Muiterij op het Vrouwenschip
Ook paarden gaan naar de kapper
TANTE PATENT-=
PANDA EN DE MEESTERSECRETARKS
door Hen riek Binder
9
Om vervolgverhaal
VRIJDAG 28 DECEMBER 1962
•W Ö-";' -v">
RN/CO 1
Staart van zeven nieter
Simpeler make.up
W. S.
Nieuwe rassen
1
t U
5. t'4;
iillllllllllllllilllllllllllllllli
17)
„Nee, helemaal niet", zei Nunham
en hij wist eigenlijk niet goed, wat
H hij zeggen moest. „Wat doet u toch
H met die stukken?"
„Ik ben ze aan het sorteren", zei
I Gill.
H „Alfabetisch?" vroeg Nunham.
Gill keek hem verbaasd aan. „Dat
zou ook kunnen", was zijn antwoord.
„maar ik had zo gedacht, dat het bes-
j= te was, ze volgens de straffen te or-
denen:"
„Juist", zei Nunham. „dat is een
1 goed idee. We zullen de meisjes in
drie afdelingen indelen: de eenmaal
veroordeelden de tweemaal veroordeel
den."
„Dat zou onrechtvaardig zijn", zei
Gill tot grote verwondering van Nun-
H ham. „De zwaarte van de straffen is
toch beslissend."
„Inderdaad", zei Nunham, een beet.
je in verlegenheid gebracht. „Dat zul-
len we in de afzonderlijke afdelingen
bekijken." Hij meende dat de zaak
j= daarmee afgedaan was, maar Gill
scheen nog niet te vreden te zijn.
„Hoe bedoelt u dat?", vroeg hij. „In
5 de eerste afdeling zouden toch die
meisjes moeten zijn. die wegens kleine
S delicten tot deportatie veroordeeld zijn
S en daarbij zouden we dan ook nog die
kunnen rekenen, bij wie het niet ze
il ker is of ze wel schuldig zijn. Maar
§j we kunnen toch zeker in diezelfde af-
deling onmogelijk vrouwen onder-
brengen, die verscheidene jaren ge-
vangenisstraf hebben"
De man had gelijk, maar Nunham
H zag alleen maar dat hierdoor zijn
Maud bedreigd werd. Plotseling viel
hem een nieuw idee in. De hele in-
S deling in klassen was hem nu onver-
schillig. „Let op", zei hij. „Doet u nu
het volgende: U legt één alfabetische
lijst aan, één lijst volgens de straf-
fen en één volgens de leeftijden".
Gill knikte. „En waar", vroeg hij,
„moet ik werken?"
„Daar zal ik nog wel met de kapi-
tein over spreken. Voorlopig kunt u
hier zitten."
5 Hij ging naar buiten en keek naar
Nicöl, die de boeien van de voeten der
meisjes afsloeg. Nicol had de laatste
twee dagen wat meer handigheid in
dit werk gekregen en het ging nu heel
wat vlugger dan hij eerst gedacht had.
„Hebt u er al aan gedacht", vroeg
Nunham, „dat er op deze reis heel
goede zaken te doen zijn?"
Nicol spitste de oren. Wat nu? Wil-
de de luitenant zaken doen? Het stelde
2 hem 'n beetje teleur.
„De meisjes zullen stof nodig heb-
ben voor hun kleding, als ze eenmaal
1 in lfdrt Jackson zijn. Een eenvoudig
9tofje, natuurlijk. Geen tierelantijntje.
Als.m eens in de stad bert en u kunt
een goede stof ontdekken, dan zou ik
willen voorstellen er voor mijn, of
E voor onze gezamenlijke rekening, een
paar honderd meter van te kopen."
„Hoeveel denkt u, dat we in die zaak
moeten steken?", vroeg Nicol een
f§ beetje bezorgd.
S „Ik voor mij wil u graag driehon-
derd pond ter beschikking stellen."
Nunham nam zijn portefeuille en gaf
S hem het. John Nicol was helemaal
H overstuur van dit rijke gebaar.
„Ik zal onmiddellijk een kwitantie
uitschrijven." zei hij.
5 „Niet nodig tussen ons," weerde
5 Nunham af.
1 Er kwam een man binnen, die door
de kapitein gestuurd was. De botte-
j§ lier moest binnen een kwartier naar
S de stad varen.
„U wilt me wel verontschuldigen,
luitenant. Ik ga nog even vlug naar
beneden om te vragen of de meisjes
5 nog iets nodig hebben. Over de stof
spreken we nog wel." Hij nam een
blanco vel papier en verwijderde zich.
Hij kwam benedendeks. Gedurende
de weinige dagen dat hij op de „Ju-
lian" was had hij zich al het vertrou-
wen van de meeste meisjes verwor-
5 ven. Ze noemden hem vader Nicol en
H kwamen met alle mogelijke verzoeken
tot hem.
H Het was muisstil, toen hij zijn stem
verhief. „Ik ga naar de stad," riep
hij, „wie heeft er nog iets nodig?"
En weer klonk het hem van alle
1 kanten tegen: „Haarspelden, zeep,
handdoeken poeder, kammen, spie-
gels, haarspelden, zakdoeken, garen,
naalden, wol en nog eens haarspel-
den!" Het enige wat Nicol van dat al
les onthield, waren de haarspelden.
„Stilte!" brulde hij voor de tweede
maal. „Waar is Susan Whitelam?"
Een heel mooi, bleek, slank meisje
met asblond haar, dat in enkele lok-
ken over haar voorhoofd hing, riep
helemaal achteraan: „Hier". B
„Kom hier, Susan."
„Susan," zei hij, „hier is een vel
papier, schrijf daar alles op, wat de
meisjes nodig hebben en ook wat ze
tijdens de reis nodig zullen hebben.
Schrijf de namen erbij en het geld,
lat je van hen krijgt.Speel je gi- s
taar?" vroeg hij daarna.
„Zeker, mijnheer."
„Wie speelt er nog meer gitaar?"
riep hij door het ruim Billy Gent
meldde zich. s
„Kom hier, Billy Gent," .zei hij.
Billy was een beetje kleiner dan
Susan, en wat sierlijker, maar ze leek
toch veel op haar. Boven haar e
sneeuwwitte voorhoofd was een kroon
van vuurrood haar.
„Kun je ook zo goed zingen als Su- e
san?"
„Niet zo goed als Susan, mijn-
heer." e
„Dan moet zij het je maar leren," s
raadde hij haar.
John Nicol had haast. De kapitein
wachtte zeker al op hem. Het was
nog erger!
Hij zat al in de sloep.
Boven bij de reling stond de luite-
nant met hem te praten.
Nicol klauterde valreep af. De E
sloep voer af.
„Luitenant Smasbury," riep hij
naar boven, „hoe moet het nu met de e
stof? Hoeveel meter moet ik kopen?"
Nunham vormde zijn handen tot 'n e
spreektrechter: „Duizend meter don- e
kerrode wollen stof, duizend meter E
donkergroene wollen stof en duizend
meter donkerblauwe!'
Nunham draaide zich om. Het dek
was leeg. Naast hem stonden alleen s
maar de twee mannen, die bij de val-
reep geholpen hadden. Ze grijnsden e
breed, en Nunham had de indruk dat s
die twee hem wel mochten. Hij knikte
hen toe en liep toen rechtstreeks naar
het achterdek. s
Terwijl hij schijnbaar diep in ge- s
dachten verzonken was, keek hij
scherp naar rechts en naar links, of
niemand naar hem keek. Het volgende s
ogenblik stond hij in het heiligdom E
van het schip, de hut van de kapitein. B
Zijn eerste blik gold de tafel, waar-
aan de kapitein zijn schrijfwerk ver- e
richtte. Daar moest liggen, wat Nun- B
ham zocht: z'n acte, de acte van lui-
tenant ter zee Smasbury. Vanmorgen e
toén de kapitein zich bij hem ontbo-
den had, was zijn oog op die acte ge-
vallen. Hij wist, waar het stuk onge-
veer moest liggen. De kapitein had s
het naar aanleiding van zijn komst
nog eens doorgekeken.
Nunham nam het in zijn hand.
En de volgende vijf minuten scheen
de wereld om heen heen te verzin- 2
ken. Hij las de levensloop van luite-
nant Smasbury volgens de lezing van
Zijner Majesteits regering.
In tien minuten tijd kregen nun-
ham's hersens zoveel indrukken te
verwerken, dat hij voor het eerst in e
zijn leven, volkomen radeloos was.
Terwijl hij las voelde hij meermalen,
dat zijn verstand hem bijna in de
steek liet.
Hij voelde zich als een oude vrouw,
aan wie een spannende, opwindende
roddelgeschiedenis te snel verteld e
wordt, maar die toch alle belangrijke
bijzonderheden als een droog vloeipa-
pier in zich opzuigt.
1784/111
Levensgeschiedenis van luitenant
Smasbury.
Zoon van de onderwijzer George
William Smasbury, geboren in New
Brandford aan de Theems op de 18e
oktober 1764. Door zijn vader tot pre- e
dikant bestemd. Verlaat op veertien- e
jarige leeftijd heimelijk het ouderlijk
huis. Verstopt zich in een kotter, die
de Theems afzeilt, scheept zich in
Londen op een driemaster in, ver-
laat het schip in Calais, schrijft van-
uit Parijs, dat hij daarheen is gegaan
om Voltaire te leren kennen.
(Wordt vervolgd)
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Een oorspronkelijk stripverhaal
M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
19. „En nu ga ik eens zo'n wortelbanaan probe
ren", zei tante Patent. „Wat zei je daarnet ook
weer van vogels? O ja, je zei dat er geen vogels
kunnen leven op Saturnus. Wel, dat is jammer.
Wil je een stukje banaan?" Ze draaide zich om.
„Neej! Waar ben je? Waar zit je?" Maar op dat
moment voelde zij zich opgeheven door een gewel
dige kracht en pijlsnel werd zij de lucht in gevoerd.
„Welja, ook dat nog.zuchtte tante Patent. „Help
me dan toch, neef!" Maar neef Boordevol was ner
gens te bekennen en de reusachtige vogel sloeg
met zijn enorme vleugels en bracht haar hoger en
hoger. „Als hij me maar niet loslaat boven al
die klippen", dacht tante en ze riep: „Zet me alsje-
vogel luisterde, want een ogenblik later zette het
gedrocht haar keurig netjes neer in zijn nest, waar
hongerige jongen zaten te wachten op een prooi.
Maar tot haar grote verrassing zag tante Patent,
dat neef Boordevol al op het nest zat, „Hoe maak
je 't neef.zei ze met een snik in haar stem.
„Dank u, het schikt nogal", zei neef Boordevol,
„blij u weer te ontmoeten, tante".
WIE DE geschiedkundige platenatlassen bekijkt, die zal opmerken dat niet
slechts het uiterlijk der mensen maar ook dat van de paarden zich in de loop
der eeuwen aanzienlijk gewijzigd heeft. Vooral uit de boeken die zich bezig
houden met de historie der rijkunst, blijkt die evolutie van de edele viervoeter.
Nu is dat eigenlijk niet verwonderlijk, want het paard is door de eeuwen heen
zeer nauw met ae mens verbonden geweest. Het heeft hem bijgestaan in zijn
strijd om zich te handhaven maar ook bij de verovering van nieuwe wereld
delen. Het heeft honderden jaren de energie geleverd voor landbouw en in
dustrie alsook voor handelsverkeer en postwezen. Maar vooral is het paard
een graadmeter geweest voor 's mensen welstand- en dat gold zowel voor
boeren als vorsten. In Drente sprak men van ..eenpaardsboeren", maar ook
van twee- en vierpaardsboeren, die allen een streng gescheiden kaste in de
boerenstand aanduidden. En hij die geen eigen paard bezat, gold als een arme
tierige keuter. De vorsten en aanzienlijken daarentegen maten hun macht en
rijkdom af aan het aantal forse fiere raspaarden dat zij hun eigendom konden
noemen, welke paarden door vaak bijzonder kostbare tuigen en versieringen
de welstand van hun heer demonstreerden.
55. „Er zit een luchtje aan jullie zuigwagen!" riep
de inspecteur, „hier klopt iets niet. Klopt dat?" „Ze
ker inspecteur," antwoordde de heer Golderop onbe
vangen, „we gebruiken deze wagen voor een verkapt
goudtransport. Behalve met modder is hij gevuld met
goud van de Vildervelder Bank." Joris verbleekte.
„Waarom toch steeds deze stuitende bekentenissen?"
sprak hij stil tot zichzelf, „waarom verklapt hij alles
aan de politie zonder mij eens kans te bieden, een ge
paste opheldering te geven." Panda was intussen blij,
dat er nu eindelijk klaarheid kwam. „Ziet u nu wel?"
zei hij tegen de inspecteur, „ik heb aldoor al gezegd,
dat zij.„Stil," zei de inspecteur, „ik heb jullie
door. Deze wagen is niet echt, of wordt althans niet
gebruikt voor echt putjesschepperswerk. Dus zijn jul
lie zelf ook geen echte putjesscheppers." „Bravo inspec
teur!" riep de heer Golderop. „Een uitstekende gevolg
trekking! Ik ben inderdaad geen putjesschepper, doch
de president van de Bikkeldammer Bank!" En hij licht
te zijn putjesschepperspetje opr zodat de politieman
hem kon herkennen.
Een hedendaags werkpaard op zijn
zondags: korte manen, „a la brosse"
gesneden in een sierlijke halvemaan-
vorm.
EN DAARMEE deed de mode haar
intrede in het paardenwereldje. Mon
teerden de landheren edelstenen in hun
tuigen, de boeren aapten het na met
goedkope glinstersteentjes. Reden de
ridden in tournooien', de landlieden had
den (en hebben nog) hun ringstekerij-
en. En lieten de steedse magistraten
zich fraaie koetsen bouwen, dan schaf
ten de rijke „buitenlui" zich ranke, kos
telijk- versierde sjeezen en arren aan
die, op bestelling vervaardigd, vaak een
klein kapitaal kostten.
NATUURLIJK moest het paard zelf
er ook zo fraai en glanzend mogelijk
uitzien. Al in de riddertijd kende men
dan ook al een paarden-make-up, die
zich in de loop der jaren tot een ware
kunst ontwikkeld heeft. Er is een tijd
geweest dat lange manen en idem
staarten „je van het" waren. August II
van Saksen moet een paard bezeten
hebben met manen van 2,40 meter ter
wijl de staart van dit arme dier zelfs
7,20 meter lang was. Bij plechtige ge
legenheden werden de manen door pa
ges, en de staart door een stalknecht
gedragen, opdat zij niet door het stof
zouden slepen. In de stal werd al dat
haar netjes opgebonden en ingepakt te
gen het vuil worden!
MAAR AL WAREN zulke „uitwas
sen" zeldzaam, staart en manen waren
toch in het algemeen veel langer dan
die welke wij tegenwoordig kennen. Zij
hingen dan natuurlijk niet zomaar van
het paard af, doch werden kunstig ge
borsteld, gefriseerd en gevlochten eh
tenslotte van fraaie strikken, linten en
kwasten voorzien.
De manen van de beroemde Lippiza-
ners der aloude Spaanse Rijschool in
Wenen worden bij galavoorstellingen
nog steeds op deze wijze ingevlochten
en versierd, evenals die van de „Sau-
teurs" der Franse rijschool in Saumur.
Bij keuringen of andere feesten wor
den onze Nederlandse boerenpaarden
nog op dergelijke wijze, maar dan in
veel eenvoudiger vorm „gekapt": alle
manen sierlijk ineengevlochten en van
kleurige wollen roosjes voorzien. Dat
staat bijzonder feestelijk en het doet de
korte hals van het werkpaard langer en
eleganter lijken.
De manen van rijpaarden worden te
genwoordig gemillimeterd met de ton
deuse: een procedure die vroeger onbe
kend was en foen wellicht als een soort
heiligschennis beschouwd zou zijn.
AAN HET EINDE van de achttiende
eeuw werd er in de „paarden-mode"
een streven naar vereenvoudiging
merkbaar. Vooral na de opkomst van
het Engelse volbloedras was het al
gauw gedaan met de strikken en lint
jes, de lange manen en de nog langere
staarten. In die tijd kwam ook het cou
peren der staarten in de mode, een ge
woonte die geen enkele zin had en uit
sluitend een gril was. Men kende in dat
couperen nog enige variatie: alleen de
laatste staartwervels verwijderen of
nog veel korter. Vooral dat laatste zag
(en ziet men nog wel) bij zware trek
paarden, hetgeen eén bijzonder onesthe
tische aanblik oplevert. Verschillende
paardenrassen, zoals onze Friezen, wor-
ien door de kenners graag gezien met.
werkelijk echte lange staarten. Zo ook
harddravers. De gewone paarden be
hoeven de staarten niet zo erg lang te
hebben en bij rij- en renpaarden wor
den staartharen van onderen dikwijls
recht afgesneden, zulks in tegenstelling
tot de tuigpaarden, die z.g. pluimstaar
ten dragen.
gemaakt, waaronder allerlei ponies, het
Noorse Fjorden paardje en de Oosten
rijkse Haflinger. Vooral de Fjorden-
paardjes moeten héél anders gekapt
worden dan wat men hier tot dusver
gewend was. De manen moeten name
lijk rechtop staan en dan in een keu
rige boog worden geknipt en wel zóda
nig dat men van terzijde de zwarte
streep in de binnenste manen zich
scherp ziet aftekenen tegen de zijde
lingse lichte manen. Ponies moeten lan
ge manen en staart hebben als het
Shetlanders zijn, maar zijn het rijpo-
nies dan worden ze óf afgeschoren óf
ingevlochten.
Maar bij sommige rassen zoals
de Shetlanders moet de kapper nog
rekening houden met het feit, dat die
dikke manenpracht niet naar één kant,
maar naar twee kanten langs de hals
af pleegt te hangen. Er zijn ook nare
klanten voor de paardekapper. Dat
zijn de paarden, w'er manen tendele
naar rechts en tendele naar links wil
len afhangen, terwijl de mode afhan
gen naar één kant vraagt.
DIT ZIJN maar enkele losse gre
pen uit de paardenmodèwereld, want
er zóu veel meer van te vertellen zijn.
Denk maar eens aan het aanbrengen
van een „dambord" op het kruis der
luxe-dieren. 't Lijkt ongelofelijk moei
lijk om dat voor elkaar te krijgen,
maar het is maar een klein kunstje.
En men laat een paard glimmen door
er een lap met petroleum over te ha
len en de witte aftekeningen aan de
benen worden met krijt helder gemaakt.
Ik was er eens bij, dat een bekende
Nederlandse paardenhandelaar ergens
in Duitsland een lelijke, nogal bonte
vos kocht. Het paard had lange ma
nen en zag er echt niet „duur" uit.
Volgende morgen zag ik het dier weer.
Het was een heel ander paard gewor
den: manen geknipt, staart sterk ge
dund en alle wit was helder als sneeuw.
Men kende het dier bijna niet meer
terug, want ook bij paarden maken
de „kleren" de man!
HET OPKNOPEN van staarten is een
kunstje apart. De Friezen verstaan dat
prima. Vroeger, toen de boeren nog
veel paarden hadden, werden de staar
ten bij het inspannen voor het rijtuig
ook dikwijls opgeknoopt. Op het laatst
Van de 18de eeuw werden ook paarde-
oren gecoupeerd. Bekijkt u de schilde
rijen uit die dagen maar eens: heel
erge kleine oortjes die het hoofd grof
en lomp doen schijnen. Het toilet ma
ken kost bij een paard heel wat tijd.
Men moet namelijk weten, dat de haar-
verzorging niet het enige is. Het pedi
curen is minstens even belangrijk, want
ten slotte moet elk paard zijn werk te
voet doen. Vandaar dat maatschoen-
werk, in de vorm van deskundig ge
smede hoefijzers, een eerste vereiste is.
Maar ook de paardevoeten zelf moeten
goed onderhouden worden. Bij een
paard is dat dus manicuren en pedi
curen tegelijkertijd. Maar de meeste
tijd gaat toch in het kapwerk zitten.
Er wordt tegenwoordig les in dat kap-
Het koetsjespaard in hei warme zuiden
AlassioItalië) heeft gemillimeterde
manen en een koket hoedje tegen de
brandende zon.
Geonduleerde staart, gevlochten manen
en gecoupeerde oren: zo zag het paar-
denschoonheidsideaal van de zeven-
tiende-eeuwse chevalier eruit
pen gegeven. Vroeger leerden de jon
geren dat van de ouderen en in de prak
tijk kregen zij de ervaring ten slotte
wel.
DE MOEILIJKHEID is, dat de laats
te jaren nogal wat nieuwe paardenras
sen hun opwachting in ons land hebben
v v-:T
k