Muiterij op het Vrouwenschip
Klopjacht op Australie's wilde
paarden met vliegtuigen en jeeps
1
Winter in de hoofdstad
goed „opgevangen"
PANDA EN DE BEWOGEN BEWEGER
kOSRAM
door Henrick Binder
NEGEN MUZEN
Ons vervoigverhaai
Mensonterende wreedheden bij het
transport der gevangen dieren
Nylonkousen voor
de wilde dieren
DINSDAG 8 JANUARI 1963
Gesel der boeren
Iene miene mutte
Gemeentediensten
hielden ongerief
binnen de perken
lampen
mmiuHuuHumnmnumnunuuumniniHiniHuiiuiiiiiiiiiiiiinHiiiiiniiiiiiiiniiiiuiHiiinniuniiiii""""""1"1"""""""!"!""""""""""""'
jpiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
B
35
1 SYDNEY - Australië heeft met slechts 10 Va miljoen inwo
ners zo n overvloed aan ruimte (het is zo groot als gans
11 liik
25)
§3
E Ze grendelde de huisdeur en begon
de kamer te doorzoeken, of ze ergens
5 iets kon vinden, dat haar meer kon
vertellen over die Wyatt of zijn rela-
E tie tot de echte Smasbury. Van Smas-
E bury was er niets in het huis te vin-
den. De kostuums waren kennelijk
S allemaal van Wyatt, typisch de kle-
ren van een Citykoopman. In het on-
dergoed stond Wyatt's monogram, en
uit al hat vuil in dit verwaarloosde
S huis bleek, dat hier zelden of nooit
E een huishoudster aan het werk was
E geweest, of wat voor ander vrouwe-
g lijk wezen ook, dat voor 'n beetje or-
de zorgde. En toch moest hij gezel-
si schap hebben gehad, want Lil zag de
sporen van twee mannen, die hier,
g tenminste gedurende de laatste da-
E gen, samen geweest moesten zijn.
Twee stoelen stonden wanordelijk
g bij de tafel in de woonkamer, twee
verschillende asresten lagen op die
E tafel, en er stonden ook twee glazen,
waaruit kennelijk gedronken was.
g En toen zag ze plotseling met haar
g scherpe blik de tragedie van luitenant
H Smasbury, welke hier blijkbaar be-
g gonnen was. Ze wist opeens, op welke
g stoel luitenant Smasbury waarschijn-
g lijk gezeten had, toen hij aan het eten
was. In beide glazen zat nog een rest-
g je wijn, de gebruikelijke port die in
g Londen, vanwege het ruwe, natte kli-
1 maat, bij iedere gelegenheid gedron-
ken wordt.
g Het restje port in Wayatt's glas had
g een normale kleur, maar dat in
E Smasbury's glas was troebel, bijna
E donkergroen. Ze rook aan Smasbury s
g glas, het was dezelfde port als die
g van Wyatt. Ze goot de inhoud van
H Smasbury's glas in een flesje, sloot
g het goed af met een kurk en deed
g het in haar reistas. „Dat zullen we
g eens aan onze apotheker laten zien
E dacht ze. Die zou haar dan wel ver-
g tellen, wat de oorzaak was van die
g groene kleur. In een tevreden stem-
ming verliet ze het verschrikkelijke
g huis.
I HOOFDSTUK XV
g De laatste dag die de „Lady Ju-
E lian" op de Theems zou doorbrengen,
H was aangebroken.
g In heel Londen wist men, dat het
g vrouwenschip maandagmorgen vroeg,
H met eb de Theems zou afzeilen,
g Het was een zondag, die laatste dag,
g en Aitken had in Old Swan bekend
g laten maken, dat op deze dag de be
ll zoektijd tot vier uur beperkt zou wor-
den. De bezoekers konden dus niet
g meer komen en gaan wanriéer ze Wil
li den; pas om één uur mochten ze het
E dek betreden, en om vijf! uur moest
g het schip weer ontruimd zijn. Een ge-
g weldig aantal boten, van overal af-
g komstig, lag om het schip heen, maar
g de wacht lette scherp op dat niemand
g anders dan via de valreep het schip
betrad.
g Deze laatste bezoekdag bood een
g merkwaardig schouwspel: Fatten, gal-
g gebrokken, eenvoudige lieden uit de
g armere stadswijken, maar vooral
g schreiende ouders, die zich met hun
g ongelukkige dochters ergens in een
hoekje hadden teruggetrokken en ze
E daar telkens weer omhelsden. Velen
g drongen zich om Nicol om hem geld
g te geven, dat voor hun dochter op de
g „Julian" bestemd was. En telkens
g als Nicol het geld aannam, liet hij
E onmiddellijk door Gill een kwijting
g schrijven en de naam van het meisje
en het bedrag op een lijst invullen,
g Talloos waren de gaven van onbe-
E kende schenkers, die in manden uit
g de boten op dek gehesen werden. Het
g was alsof de bevolking van Londen
wilde bewijzen dat ze medelijden had
en de maatregelen van de regering
g helemaal niet goedkeurde. De man-
g den waren gevuld met fruit, lekker-
g nijen, linnengoed, stof voor kleding,
g schoenen en kousen. Vele manden wa-
ren met bloemen versierd, maar die
1 waren bijna steeds voor Maud Barn-
g ley. De meisjes, die bij de reling
g stonden, zagen al aan de bloemen,
g dat er weer een mand voor Barnley
g opgehesen werd Bij Old Swan stond
g een duizendkoppige menigte naar het
g gewoel van de boten te kijken,
g Tegen drie uur kwam een met vier
g paarden bespannen rijtuig de kade
oprijden. De kapiteinssloep voer op
mnmpnt af tun de bezoeker
op te halen. De mensen aan de oever
riepen elkaar zijn naam toe: Het was
de hertog van Dunstable, die afscheid
kwam nemen van zijn nicht.
Kapitein Aitken kwam hem bij de
valreep tegemoet en leidde hem z'n
hun binnen. Op het dek was het nu
een hele tijd muisstil; er werd ge
heimzinnig gefluisterd, dat het de va
der, de oom of de geliefde van Maud
Barnley was. Inderdaad kwam zij een
minuut later, ontboden door de kapi
tein, van beneden en verdween in de
kapiteinshut.
De hertog van Dunstable stond op,
toen Maud binnenkwam.
„Het is heel vriendelijk van je
dat je gekomen bent." zei Maud,
„maar ik vind dat je je die schande,
afscheid van mij te nemen, beter had
kunnen besparen."
De hertog, een ongeveer zestig jaar
oude heer, zei langzaam: „Ik heb
alles geprobeerd om je vrij te krij
gen."
„Ik weet het," zei Maud Barnley
„en ik dank je nogmaals voor^ alles,
wat je voor me gedaan hebt."
„Ik heb," vervolgde de hertog, „ka
pitein Aitken brieven meegegeven
voor Sir Philip in Port Jackson. Bo
vendien was de kapitein zo welwil
lend, duizend pond voor je in ont
vangst te nemen. Vijfhonderd daar
van zijn bestemd voor je ongelukki
ge reisgenoten, in Port Jackson."
„Ik dank je, Albert," zei Maud
zonder een beweging te maken.
„Hoe maakt de hertogin het? Is ze
erg boos op me?"
„Mary laat je heel hartelijk groe
ten. Ze denkt veel aan je en ze houdt
nog altijd van je. Vanavond zal ze
enkele dingen sturen. Je kunt er naar
goeddunken over beschikken."
„Groet de hertogin heel hartelijk
van mij wil je?" zei Maud.
„Ik voel het als een verplichting
van jou en daarmee van de schoon
ste jaren van mijn veelbewogen le
ven afscheid te nemen, en ik wilde
je daarmee aantonen, dat men pas
in de herinnering de werkelijke waar
de van het ervarene leert kennen. We
maken allemaal fouten, maar de erg
ste zijn toch altijd die, die we niet
meer kunnen goedmaken."
Maud Barnley stond volkomen be
wegingloos en keek naar het afge
leefde, maar toch goede vriendelijke
gezicht van die man. Met hem was ze
haar leven begonnen. Hij had haar
uit een omgeving gerukt, waarin ze
zonder hem misschien een heel fat
soenlijke, volkomen andere vrouw ge
worden was. Toen, in de eerste twee
jaren van een bedwelmende roes,
was hij de leider en zij de leerlinge
geweest. Maar al toen ze zeventien
jaar was, was zij het, die hem leidde.
Maud was niet sentimenteel. Toen
de oude man zijn armen om haar
heenlegde, bood ze hem haar wang.
Behoedzaam nam hij haar hoofd tus
sen zijn smalle handen en kuste haar
zacht op haar wang. Hij groette de
kapitein, gaf hun beiden nog eenmaal
de hand en ging toen naar buiten,
waar zijn beide bedienden op hem
stonden te wachten. Nicol salueerde
en hielp hem bij het afdalen van de
valreep, terwijl Maud onbeweeglijk in
de kapiteinshut bleef staan en hem
nastaarde, als een symboool van
haar voorbije leven.
Bij de laatste bezoekers, die naar
de „Julian" werden overgezet, was
Lil. Ze had drie zware koffers bij
zich. De boot wilde juist afvaren, toen
een jonge knaap zich nog door de me
nigte heendrong, met een plat pakje
en twee brieven voor luitenant Smas
bury. Lil spitste haar oren, toen ze
de naam Smasbury hoorde.
„Waar kom je vandaan?" vroeg de
matroos, die het pakje en de brieven g
aannam.
Van het logies", zei de jongen, en
hij was op hetzelfde ogenblik al tus- g
sen de mensen verdwenen.
Lil keek hem vertwijfeld na. De
boot was al drie meter van de over
verwijderd. Het liefst zou ze in het
water gesprongen zijn om de jongen
achterna te lopen. Luitenant Smasbu-
ry had dus nog een ander logies, dat
niet College Hill was, want daar was
ze even tevoren nog langs gegaan.
(Wordt vervolgd)
11LT li UV VI o w
Europa tot aan de Oeral), dat er gemakkelijk vierhonderd
miljoen mensen zouden kunnen wonen als er genoeg water
I was om het uiterst droge binnenland tot ontwikkeling te
brengen. Zolang het waterprobleem niet is opgelost, blijft
de bevolking echter aan de rand van dit werelddeel wonen.
De bewoners van het eiland-continent hebben daardoor,
mede vanwege de grote afstanden en dikwijls onbegaanbare
wegen (als die er al zijn) vrijwel geen denkbeeld van wat er
in het binnenland te koop is,: uitgestrekte steppen, droogte,
hitte, verdord gras, woestijnen die bij plotselinge regenval
TOEN DE Australische dagbladpers ei
onlangs de lucht van kreeg, dat kangoe
roes bij tienduizenden werden geschoten
omdat zij een bedreiging vormen voor de
schapenteelt (waarop Australie's welvaart
rust), heeft zij de onmenselijkheid van zo'n
slachting aan de kaak gesteld. Het pu
bliek (in de steden) toonde zich veront
waardigd, maar de slachting ging door. Zo
is het ook gesteld met de „brumbies", de
wilde paarden. De verontwaardiging van
het publiek is algemeen, behalve bij dc
zevenhonderdduizend mensen (van de 3'/s>
miljoen in Nieuw-Zuid-Wales), die op het
platteland wonen, want die weten wel be
ter wat een troep wilde paarden in feite
betekent. Tegen de uitroeiing van miljoe
nen konijnen door de daartoe opzettelijk
ingevoerde myxomatosis is jaren geleder
ook bezwaar gemaakt, maar die massa
moord gaat nog altijd door en niemand
I wordt er nog koud of warm van.
ZO ZAL het ook de wilde paarden wel
vergaan. Toch zijn de Australiërs dol op
paarden. Niet alleen zijn de paardenrennen
voor hen wat schaatswedstrijden voor de
Hollanders zijn. maar het paard is op zich-
veranderen in een eindeloze tovertuin van plantengroei en
bloesemweelde. Die onbekendheid met de toestanden in het
binnenland maakt het begrijpelijk, dat de man-in-de-straat
(in de grote steden) een kriebelig gevoel krijgt wanneer hij
leest, dat er daar in de „bush" jacht wordt gemaakt op wilde
paarden, die naar Sydney worden vervoerd om daar te wor
den afgemaakt, en verwerkt tot honden- en kattenvoer. De
man, die in de stad geboren en getogen is, heeft er geen be
grip van dat wilde paarden in Australië evenveel schade op
de boerderijen kunnen aanrichten als een troep olifanten in
een theeplantage.
.i
zelf bijna een huisdier. Jongens en meis
jes kan men er dagelijks te paard op zien
uittrekken om boodschappen te doen, of
in groepen tijdens het weekeinde uit kam
peren te gaan, zoals men dat in Neder
land op de fiets doet.
Op landbouwtentoonstellingen ontbreekt
het paard natuurlijk nooit en daar er elke
week tenminste een „show" is, kan men
zich voorstellen welk een grote rol het
paard in Australië speelt. De opwindendste
sport die men zich denken kan en die ook
het meest geliefd is in de stad zowel
als op het land, is „buckjumping": het
rijden op wilde paarden. Het publiek dromt
altijd in duizenden naar de „rodeo's" die
hier even populair zijn als de stierenge-
vechten in Spanje.
In deze rodeo's tonen slanke, gespierde
I jonge kerels in Australische cowboykos
tuums hun durf en behendigheid door wil
de paarden (en soms ook_ wilde stieren) te
berijden. Ze kunnen er grote geldprijzen
mee winnen, maar vrijwel altijd vallen er
gewonden, want de wilde paarden schoppen,
trappen, steigeren en vliegen als de legen
darische Pegasus, zodat de berijder in de
regel binnen enkele seconden zandruiter
wordt. Bij elke rodeo's staat de ambulan-
I ceauto dan ook klaar.
HOE GELIEFD de „brumbie" ook is
als een gevaarlijke deelhebber in deze
adembenemende sport, in de uitgestrekte
steppen van de Australische vee- en scha-
pen-„stations" (die soms zo groot zijn als
Frankrijk) vormt het wilde paard een be
dreiging voor vee en schapen, want in
troepen eten deze paarden het schaarse
gras weg, en drinken het schaarse water,
dat het levensbehoud van het veebestand
vormt.
Het gaat niet om een stuk of tien of
twintig brumbies, maar om duizenden.
Op één bedrijf komen soms wel tiendui
zend wilde paarden voor. Zij zijn niet de
enige ongewenste gasten die een gezonde
economische ontwikkeling van het land te
genhouden. Behalve de brumbies zijn er
ook miljoenen kangoeroes, konijnen, wilde
ezels, wilde kamelen en buffels (in het
Noorden), die de graslanden en de mijlen
lange afrasteringen vernielen.
IN QUEENSLAND heeft de eigenaar
van een veestation (oppervlak: een mil
joen ha., ofwel tweehonderd keer zo groot
als een IJsselmeerpolder) een grootscheep
se jacht op brumbies georganiseerd, waar
bij hij gebruik maakt van vliegtuigen,
jeeps, motorfietsen enpaarden. De
vliegtuigen sporen de brumbies op en ja
gen ze op naar bepaalde plaatsen, waar
jeeps ze verder drijven en motor- en paard-
met de lasso vangen. Op dit ene bedrijf
bevinden zich naar raming tienduizend wil
de paarden. Eenmaal gevangen, worden
ze per vrachtauto en trein naar Sydney
vervoerd, een reis van 36 uur, om daarna
te worden geslacht.
Die lange reis naar Sydney, waarbij
de dieren niets te drinken noch te eten
krijgen, heeft felle verontwaardiging bij
het publiek gewekt. De gemechaniseerde
jacht voor het eerst toegepast had
al eerder kritiek ontmoet, maar de far
mers weerlegden dit door op te merken,
dat deze methode menselijker was dan
afsluiting van de drinkwaterplaatsen, waar
door de paarden van dorst sterven: een
vroeger gevolgde methode.
Australische schrijvers van naam, die
hun leven in het binnenland doorbren
gen en dus uit ervaring spreken, wijzen
erop. dat in dè'^SWJ'd om1 het beSlïan
vee en schapen tegen wilde paarden -
dë brambles hét-loodje moeten leggen.
ER IS ECHTER geen verontschuldiging
te vinden voor de wreedheid om de brum
bies tijdens het vervoer per trein geen
gelegenheid tot drinken te geven. Een tij
dens zo'n rampzalige reis geboren veulen
bleek te zijn doodgetrapt en de eerste
troep paarden eens de trots van de
wildernis kwam uitgemergeld in Sydney
aan.
De minister van vervoer heeft inmid
dels een onderzoek naar de wijze van
transport gelast, maar de jacht op de
brumbies gaat onverminderd voort en de
critiek wordt gesmoord in het bloed der
wilde paarden. Australië is een groot land,
maar als het in de toekomst vierhonderd
miljoen mensen wil voeden, is er geen
plaats voor nog eens miljoenen konijnen,
kangoeroes, buffels, ezels en kamelen, en
evenmin voor de koning der steppen, de
brumbie,
Het wil de paard verschaft de Austra
liërs een van hun opwindendste spor
ten: het „buckjumping" op de rodeo's
die daar al even populair zijn als in
Noord-Amerika. Maar desondanks zijn
de veeboeren vastbesloten, de „brum
bies'' uit te roeien, omdat zij zo moge
lijk een nog ernstiger bedreiging voor
de veestapel vormen dan de kangoeroes
en de wilde konijnen.
In een vergeten schuilkelder in de
Zweedse stad Slite heeft de afgelopen
twintig jaar voortdurend een heerlijke
temperatuur geheerst, waarvan echter
alleen de muizen hebben genoten. Men
had daar namelijk tijdens de tweede
wereldoorlog vier radiatoren van de
elektrische verwarming aan laten staan
en twintig jaren lang is de stroomleve-
ring doorgegaan, totdat dezer dagen
een beambte van het elektriciteitsbe
drijf de vergeten „stroomgebruiker"
ontdekte, de meter aflas en een nota
uitschreef van vijftigduizend kronen,
dat is ruim 35.000 gulden. Wie moest
nu de rekening betalen? De gemeente
lijke autoriteiten van Slite wilden er
niets van weten want, zo zeiden zij, de
schuilkelder behoorde niet aan de ge
meente. Op gelijke wijze reageerden de
haven-autoriteiten, de brandweer en de
BB-organisatie. Bet elektriciteitsbe
drijf had inmiddels, in een poging om
tenminste toch nog iets binnen te krij
gen, de rekening al tot een-tiende van
het oorspronkelijke bedrag verminderd.
De gemeente stemde er tenslotte in
toe, de rekening van 1 juli 1962 af on
geveer driehonderd kronen te be
talen. Bij het bedrijf was men zich in
middels vagelijk iets gaan herinneren
van een voormalige directeur die gra
tis stroomlevering voor de schuilkelder
verwarming beloofd zou hebben. En
daar heeft men het nu maar bij ge
laten.
Opstelwedstrijd „Open het dorp". In het
kader van de actie „Open het dorp" heeft
't internationale tijdschrift „The Knicker
bocker" in samenwerking met AVRO-Min-
jon een opstelwedstrijd ontworpen. Jonge
lui van veertien tot twintig jaar kunnen er
aan deelnemen door een opstel van maxi
mum 1500 woorden te schrijven over het
onderwerp „Het Dorp". De keuze van de
stof is geheel vrij, maar het opstel moet zo
worden geschreven, dat een buitenlander
enig idee krijgt van de gebeurtenissen. De
opstellen moeten worden ingestuurd voor
10 januari naar AVRO, afdeling Jeugduit
zendingen, postbus 2, Hilversum. De twee
winnaars zullen in de zomer van 1963 door
„The Knickerbocker" uitgenodigd worden,
een reis te maken van 25 dagen naar de
Verenigde Staten.
19(1
W Z'OiWETT 981
(Van onze Amsterdamse redacteur)
j - U'- ,A 1
IN DE CANADESE STAD Montreal
worden de havenarbeiders die in de
wintertijd „uitvriezen" automatisch
sneeuwruimer. De stedelijke overheid
beschikt bovendien over 150 speciale
sneeuwruimauto's. In Montreal echter
DE VROUWEN in Rhodesia staan
hun afgedankte en geladderde nylon
kousen tegenwoordig af aan de dieren
bescherming, die er vangnetten van laat
vlechten voor de wilde dieren in het
gebied van de geweldige Karbiba-
stuwdam, dat door het stijgende
water bedreigd wordt. In deze kousen-
netten wordt het wild nu naar veiliger
oorden overgebracht. Het is namelijk
gebleken dat het nylon minder kans op
verwondingen geeft dan het hennep-
touw van de normale vangnetten.
kan men iedere winter rekenen op een
flink pak sneeuwin Amsterdam niet en
hier zijn dus geen mogelijkheden om uit-
gevroren arbeiders bij het sneeuwruimen
in te schakelen en is het materiaal om
de straten schoon te vegen, uiterst be
perkt. Het is echter opvallend hoe snel
de hoofdstad de witte massa te lijf is
gegaan en hoe men ten koste van dag en
nacht zwoegen de natuur de baas is
kunnen blijven. Er wordt in Amsterdam
nog al eens gemopperd over het gebrek
aan service van het gemeentevervoerbe
drijf. Sinds de kerstdagen toen de winter
in het openbare leven ingreep, zijn alle
tram- en buslijnen echter normaal in be
drijf gebleven.
Maar vraag niet, hoeveel moeite dit heeft
gekost in een stad, waar het totaal aantal
trajectkilometers groter is dan waar ook
in ons land. Bestuurders, conducteurs en
technisch personeel hebben hun feestdagen
en vele vrije uren opgeofferd om te zorgen
dat tramrails en -wissels sneeuwvrij ble
ven en dat de busroutes berijdbaar bleven.
Er hebben zich uiteraard vertragingen
voorgedaan, maar nergens zijn passagiers
op de halteplaatsen blijven staan. Naast het
vervoerbedrijf was het de stadsreiniging
die wonderen heeft verricht. Tussen
Kerstmis en Nieuwjaar is met regelmatige
tussenpozen in totaal 1,6 miljoen kg zout
op de hoofdwegen gestrooid. Daarmee is
voorkomen dat bij het platrijden van de
sneeuwresten gladheid zou optreden. Als
de koude aanhoudt zal men nog weken van
deze zoutstrooierij kunnen profiteren.
De tijdelijke stadsreiniging is de sneeuw
te lijf gegaan met 400 man eigen personeel,
geholpen door ruim 50 hulpkrachten, het
maximum dat het arbeidsbureau kon ver
schaffen. Daarnaast echter stond men voor
het probleem van het ophalen van het
huisvuil, dat door de feestdagen achterop
dreigde te geraken. Wel. het wagenpark
van 120 vuilnisauto's werd aangevuld met
40 zware vrachtauto's, die de moeilijk be
gaanbare straten voor hun rekening na
men. De Amsterdamse gemeentelijke dien
sten hebben zich voortreffelijk geweerd.
Het energiebedrijf meende zich zelfs te
moeten verontschuldigen dat door de ver
driedubbeling van het aantal bevroren gas
leidingen en door gebruik van elektrische
kachels in ongerede geraakte elektrische
zekeringen niet zoals gebruikelijk binnen
20 minuten konden worden verholpen, doch
dat de wachttijd was opgelopen tot 2
3 uur.
Advertentie
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
ITÉN TGONvc»
27. „Kijk," riep juffrouw Tuttema, terwijl de lift
uit de vloer oprees, hier is de woning van zijne
Excellentie, de minister van Interplanetaire Zaken.
Dag excellentie, mag ik u twee vrienden van me
voorstellen? Allebei aardbewoners, evenals ik: Tante
Patent en neef Boordevol." „Hoe maakt u het.
prevelde Zijne Excellentie. „Dank u, heel goed,' zei
tante Patent. Ze merkte op dat de minister een
zeer fraaie staart had, met een horloge daaraan be
vestigd, terwijl mevrouw een bontstola droeg van een
zeer speciaal Saturniaans beest. „Gaat u zitten
zei mevrouw. Tante Patent keek om zich heen.
„Graag," zei ze, „maar eher is geen stoel."
Op hetzelfde moment rezen er drie stoelen uit de
grond op, terwijl een geweldig theeblad ergens uit
een muur tevoorschijn kwam. „Ziet u?" riep juf
frouw Tuttema opgetogen. „Zo gaat het hier toe, op
Saturnus. Vergeleken hierbij zijn wij aardbewoners
alleen maar stumpers."
,Ga toch weg, meneer!" riep Panda boos. „Ik vind
het heel vervelend, als u hier zo naar binnen kijkt!
Het hielp echter niets; de onbekende bleef onbewegelijk
staan en staarde met bolle ogen voor zich uit. Nijdig
schoof Panda het raam dicht en trachtte verder te
eten; maar onder die starre blik bleven hem de happen
in de keel steken. „Ik wou, dat die rare vent wegging,"
dacht hij, uit zijn ooghoeken naar het stille gelaat bij
het raam glurend. „Wat wil hij van me? En waarom
zegt hij niets?" Op dat ogenblik kwam Jolliepop binnen,
om de tafel af te ruimen. „Maar meneer Panda!" riep
de trouwe knecht. „U hebt nauwelijks enkele beten tot
u genomen! Schort er iets aan?" „Ik kan niet eten, als
er zo naar me gekeken wordt," zei Panda, naar het
raam wijzend, „die vent daar staat me nu al de hele
tijd aan te gapen!" Verwonderd keerde de bediende
zich naar het raam en toen verstrakte hij. „Wel heb ik
ooit! Dit sujet is wel bijzonder brutaal!" riep hij uit.
„Wat wil hij?" „Ik weet het niet," antwoordde Panda,
„hij staat daar maar en kijkt!" „Hier moet een einde
aan komen," stelde Jolliepop vast. En met samengekne
pen mond trad hij op het venster toe.