Muiterij op het Vrouwenschip
as
ACTIVITEIT VAN EN VOOR BEJAARDEN
GEBUNDELD IN „EURO-POOL"
„Eigen hulp" richtsnoer
TANTE PATENT
PANDA EN DE MEESTERSECRETARIS
kOSRAM
door Henrick Binder
Ons vervolgverhaal
DONDERDAG
JANUARI 1963
Stijgende verkoop van
„Hoop en verwachting"
Particulier initiatief
Ontmoetingscentra
i;-
Problemen overal gelijk
Langzaam gewennen
lampen
1 on er iC^l
Jl
i 21)
„Hoor eens", begon de kapitein,
plotseling verbaasd, want nu pas
drong het tot hem door, dat niet de
wachtpost, maar Gill voor hem stond
Maar Gill viel hem in de rede.
„Ik ken luitenant Smasbury al van
vroeger; geheime opdracht van Sir
John, te zorgen dat luitenant Smas
bury geen domheden begaat."
„Nu vlug dan", zei Aitken.
Toen Gill bij de valreep stond zag
hij de luitenant al in grote haast door
het steegje van Old Swan lopen. „Or
der van de kapitein, ik moet luitenant
Smasbury begeleiden."
D e wachtpost knikte. Hij had Gill uit
de hut van de kapitein op het achter
dek zien komen. Gill zette zich snel
aan de riemen. Hij roeide uit alle
macht, nam maar nauwelijks de tijd,
om de jol vast te maken en rende
het steegje in, de oever op. Maar
toen drukte hij zich plotseling dicht
tegen de muren van de huizen aan.
Boven, op de hoek van Thames Street,
stond de luitenant; hij scheen op een
rijtuig te wachten. Even later zag hij
hem instappen. Gill hield een tweede
rijtuig aan.
„Bow Street", zei hij tot de koet
sier. „Probeer die wagen daar onop
vallend te volgen."
„Runner?" vroeg de koetsier.
Gill knikte.
„Voorzichtig volgen", zei hij.
Plotseling stapte Nunham uit.
„Voorbijrijden", riep Gill. Hij zag
Nunham in een straatje verdwijnen,
dat naar Leicester Field leidde. Hij
drukte de koetsier een halve crown
in de hand en sprong de wagen uit.
In de donkere straat zag hij Nunham
in de richting van Leicester Field lo
pen. Op het plein bleef George staan,
gespannen luisterend, of hij stappen
achter zich hoorde.
Dit plein, dat honderd jaar later
het centrum van een reusachtig druk
verkeer zou worden., was toen nog
een donker, eenzaam stuk grond nau
welijks tweehonderd meter van Cha
ring Cross verwijderd, zo stil en ver
laten, dat het leek alsof het mijlenver
van 't drukke, helder verlichte strand
lag.
Nunham moest Lil wakker maken.
Ze sliep al en ze schrok, want ze
dacht dat er een ongeluk gebeurd was.
Ze gingen in haar heldere keuken zit
ten.
„Ik moet je gast spreken", zei hij.
„Welke gast?" vroeg Lil verwon
derd. Hij keek haar versteld aan. „Die
kerel in de kelder."
„O, onze luitenant", riep Lil, „die
is weg".
Nunham sprong op. „Lil", riep hij;--
„maak geen grapjes."
„Ja", zei ze, „het was helemaal
luitenant Smasbury niet,hij' heet Wyatt
i en heeft me zijn adres achtergelaten."
j Nunham pakte haar bij de schou-
i ders en schudde haar heftig. „Wie is
I die Wyatt?" riep hij.
„Je doet me pijn", riep ze gekrenkt.
„Je zult me zeggen wie Wyatt is",
schreeuwde hij en schudde haar nog
harder.
Lil werd opeens heel resoluut en gaf
Nunham snel en goed gemikt een klap
in het gezicht. „Ga daar zitten," zei
ze tegen de onthutste Nunham, „en
luister kalm. Wyatt heeft me alles pre
cies verteld. Hij is zelf op jacht naar
de echte Smasbury. De echte Smas
bury is voor jou veel gevaarlijker dan
de valse. We hebben daar de hele
dag over gesproken. Ik zat boven op
het luik en hij liep beneden heen en
weer als een leeuw in zijn kooi. Ik
heb heel goed geluisterd. Wyatt is de
man, die tussen Oxford en Londen zijn
zaak heeft of had, kun je beter
zeggen, want die mister Brewer
schijnt hem ook op de hielen te zitten.
Hij had bewondering voor je en zei,
dat je hem veruit de baas was. Hij
vond het gewoon fantastisch, dat je
I hem er zo in hebt laten lopen. Hij
I hield je voor een onnozele hals en
I dacht, dat hij je wel onschadelijk kon
j maken, voor hij uit Londen zou ver-
I dwijnen. Hij wilde de „Julian" kapen
E en met de vrouwen naar Zuid-Ameri-
ka varen, maar hij had pech gehad,
en hij vond het nu best, dat jij in-
I plaats van hij het schip met de vrou-
wen naar Rio brengt."
j „En heb je hem laten lopen?" vroeg
Nunham. nog meer onthutst.
„Ja," antwoordde Lil een beetje on-
zeker, want ze zag de zaak nu op
eens in een ander licht, „om Smas-
bury, die hij voor je wil vangen."
„En heb je dat allemaal geloofd?"
„Maar hij heeft me toch zijn adres
achtergelaten en de sleutel van zijn e
huis? Hij zei, dat ik morgen maar
naar hem toe moest komen."
„En ben je niet bang voor hem ge-
weest?" I
„Bang?" Dan ken je me toch slecht.
Ik liet de ladder omlaag zakken, hij e
kwam naar boven en we dronken thee. e
Toen heb ik hem een costuum van
jou gegeven."
„En zijn adres?"
„Ja," zei Lil, „dat heb ik opgeschre-
ven." Ze greep haar haren, maakte E
een lok los, die om een papillotje
gedraaid was, maakte het papillotje
open en las, wat er op het papier e
stond. „Hier," riep ze, „College Hill
7."
„En wat heeft hij je over de echte e
Smasbury verteld?"
„Daar heb ik helemaal niet naar ge-
vraagd."
„O, Lil," zei George, „ik heb je
altijd al voor een goed mens gehou-
den, maar nu weet ik dat je werke- j
lijk te goed voor deze wereld bent."
„Je bedoelt zeker te dom." Lil ver-
zonk in gepeins.
„Ik zoek namelijk ook de echte
Smasbury," zei Nunham. „Nu moet ik
ze allebei gaan zoeken, de echte en
de valse."
„Maar hij heeft me toch de sleutel
gegeven," riep ze. j
„Lil," zei hij, „ik heb met Wyatt ge- j
dronken. Ik heb hem gisteravond heel j
goed leren kennen. Deze kerel is geen
partner voor mij. En dat met de „Ju- l
lian" klopt ook niet. En als het klopt,
dan zou hij waarschijnlijk de vrouwen
naar Rio gebracht hebben om ze daar
te verkopen. Ik waarschuw je, ga niet
naar hem toe." j
„Kunnen we er morgen niet samen
heengaan?"
„Ik kan niet eerder dan morgen- j
nacht. En voor vannacht is het te
Iaat."
Hij keek naar de klok. Het was half i
een. Om een uur moest hij op de
„Julian" terug zijn. Maar hij bleef nog
vijf minuten zitten, helemaal versla-
gen over de catastrofe, die Lil had
aangericht.
„Geeft me de sleutel van College
Hill," zei hij.
Ze gaf hem de sleutel en bleef ach
ter, in gepeins verzonken.
Buiten, aan het raam, had Gill ge
staan. Hij hield zijn Oor tegen de lui
ken gedrukt, maar hij kon alleen
maar wat brokstukken opvangen
Door de spleten, zag hij 'n jonge
vrouw,.«lang, statig, iets groter dan.
der'Taltenant,, die tegenover haar zat.
Ze scheen heel energiek te zijn, want
"bij dat zé' hard eén keer in het
gezicht sloeg. Haastig sloop hij om
het huis heen en las bij het zwakke
licht van de maan, die net was opge
gaan, haar naam: Lily Knotherwell.
De tijd drong. Gill keek op zijn hor
loge. Het was bij twaalven. „Ik moet
naar Wyatt", zei hij bij zichzelf.
Langzaam verwijderde hij zich. In de
steeg begon hij hard te lopen, riep
een rijtuig aan en reed de weg terug
naar Thames Street. Hij liep naar
College Hill, sloop langzaam naar het
huis, maar alles was er donker. Ook
door de luiken kwam geen spiertje
licht.
Na het huis een kwartier lang in de
gaten te hebben gehouden, liep hij
langzaam en voorzichtig College Hill
af, terug naar Old Swan.
De boot lag nog precies als hij
hem twee uur geleden verlaten had,
maar boven aan de valreep van het
schip stond de kapitein. Hij kon niet
slapen, want die geschiedenis met die
Smasbury zou weieens verdomd on
aangenaam kunnen worden. Om geen
opschudding te verwekken, had hij de
wachtpost naar beneden gestuurd.
„Alleen?" vroeg Aitken.
„De luitenant is op weg hierheen,"
berichtte Gill. „U kunt gerust zijn,
kapitein, hij zai op zijn laatst over
een kwartier aan boord zijn."
„Hebt u met hem gesproken?"
„Ik vond het beter, me niet te la
ten herkennen, en ik zou ook u, kapi
tein, beleefd aanraden geen aandacht
meer aan dit voorval te besteden, en
er vooral Sir John niet van te ver
tellen."
Gill wees naar Old Swan.
Een Amerikaanse schrijver heeft eens
beweerd, dat een vrouw, die een pot
crème of een lippenstift koopt, geen
schoonheidsmiddelen doch slechts een
hoeveelheid „hoop en verwachting"
aanschaft. Of deze uitspraak speciaai
de Amerikaanse vrouwen aangaat, die
elk jaar weer voor miljoenen dollars
schoonheidsmiddelen aanschaffen, zul
len wij hier in het midden laten.
Het is echter wel gebleken, dat ook
de Nederlandse vrouw steeds meer
„hoop en verwachting" koopt dan voor
heen het geval was, want de omzet en
de produktie van cosmetische artikelen
in ons land is na de oorlog met spron
gen omhoog gegaan.
Alleen al de omzet is in de afgelopen
3 jaren met bijna 10 miljoen gulden ge
stegen tot een bedrag van 57 miljoen
gulden.
De fabrikanten van cosmetische arti
kelen zien dan ook de toekomst met
vertrouwen tegemoet.
Bovendien is gebleken, dat niet al
leen vrouwen en meisjes doch ook man
nen goede afnemers van dit soort ar
tikelen zijn geworden, waardoor de
markt niet onaanzienlijk is verruimd.
Volgens een fabrikant zouden een
betere salariëring, de verkorte werk
week alsmede het grote aantal werken
de vrouwen de voornaamste factoren
zijn, die de verhoogde omzat van
schoonheidsmiddelen in ons land heb
ben gestimuleerd.
„WIJ WILLEN WEL allemaal graag oud worden, maar oud zijn wil tegen
woordig niemand meer", zei de spreekster en zij voegde er aan toe: „Wie vinden
wij bijvoorbeeld oud? Meestal diegenen die tien jaar ouder zijn dan wijzelf".
Dr. Hanna Behrends, aan wier voordracht deze zinsneden ontleend worden,
bekleedt een leidende functie in het bestuur van de Duitse „Vereniging voor
openbare en particuliere steun aan bejaarden". Zij is een officieuze deskundige
voor bejaardenvraagstukken. In dit geval echter sprak zij als gast op de eerste
algemene vergadering van de vereniging „Levensavond" te Kassei, een particu
liere organisatie. De bijeenkomst werd bijgewoond door vijfduizend bejaarden.
Het was een unieke gebeurtenis. Een bewijs van groeiend respect voor een
generatie, die in de moderne samenleving hoe langer hoe meer „op dood spoor"
dreigt te geraken.
gevoel koesterden door dit gebaar van een
„menslievende, liefdadige instelling" blijk
te geven. Nog afgezien van de vraag of dit
wel zo liefdadig is, de „Levensavond Be
weging" wil geen liefdadigheid. Integen
deel: zij wekt de oudere generatie op „door
zelf-werkzaamheid zich zelf te helpen en
daardoor anderen".
In Kassei hebben oudere vaklieden en
handige mannen en vrouwen een etage zo
gezellig ingericht, dat velen het daar veel
prettiger vertoeven vinden dan in welke
nieuwbouwwoning ook. Voorts is er een
(Wordt vervolgd
DE THANS VIJF jaar bestaande ver
eniging belegde deze vergadering om inter
ne problemen te bespreken. Een half jaar
geleden deed de in 1961 opgerichte Oosten
rijkse vereniging „Actieve Levensavond"
aan het bestuur van de organisatie in Kas
sei het voorstel regelmatig ervaringen uit
te wisselen. Vertegenwoordigers uit ande
re landen van Europa, vooral een sterke
delegatie uit Engeland, kwamen eveneens
naar Kassei. In juni werd aldaar besloten
een Europese'Werkgemeenschap te stich
ten. Deze wil zeer beslist de „eigen hulp"
van bejaarden bevorderen. De eerste bij
eenkomst Uit de werkgemeenschap vond
onlangs in Lindau aan het Bodenmeer
plaats. Deskundigen uit Oostenrijk, Zwit
serland, Liechtenstein, Nederland en En
geland waren daar aanwezig. De Noren, die
"verhinderd waren stuurden een brief met
beste wensen, vroegen om uitvoerige in
lichtingen en verklaarden zich tot nauwe
samenwerking bereid. De nieuwe werkge
meenschap zetelt in Vaduz in Liechten
stein. Tot plaatsvervangers van de aldaar
wonende president werden een Oostenrij
ker, een Engelsman en een Duitser be
noemd. Het algemeen secretariaat is voor
lopig in Kassei.
HET GAAT ECHTER niet primair om
organisatie. De secretaresse van de Oosten
rijkse vereniging kon dit met een treffend
voorbeeld aantonen. Toen zij en haar me
dewerkers mannen en vrouwen van alle
rangen en standen zich bewust werden
van de noden van vele bejaarden en na
uitvoerig onderzoek een soort programma
hadden opgesteld, kwamen zij tot de ont
dekking, dat er al sinds drie jaar een soort
gelijk werkplan bestond. Het was door de
Oostenrijkse Vereniging van Gemeenten
ontworpen en zelfs in de Oostenrijkse
staatscourant gepubliceerd. Het was een
voortreffelijk programma. Maar niemand
had er enig aandacht aan geschonken en
het was gewoon in het vergeetboek ge
raakt!
NU IS DIT NIET zomaar een typisch
voorbeeld van nalatigheid of onverschillig
heid. Het geval bewijst veeleer, dat ambte
lijke instanties voor dergelijke dingen on
geschikt zijn. De overheid kan en moet
zich natuurlijk om de materiële zekerheid
van de bejaarden bekommeren. Dat ge
beurt in de meeste landen in meer of min
dere mate. De overheid moet eveneens,
meer dan vroeger, met het groeiende aan
tal bejaarden rekening houden bij de wo
ningbouw, opleiding en salariëring van
verplegend personeel irl bejaardencentra
e.d. Aan het grootste probleem, de vereen
zaming van deze categorie staatsburgers,
kan de overheid echter niets of weinig ver
anderen. Het moet particulier initiatief
blijven, bejaarden die nog belangstelling
voor de wereld om hen heen hebben, met
elkaar in contact te brengen.
DE WESTDUITSE „Levensavond-Bewe
ging" heeft op dit gebied nieuwe wegen in
geslagen. Zij heeft eerst in Kassei en later
in andere Duitse steden bejaarden aange
spoord een soort „verlengstuk van hun wo
ning" te scheppen: dat wil zeggen een te
huis, dat de gehele dag openstaat, waar zij
gezelschap en afleiding kunnen vinden,
waar zij „zowel koffie als plannen kunnen
brouwen".
Tot voor kort was het in vele Duitse ste
den gewoonte, eens per maand aan bejaar
den gratis een zaaltje af te staan, waarbij
de betrokken instanties dan ook nog het
Nederland is weer goed vertegenwoor
digd op de International Boat Show
1963, die gisteren in het Londense
Earls Court geopend werd. Britse en
Nederlandse mannequins showen er de
nieuwe mode in bri-nylon-badkostuums
op het dek van dit botter-achtige jacht
je van Hollandse makelij, dat reeds op
de eerste tentoonstelling s dag opval
lend grote belangstelling van water
sport- en andere liefhebbers trok. De
show duurt tot 12 januari.
Zinvolle bezigheid die tevens een geani
meerd contact met de medemens be
werkstelligt, is de beste remedie tegen
het gevoel van vele bejaarden „uitge
rangeerd" te zijn.
y
programma, dat elke dag iets nieuws biedt.
Eenmaal per maand wordt een grote ver
gadering gehouden, die meestal door alle
leden, ongeveer 500, wordt bezocht. Het
gemeenschappelijke leven van vele bejaar
den speelt zich voor een groot deel af in
hun tehuis. Het vervangt dikwijls de ont
brekende of verweg wonende familieleden.
OMDAT DIT PROJECT de „uitvin
ding" van een man van middelbare leef
tijd, Eduard Ziehmer ook sympathie en
belangstelling in andere landen opwekte,
werd besloten het algemeen secretariaat in
Kassei te vestigen.
Het zijn vele taken waarvoor de organi
saties van bejaarden in Europa staan. Hoe
merkwaardig 't ook moge klinken, 't finan
ciële vraagstuk is daarbij het minst be
langrijk. De ouderdomspensioenen zijn in
het algemeen ongeveer toereikend. Moei
lijker is het geschikte „toevluchtsoorden"
te vinden. Bovendien is niet alleen in
Duitsland, maar in elk ander land hèt pro
bleem de innerlijke toestand van de be
jaarde. Terwijl vroeger de mensen werkten
tot zij niet meer konden, zijn er tegenwoor
dig velen die nog in de kracht van hun le
ven moeten ophouden met werken. Voor
hen moeten niet alleen liefhebberijen ge
schapen worden, maar tevens mogelijkhe
den waar zij eventueel hun levenservaring
ten nutte kunnen maken. Het kan zijn, dat
men op de duur in een aantal gevallen toch
wel de thans zo star toegepaste „pensioen
gerechtigde leeftijd" verschuift, al naar
gelang van de geestelijke spankracht en
belangstelling van de betrokkene.
DR. BEHRENDS herinnerde er in haar
rede aan, dat niet alleen de ledematen af
sterven, wanneer zij niet gebruikt worden,
maar dat ook verstand en gevoel afstom
pen wanneer hierop geen beroep meer ge
daan wordt. Juist daaraan hapert het zo
vaak. Vele bejaarde mensen komen inner
lijk te kort. „Men laat hen vaak zo ver
schrikkelijk duidelijk voelen, dat zij er niet
meer bij horen".
Met grote belangstelling werd geluisterd
naar de mededelingen van mr. Rainsbury
uit Darlaston, in Engeland, over het „Ru-
bery Owen Plan". Volgens dit plan, ont
worpen door een bekend industrieel, wor
den in diens fabriek de medewerkers van
middelbare leeftijd langzamerhand op hun
oude dag voorbereid. Een arts, een psycho
loog, een financieel deskundige, een huis-
vestings-adviseur, en een specialist voor
hobbies houden op vijf avonden per week
lezingen voor de 50-jarigen. Later wordt
dan af en toe een week-eind-bijeenkomst
gehouden. Voor de 55- en 60-jarigen wor
den eveneens cursussen gehouden.
Advertentie
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
COPYRIGHT SWAN FEATURES SYNDICATE
23. Gelukkig had mejuffrouw Tuttema nog meer
fladdertjes in haar zak en na enige aarzeling beslo
ten tante Patent en neef Boordevol gebruik te maken
van dit wonderlijke vervoermiddel. Ze stegen pijlsnel
en loodrecht op. „Oh", gilde tante Patent. „wat
engmaar het gaat wel lekker hard. En zon
der de minste moeite." „Nu zijn we vlak bij de
stad," zei juffrouw Tuttema. „Ziet u de huizen?"
„Dus er wonen mensen op Saturnus?" riep tante Pa
tent. „Mensen zoals wij?" „Niet helemaal zoals wij,
zei juffrouw Tuttema, „maar toch ook heel fatsoen
lijk. Daar komen er al een paar aanvliegen. Het
zijn de heer en mevrouw Knots." Mejuffrouw Tutte
ma wuifde hartelijk. „Zag ik het goed.vroeg
neef Boordevol bedeesd. „Hebben de heer en me
vrouw Knots staartenT" „Iedereen heeft een staart
hier," antwoordde mejuffrouw Tuttema. „En ik be
treur het zo dat ik er zelf geen heb het geeft mij
zo'n minderwaardigheidscomplex."
cot. MARTEN TOONOER
59. De ongewone goudstorting in de kluizen van de
Bikkeldammer Bank, was de kluisbewaarder over het
hoofd gespoeld. Nauwelijks was de zuiger van de mod
derwegen weggehaald of hij vertoonde zijn besmeurd
gelaat voor het kluisraampje. „Flaf"! riep hij verhit,
„wlat blubber flup?!" „Rustig maar" zei de heer Gol-
derop sussend, „het is in orde hoor. Het goud is wat
vuil, maar toch erg waardevol. Zul je het goed be
waken?" De kluiswachter wilde een boos antwoord ge
ven, maar toen hij zijn bankpresident herkende slikte
hij zijn woorden in. Hij haalde een paar maal diep
adem en beloofde met grote grimmigheid, dat hij ieder
in de modder zou stampen, die in de buurt van het
goud kwam. Deze kloeke taal stelde ook de volitie-
inspecteur gerust. „Ik zie het al", zei hij „alles is
prima in orde, meneer de president. Ik zal nu maar
gaan". „Ik kan ook beter maar weggaan", dacht Pan
da verward, „ik snap er niets meer van. Ik had al
door gedacht dat die dure meneer, die met zijn gou
den uniform bij de ingang staat de president was.
Maar als meneer Golderop het is, kan hij onmogelijk
een bankrover zijn, want zoiets doen bankpresidenten
niet. Maar is de Vildervelder Bank nu beroofd of niet?
Het is zo held,er als modder.