in de Jordaan, de oorspron
kelijke doop, is hiervan de uitdrukking.
Zo is de doop terug te voeren tot het
rituele reinigingsbad in de Jordaan.
HOE IS HET TE verklaren, dat het
gebruik van water als reinigingsmiddel
zo is teruggelopen welhaast tot in onze
tijd? Hoe komt het dat in de beschrijvin
gen van de prachtige paleizen van
Franse en Duitse vorsten uit de zeven
tiende eeuw en later weinig of geen
plaats is ingeruimd aan de badkamers?
Wie van ons de prachtige paleizen te
Versailles heeft gezien zal getroffen
zijn door de schoonheid van de eetza
len, wachtkamers, salons en slaapka
mers. Van badkamers zal hij echter
maar weinig gemerkt hebben: de Fran
se koningen baadden zoals hun tijdge
noten maar heel weinig, slechts een
klein bad in een onaanzienlijk kamer
tje getuigt er van dat ook de Franse
koningen zich wel eens degelijk wasten.
Het verhaal gaat dat toen de prachtig
geklede koning Eodewijk de Veertiende,
de Zonnekoning, stierf, zijn pruik als
het ware weggedragen werd door het
ongedierte dat onder zijn pruik op zijn
hoofd zat. De Franse parfums zouden
vooral daardoor tot ontwikkeling zijn
gekomen, omdat vele mensen kwalijk
riekten, hun transpiratie hoopte zich
maar op en werd niet weggewassen. Zij
zouden door middel van fijnriekende
geuren en parfums hun eigen kwalijk
riekende lichaamsgeuren willen doen
verdwijnen.
WASSEN VAN gezicht en handen, het
baden van het gehele lichaam, eens in
de oudheid de gewoonste raak van de
wereld, behorende bij het dagelijks ri
tueel van de lichamelijke hygiëne, is
in de vroege en late Middeleeuwen in
diskrediet geraakt. De vrees voor wa
ter was in de Middeleeuwen diep ge
worteld en sterk verbreid. De kerk was
een tegenstander, in het algemeen ge
sproken, van het baden. Toegegeven,
de openbare badhuizen en badinrichtin
gen gaven vaak tonelen te zien, die
men het beste met echte bacchanalen
kan omschrijven. Maar aan de andere
kant ontstond geleidelijk in de Middel
eeuwen een zekere afkeer voor het li
chaam, het lichaam werd gedegradeerd
ten gunste van de geest. Lichaamsver
zorging kwam er niet op aan, de geest
was alles. Het na-akte lichaam in het
bijzonder stond onder het taboe van het
naakt als verwerpelijk en afkeurens
waardig. Het is duidelijk dat een der
gelijke benadering van het lichaam niet
bevorderlijk is voor het ontstaan van
goede hygiënische gewoonten zoals de
dagelijkse reiniging van het lichaam.
Mrs. Mary A. Morse Baker, de
stichtster van de Christian Science be
weging in de tweede helft van de vori
ge eeuw, geeft in haar boek „Science
and Health" voorbeelden van een der
gelijke verwaarlozing van het lichaam.
Volgens haar bestond het lichaam al
leen als een psychische voorstelling.
Het was niet nodig het lichaam te rei
nigen en te verzorgen „Baden en was
sen heeft alleen ten doel het lichaam
schoon te houden en daarvoor is het
helemaal niet nodig de hele oppervlak
te van het lichaam elke dag te schrob
ben en te boenen". Over kinderverzor
ging laat zij zich in hetzelfde boek als
volgt uit: Het dagelijks baden van een
kind is evenmin natuurlijk of nodig als
het uit het water halen en eenmaal per
dag met vuil bedekken van een vis ten
einde hem beter in zijn element te la
ten gedijen".
Mary Baker was echter slechts een
kind van haar tijd. Frederik de Grote,
de Duitse vorst en veroveraar, waste
nauwelijks zijn gezicht. In 1835 nam
Thomas Walker in Engeland een proef
om na te gaan, of het mogelijk was de
gezondheid te verbeteren door zich he
lemaal niet te wassen. Hij kwam tot
de conclusie dat wassen overbodig was.
HET OUDE „mens sana in corpore
sano", een gezonde geest in een ge
zond lichaam, heeft echter in onze tijd
weer zijn rechten opgeëist. We weten
nu dat een dagelijkse reiniging van de
huid betekent dat een prikkel wordt uit
geoefend op het bloedvatenstelsel in en
onder de huid. Ophopingen van zweet,
talg en vuil, ideale broedplaatsen voor
bacteriën, worden door het wassen van
de huid verwijderd. We weten dat voor
al onze handen bacteriën van besmet
te plaatsen naar nog niet geïnfecteer
de kunnen overbrengen: het reinigen
van de handen dient dus nog frequenter
te geschieden dan het reinigen van de
rest van het lichaam.
Thans weet wel iedereen, dat grondig
en regelmatig wassen en baden tot de
onmisbare voorwaarden behoren van
een goede gezondheid. Het komt er nu
nog op aan. er voor te zorgen dat ieder
ook deze eenvoudige hygiënische maat
regelen kan toepassen. Daarvoor zijn
nodig goed en schoon water, goede
bad- en wasgelegenheden in de huizen.
ALS EEN RECHTSCHAPEN, bijna
gepensioneerde ambtenaar zijn weke
lijkse uitje heeft met een vrouwelijke
collega van middelbare leeftijd, en er
komt dan een chanteur tussen En
fin, men kan zich de verwikkelingen
voorstellen die dat moet gaan geven,
vooral als de chanteur een geperver
teerde figuur is, wie het kennelijk niet
enkel en alleen om het geld gaat, maar
die er veeleer op uit is, zijn slacht
offers „kapot" te maken, en daartoe
zelfs geen moorden schuwt. Of er wer
kelijk dergelijke ziekelijke karakters
bestaan? John Bingham meent blijk
baar van wel, want hij heeft er een ten
tonele gevoerd in Night's Black Agent
Als Boodschapper van de nacht, ver
taald door A. E. C. Vuerhard-Berkhout,
in de Accoladereeks van A. W. Sijt-
hoff). Dat Bingham ons deze figuur ook
inderdaad zo heeft afgeschilderd dat
v/ij er in kunnen geloven, zou ik niet
durven beweren. Het nachtzwarte indi
vidu, Green, blijft daarvoor trouwens te
veel op de achtergrond, hoewel dat
compositorisch gezien absoluut niet
noodzakelijk was geweest: de lezer
wordt namelijk al in de eerste regel
van het verhaal met hem geconfron
teerd. Dat verhaal zelf vertoont overi
gens te weinig lijn om bijster te
boeien: het bestaat eigenlijk uit twee
„gevallen"-ervaringen van slachtoffers
van Green-, samengevat binnen het wat
wankele raam van het verhaal van een
journalist, die er op uit is Greens
slachtoffers te wreken en daar tenslot
te ook in slaagt. Die journalist zelf
komt er maar terloops aan te pas en
zijn wraakneming verwekt dan ook
geen spanning; de verhalen die hij ver
telt zijn vrij zwak van typering, hangen
weinig met elkaar samen en zijn niet
al te overtuigend. Een nogal geforceerd
geheel, voor de thriller die het kennelijk
wil zijn: een strakkere lijn, b.v. door
concentratie op één geval, was hier
wel het aangewezen recept geweest.
ZO'N STRAKKE LIJN loopt er wel
door Binghams Marion, in de verta
ling van H. Tromp en onder de zelfde
titel eveneens verschenen in de Accola
dereeks. Gok dit is echter een vrij ma
niakale geschiedenis, waarin eigenlijk
te veel figuren elkaar voor de voeten
lopen zonder dat het tijdig duidelijk
wordt wat hun onderlinge samenhang
is. Bingham blijkt een schrijver, die
zijn spanning vooral zoekt in het aan
eenrijen van een aantal mysterieuze
effecten, die geen bevredigende geen
overtuigende verklaring krijgen; hij
komt daardoor tot een resultaat dat,
in het geval Marion, zeker wel span
ning heeft, maar in zijn onwezenlijk
heid wat goedkoop aandoet.
Een Bingham, bij deze voor het eerst
aan de Nederlandse lezer voorgesteld,
heeft een wat uitvoeriger introductie
nodig dan b.v. een Eric Ambler, die
hier al wel enige bekendheid heeft.
Bruna bracht jaren geleden al zijn
naar mijn smaak door hemzelf nooit
overtroffen Epitaph for a Spy als
Grafschrift voor een spion, en zijn
Cause for Alarm kwam eerder in de
Prismareeks uit als Spion tegen wil en
dank. Ambler is een schrijver, die
het blijkt wel uit de geciteerde „spion-
nentitels" zich vooral thuisvoelt op
het gebied van de avonturenthriller, en
die dit genre ook met vaart en verve
weet te brengen. In zijn beste boeken
hij kent natuurlijk ook zijn, bij een
grote productie onvermijdelijke, inzin
kingen paart hij een meeslepende
actie aan een intrigerende sfeerteke
ning, en vooral: aan een handige toe
passing van de in dit genre onvermij
delijke, techniek van het „vallenzet
ten". Hij speelt er weer handig mee in
het verhaal dat, in vertaling van Wal
ter IJzerdraat, als Prismaboek is ver
schenen onder de titel Het masker van
Dimitrios. Een pretentieloos avonturen
verhaal, met heel wat spanning, waar
in kolonel Haki, hoofd van de Turkse
geheime dienst die in meer van Am
blers verhalen figureert in contact
komt met een Engelse oud-hoogleraar
en schrijver van detectiveverhalen. En
die professor-schrijver gaat zich dan
weer verdiepen in het leven van Dimi
trios: moordenaar, handelaar in blanke
slavinnen en verdovende middelen, etc.
etc Het resultaat is een merk
waardig, maar hoogst onderhoudend
avontuur.
INTERNATIONALE SFEER, boeiend
en levendig geschilderd, is ook een van
de charmes in de thriller The Dark
Crusader van Ian Stuart. Het Werd
voor Bruna's reeks De Zwarte Beertjes
vertaald door Caspar Hendriks en
kreeg in die versie de titel De zwarte
kruisvader mee. Een goede greep van
Bruna. Stuart is een bijzonder vaardig
verteller, die niet eens een avonturen-
intrige nodig zou hebben om, de aan
dacht te boeien. De mensen in zijn
boek léven, de gebeurtenissen overtui
gen. Wat de intrige betreft: de strijd
lussen een loyaal „kernenergeticus" en
een corrupt hoofd van een Engelse in
lichtingendienst is er he. kernpunt van
maar dat zegt op zichzelf heel weinig
van dit kleurrijke verhaal.
GEEN MOORD- of spionageverhaal
is Henry Cecils Daughters in Law. Dat
we het toch in deze rubriek bespreken,
heeft diverse redenen: ten eerste is het,
onder de titel Bruiloft bij de balie, ver
schenen in de Accoladereeks myste
riereeks bij uitstek verder is Cecil
een auteur die zich meermalen met
sueces op het pad van het misdaad
verhaal heeft gewaagd, en ten slotte
speelt ook dii boeK, evenals Cecils
meeste misdaadverhalen, in de sfeer
van de rechtszaal en is het ook uit dien
hoofde in onze rubriek niet helemaal
misplaatst. Bruilof bij de balie is een
humoristisch verhaal, een vermakelij
ke farce, met als voor de Engelse
uitingen van dit genre bijna onvermij
delijke hoofdpersoon een landedel
man, majoor Buttonstep, wiens familie
in de loop van enkele generaties al zo
veel heeft afgeprocedeerd, dat de ma
joor een grondig wantrouwen en een
bijna pathologische haat is gaan koes
teren tegen al wat zich tooit met een
of andere juristentitel. Laat het ongeluk
nu willen, dat Buttonsteps beide zoons
zich willen gaan verloven met twee ju
ristes, tweelingdochters tot overmaat
van ramp van een befaamde rechter!
Hoe te bereiken dat pa Buttonstep wat
vriendelijker tegen deze hoogst lieftal
lige meisjes gaat aanzien? Het enige
lijkt wel: hem te verwikkelen in een
proces, waarin deze jongedames voor
majoor Buttonstep optreden en de zaak
voor hem winnen. Wel, dat gelukt ook,
op een hoogst ongewone en hoogst
amusante manier. Een ongelooflijk on
aangename en brutale buurman van
Buttonstep wordt de aanleiding tot het
(Voor slot zie pag. 5)