Muiterij op het Vrouwenschip Klopjacht op Australie's wilde paarden met vliegtuigen en jeeps 1 Winter in de hoofdstad goed „opgevangen" PANDA EN DE BEWOGEN BEWEGER kOSRAM door Henrick Binder NEGEN MUZEN Ons vervoigverhaai Mensonterende wreedheden bij het transport der gevangen dieren Nylonkousen voor de wilde dieren DINSDAG 8 JANUARI 1963 Gesel der boeren Iene miene mutte Gemeentediensten hielden ongerief binnen de perken lampen mmiuHuuHumnmnumnunuuumniniHiniHuiiuiiiiiiiiiiiiinHiiiiiniiiiiiiiniiiiuiHiiinniuniiiii""""""1"1"""""""!"!""""""""""""' jpiinniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii B 35 1 SYDNEY - Australië heeft met slechts 10 Va miljoen inwo ners zo n overvloed aan ruimte (het is zo groot als gans 11 liik 25) §3 E Ze grendelde de huisdeur en begon de kamer te doorzoeken, of ze ergens 5 iets kon vinden, dat haar meer kon vertellen over die Wyatt of zijn rela- E tie tot de echte Smasbury. Van Smas- E bury was er niets in het huis te vin- den. De kostuums waren kennelijk S allemaal van Wyatt, typisch de kle- ren van een Citykoopman. In het on- dergoed stond Wyatt's monogram, en uit al hat vuil in dit verwaarloosde S huis bleek, dat hier zelden of nooit E een huishoudster aan het werk was E geweest, of wat voor ander vrouwe- g lijk wezen ook, dat voor 'n beetje or- de zorgde. En toch moest hij gezel- si schap hebben gehad, want Lil zag de sporen van twee mannen, die hier, g tenminste gedurende de laatste da- E gen, samen geweest moesten zijn. Twee stoelen stonden wanordelijk g bij de tafel in de woonkamer, twee verschillende asresten lagen op die E tafel, en er stonden ook twee glazen, waaruit kennelijk gedronken was. g En toen zag ze plotseling met haar g scherpe blik de tragedie van luitenant H Smasbury, welke hier blijkbaar be- g gonnen was. Ze wist opeens, op welke g stoel luitenant Smasbury waarschijn- g lijk gezeten had, toen hij aan het eten was. In beide glazen zat nog een rest- g je wijn, de gebruikelijke port die in g Londen, vanwege het ruwe, natte kli- 1 maat, bij iedere gelegenheid gedron- ken wordt. g Het restje port in Wayatt's glas had g een normale kleur, maar dat in E Smasbury's glas was troebel, bijna E donkergroen. Ze rook aan Smasbury s g glas, het was dezelfde port als die g van Wyatt. Ze goot de inhoud van H Smasbury's glas in een flesje, sloot g het goed af met een kurk en deed g het in haar reistas. „Dat zullen we g eens aan onze apotheker laten zien E dacht ze. Die zou haar dan wel ver- g tellen, wat de oorzaak was van die g groene kleur. In een tevreden stem- ming verliet ze het verschrikkelijke g huis. I HOOFDSTUK XV g De laatste dag die de „Lady Ju- E lian" op de Theems zou doorbrengen, H was aangebroken. g In heel Londen wist men, dat het g vrouwenschip maandagmorgen vroeg, H met eb de Theems zou afzeilen, g Het was een zondag, die laatste dag, g en Aitken had in Old Swan bekend g laten maken, dat op deze dag de be ll zoektijd tot vier uur beperkt zou wor- den. De bezoekers konden dus niet g meer komen en gaan wanriéer ze Wil li den; pas om één uur mochten ze het E dek betreden, en om vijf! uur moest g het schip weer ontruimd zijn. Een ge- g weldig aantal boten, van overal af- g komstig, lag om het schip heen, maar g de wacht lette scherp op dat niemand g anders dan via de valreep het schip betrad. g Deze laatste bezoekdag bood een g merkwaardig schouwspel: Fatten, gal- g gebrokken, eenvoudige lieden uit de g armere stadswijken, maar vooral g schreiende ouders, die zich met hun g ongelukkige dochters ergens in een hoekje hadden teruggetrokken en ze E daar telkens weer omhelsden. Velen g drongen zich om Nicol om hem geld g te geven, dat voor hun dochter op de g „Julian" bestemd was. En telkens g als Nicol het geld aannam, liet hij E onmiddellijk door Gill een kwijting g schrijven en de naam van het meisje en het bedrag op een lijst invullen, g Talloos waren de gaven van onbe- E kende schenkers, die in manden uit g de boten op dek gehesen werden. Het g was alsof de bevolking van Londen wilde bewijzen dat ze medelijden had en de maatregelen van de regering g helemaal niet goedkeurde. De man- g den waren gevuld met fruit, lekker- g nijen, linnengoed, stof voor kleding, g schoenen en kousen. Vele manden wa- ren met bloemen versierd, maar die 1 waren bijna steeds voor Maud Barn- g ley. De meisjes, die bij de reling g stonden, zagen al aan de bloemen, g dat er weer een mand voor Barnley g opgehesen werd Bij Old Swan stond g een duizendkoppige menigte naar het g gewoel van de boten te kijken, g Tegen drie uur kwam een met vier g paarden bespannen rijtuig de kade oprijden. De kapiteinssloep voer op mnmpnt af tun de bezoeker op te halen. De mensen aan de oever riepen elkaar zijn naam toe: Het was de hertog van Dunstable, die afscheid kwam nemen van zijn nicht. Kapitein Aitken kwam hem bij de valreep tegemoet en leidde hem z'n hun binnen. Op het dek was het nu een hele tijd muisstil; er werd ge heimzinnig gefluisterd, dat het de va der, de oom of de geliefde van Maud Barnley was. Inderdaad kwam zij een minuut later, ontboden door de kapi tein, van beneden en verdween in de kapiteinshut. De hertog van Dunstable stond op, toen Maud binnenkwam. „Het is heel vriendelijk van je dat je gekomen bent." zei Maud, „maar ik vind dat je je die schande, afscheid van mij te nemen, beter had kunnen besparen." De hertog, een ongeveer zestig jaar oude heer, zei langzaam: „Ik heb alles geprobeerd om je vrij te krij gen." „Ik weet het," zei Maud Barnley „en ik dank je nogmaals voor^ alles, wat je voor me gedaan hebt." „Ik heb," vervolgde de hertog, „ka pitein Aitken brieven meegegeven voor Sir Philip in Port Jackson. Bo vendien was de kapitein zo welwil lend, duizend pond voor je in ont vangst te nemen. Vijfhonderd daar van zijn bestemd voor je ongelukki ge reisgenoten, in Port Jackson." „Ik dank je, Albert," zei Maud zonder een beweging te maken. „Hoe maakt de hertogin het? Is ze erg boos op me?" „Mary laat je heel hartelijk groe ten. Ze denkt veel aan je en ze houdt nog altijd van je. Vanavond zal ze enkele dingen sturen. Je kunt er naar goeddunken over beschikken." „Groet de hertogin heel hartelijk van mij wil je?" zei Maud. „Ik voel het als een verplichting van jou en daarmee van de schoon ste jaren van mijn veelbewogen le ven afscheid te nemen, en ik wilde je daarmee aantonen, dat men pas in de herinnering de werkelijke waar de van het ervarene leert kennen. We maken allemaal fouten, maar de erg ste zijn toch altijd die, die we niet meer kunnen goedmaken." Maud Barnley stond volkomen be wegingloos en keek naar het afge leefde, maar toch goede vriendelijke gezicht van die man. Met hem was ze haar leven begonnen. Hij had haar uit een omgeving gerukt, waarin ze zonder hem misschien een heel fat soenlijke, volkomen andere vrouw ge worden was. Toen, in de eerste twee jaren van een bedwelmende roes, was hij de leider en zij de leerlinge geweest. Maar al toen ze zeventien jaar was, was zij het, die hem leidde. Maud was niet sentimenteel. Toen de oude man zijn armen om haar heenlegde, bood ze hem haar wang. Behoedzaam nam hij haar hoofd tus sen zijn smalle handen en kuste haar zacht op haar wang. Hij groette de kapitein, gaf hun beiden nog eenmaal de hand en ging toen naar buiten, waar zijn beide bedienden op hem stonden te wachten. Nicol salueerde en hielp hem bij het afdalen van de valreep, terwijl Maud onbeweeglijk in de kapiteinshut bleef staan en hem nastaarde, als een symboool van haar voorbije leven. Bij de laatste bezoekers, die naar de „Julian" werden overgezet, was Lil. Ze had drie zware koffers bij zich. De boot wilde juist afvaren, toen een jonge knaap zich nog door de me nigte heendrong, met een plat pakje en twee brieven voor luitenant Smas bury. Lil spitste haar oren, toen ze de naam Smasbury hoorde. „Waar kom je vandaan?" vroeg de matroos, die het pakje en de brieven g aannam. Van het logies", zei de jongen, en hij was op hetzelfde ogenblik al tus- g sen de mensen verdwenen. Lil keek hem vertwijfeld na. De boot was al drie meter van de over verwijderd. Het liefst zou ze in het water gesprongen zijn om de jongen achterna te lopen. Luitenant Smasbu- ry had dus nog een ander logies, dat niet College Hill was, want daar was ze even tevoren nog langs gegaan. (Wordt vervolgd) 11LT li UV VI o w Europa tot aan de Oeral), dat er gemakkelijk vierhonderd miljoen mensen zouden kunnen wonen als er genoeg water I was om het uiterst droge binnenland tot ontwikkeling te brengen. Zolang het waterprobleem niet is opgelost, blijft de bevolking echter aan de rand van dit werelddeel wonen. De bewoners van het eiland-continent hebben daardoor, mede vanwege de grote afstanden en dikwijls onbegaanbare wegen (als die er al zijn) vrijwel geen denkbeeld van wat er in het binnenland te koop is,: uitgestrekte steppen, droogte, hitte, verdord gras, woestijnen die bij plotselinge regenval TOEN DE Australische dagbladpers ei onlangs de lucht van kreeg, dat kangoe roes bij tienduizenden werden geschoten omdat zij een bedreiging vormen voor de schapenteelt (waarop Australie's welvaart rust), heeft zij de onmenselijkheid van zo'n slachting aan de kaak gesteld. Het pu bliek (in de steden) toonde zich veront waardigd, maar de slachting ging door. Zo is het ook gesteld met de „brumbies", de wilde paarden. De verontwaardiging van het publiek is algemeen, behalve bij dc zevenhonderdduizend mensen (van de 3'/s> miljoen in Nieuw-Zuid-Wales), die op het platteland wonen, want die weten wel be ter wat een troep wilde paarden in feite betekent. Tegen de uitroeiing van miljoe nen konijnen door de daartoe opzettelijk ingevoerde myxomatosis is jaren geleder ook bezwaar gemaakt, maar die massa moord gaat nog altijd door en niemand I wordt er nog koud of warm van. ZO ZAL het ook de wilde paarden wel vergaan. Toch zijn de Australiërs dol op paarden. Niet alleen zijn de paardenrennen voor hen wat schaatswedstrijden voor de Hollanders zijn. maar het paard is op zich- veranderen in een eindeloze tovertuin van plantengroei en bloesemweelde. Die onbekendheid met de toestanden in het binnenland maakt het begrijpelijk, dat de man-in-de-straat (in de grote steden) een kriebelig gevoel krijgt wanneer hij leest, dat er daar in de „bush" jacht wordt gemaakt op wilde paarden, die naar Sydney worden vervoerd om daar te wor den afgemaakt, en verwerkt tot honden- en kattenvoer. De man, die in de stad geboren en getogen is, heeft er geen be grip van dat wilde paarden in Australië evenveel schade op de boerderijen kunnen aanrichten als een troep olifanten in een theeplantage. .i zelf bijna een huisdier. Jongens en meis jes kan men er dagelijks te paard op zien uittrekken om boodschappen te doen, of in groepen tijdens het weekeinde uit kam peren te gaan, zoals men dat in Neder land op de fiets doet. Op landbouwtentoonstellingen ontbreekt het paard natuurlijk nooit en daar er elke week tenminste een „show" is, kan men zich voorstellen welk een grote rol het paard in Australië speelt. De opwindendste sport die men zich denken kan en die ook het meest geliefd is in de stad zowel als op het land, is „buckjumping": het rijden op wilde paarden. Het publiek dromt altijd in duizenden naar de „rodeo's" die hier even populair zijn als de stierenge- vechten in Spanje. In deze rodeo's tonen slanke, gespierde I jonge kerels in Australische cowboykos tuums hun durf en behendigheid door wil de paarden (en soms ook_ wilde stieren) te berijden. Ze kunnen er grote geldprijzen mee winnen, maar vrijwel altijd vallen er gewonden, want de wilde paarden schoppen, trappen, steigeren en vliegen als de legen darische Pegasus, zodat de berijder in de regel binnen enkele seconden zandruiter wordt. Bij elke rodeo's staat de ambulan- I ceauto dan ook klaar. HOE GELIEFD de „brumbie" ook is als een gevaarlijke deelhebber in deze adembenemende sport, in de uitgestrekte steppen van de Australische vee- en scha- pen-„stations" (die soms zo groot zijn als Frankrijk) vormt het wilde paard een be dreiging voor vee en schapen, want in troepen eten deze paarden het schaarse gras weg, en drinken het schaarse water, dat het levensbehoud van het veebestand vormt. Het gaat niet om een stuk of tien of twintig brumbies, maar om duizenden. Op één bedrijf komen soms wel tiendui zend wilde paarden voor. Zij zijn niet de enige ongewenste gasten die een gezonde economische ontwikkeling van het land te genhouden. Behalve de brumbies zijn er ook miljoenen kangoeroes, konijnen, wilde ezels, wilde kamelen en buffels (in het Noorden), die de graslanden en de mijlen lange afrasteringen vernielen. IN QUEENSLAND heeft de eigenaar van een veestation (oppervlak: een mil joen ha., ofwel tweehonderd keer zo groot als een IJsselmeerpolder) een grootscheep se jacht op brumbies georganiseerd, waar bij hij gebruik maakt van vliegtuigen, jeeps, motorfietsen enpaarden. De vliegtuigen sporen de brumbies op en ja gen ze op naar bepaalde plaatsen, waar jeeps ze verder drijven en motor- en paard- met de lasso vangen. Op dit ene bedrijf bevinden zich naar raming tienduizend wil de paarden. Eenmaal gevangen, worden ze per vrachtauto en trein naar Sydney vervoerd, een reis van 36 uur, om daarna te worden geslacht. Die lange reis naar Sydney, waarbij de dieren niets te drinken noch te eten krijgen, heeft felle verontwaardiging bij het publiek gewekt. De gemechaniseerde jacht voor het eerst toegepast had al eerder kritiek ontmoet, maar de far mers weerlegden dit door op te merken, dat deze methode menselijker was dan afsluiting van de drinkwaterplaatsen, waar door de paarden van dorst sterven: een vroeger gevolgde methode. Australische schrijvers van naam, die hun leven in het binnenland doorbren gen en dus uit ervaring spreken, wijzen erop. dat in dè'^SWJ'd om1 het beSlïan vee en schapen tegen wilde paarden - dë brambles hét-loodje moeten leggen. ER IS ECHTER geen verontschuldiging te vinden voor de wreedheid om de brum bies tijdens het vervoer per trein geen gelegenheid tot drinken te geven. Een tij dens zo'n rampzalige reis geboren veulen bleek te zijn doodgetrapt en de eerste troep paarden eens de trots van de wildernis kwam uitgemergeld in Sydney aan. De minister van vervoer heeft inmid dels een onderzoek naar de wijze van transport gelast, maar de jacht op de brumbies gaat onverminderd voort en de critiek wordt gesmoord in het bloed der wilde paarden. Australië is een groot land, maar als het in de toekomst vierhonderd miljoen mensen wil voeden, is er geen plaats voor nog eens miljoenen konijnen, kangoeroes, buffels, ezels en kamelen, en evenmin voor de koning der steppen, de brumbie, Het wil de paard verschaft de Austra liërs een van hun opwindendste spor ten: het „buckjumping" op de rodeo's die daar al even populair zijn als in Noord-Amerika. Maar desondanks zijn de veeboeren vastbesloten, de „brum bies'' uit te roeien, omdat zij zo moge lijk een nog ernstiger bedreiging voor de veestapel vormen dan de kangoeroes en de wilde konijnen. In een vergeten schuilkelder in de Zweedse stad Slite heeft de afgelopen twintig jaar voortdurend een heerlijke temperatuur geheerst, waarvan echter alleen de muizen hebben genoten. Men had daar namelijk tijdens de tweede wereldoorlog vier radiatoren van de elektrische verwarming aan laten staan en twintig jaren lang is de stroomleve- ring doorgegaan, totdat dezer dagen een beambte van het elektriciteitsbe drijf de vergeten „stroomgebruiker" ontdekte, de meter aflas en een nota uitschreef van vijftigduizend kronen, dat is ruim 35.000 gulden. Wie moest nu de rekening betalen? De gemeente lijke autoriteiten van Slite wilden er niets van weten want, zo zeiden zij, de schuilkelder behoorde niet aan de ge meente. Op gelijke wijze reageerden de haven-autoriteiten, de brandweer en de BB-organisatie. Bet elektriciteitsbe drijf had inmiddels, in een poging om tenminste toch nog iets binnen te krij gen, de rekening al tot een-tiende van het oorspronkelijke bedrag verminderd. De gemeente stemde er tenslotte in toe, de rekening van 1 juli 1962 af on geveer driehonderd kronen te be talen. Bij het bedrijf was men zich in middels vagelijk iets gaan herinneren van een voormalige directeur die gra tis stroomlevering voor de schuilkelder verwarming beloofd zou hebben. En daar heeft men het nu maar bij ge laten. Opstelwedstrijd „Open het dorp". In het kader van de actie „Open het dorp" heeft 't internationale tijdschrift „The Knicker bocker" in samenwerking met AVRO-Min- jon een opstelwedstrijd ontworpen. Jonge lui van veertien tot twintig jaar kunnen er aan deelnemen door een opstel van maxi mum 1500 woorden te schrijven over het onderwerp „Het Dorp". De keuze van de stof is geheel vrij, maar het opstel moet zo worden geschreven, dat een buitenlander enig idee krijgt van de gebeurtenissen. De opstellen moeten worden ingestuurd voor 10 januari naar AVRO, afdeling Jeugduit zendingen, postbus 2, Hilversum. De twee winnaars zullen in de zomer van 1963 door „The Knickerbocker" uitgenodigd worden, een reis te maken van 25 dagen naar de Verenigde Staten. 19(1 W Z'OiWETT 981 (Van onze Amsterdamse redacteur) j - U'- ,A 1 IN DE CANADESE STAD Montreal worden de havenarbeiders die in de wintertijd „uitvriezen" automatisch sneeuwruimer. De stedelijke overheid beschikt bovendien over 150 speciale sneeuwruimauto's. In Montreal echter DE VROUWEN in Rhodesia staan hun afgedankte en geladderde nylon kousen tegenwoordig af aan de dieren bescherming, die er vangnetten van laat vlechten voor de wilde dieren in het gebied van de geweldige Karbiba- stuwdam, dat door het stijgende water bedreigd wordt. In deze kousen- netten wordt het wild nu naar veiliger oorden overgebracht. Het is namelijk gebleken dat het nylon minder kans op verwondingen geeft dan het hennep- touw van de normale vangnetten. kan men iedere winter rekenen op een flink pak sneeuwin Amsterdam niet en hier zijn dus geen mogelijkheden om uit- gevroren arbeiders bij het sneeuwruimen in te schakelen en is het materiaal om de straten schoon te vegen, uiterst be perkt. Het is echter opvallend hoe snel de hoofdstad de witte massa te lijf is gegaan en hoe men ten koste van dag en nacht zwoegen de natuur de baas is kunnen blijven. Er wordt in Amsterdam nog al eens gemopperd over het gebrek aan service van het gemeentevervoerbe drijf. Sinds de kerstdagen toen de winter in het openbare leven ingreep, zijn alle tram- en buslijnen echter normaal in be drijf gebleven. Maar vraag niet, hoeveel moeite dit heeft gekost in een stad, waar het totaal aantal trajectkilometers groter is dan waar ook in ons land. Bestuurders, conducteurs en technisch personeel hebben hun feestdagen en vele vrije uren opgeofferd om te zorgen dat tramrails en -wissels sneeuwvrij ble ven en dat de busroutes berijdbaar bleven. Er hebben zich uiteraard vertragingen voorgedaan, maar nergens zijn passagiers op de halteplaatsen blijven staan. Naast het vervoerbedrijf was het de stadsreiniging die wonderen heeft verricht. Tussen Kerstmis en Nieuwjaar is met regelmatige tussenpozen in totaal 1,6 miljoen kg zout op de hoofdwegen gestrooid. Daarmee is voorkomen dat bij het platrijden van de sneeuwresten gladheid zou optreden. Als de koude aanhoudt zal men nog weken van deze zoutstrooierij kunnen profiteren. De tijdelijke stadsreiniging is de sneeuw te lijf gegaan met 400 man eigen personeel, geholpen door ruim 50 hulpkrachten, het maximum dat het arbeidsbureau kon ver schaffen. Daarnaast echter stond men voor het probleem van het ophalen van het huisvuil, dat door de feestdagen achterop dreigde te geraken. Wel. het wagenpark van 120 vuilnisauto's werd aangevuld met 40 zware vrachtauto's, die de moeilijk be gaanbare straten voor hun rekening na men. De Amsterdamse gemeentelijke dien sten hebben zich voortreffelijk geweerd. Het energiebedrijf meende zich zelfs te moeten verontschuldigen dat door de ver driedubbeling van het aantal bevroren gas leidingen en door gebruik van elektrische kachels in ongerede geraakte elektrische zekeringen niet zoals gebruikelijk binnen 20 minuten konden worden verholpen, doch dat de wachttijd was opgelopen tot 2 3 uur. Advertentie Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp ITÉN TGONvc» 27. „Kijk," riep juffrouw Tuttema, terwijl de lift uit de vloer oprees, hier is de woning van zijne Excellentie, de minister van Interplanetaire Zaken. Dag excellentie, mag ik u twee vrienden van me voorstellen? Allebei aardbewoners, evenals ik: Tante Patent en neef Boordevol." „Hoe maakt u het. prevelde Zijne Excellentie. „Dank u, heel goed,' zei tante Patent. Ze merkte op dat de minister een zeer fraaie staart had, met een horloge daaraan be vestigd, terwijl mevrouw een bontstola droeg van een zeer speciaal Saturniaans beest. „Gaat u zitten zei mevrouw. Tante Patent keek om zich heen. „Graag," zei ze, „maar eher is geen stoel." Op hetzelfde moment rezen er drie stoelen uit de grond op, terwijl een geweldig theeblad ergens uit een muur tevoorschijn kwam. „Ziet u?" riep juf frouw Tuttema opgetogen. „Zo gaat het hier toe, op Saturnus. Vergeleken hierbij zijn wij aardbewoners alleen maar stumpers." ,Ga toch weg, meneer!" riep Panda boos. „Ik vind het heel vervelend, als u hier zo naar binnen kijkt! Het hielp echter niets; de onbekende bleef onbewegelijk staan en staarde met bolle ogen voor zich uit. Nijdig schoof Panda het raam dicht en trachtte verder te eten; maar onder die starre blik bleven hem de happen in de keel steken. „Ik wou, dat die rare vent wegging," dacht hij, uit zijn ooghoeken naar het stille gelaat bij het raam glurend. „Wat wil hij van me? En waarom zegt hij niets?" Op dat ogenblik kwam Jolliepop binnen, om de tafel af te ruimen. „Maar meneer Panda!" riep de trouwe knecht. „U hebt nauwelijks enkele beten tot u genomen! Schort er iets aan?" „Ik kan niet eten, als er zo naar me gekeken wordt," zei Panda, naar het raam wijzend, „die vent daar staat me nu al de hele tijd aan te gapen!" Verwonderd keerde de bediende zich naar het raam en toen verstrakte hij. „Wel heb ik ooit! Dit sujet is wel bijzonder brutaal!" riep hij uit. „Wat wil hij?" „Ik weet het niet," antwoordde Panda, „hij staat daar maar en kijkt!" „Hier moet een einde aan komen," stelde Jolliepop vast. En met samengekne pen mond trad hij op het venster toe.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 7