Muiterij op het Vrouwenschip TANTE PATENT PANDA EN DE MEESTERSECRETARIS KLEINE HUISDIEREN ZIJN DE GROTE MODE door Hetirick Binder Nieuwe hoop voor kaalhoofdigen? rHoe is het ontstaan ?"N VJ MAANDAG 31 DECEMBER 1962 8 Ons vervoigverhaai minimum Auto of hond? Karakfervormend N. van O. Dit woord: SCHADUW Haarlem SCHRIJF - REKEN - TELMACHINES lllllllllllllllllllllllllllllllll! 19) „Is de donkerrode stof ook zo schel?" Nicol sleepte een tweede baan aan. „Hij is donker", verzeker- de Nicol en hij scheurde het papier open. 5 Een dieprode kleur straalde hem tegemoet. „En het blauw?" vroeg Nunham gelaten. Hij wist al van tevoren, dat H het waarschijnlijk een blauw zou zijn, zoals het wel voor Italiaanse apen- jasjes gebruikt wordt. Maar het was zelfs nog 'n nuance heller. jE „Wel", zei Nunham, „dat kost toch j§ zeker wel drie shilling per meter." „Hoe komt u erbij?" riep Nicol, „ik ben toch geen idioot! Nee, ik laat me niet het vel over de oren halen. Het kost één shilling de meter." „U bent een duivelse kerel!" zei Nunham met oprecht gemeende be ll wondering. „En nu moet u me de gitaren laten zien." „Hoe weet u dat?" vroeg Nicol ver- baasd, en hij zocht in de stapel pak- ken. „Hier zijn ze." Het waren twee buitengewoon mooi exemplaren, met schildpad en ivoor ingelegd, met ver- guide greep en een kleine kam, die bewerkt was als een ring en met twee kleine brillanten was versierd. „Vijftien shilling per stuk. En die galgestrop van Sevenheard zei me ook nog, dat „ie het me cadeau ge il geven had." „Dat heeft hij ook." Nunham keek weer naar de stof- fen. Hij kreeg een idee. Misschien trapte Nicol er in. „We moesten eens een van de meisjes dat er verstand van heeft, vragen waar we de goede stoffen kunnen krijgen", zei hij. „Mrs. Bamley", riep Nicol enthou- siast. „Ik zal haar laten roepen." Hij maakte de deur open en riep naar een wachtpost: „Breng Maud Bamley hier. Dat is een goed idee", S vervolgde hij. „Ik wilde haar toch al om raad vragen." De wacht opende de deur weer. Daar stond ze, zijn Maud. Hij stapte nog wat verder terug in de schaduw. 1 Ze moest hem, voor ze hem zag, eerst aan zijn stem herkennen. „Goeden avond, mrs. Bamley", riep H Nicol opgewekt. „Hier hebt u onze nieuwe luitenant Smasbury." Maud richtte haar ogen op George, maar ze schrok niet. Ze keek onmid- dellijk weer naar Nicol. „Hebt u verstand van stoffen?" vroeg Nunham met een enigszins H hese stem. Weer richtte ze haar blik op Nun- ham. Haar ogen stonden helder en H volkomen rustig. „Een beetje luite- nant", zei ze. Nunham wist het: ze had hem herkend, en hij begreep niet goed waarom ze zo kalm was. Had ze al eerder geweten, dat hij aan boord was. Of was hij zo gemakkelijk te herkennen? Nicol maakte opnieuw de balen open. „Vandaag hebben we een stof gekocht. De luitenant heeft het idee gehad, dat de meisjes tijdens de reis hun kleren zouden kunnen maken, zo- dat ze. iets behoorlijks om aan te trekken hebben, als ze in Port Jack- son komen. Hoe vindt u deze stof?" Maud voelde aan de stof. „Een wonderbaarlijke kwaliteit", zei ze langzaam. H „Aha!" riep Nicol triomfantelijk. „U wilt toch niet zeggen", zei George vanuit de duisternis, „dat deze stoffen geschikt zijn voor vrou- wen, die als gevangenen naar Port Jackson gedeporteerd worden?" Maud antwoordde in de richting van het donker: „Het komt er alleen maar op aan, welke vrouwen het staat en welke niet." „Dit felle rood, dit felle groen en dit felle blauw?" „Een vrouw zal altijd gelukkig zijn, als ze zoiets mag dragen." Op dat ogenblik klonk het fluitsig- naai: Bedrust voor het benedendeks! i „Och, mrs. Barnley", riep Nicol, „blijf toch nog even hier. Ik zal de meisjes naar kooi sturen. De luite- nant zal u wel vertellen wat hij met die stoffen wil. Ik ben direct weer terug." Maud luisterde scherp naar de zich verwijderende voetstappen. Het vol- gende ogenblik voelde ze zich door twee armen omkneld. Zonder iets te zeggen viel ze George om de hals. Geen van beiden sprak een woord. Steeds weer zochten hun monden el kaar. Er waren zes maanden voorbij gegaan, sinds hij tevergeefs op haar gewacht had in Canon Street. Wat een wereld lag daar tussen voor haar, een wereld van smart en ver nederingen! „Wist je, dat ik aan boord was?" vroeg hij. „Vanmorgen is Nell hier gekomen. Ze was bij die vier meisjes uit Lon den. Ze heeft je aan je stem her kend." „Ik heb haar niet gezien", zei hij. „En vaar je mee?" fluisterde ze gelukkig. „Nee", zei hij, „morgen verlaten we het schip." „De hele middag heb ik eraan ge dacht dat je dit zou zeggen. Kun je niet meevaren?" „Maar Maud", fluisterde hij, „en de vrijheid!" „Waar?" vroeg ze. „Hier in Lon den? Londen is voor ons uitgesloten. En waar zou je anders heen willen? Naar het smerige Liverpool? Naar het kleine, bekrompen Manchester? Jij, voor wie zelfs Londen te klein was?" Hij keek voor zich uit. Ze had ge lijk, volkomen gelijk. Daar had hij nog niet eens aan gedacht. Wat zou zij met haar vrijheid, wat kon hij met zijn vrijheid beginnen? Niet al leen de firma Nunham Jarry was dood, maar hijzelf ook. „Nee", zei ze, „ik heb het vandaag steeds overdacht: Beter kan ik op het schip blijven, zelfs als jij weggaat. Ik wil weg en alleen nog maar Maud Barnley zijn. Ik zal gelukkig zijn, als ik jou maar heb." „Ik blijf, Maud." Hij zei het naden kend. „Ik dank je." Ze kuste hem innig. De zware stap van Nicol kwam na der. Nunham ging op de sofa zitten, en Maud boog zich over de stof heen. „We moeten", zei George hard, terwijl Nicol de deur opende, „ook een degelijke eenvoudige stof hebben. Het best is, dat u morgen met mis ter Nicol meegaat en in een niet al te dure winkel een passende stof uit zoekt, een stof, die niet zo opvallend is." „Wat een geluk, dat ik er u mor gen bij kan hebben. Ik neem aan, dat de kapitein het wel goed zal vin den. Ik zal mrs. Barnley goed bewa ken, luitenant." Hij lachte hard en schaterend. Als een echte cavalier begeleidde hij Maud over het dek naar de trap van het ruim. Het was hem niet mo gelijk aan het idee te wennen, dat deze vrouw tot de meisjes van het benedendek behoorde. Toen Nicol de mess binnenkwam, zaten de kapitein en Perkins al aan tafel. De luitenant was er nog niet, maar op zijn plaats lag een reusach tig, in leer gebonden boek, de titel in gouden letters in de rug gedrukt, versierd met rood saffiaan. Nicol be keek het eerbiedig. „Ja", zei de kapitein, „het is een ontwikkeld mens, onze luitenant, Smasbury. Ik heb het aan Perkins verteld, met hoeveel bewondering Sir John Swinburg vanmiddag weer over onze luitenant gesproken heeft. Ik heb hem een afscheidsbezoek ge bracht. De „Lady Julian" is reis vaardig. Luitenant Smasbury heeft dit boek in Parijs besteld; het was net vanmiddag aangekomen. Sir John sprak met veel bewondering over dit boek. Het schijnt een samenvatting te zijn van de nieuwste fysica van onze tijd, van een zekere Baily. De schrijver is lid van de Franse Acade mie en heeft veel correspondentie met de heer Voltaire gevoerd. Onze luitenant kent beiden persoonlijk." Nunham kwam binnen en groette. De kapitein wees op het boek. „Sir John laat u nogmaals groeten. Hij is heel blij, dat het boek, dat u besteld had, nog net vandaag uit Pa rijs gekomen is, en hij wenst u er bijzonder prettige uren mee op reis." Nunham had altijd al met vreemde dingen omgegaan, maar toen hij het boek opnam en de titel probeerde te lezen voelde hij zich voor de eerste maal enigszins beschaamd tegenover de luitenant Smasbury, wiens per soonlijkheid steeds geheimzinniger en raadselachtiger werd. (Wordt vervolgd) Een oorspronkelijk stripverhaal Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp overal rovers: in eerzame loodgieters, in putjesschep pers. zelfs in een bankpresident! Jaja, dat zal de politie veel last bezorgen. Nochtans moet ge het ventje er niet te hard over vallen. Houdt rekening met zijn tedere jeugd. Riepen niet de ouden reeds: pro juven- tute?" Maar de inspecteur bekeek het minder lank moedig dan Joris Zijn vrije middag was door het gespeur naar bankrovers naar de maan en dat stemde hem bitter. Dus gaf hij Panda flink de wind van vo ren. „Als je nu nog één keer met je beschuldigingen aankomt, ga je de cel in!" riep hij verhit. 57. De uitvlucht van Joris scheen alles te verklaren, maar Panda wist wel beter. „Het gaat niet om een goudtransport!" riep hij, „dat goud is gestolen uit de Vildervelder Bank! Ze zijn daar eerst als loodgieters binnen geweest en hebben het goud in een put ge spoeld. Toen zijn ze als putjesscheppers terug geko men om die put leeg te zuigen. Laat u niets wijsma ken, inspecteur! Dat is helemaal niet zo door de bank- president geregeld!" Met een toegeeflijke glimlach wendde Joris zich tot de politiebeambte. „Dat krijgt men er nu van, als knaapjes teveel beeldromans le zen", sprak hij, „dat maakt ze overspannen. Ze zien KLEINE HUISDIEREN zijn in de mode. Overal in de westerse landen bloeit de handel in hondjes, katten, vissen, vogels, muizen, hamsters, schild padjes en hagedissen als nimmer tevoren. In Amerika houdt elk derde gezin zelfs in de grote steden, er tegenwoordig een of meer van zulke dierlijke huis genootjes op na. Ja, het is zelfs een teken van welstand, een statussymbool zoals dat tegenwoordig heet, om een of ander uitzonderlijk dier te houden, hetzij een buitengewoon dure en exclusieve rashond, hetzij een paar elegante Siamese katten, een koppel chinchilla's of een andere exotisch diersoort. 21. „Ik had zo'n flauwe hoop dat er mensen woon den op Satumus", zuchtte tante Patent. „Maar hier zitten we dan in een soort woestijn en ik zie geen levende ziel". „Helaas", zei neef Boordevol. „We zijn voorlopig veilig, want ik zie geen draken of gie ren in de buurt, maar ik vrees dat er geen teken van menselijk leven te vinden zal zijn op deze planeet. Dat is namelijk volstrekt onmogelijk om dat. „Stil eens.onderbrak tante Patent hem. „Hoor je niets?" Een zacht rammelend geluid drong tot hen door. „Ik hoor ratelenkreet neef Boor devol. „Het ratelt ergens. O tante, het komt daar vandaan. Daar uit dat bosje." „Laten we gaan kij ken wat het isfluisterde tante Patent. Het geluid werd sterker en sterker en kwam steeds dichterbij. „Het lijkt wel een.begon neef Boor devol met trillende stem. „Een wat?" „Een ratel slang. jammerde neef Boordevol. Maar tot hun onuitsprekelijke verbazing weken de stengels van het bosje uiteen en er kwam iets tevoorschijn. Het was geen ratelslang, het was een menselijk wezen. ENIGE ONDERNEMENDE studen ten in de sociologie hebben onlangs in een grote Amerikaanse stad een enquê te gehouden om de ondergrond van deze massale dierenliefde te leren kennen. Zij wilden in de eerste plaats uitvinden, hoe hoog de maatschappelijke status van het kleine huisdier in het gemiddel de gezin gestegen was en daartoe luidde hun eerste vraag: „Wat acht u een dierbaarder bezit: uw auto of uw „pet" (huisdiertje). Een ietwat zotte vraag wellicht, want welke Amerikaan zou niet gehecht zijn aan zijn „car" vooral als die van het laatste model is? De volwassen ondervraagden spraken zich dan ook vrijwel unaniem uit voor de gezinsauto, maar bij de kinderen was de kleine dierlijke huisgenoot ver reweg favoriet. Zij prefereerden het hondje, de poes of de goudhamster uit drukkelijk boven vaders auto, zelfs als hun onder ogen werd gebracht dat de „car" toch eigenlijk een onmisbaar at tribuut is voor de weekendexcursies naar buiten en voor de kampeervakan- tie in de zomer. Bij de (Amerikaanse) jeugd is het dan ook alleen de liefde voor het dier, die verantwoordelijk is voor de enorme toename van deze vorm van „gezinsuitbreiding". Bij de ouderen daarentegen spelen, zoals hiervoor al is Leuk, maar niet best. Het diertje heet geen schilderpad, maar schildpad. aangeduid, niet zelden overwegingen als prestige en geldbelegging een rol bij aankoop van huisdieren. NU IS DE LIEFDE voor het dier een prachtige eigenschap in jong en oud, want zij werkt in hoge mate karakter vormend en schept „eerbied voor het leven" in de zin die dr. Schweitzer daaraan geeft: eerbied voor alle leven de wezens, tot zelfs voor de nederigste en „lelijkste" vormen die de natuur voortbrengt. Men heeft dan ook statis tisch kunnen vaststellen, dat 't kwellen en plagen van dieren door kinderen aanzienlijk verminderd is in vergelij king tot enkele jaren geleden. DIERENLIEFDE dient echter ge paard te gaan met een verstandige des kundige behandeling van het dier in kwestie en daaraan ontbreekt veelal nog wel een en ander in het gemiddelde gezin. Men behoeft slechts te wijzen op het veel voorkomende euvel der onoor deelkundige voeding, die ziekte en ande re' narigheid voor de dieren tengevolge heeft. En dan het „knuffelen". Het is zo goed bedoeld, maar lang niet altijd goed voor de dieren. Zeker niet voor jonge diertjes, die nog door de moeder verzorgd moeten worden. Het te veel vuldig „aanhalen" geeft de kleintjes een „mensenluchtje" die er vaak de oorzaak van is, dat de moeder haar kinderen ontijdig verstoot. 21-3 ELKE DIERENARTS kent uit zijn praktijk dergelijke gevallen van ver- keerd-toegepaste dierenliefde. Wil een dier in topconditie zijn en blijven, dan moet het voeding hebben, die volkomen is aangepast aan zijn specifieke behoef ten. Zelfs de volkomen „vermenselijk te" bastaardhond dient feitelijk een spe ciaal dieet te hebben. Mee-eten wat de pot schaft leidt vrijwel altijd tot over voeding, vetzucht, hartkwalen en 'n on tijdig einde van de trouwe huisvriend. En dit geldt natuurlijk nog in sterker mate voor de huisdieren die minder of helemaal niet „gedomesticeerd" kun nen worden dan honden en katten. Ge lukkig zijn er tegenwoordig voor alle soorten huisdieren speciale blikjes en pakjes met wetenschappelijk-uitgekiend voedsel in de handel, verrijkt met de noodzakelijke vitaminen, enzymen en dergelijke. Maar laat uw dier ook daar van niet onbeperkt eten, want net als voor mensen geldt hier de ijzeren voe- dingswet, dat verzadiging op den duur funester is dan een lichte ondervoeding. Ook een huisdier moet eigenlijk steeds precies zoveel voedsel krijgen dat zijn honger gestild is, maar nimmer zijn „bekomst" mogen eten. Dat een en an der gepaard moet gaan met de moge lijkheid voor voldoende lichaamsbewe ging, is zonder meer duidelijk en geldt voor iedere diersoort, tot en met de luie hagedis en de nog veel „luiere" schildpad. WAT DIT laatste huisdier betreft nog een voorbeeld uit de praktijk. Het be trof een jongen van een jaar of twaalf die met Sint Nicolaas drie miniatuur schildpadjes gekregen had. Hij was bij zonder op zijn kleine vriendjes gesteld en had hen zelfs namen gegeven, maar een ding verdriette hem zeer: het drie tal leek zo sprekend op elkaar dat hij nooit precies wist wie Tom, wie Gert en wie Jim was. Om eens en vooral vast te Muizen zijn griezels, vinden de meeste vrouwen. Maar wanneer muis en mens wederzijds aan elkaar gewend zijn, is het een grappig, bijzonder schrander huisdiertje. leggen wie wie was, schilderde de va der van het joch met witte verf de na men op de rugschilden van de klein tjes. Kort nadien begonnen de schild padjes onmiskenbare tekenen van luste loosheid te vertonen. Enige dagen later werden zij ziek en een van de diertjes stierf. Een dierenarts bracht uitkomst voor de beide anderen. „Een schildpad is voor zijn lichaamstemperatuur afhan kelijk van het goed functioneren van zijn rugschild," zei hij. „Ga je daarmee nu knoeien, bijvoorbeeld door er verf op te smeren, dan wordt het dier ziek. Een schildpad is namelijk geen beschil- derpad". ZO KAN men elk dier schade doen door onoordeelkundige behandeling. Het ten halve scheren van een Franse Dure dwerghondjes zijn heel erg popu- air. Maar zij eisen nog veel meer zorg en aandacht dan de stoerdere grote en middelgrote rassen. poedel is, zeker in ons gure klimaat, ei genlijk even onzinnig en verwerpelijk. En op koude dagen wordt zo'n halfblo- te hond door zijn „liefhebbende" ba zin dan toch weer een warm rugdek- je liefst in een mooie Schotse ruit omgegespt, opdat hij geen kou zal vatten.Wie werkelijk het beste met zijn huisdieren voor heeft, die zal zich door de dierenarts of handelaar laten voorlichten over de best-mogelijke ver zorging. Een kerngezonde, tot op hoge leeftijd vrolijk en vitaal huisdiertje zal zijn of haar beloning zijn! I Een Zweedse chirurg, prof. Lars Eng- Jstrand uit Stockholm, heeft 'n nieuwe me- [thode ontwikkeld om haaruitval tegen te .gaan. Hij zou met zijn „hoofdhuid-opera- Ities" reeds merkwaardig resultaat hebben bereikt. Prof. Engstrand gaat ervan uit Idat de oorzaak van het kaal worden van mannen in negentig procent van de geval len te vinden is in vermindering van de bloedcirculatie in de hoofdhuid door het dik en hard worden van de dunne elasti sche membraan dat de schedel bedekt. De ingreep van prof. Engstrand bestaat nu in het verdelen van de schedelhuid door een verticale en een horizontale in snijding om de bloedstroom-remmende wer king van het membraan op te heffen. Voor degenen die al enkele jaren kaal zijn zou echter niet veel uitzicht op suc ces bij deze ingreep bestaan. Het woord schaduw komt reeds in het Middelnederlands voor, maar de gewone vorm luidt dan nog: schade. Wij kennen die nog in de naam der planten familie nachtschade. Dit verschijnsel komt bij woorden op w wel meer voor: naast geel vindt men g e 1 u w en naast zenuw staat zeen. De vorm met w vindt men in het En gelse woord shadow, die zonder w in het Duitse Schatten. In Zuidneder landse dialecten vindt men de vorm schade nog wel eens terug, bijvoorbeeld in de zegswijze: 'Nen dief is bang van zijn eigen schae. Dit is dus een geheel ander woord dan scha of schade, dat behoort bij het werkwoord schaden: deren. De betekenis van schaduw wordt om schreven als: dat deel van de ruimte waarin het licht niet rechtstreeks door dringt. Dit verhardingsproces zou reeds op onge veer achttienjarige leeftijd beginnen zij 't in zeer uiteenlopende graad voor de ver schillende individuen, en zelfs tot praktisch algehele stopzetting van de bloedcircu latie in de hoofdbuis kunnen leiden, het geen dan kaalheid zou veroorzaken. Aan de slapen en in de nek, waar zich geen hard wordend vlies bevindt verliest men in het algemeen geen haar. Advertentie tel 60114

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1962 | | pagina 8