Duitse kunstkenners
voor aap gezet....
Los Angeles: landen in de toekomst
m
TANTE PATENT
PANDA EN DE BEWOGEN BEWEGER
<ar
door Henrick Binder
;.'A! wüü
Om ver volg vi trhaa*
11
WOENSDAG 9 JANUARI 1963
jTiinmiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiui
g
Apenkunst(en)
Appel en Eva
Voer voor psychologen
-
Eenheid en harmonie
s
''irA
I Muiterij op het Vrouwenschip
1 26)
3 Daar was alles stil, zoals ze het gis-
teren verlaten had. Ze zou graag die
beide brieven ingekeken hebben, en ze
5 had ook graag willen weten, wat er in
s dat smalle pakje zat, maar de ma-
3 troos hield, terwijl hij roeide, alles
3 heel stijf tussen zijn knieën geklemd.
H Maud viel haar om de hals, toen ze
H benedendeks tot haar door had weten
5 te dringen.
H „Ja, ik moest toch nog afscheid ne-
3 men. Ik wilde ook de koffers uit huis
3 hebben." Nell gaf Maud een knipoog-
3 je en Maud verschoot even van kleur.
3 Ze wist wat er in de koffers zat, voor-
3 al in die ene, die Nell op een mid-
3 dag van Blomsbury Square naar Lei-
3 cester Field, naar Lil, gedragen had.
H Nell schoof hem onder het bed, en
Maud was blij, dat ze het ding niet
3 meer zag. Ze was ook heel blij, dat
3 Lil nu naast haar zat. Met Lil kwam
3 de mooiste en gelukkigste tijd nog
3 eenmaal terug om afscheid te nemen,
3 maar niet als Albert, die met zijn
3 bezoek een schuld trachtte te veref-
3 fenen, die hij volgens haar inzicht hele-
maal niet had. Onder Lil's hoede had
3 ze haar gelukkigste jaren beleefd, en
3 nu zat Lil hier naast haar en maakte
3 schertsende opmerkingen zo onschul-
dig en zo vergenoegd, alsof ze nu maar
H eventjes langs kwam en morgen van-
5 zelfsprekend weer terug zou komen.
3 „Wat hebben jullie hier toch voor
een reus aan boord?" vroeg ze. „Die
H is nog een half hoofd groter dan ik."
s Ze sprak er niet over, dat ze hem
3 gisteren met Maud in 't Africa Hou-
se had zien zitten, maar een paar
3 tafels van haar verwijderd.
5 „Kan ik het schip bezichtigen?"
H vroeg Lil. Ze wilde kijken of ze die
H luitenant Smasbury misschien kon ont-
3 dekken. Ze was ervan overtuigd, dat
3 ze hem dadelijk zou herkennen, in
5 welke vermomming hij zich ook onder
3 de bezoekers zou gemengd hebben.
3 Opeens werd haar blik in een andere
s richting getrokken, boven op het ach-
3 terdek, zag ze George staan. Ze be-
3 gon met Maud te fluisteren.
3 „Kan ik niet even naar boven?"
3 vroeg ze.
s Maar Maud schudde haar hoofd en
3 verklaarde, dat 't achterdek door nie-
3 mand betreden mocht worden, behalve
3 door de kapitein en de officieren. Lil
3 probeerde onopvallend naar boven te
wenken, maar George scheen haar niet
j§ te herkennen. Hij had er zijn redenen
3 voor, dat hij hier boven stond. Van
5 hier uit kon hij het hele dek overzien
s en iedere bezoeker goed bekijken. Hij
H wachtte op het bezoek van Smasbury.
3 Zijn gestalte kende hij wel ongeveer
3 door die sprong in de kamer op Col
li lege Hill. Haar hei gewicht te oorde-
3 len moet hij een middelgroot man zijn,
3 meer lenig dan sterk.
Maar er kwam geen Smasbury.
Na een uur begon Lil onrustig te
3 wirden. „Ik moet weg", zei ze. Ze
3 had wel tien keer Maud omhelsd en
gekust en ook Nell gekust en omhelsd
g en toen, toen Maud en Nell door
3 'n groepje bezoekers begroet werden,
3 die van Lambeth March waren geko-
men, om hen nog eenmaal te zien,
was ze plotseling verdwenen. Maud was
3 heel ongelukkig, toen ze Lil niet meer
3 Zaë-
js „Hoe kon ze nu weggaan, riep ze
3 treurig, „zonder nog één keer af-
scheid van ons te nemen?"
H „Dit is nu Lil," zei Nell, altijd maar
3 vrolijk zijn en het droevige uit de weg
H gaan."
5 Precies om vijf uur waren alle be
ll zoekers van het schip verdwenen.
De valreep werd opgetrokken, de
3 mannen begonnen het dek met zoveel
5 vuur te schrobben, alsof de duivel zelf
§f over het schip gewandeld had.
Met iets minder ijver gebeurde het-
s zelfde benedendeks, maar hier zorgde
3 Nicol ervoor, dat er genoeg water
werd gebruikt. Om zes uur meldde
3 de kwartiermeester John Day dat
3 het schip schoon en helder was.
H De kapitein verscheen aan dek. en
ook de luitenant en de scheepsarts,
3 dokter Holborn, een ongeveer veertig-
5 jarige man met een bril op zijn neus.
5 Geen enkel van de meisjes ont-
brak bij het appèl, en dus kon deze
3 laatste bezoekdag op de Lady Julian"
3 als geslaagd beschouwd worden.
3 Op de 2 juni 1789 's morgens om
3 vier uur werden op de „Lady Julian"
de ankers opgehaald. Bij het hieuwen
van de ketting klonken de oude zan-
gen van de matrozen. 1
Toen de meisjes wakker werden, za-
gen ze dat er iets veranderd was in
het reusachtige ruim. Het schommelde
zachtjes. De wanden bewogen zich in
regelmatige cadans op en neer. De
ene wand zakte naar stuurboord, en
vandaar ging hij langzaam en zacht
weer omhoog, en zonk dan weer even
langzaam en zacht, als de andere wand
van bakboord omhoog steeg. Daar-
bij was er nog een beweging die van
boeg naar achtersteven ging.
De meeste meisjes stormden naar
de ramen en slaakten uitroepen van
verrassing. Londen was verdwenen, s
Geen Old Swan, geen koepel van de
St. Paul meer te zien.
Ze voeren.
De „Julian" gleed langs groene
oevers. Tussen de velden en de bosjes
was maar zo nu en dan een huis te
zien. 1
De volgende ogenblikken was het
heel stil in het ruim. De meisjes staar-
den zwijgend door de glazen: de reis
naar Port Jackson was begonnen.
Nicol kwam benedendeks en riep I
z'n wekroep: „Rise! Rise"
„We varen, vader Nicol," riepen ze
op een verwijtende toon, alsof men
vergeten had, hun van de afvaart
in kennis te stellen. i
„Al twee uur," zei Nicol. Hij was
blij, dat de „Julian" Londen achter
zich had, en de lastige Surreyboog, j
die altijd zoveel werk veroorzaakte.
Maud zat al aangekleed en gekapt
in haar hoekje bij het raam. Ze zat I
daar iedere morgen zo, als hij bin- j
nenkwam, alsof ze helemaal niet ge-
slapen had. Ze leed wel heel erg on- j
der haar omgeving, maar ze was een
vrouw met een verbazingwekkende I
energie, en een zelftucht, zoals hij j
zelfs nauwelijks bij mannen had aan- j
getroffen.
Al twee uur lang zat ze daar. Toen j
de ankers ratelend omhoog gingen, j
was ze opgestaan, en toen de „Ju-
lian" naar het midden van de rivier j
gleed, om met eb de Theems af te j
varen, zou ze graag naar boven ge- j
gaan zijn om op het dek afscheid van
deze stad te nemen. Maar 's nachts j
waren de deuren en luiken van het j
ruim altijd gesloten, en ze kon al- j
leen maar door het kleine raam zien,
hoe de St. Paul langzaam in de ver- j
te verdween. Deze stad sliep nog, met
haar millioen mensen, met haar tal- j
loze zwarte daken, die laag, enigs-
zins onwerkelijk, onder de hoge, vaal- j
kleurige hemel lagen. En in deze
stad had ze geleefd zolang ze kon
denken. In dit vroege morgenuur aan
gegrepen door een wonderlijke indrin
gende droefheid, besefte- ze het: de
ze stad was voor haar voor altijd
onbereikbaar even onbereikbaar als
haar mooie huis in Lambeth March,
dat helder en goed onderhouden in
een prachtige tuin lag. Ze kon het
zich niet voorstellen, dat dat huis nu
zonder haar was, dat zij zelf hier zat,
als een gevangene, naar een ver
schrikkelijk ver land gezonden. Haar
ogen werden niet vochtig, ze werden
alleen maar droger. Smartelijk droog.
Ze vroeg zich af, of haar hart zo
hard was, dat ze bij dit eenzame af
scheid geen tranen vond.
In de middag van de derde dag liet
Aitken de officieren en bootslieden in
zijn kajuit komen. Het vertrek was
bijna te klein. Daar stonden luitenant
Smasbury, de scheepsarts, dokter
Holborn, de eerste stuurman Charles
Perkins, de bottelier John Nicol, de
stuurlieden Compton Mackenzie, Jer
ry Hawkins en John Fasselt, de
scheepstimmerman Albert Hudson, de
kwartiermeesters John Day en Albert
Bishop, de kok James Miller en de
klerk Gill.
Deze mannen vertegenwoordigden
de tweeëndertig man tellende beman
ning.
Aitken vroeg de luitenant en de dok
ter aan de kaartentafel plaats te ne
men. Toen sprak hij kort over het
doel van de reis, gaf algemene, wat
uitvoeriger richtlijnen over voeding
en tijdsindeling en noemde als naaste
reisdoel Teneriffe. Vervolgens drukte
hij de luitenant op het hart, de meis
jes zuinigheid met het zoete water bij
te brengen. De dagelijkse wasrant-
soenen van twee liter per hoofd
mochten niet overschreden worden.
(Wordt vervolgd) 3
PROF. DR. B. RENSCH, die direc
teur is van het zoölogisch instituut
van de Universiteit van MUnster in
West-Duitsland, heeft zich een weten
schappelijk grapje gepermitteerd ten
koste van de kunstkenners. Hij ver
schafte een zevenjarig chimpansee
echtpaar en een driejarige zogenoem
de Capucijneraap in zijn instituut pot
loden, penselen, waterverf en teken
papier en liet de dieren daarmee naar
hartelust knoeien, nadat hij hun eerst
had laten voordoen hoe dit materiaal
gebruikt wordt. De ,kunstprodukten
van de drie apen heeft hij gedurende
twee jaar verzameld en ze vervolgens
voorgelegd aan directeuren van ver
schillende Duitse musea, kunstcritici
en bekende kunsthandelaars, zonder
deze experts erover in te lichten, dat
het hier „werk" van dieren betrof.
Bijna al de deskundigen die de kunst
werken zagen, spraken in hun oordeel
over de dynamiek, het ritme en/of de
„doordachte compositie"die zij in de
apetekeningen en -schilderijen meen
den te onderkennen.
DE GRAP is nu wereldkundig gewor
den en natuurlijk wordt er in Duitsland
braaf gelachen en gespot over de des
kundigheid van de bedrogen kunstken
ners. Temeer omdat prof. Renseh ont
hulde, dat zelfs de beste prestaties van
zijn „kunstzinnige" apen slechts het
geestelijk niveau van een kind van om
streeks anderhalf jaar bereikten. Zij
tekenen of schilderen onregelmatige pa
tronen, een warboel van lijnen, vlakken
en vlekken zonder enige waarneembare
zin, of zij vullen het vlak royaal met
brede penseelstreken. Ongetwijfeld
meenden de kunstexperts, dat het hier
ging om uitingen van bepaalde stro
mingen van moderne nonfiguratieve
kunst, welke men inderdaad soms een
bepaald ritme of een zekere dynamiek
niet kan ontzeggen. Prof. Rensoh ls dan
ook van mening, dat zijn proefdieren
en waarschijnlijk alle mensapen
„een zekere mate van esthetisch gevoel"
bezitten.
AAN GEESTDRIFT voor de schilder
kunst ontbrak het de dieren stellig niet.
Prof. Rensch constateerde telkens weer
dat zij met groot vertoon van enthou
siasme op het tekenpapier lostrokken en
er, al knoeiend en tekenend opgewonden
bij op en neer dansten. Het chimpansee
wijfje, Eva geheten, smeet zelfs nu en
dan van een afstandje de verf met een
kletsnatte kwast tegen het papier, on
geveer zoals Karei Appel dat pleegt te
'doen bij verschillende van zijn schep
pingen. De voorstelling was altijd af
hankelijk van het materiaal en het for
maat van het tekenpapier. Kregen zij
een heel groot vel. dan „werkten" zij bij
voorkeur met grote kleurvlakken en
vormen, maar op een klein vel leken
zij meer aandacht te besteden aan een
zekere detaillering. Maar de belangrijk
ste ontdekking deed de Duitse hoog
leraar toen hij zijn apen in een later
stadium van het experiment bepaalde
eenvoudige figuren als tekenvoorbeel
den gaf. Alle drie de proefdieren pro
beerden toen, met meer of minder suc
ces, die voorbeelden na te tekenen, zo
als zij trouwens ook eenvoudige mense
lijke handelingen, zoals bijvoorbeeld
met mes en vork eten, trachten „na te
apen".
De kunstkenners hebben nu hun han
den van de apekunst afgetrokken,
maar voor de dierenpsychologen be
tekent de door prof. Rensch verzamelde
„collectie" chimpansee-schilderijen en
-tekeningen uitermate belangwekkend
studiemateriaal. Bij soortgelijke experi
menten in de Weense dierentuin heeft
dr. H. Goya onlangs reeds „een uitge
sproken voorkeur" ontdekt bij een
mannetjes-chimpansee voor rode en
zwarte verf. En daar kan de kleuren
psychologie dan weer haar krachten op
proberen.
tuwinn|uln|1|lnnw|<t)W>y|(|t|(tW)MM|WW<|WWMW||(||W1W|||M<WW|^
Als moeder de griep heeft en bang is,
de baby te besmetten, brengt een
poezemasker uitkomst. De kleintjes zijn
er dol op, vooral als mama er bij
miauwt als een echte poes.
Prins Philip in onderbroek. In een Lon-
dense kunsthandel staat een schilderij
te koop, waarop prins Philip staat af
gebeeld in onderkleding, sokken, sokop
houders en zwarte schoenen. Rondom
hem liggen als een stilleven verscheide
ne uniformen en kledingstukken voor
sportbeoefening.
(Van onze correspondent)
(WASHINGTON) De Boeing-707 zakte langzaam door het wolkendek heen.
Plotseling zagen wij in het nachtelijk duister onder ons een feestelijk panorama
van lichtjes: felle lichtsnoeren van wegen en daartussen, verzacht door geboomte,
de meer intieme, kerstmisachtige sfeer van de verlichte woonhuizen. Ieder die
gevlogen heeft kent dit schouwspel,, maar Los. Angeles is bij nacht uit de lucht
gezien wel bijzonder mooi en bovendien onvoorstelbaar groot. Men vliegt vele
kilometers boven deze lichtstad, als een goeiige reuzentaxi, nog minutenlang over
banen, zijbanen en viadukten. Eindelijk stonden we stil. Op dit moderne vlieg
veld verlaat men het toestel natuurlijk via een luchtbrug, die de passagiers zonder
hen aan de buitenlucht bloot te stellen, ineens in het stationsgebouw brengt.
Toen ik die luchtbrug gepasseerd was, kreeg ik ineens het gevoel, dat we geland
waren op een andere planeet, een modernere dan onze oude aarde.
MISLOPEN kan men niet, wanneer men
de luchtbrug over is. Ge loopt recht op
een kolossale roltrap af, die alle reizigers
de diepte in voert. Daarna wandelt men
voortdurend begeleid door muziek
door een heel lange en heel lichte gang
(diffuus, niet-verblindend licht uit de zol
dering en kleurige mozaïeken aan de wan
den). Aan het eind van de gang ziet men
een soort draaimolen van roestvrij staal.
Erboven hing een bord „vlucht 55". Dat
was onze vlucht. En we staan nog maar
juist rond die draaimolen of een klep gaat
open en door een gat beginnen de koffers
op de draaimolen te belanden en langzaam
rond te draaien. Mijn koffer, ietwat rim
pelig, lacht me al gauw vriendelijk toe.
Ik gris haar van de molen af en, nog al
tijd onder een vrolijk wijsje, stappen we
eindelijk door een deur de buitenlucht in:
een groots plein, met in het centrum een
futuristisch bouwsel plus keurig be
straald door schijnwerpers een paar
fikse palmbomen, de symbolen van Zuid-
Californië. Het zijn géén kunstpalmen,
maar ze zijn hier wel met kunst "en vlieg
werk geplant op vergevorderde leeftijd.
Veel ï.ijd om rond te kijken had ik niet.
Er reed een bus voor met het opschrift
„Downtown Los Angeles". Drie kwartier
later was ik inderdaad in het hart van
de stad.
MAAR TOEN ik weer uit Los Angeles
zou vertrekken, ben ik met opzet een paar
uur te vroeg naar dit vliegveld van het
straaltijdperk gegaan om deze uiterst mo
derne sfeer eens goed in me op te nemen,
deze miljoenenstad.
Dit vliegveld is zo nieuw (een half jaar
geleden definitief in gebruik genomen), dat
men zich in de toekomst voelt verplaatst.
Geen onaangenaam gevoel, moet ik zeg
gen. Eigenlijk was er maar één ding, dat
me niet beviel: men ziet hier toestellen
van B.O.A.C., van Air France, Van tSlA.S.,
en andere, magr nog altijd niet vap de
K.L.M. Op hét vliégvèld verzekerde men
mij„Er is hier ruimte genoeg en wat
ons betreft is de K.L.M. van harte_ wel
kom".
De bouw van dit enorme complex heeft
93 miljoen dollar gekost. Men heeft een
obligatielening daarvoor uitgeschreven en
die wordt uit de inkomsten van dit vlieg-
centrum afbetaald. Financieel lijkt deze
opzet gezond en verantwoord.
HET BESTE kan men dit kolossale sta-
Het centrale gebouw van „L.A. Airport"
tion voor de luchtvaart vanuit het centrum
beschrijven. Precies in het midden staat
het „thema-bouwwerk", een modernisti
sche constructie van ongeveer 45 meter
hoogte. Het restaurant (enigszins te verge
lijken met dat van de Rotterdamse Euro
mast) biedt toeristen uitstekende maaltij
den en een onvergetelijk overzicht over dit
vliegveld.
Dit merkwaardige bouwsel staat midden
in een vrij laag gelegen parkeerterrein
voor 5000 auto's. In de toekomst wil men
nog twee verdiepingen boven dit parkeer
terrein bouwen dat aan 15.000 auto's plaats
zal bieden. Maar op het ogenblik is er
geen gebrek aan ruimte. Wil men dit ter
rein oprijden, dan gaat de kleine „over
wegboom" pas open, wanneer men uit een
automaat een parkeerkaart genomen
heeft. Op die kaart staan datum en tijd.
Wanneer men het parkeerterrein weer
verlaat, vertelt een bewaker hoeveel men
schuldig is.
Voor 24 uur parkeren betaalt men 2
dollar. Om dat parkeerterrein heen loopt
als de grens van een grote vierhoek
een rondweg. Die weg gebruikt men om
bij de passagekantoren van de diverse
luchtvaartmaatschappijen te komen. Io-dje
gebouwen koopt men zijn biljetten en geeft
zijn bagage af. Maar dan, zonder bagage
gelukkig, moet men een heel eind lopen
om bij het vliegtuig te komen. De vlieg
tuigen vertrekken namélijk vanaf de zo
genaamde satelliet-gebouwen, die als eilan
den op de vlakte van het vliegveld staan.
Men bereikt die satellieten door de lange
gang, die ik al beschreven heb. Die gang
ligt onder het platform waarover de vlieg
tuigen taxiën. Tien grote straalvliegtuigen
kunnen „aanleggen" rond zulk een satel
liet en het publiek bereikt de gewenste
„instaphoogte" via roltrappen. Het is heel
praktisch. Maar die gang is wel erg lang
(ongeveer 140 meter). Men overweegt daar
in een soort glijdend troittoir aan te bren
gen, maar de juiste technische oplossing
daarvoor is nog niet gevonden.
ARCHITECTONISCH is dit vliegveld
complex van acht grote kantoren plus acht
satellieten veel minder exuberant, maar
dan ook veel rustiger dan New Yorks Idle-
wild met zijn vele bouwstijlem. In Los An
geles heeft men naar eenheid in de archi
tectuur gestreefd en drie grote architec-
tenbureau's hebben samengewerkt om die
te bereiken.
Het is een groot voordeel, dat op dit
vliegveld geen tank-auto's rondrijden.
Wanneer een vliegtuig brandstof moet la
den, dan behoeft men slechts een luikje
te openen op des grond onder het toestel:
een slang komt omhoog en het volpom
pen kan beginnen.
Zelf ging ik nog maar op een ouderwet
se manier heen en terug naar Los Angeles
(per bus), maar voor zes maal het busta
rief kan men een „helicab" (hefschroef-
taxi) nemen en zes maal zo vlug zijn ho
tel in het centrum bereiken. Helemaal op
de nieuwe tijd ingesteld ben ik kennelijk
toch nog niet. Maar een bezoek aan Los
Angeles helpt wel in die richting.
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
28. „Ik hoop dat u een poosje bij ons blijft loge
ren," zei mevrouw van de Minister minzaam. „Ik
heb voor ieder van u een logeerkamer beschikbaar."
„Wel, dat is vriendelijk van u," zei tante Patent.
„Vertelt u eens," zei de Minister, „is het waar dat
"er op uw Aarde plannen bestaan. plannen om
Saturnus te veroveren?" Hij keek zijn bezoekers
daarbij streng en vorsend aan. „O nee," zei tante Pa
tent. „Wij wisten niet eens dat u bestond!" „Inder
daadstamelde neef Boordevol. „Wij op aarde,
wij wisten helemaal niet dat uw planeet bewoond
was." „O nee?" vroeg mevrouw afkeurend. „Wat een
vreemde denkbeelden hebt u dan. Zeer vreemde
denkbeelden en geen staartenHet gesprek dreig
de nu een tikje pijnlijk te worden, maar gelukkig
zorgden de kinderen voor afleiding; ze kwamen kij
ken hoe laat het was op het staarthologe van hun
vader. „Tijd voor het kinderuurtje op de televisie,"
riep hun moeder.
3. Jolliepop opende het raam en bekeek de onbekende
met koud misprijzen. Onder deze blik waren reeds vele
ongewenste bezoekers ineengekrompen en afgedropen,
maar ditmaal had het geen enkele uitwerking. Star en
onbewogen bleef de onbekende staren en hij knipperde
zelfs niet met de ogen, toen de ander snijdend op het
onbetamelijke van zijn gedrag wees. „Voor de laatste
maal, scheer u weg!" riep de verbolgen knecht, „als
u dan zelf niet inziet, hoe stuitend het is om op
iemands ontbijttafel te gluren, zal ik andere maatrege
len nemen. Ik roep de politie!" „Wacht eens, Jollie
pop," zei Panda, „geef hem een boterham!" Op het
horen van deze woorden kwam er plotseling leven in
het onbewogen gelaat van de vreemdeling. Tot verbijs
tering van Jolliepop barstte hij spontaan in tranen uit
en drukte de verwilderde bediende aan zijn hart.
„Ach," zo riep hij uit, „wat heb jij een aardig mees
tertje! Die lieve gulheid, die vriendelijke eenvoud! Dat
roert mij! Dat treft mij! Ik ben diep bewogen! I