I Muiterij op het Vrouwenschip NELIS UIT DE BLAUWE DRUIF ZINGT KERSTLIEDEREN VOOR DE JUKE-BOX TANTE PATENT PANDA EN DE MEESTERSECRETARIS door Hetirick Binder cHoe is het ontstaan?^ SI REEKCOMPETITIE VAN EN De Muggen leiden na eerste ronde M: Nog nooit in de kerk Al Jolson voor 2 borrels „Verkoopt lekker" NU MODERN WASSEN WASMACHINE BLAUW Schiet! de 1IH-V" 14 WOENSDAG 19 DECEMBER 1962 15 O/ff vervolgverhaal 1 id Dit woord: BEDOEN es voor meisjesschool U zult toch ook zelf wel de indruk 5 gekregen hebben, dat wij beiden niet zo goed bij elkaar passen." „En wel daarom, omdat ik, volgens de wil van de koninklijke regering, de- ze ellendige vrouwen met de nodige strengheid behandel. U zult wel zien, 5 hoever u met uw opvatting komt, ka- 1 pitein. Dat wordt moord, doodslag en muiterij." „Dan zal het wel een verlichting voor u zijn, luitenant Jewitt, als de koninklijke regering u een andere op- dracht toevertrouwt." Jewitt verliet de hut met een korte E groet. Hij kookte van woede, dat dat mooie bevel over de vrouwen van de „Lady Julian" hem ontgaan was. E Jewitt zag bij de valreep nog altijd E de constatoel met de meisjes staan. De constabel salueerde en wilde hem de papieren overhandigen. „Meld dat hoerengebroed maar bij E de kapitein," zei Jewitt. Hij wendde zich af, want juist op dat ogenblik kwam Aitken uit zijn ka- juit en ging naar de hut van de bot- telier, die tegenover de zijne lag. John Nivol was net klaar gekomen E met het uitpakken van zijn spullen. Hij zag met verbazing, dat de kapi- tein bij de deur terugdeinsde. Boven- op het bed zat een kalf van een hond, E die tegen hem gromde. „Rustig Neptunus," riep John Ni- col, „dat is toch onze brave kapi- tein." E Die morgen had Nicol de kapitein 1 gevraagd, of hij zijn hondje mee E mocht brengen. E „Is dat uw hondje?" riep Aitken. „Mooi hondje!" 5 „Kapitein, hij is zo zacht als een S lam. Geef onze kapitein eens een E poot!" Neptunus begon onmiddellijk met zijn lange staart te kwispelen en hief E zijn poot op. E „Luister," zei Aitken, „bottelier, u moet de meisjes in ontvangst nemen, E die net aangekomen zijn. De ketens E worden afgenomen. Overmorgen pas E kunnen ze gekleed worden. Old Bai- E ley zal u de gestraftenkleding leve- ren. Wees zo rechtvaardig mogelijk E voor de meisjes, want ze hebben het E de afgelopen dagen niet zo prettig ge- had op de „Julian". U neemt het toe- zicht waar, tot luitenant Smasbury E aan boord komt. Om zeven uur op- E staan, om half acht krijgen ze thee, maar dan moeten de bedden al opge- maakt en de meisjes goed gewassen E en gekamd. E Om 8 uur appèl. Probeert u de meisjes iets te doen te geven tot ik op zee met de regelmatige dienst be- E gin. Om een uur eten. Van een tot twee hebben de meisjes vrij. Om vijf E uur weer appèl, om acht uur naar E bed." Dat was kort, beknopt en overzich- telijk. 1 Hoofdstuk VII De constabel stond nog altijd aan E de valreep te wachten, tot iemand de meisjes van hem zou overnemen. E Toen kwam Nicol naar hem toe en vroeg hem de papieren. John telde de documenten zeven stuks en hij 3 schrok. Hoorde deze dame ook bij de E gestraften? Hij kon het niet geloven. E Maar uit de naam op het document bleek hem, dat het waar was: Barn- ley, de beruchte Barnley. E Nog helemaal overstuur riep hij de namen van de meisjes, die op de do ll cumenten stonden, af. Toen onderte- E kende hij 't ontvangstbewijs, dat de E constabel hem overhandigde. Luitenant Jewitt liep langs hem heen met hoed en degen, een koffer E in zijn hand. Hij ging de valreep af. E De constabel volgde hem. Op 't zelfde ogenblik kwam er 'n E nieuw transport van acht meisjes aan. E Ze kwamen uit de graafschappen, en alle acht droegen ze ketenen aan de voeten. Het waren jonge kinderen E met roodgeschreide ogen, en ze wek- E ten John Nicols' medelijden op; ook die zes meisjes, die voor hen geko- E men waren, konden toch onmogelijk E misdadigsters zijn. Zijn hoofd bonsde. Ook van deze acht nam hij de papieren aan, riep E de namen af en tekende voor ont- S vangst. „De ketens," riep hij, „sla ik jullie direct af. Die geen ketens hebben, ko men naar rechts." Maud Barnley liep met de drie meisjes, die geen ketens droegen, uit de groep. Nicol herademde. Hij was bang geweest, dat ook deze vrouw ke tens droeg. Hij deed, alsof hij haar helemaal niet zag. „Ik zal jullie eerst naar beneden brengen..." Hij kende zelf het ruim beneden- deks nog niet, 'waarin de meisjes on dergebracht waren. Het was een reusachtig, langgerekt ruim. Het was niet hoog en daar het 't gehele middendek omvatte, leek het, door zijn grote lengte en breedte, zelfs bijzonder laag. Als een lange man zijn arm omhoogstrekt, kon hij het plafond aanraken. Toen Nicol de ruimte betrad, deins de hij bijna terug voor de gedaanten, die hier bij de ingang rondhingen. Werkelijk, hier hadden Smithfield, Whitechapel, Clerkenwell, JSpital Field en hoe al die duistere Londen- se buurten nog meer mochten heten, wel hun allerergste exemplaren uitge spuwd: woest uitziende vrouwen, het haar over de lage voorhoofden gek en met pommade vastgeplakt, met bre de schouders en brede heupen, behan gen met bontgekleurde vodden, ver kreukeld en smerig. En in hun ge zichten glinsterden, loerend, schuwe of boosaardige ogen. Maar hoe verder Nicol in het ruim doordrong, des te minder wild werd merkwaardigerwijze het schouwspel. In vele bleke, liederlijke en volkomen gedemoraliseerde gezichten kon men, ondanks de gevangeniskleren die ve len al droegen, toch nog menselijke trekken herkennen. En toen bleef Ni col stomverbaasd staan. Aan het an dere einde van het ruim schenen al leen maar meisjes uit de betere bur gerstanden te zitten. Ze hadden al len hun haar netjes gekamd, en zelfs zij, die de gestraftenkleding al droe gen, maakten nog een beschaafde, welopgevoede indruk. Maud Barnley was Nicol tot aan het einde van het ruim gevolgd. De ze lange man, naast wie ze heel klein leek, deze man met zijn enorme kale schedel, zijn reusachtige handen en zijn goedmoedige, bijna vierkante ge zicht, straalde rust en vertrouwen uit. Maud Barnley keek naar een bed rechts in de hoek: „Is dit bed nog vrij?" vroeg ze. De meisjes, die hier zaten, knikten. Maud Barnley legde haar hoed op het lege bed. Ze bekeken haar nieuwsgierig. Ve len van hen hadden behuilde gezich- ten. Mrs. Barnley knikte hen toe, en i toen gaf ze aarzelend de meisjes een i hand. met een eigenaardige glimlach, j waarin iets van een smartelijke be- i rusting doorschemerde. De hele middag bleef ze stil op haar bed zitten, met een naaiwerkje in de j handen, en dikwijls keek ze op, al- j tijd weer met die raadselachtige j glimlach om haar mond, volkomen af- j wezigheid van alles, wat ze om zich j heen zag, een afwezigheid van zich- zelf. j John Nicol had die dag veel te doen. j Hij moest bij elf meisjes de boeien j van de enkels afslaan. Hij kreeg voor j dit werk van de regering een halve j crown. Maar hij zou het ook wel voor j minder geld gedaan hebben, want de j arme kinderen wekten zijn medelij- j denop, en hij deed alles wat hij kon j om hun maar geen pijn te doen. Ve- len huilden, toen ze plotseling zonder ketens aan hun voeten stonden. An- deren dansten in het rond. Maar al- len keken ze eerst strak omlaag naar j hun voeten, versuft, alsof ze niet ge- j loven konden dgt de ketenenen wer- kelijk verdwenen waren. Nicol bracht de meisjes naar bene- j den en zei hun, dat ze maar eens een j plaatsje moesten zoeken. Hij had wei- j nig tijd. want hij moest naar het bu- j reau van de commandant en naar j Old Bailey. Juist toen hij naar zijn hut wilde j gaan om zich op te knappen voor het j aan land gaan, kwam er weer een boot van New Gate aan. Het was nu j een heel merkwaardige lading, want er werden negen jonge, giechelende, j zorgeloze meisjes gebracht, zo aar- dig, dat het moeilijk te zeggen was wie nu eigenlijk de knapste was. (Wordt vervolgd) EEN KLEURRIJKE, bekende figuur uit het Amsterdamse volksleven is Nelis, de eigenaar van de bar „De blauwe druif" aan de Haarlemmerstraat. Men kan hem daan vaak treffen, steeds bereid tot een gezellig praatje. Het liefst over muziek. Hij zingt namelijk graag en veel. Zijn hobbies bestaan uit het ver zamelen van „gekke dingen" (zoals tele foons uit het begin van deze eeuw) en.oude muziekboeken. In één van deze laatste vond hij twee vergeten kerstliedjes, die hij op een grammofoon plaat weer tot leven brengt: „Kerstlied" en „De blijde boodschap", ZO ONGEVEER schreef ons een gram mofoonplatenmaatschappij. Wij hebben dit inderdaad ongewone kerstplaatje ge hoord uit de jukebox in Nelis' meer dan twee eeuwen oude kroegje, in het hartje van Oud-Amsterdam. Onder de ene titel gaat de sentimentele geschiedenis schuil van een bedelknaapje, dat in lompen ge huld op kerstavond door de sneeuw waadt en in zijn eenzame ellende maar één wens heeft: Kerstmis te vieren bij zijn Heer. Door honger en moeheid overmand valt het knaapje in de bittere kou in slaap en gaat zijn wens in vervullingOp de andere kant van het plaatje bezingt de caféhouder met zijn wat rauwe stem ene Mientje, die zich met Kerstmis zo een zaam voelt. Dat alles fraai gegarneerd met sonoor klokgelui. MEER PLEZIER dan aan het beluiste ren van dit plaatje hebben we echter be leefd aan ons gesprek met de zanger: een joviale, rondborstige veertiger, vol vrolij ke volkshumor. Over zijn hobbies zijn we snel uitgepraat. Hij kan twee oude tele foons van omstreeks de eeuwwisseling te voorschijn toveren „gekocht van een voddenman" en hij vertelt, dat hij zo'n stuk of negen oude muziekboeken heeft ge kregen en gekocht, waaruit Jackie Bulter- man de liedjes haalde die hij nu op de plaat heeft gezet. Kerstliederen gezon gen door een kroegexploitant, die grif toe geeft nooit een voet in een kerk te zetten. ,Nou ja, het zijn eigenlijk helemaal geen liedjes voor mij. Die lui wilden het nu eenmaal. Ik zing normaal heel wat an ders", verontschuldigt hij zich. En zo zijn we op het onderwerp gekomen, waarover Cornelis Pieters (maar zo kent alleen de burgerlijke stand hem) niet uitverteld kan komen. Nelis is zanger-bassist, al van zijn zeventiende jaar. „Daarvoor twaalf am bachten, dertien ongelukken". Nog werkt hij iedere avond in de „San Remo-bar" van zijn zwager Johnny Meijer, een voor malig wereldkampioen accordeonist. Maar de tijd dat Nelis als Carlo Pietro op de planken stond tussen de Nederlandse gro ten van de lichte muze is voorbij. Daar aan kwam abrupt een einde toen hij een jaar of zeven geleden bij een verkeers ongeluk een been verloor. Daarna kocht hij zijn bar. Maar hij kan niet de hele dag achter de tapkast zitten. „Niks voor mij". Vandaar dat op treden in „San Remo". „Maar ik zou een boek kunnen schrijven over mijn belevenissen daarvoor", grin nikt hij als hij in goed Mokums enkele herinneringen naar boven haalt. „In die tijd zong ik van alles. Onder meer imitaties van Charles Trenet, Al Jolson („ik krijg nog kippevel als ik aan die man denk: die zong met zijn hart") en Johnny Ray. Toen die laatste eens in Amsterdam was, liet hij opbellen. Of ik even langs wilde komen. Hij had gehoord van mijn imitatie. Ik heb Johnny Meijer opgetrommeld en samen zijn we naar hem toegeweest. „Hij zingt nog beter dan ik", zei die knaap na afloop. „Nou, zing jij maar beter en geef mij jouw cen ten", heb ik geantwoord. Hij kreeg acht mille voor zijn optreden, ik twee kijlen!" (borrels). „DIE JOLSON-imitatie heb ik eens ge bracht voor een Canadees vlieger-gene raal. Dat was kort na de oorlog. We hadden dus wel trek in wat lekkers. Wat dat betreft zat het bij de Canadezen wel goed. Van de kok mocht ik in de "keuken wat rondsnuffelen. Daar lag een mach tig stuk cake. Dat heb ik maar soldaat gemaakt. Komt die kok later in wilde pa niek naar mij toe. Ik had de vleugel op gegeten van het vliegtuig, dat hij voor de generaal had gemaakt. Ze hebben toen maar gezegd, dat het een neergeschoten vliegtuig was. Maar de generaal was en thousiast over mijn Al Jolson. Ik moest en zou nog zwart en al bij hem ko-> men zitten. We dronken een pittiy slokje op dat succes. Toen ze mij later een deur wezen waarachter ik mij kon afschmin- ken, heb ik mij zeker vergist. Wat nie mand mij toen kwalijk kon nemen. Ik heb nog wel even gedacht: „Wat zijn die handdoeken hier groot." Ik was per on geluk in de linnenkamer terecht gekomen en heb met die vieze zwarte schmink heel wat damast verknoeid." Als Nelis in hemdsmouwen een maal op zijn praatstoel aan de bar zit komt er geen einde aan. En zo hij even stokt dan is daar de vrouw van Johnny Meijer om hem weer op gang te helpen: „Heb je al verteld van EN DAN HOREN wij het verhaal van het storend gesteun en geknor tijdens een voorstelling in een Belgisch plaatsje. Het bleken twee varkens te zijn, die onder het toneel zaten en die al dat lawaai boven hun koppen maar matig konden waarderen. En hoe hij met Johnny Meyer in de oorlog eens naar een af scheidsfeestje van een zangeres was ge weest. Het was er zo vrolijk toegegaan, dat Johnny het op de terugweg 's nachts plotseling nodig oordeelde om een boom te gaan planten. Om vijf uur 's ochtends zetten zij een van de markt gehaalde boom aan de Heiligeweg neer. Na deze stille plechtigheid werden de instrumen ten tevoorschijn gehaald en werd het „Wilhelmus" gespeeld. „Gelukkig was er toen geen Duitser in de buurt.lacht Nelis, die overigens voor het zingen van een Jiddisch liedje in het kamp te Amersfoort terecht kwam. Hij redde zich eruit door te zeggen, dat het een „In disch" liedje was. AAN DE LOOPBAAN van Carlo Pietro kwam zoals gezegd door een ongeval een einde. Hij werd barhouder Nelis, maar hij drinkt geen druppel meer. Hij zingt alleen nog maar in de bar aan de Re- guliersbreestraat. En nu dat ene plaatje met kerstliederen met begeleiding van Johnny Meyer, Pierre Pala en The Fou- ryo's. Het eerste exemplaar gaf hij aan een vrouwelijke soldaat van het Leger des Heils, die wel eens bij hem in de zaak komt. Ze was er dolgelukkig mee. „Ik weet van die zaken niets af. Maar eens heeft zij op mijn verzoek een ge zin geholpen, dat op straat was gezet. Cornelis Pieter in zijn bar met een van de antieke telefoons die hij bij wijze van hobby verzamelt. Ik belde op en ze waren er zo. Kijk, dat vind ik mooi!" Of er nog meer plaat jes zullen volgen? „Ik weet het niet. 't Was een contract voor een keer. Het kan mij niet veel schelen ook. Het was maar een aardigheidje", zegt Nelis, maar het plaatje verkoopt lekker, naar ik hoor! Er bestaat een gedachtenloos ge bruikte zegswijze in het Nederlands, luidende: het is om je te bedoen van het lachen. Letterlijk betekent dit: het is om het in je broek, te doen van het lachen. Er bestond namelijk vroeger een werkwoord bedoen dat een zeer algemene betekenis had, evenals dat met doen zelf het geval is. Het hoofd begrip was: bedekken en in het Mid delnederlands komt daarvan het deel woord bed aan voor in de betekenis: bedekt. Van een vlinder wordt gezegd dat hij „met vloghelen bedaen", met vleugels bedekt, van vleugels voorzien is. Het wederkerende werkwoord zich bedoen betekende: zich bevuilen. B e d a a n komt nog wel voor in de betekenis: ontsteld, in de war en voorts behoort natuurlijk tot de familie het woord bedoening: gedoe, drukte. Advertentie slechts 15 cent met Bi 11 ui De rassenrelletjes in de stad Paarl in Kaapprovincie hebben aldaar en in het naburige Kaapstad een nieuwe op leving van de schietoefeningen voor dames tot gevolg gehad. Vele vrouwen hebben automatische pistolen gekocht en besteden haar zaterdagen aan schietoefeningen en schietwedstrijden. In Port Elizabeth zullen de leerlingen van de „Hoërskool" (middelbare school) voor meisjes begin 1963les krijgen in het schieten met pistolen en geweren. Het hoofd van de school, Amos du Plooy, deelde mede, dat aan de mili taire autoriteiten is verzocht, de meis jes te laten deelnemen aan schietoefe ningen. Zou dit verzoek niet worden in gewilligd, dan zal aan de politie worden gevraagd, de meisjes te leren met pisto len om te gaan. Enkele maanden geleden hebben wij mel ding gemaakt van plannen om tot een nau were samenwerking tussen de diverse foto clubs in Haarlem en omstreken te komen. Met de verwezenlijking van die plannen is thans een begin gemaakt, in de vorm van een „streekcompetitie" van de samenwer kende verenigingen, waaraan totnogtoe deelnemen de Haarlemse Amateur Foto grafen Vereniging, de Nivon, de Fotokring Zandvoort, de Fotokring P.E.N., de Foto groep P.W.N. en de Haarlemse Fotogroep „De Muggen". Vorige week is de eerste ronde van deze inter-clubcompetitie afgesloten met de be oordeling van de honderd beste foto's die in de afgelopen maanden uit de verschil lende clubwedstrijden naar voren gekomen zijn, door een onafhankelijke jury, be staande uit de heren J. Bothof, secretaris van de Fotokring Velsen, F. Hageman, redacteur van Focus en H. Croesen, redac teur van Haarlems Dagblad. Bij deze beoordeling kwam de Foto groep „De Muggen" met 213 punten als eerste uit de bus, gevolgd door de HAFV (179 punten), de Fotokring Zandvoort (167) en de Fotokring P.E.N., de NIVON en de PWN. In het persoonlijk klassement werden de tien eerste plaatsen bezet door resp. de heren H. J. Böhme (47 p.), G. J. L. Offer- haus (45V2), L. v. d. Mije (43), Joh. Scholten (42), P. Geldof (40V2), P. Bosman (39V2), J. Peek (39), P. Verweel (38'/2), P. J. Ruis (37 A^) en A. Rietveld (36 V2). ER VOLGEN nu nog twee ronden van deze streekcompetitie, waarna de beste honderd foto's omstreeks medio juli 1963 geëxposeerd zullen worden in de Haar lemse Vishal, een tentoonstelling waarvan men, met medewerking van het gemeente bestuur, een jaarlijkse traditie hoopt te maken. Ook op ander gebied gaan genoemde foto clubs de verbroedering stimuleren. Zo is er dezer dagen door de bekende Amster damse vakfotograaf en „foto-pedagoog" Cor van Weele in het Zandvoortse Ge meenschapshuis een voordracht annex werkavond gehouden onder auspiciën van deze clubpool, waaraan leden van alle aangesloten verenigingen deelnamen. Door dit „poolen" van de beschikbare mid delen kan men nu ook sprekers aantrekken die voorheen, voor de clubs afzonderlijk, te duur waren. Overigens heeft de fotogroep „De Mug gen" nog een aardig succes in Keulen be haald. Voor de komende Photokina-vak- beurs aldaar (maart 1963) was een inter nationale fotowedstrijd uitgeschreven met als onderwerp „Levensvreugd". De jury van de Photokina heeft voor deze wedstrijd annex expositie 16 Nederlandse foto's aan gewezen, van welke er liefst 5 door „De Muggen" werden gemaakt, te weten van H. Tromp jr., K. W. P. de Munk en Joh. Scholten elk een foto, en van J. Peek twee foto's. Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp 13. De voetstappen in het zand leidden naar een rotsachtig terrein vol spelonken en holen. Tante Pa tent en Neef Boordevol keken behoedzaam over de rand van een grillig gesteente. Wat ze toen zagen deed hun het bloed in de aderen stollen. Ze ble ven doodstil zi*ten en grepen elkanders hand. Tante Patent was de eerste die haar tegenwoordigheid van geest terugvond. „W-wel, wel," zei ze met een be vend stemmetje, „ik vind het nogal een engerd, neef. Zouden alle bewoners van Saturnus er zo uit zien? Ik zie alleen zijn kop, maar daarheb ik meer dan genoeg aan. Als de rest net zo is, dan Verder kwam Tante Patent niet, want nu rees het monster in zijn volle gruwzame gestalte op en na derde pijlsnel op zes afgrijselijke voeten. 49. „Graven mannen!" riep de inspecteur, „de ver dachte Panda is op deze plaats blijven staan, dus hier heeft hij waarschijnlijk het goud verborgen". „Ik heb niets verborgen", zei Panda, „en ik heb ook heus niets gestolen. Ik liep alleen maar om het bankge bouw, omdat ik ivilde waarschuwen tegen de loodgie ters". Maar niemand luisterde. De agenten groeven, hakten en speurden, maar van het verdwenen goud vonden zij geen spoorDe inspecteur liet zich hier door echter niet uit het veld slaan. „We gaan verder", zei hij, „of beter: de verdachte gaat verder. En agent Maneschijn ziet erop toe, dat hij precies dezelfde han delingen verricht als op het uur van zijn misdaad". En zo liep Panda onder de strenge blik van agent Maneschijn rond het bankgebouw. Het ging langzaam, want op iedere plek, waar hij aarzelde of bleef staan sloegen de agenten aan het graven. Weldra merkten een reeks gaten in het wegdek de weg, die hij geno men had. Zo naderde hij tenslotte de plek, waar de twee putjesscheppers nog steeds ijverig bezig waren. De langste putjesschepper keek dit even met een ze kere onrust aan en sprak tot zijn metgezel: „Komaan, laat ons dit werkje staken. Het wordt hoog tijd, dat wij ons schielijk verwijderen". „Nog even", antwoord de zijn metgezel, „dan is alles binnen".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 15