In het Spoorwegmuseum
zwaait een vrouw
de scepter - koppelhaak
Roland Petit
op de
juiste plaats
Wekelijks toegevoegd aan alle edities van
Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant
en Umuider Courant
„Spoorweghistorica"
Marie-Anne Asselberghs
heeft in de hele wereld
haar gelijke niet
Vader en dochter. De heer H. Assel
berghs zwaaide 26 jaar lang de scepter
in het Spoorwegmuseum. Onder zijn
leiding groeide het uit tot wat het
nu is.
(Van onze correspondent)
Het is een gewichtige, om niet te zeg
gen historische gebeurtenis geweest,
de ontmoeting die tussen Jean Vilar
en Roland Petit ten overstaan van het
massale publiek van het Theatre Na
tional Populaire in Parijs heeft plaats
gehad. Vilar heeft, na het moderne en
klassieke toneel, de hedendaagse mu
ziek en zelfs het chanson, nu een
nieuwe sector-van-de-kunst in zijn na
tionale volkstheater waarvan de triom
fen en de overwinningen de laatste de
cennia nauwelijks meer te tellen zijn,
geïntegreerd: het domein van de dans
en van het ballet. En Roland Petit lijkt
door en met die integratie nu eindelijk
het publiek en vooral het geestelijke
klimaat te hebben gevonden, dat hij
sinds jaren vergeefs in de opera, op
Broadway, in de music-hall en in de
filmstudio's gezocht had. Na ruim vijf
tien jaar honoreert hij nu eigenlijk pas
de uitzonderlijke verwachtingen die hij
bij zijn debuut als onafhankelijk dan-
ser-choreograaf had gewekt.
PETIT STELDE een troep van ruim
veertig leden samen waarmee hij
maanden onbezorgd werken kon en die
hij met zijn blakende geestdrift heeft
geladen. Zijn beide oude vrienden Yves
Saint-Laurent, de mode-ontwerper, en
Marius Constant, de componist-dirigent,
sloten zich, in datzelfde enthousiasme,
bij hem aan, terwijl hij als solisten dan
nog een geslaagd beroep mocht doen op
Rosella Hightower, Attilio Labis, le
nig als een panter, en op de nog vrij
onbekende Danièle Jossy, Béchade
en Blaszka, die een meeslepend trio
vormen dat een grote toekomst wacht.
Het programma omvat vier nummers
waarvan er drie zich voltrokken binnen
een eerder vertrouwde kring waar ze
gunstige, charmerende en soms hartver-
rukkende, doch ook wel eens verdeelde
indrukken verwekten. Op drie ouvertu
res van Berlioz ontwierp Petit ter ope
ning van het programma een „Ballet
Blanc" dat de klassieke zuiverheid en
de noblesse der Russen nochtans mis
te, een achterstand die hij met wat pa
rodistische trekjes en zijn bekende flair
toch niet helemaal wist te doen verge
ten of te maskeren. Ravel's rapsodie Es-
pagnole, die nooit eerder als balletpar
tituur had gediend, bevat enkele prach
tige pas-de-deux, naast ensembles die
qua kleur, beweging en pose net zo
goed, of beter in Japan als in Spanje
konden worden gesitueerd, maar waar
in Petit zélf, in een fascinerend zwart
wit toreadors-kostuum van Saint-Lau-
rent, met een solo die knettert van
vuur en beheerste passie, zich plotse
ling vele meters verheft boven het ni
veau van een pseudo-folkloristische de
monstratie. „Le Violon" waarvoor Ma
rius Constant de vaardige Paganini-pa-
rafrase componeerde, is een anecdotisch
geval over een violist die zijn instru
ment in het vuur werpt om zijn ziel
als geliefde terug te krijgen: aanlei
ding voor enkele soms zeer schone en
virtuoze variaties op klassieke thema's
gedanst door Hightower en Labis.
Het hoofdaccent van het programma
viel echter wel op „Maldoror", een bal
let waarvoor Maurice Jarre de meer
doelmatige dan congeniale muziek
geschreven had en dat Roland Petit
door de troeblante gedichten van de
Lautréamont was ingegeven. De graaf
De Lautréamont, vroeg gestorven won
derkind der moderne Franse litteratuur,
verheft zich in deze cyclus als aankla
ger tegenover God die hij van een aan
tal grove fouten beschuldigt, welke spe
ciaal bij de schepping van de fauna is
begaan. En Petit heeft deze evocaties
van reuzespinnen, krabben, vlooien en
ander ongedierte met zijn (ietwat sa
distische) verbeeldingskracht tot een
griezelvisioen herschapen om met een
groteske dodengang, de monstrueuze
liefdesdaden en een ganse figuratie van
afzichtelijke mens-beesten of beest
mensen zo, als choreograaf, een Jeroen
Bosch naar de kroon mee te kunnen
steken.
Wanneer Roland Petit meer creaties
van deze kwaliteit en deze kracht op
het repertoire van het T.N.P. zal we
ten te schrijven, dan kan men vertrou
wen de verwezenlijking van zijn opzet
tegemoet zien die luidt: h«ï brede pu
bliek voor de moderne dans te winnen.
lecties worden toegevoegd. Het onder
houd van de altijd buiten staande loco
motieven, heeft haar heel wat kop
zorg verschaft. Er is een museum dat
dit zware materieel met een speciaal
preparaat inspoot om roesten tegen te
gaan. Het was tevergeefs. Juffrouw As
selberghs doet het nu op goed-ouder-
wetse manier: elke dag staan twee
mannen aan de nu tot rust gekomen
ijzeren paarden te poetsen.
Zij leidt ons langs de vitrines met de
kostbare modellen van antieke locomo
tieven die in de hal van het museum
(het voormalig, in 1939 voor een ge
deelte, in 1951 helemaal opgeheven
Maliebaanstation) staan opgesteld. Van
elk model weet zij wel iets te vertellen
anekdotische zowel als technische
bijzonderheden. In sneltreinvaart (want
zowel een museumdirectrice als een
journalist zit slecht in de tijd) lopen
wij de zalen door. Er is een grote vi-
del werd gebracht; een leesboekje uit
1844, getiteld „Spoorwegreisje van Ma-
rianus en Daatje" waarboven de kinde
ren-van-toen in gedachten „heel ver
wegreisden": misschien wel van Am
sterdam naar Den Bosch!Ver
der zie jê een handdoek van gevloch
ten papier zoals die in de Eerste We
reldoorlog in de treinen werden ge
bruikt; een in 1900 uit zilver vervaar
digd model van een locomotief; een
spoorwegkaart uit 1839; een aankondi
gingsbiljet voor een goedkope plezier-
trein van Amsterdam en Utrecht naar
Brussel uit 1860. Je ziet er ook
modellen van treinen waarbij je, als
je ze nadert, een glimlach ternauwer
nood kunt onderdrukken. Het is de
vraag of zo'n glimlach over. antiek en
knus-aandoend rij materieel verantwoord
is. Want wéét dat onze kleinkinderen,
en misschien onze kinderen al, met
eenzelfde meewarige glimlach zullen
IVO HAUER, een leuk Utrechts joch van elf jaar, is dol
op treinen. Soms stapt hij naar het spoorwegmuseum, klopt
op de deur van de directiekamer, stapt er onbeschroomd
binnen, plant zijn ellebogen op de rand van het grote
bureau, legt de kin op zijn handen en begint een praatje.
Zijn gesprekspartner luistert steeds met aandacht naar zijn
vertelsels. Zijn vragen beantwoordt hij zo nauwkeurig mo
gelijk. Zij, ja want in de directiekamer van het Neder
lands Spoorwegmuseum troont een vrouw: Marie Anne
Asselberghs. Het is merkwaardig een vrouw in deze functie
aan te treffen. „Pas, op een internationale vergadering van
museumdirecteuren, zei een van de collega's dat ik de
enige vrouw ter wereld ben die een spoorwegmuseum leidt.
Ik weet niet of het waar is. Het kan best zo zijn, natuurlijk
Marie-Anne Asselberghs bedient voor
zichtig een model van een oude over
wegboom.
JUFFROUW ASSELBERGS vindt het
helemaal niet merkwaardig, een voor
een vrouw zo unieke functie te vervul
len in een bedrijf waar techniek de
boventoon voert en waar de geschiede
nis van een zo specifiek mannenbedrijf
als de N.S., bijna op eenzelfde plaats
staat. Zij zit er nu al zo lang in, dat zij
onderhand wel de tijd heeft gehad aan
het idee te wennen. Dit voorjaar was
het 25 jaar geleden dat zij in dienst
van het museum trad. Het jubileum
heeft zij niet gevierd. Zij vindt zichzelf
niet belangrijk. Het museum is alles
voor haar. Als je even met haar praat,
valt het onmiddellijk op dat zij steeds
over „Wij" spreekt. Maak je daar een
opmerking over, dan bekent zij, ietwat
verlegen: „Ja, ik zeg altijd maar
„wij", want het is zo vervelend steeds
„ik" te zeggen". „Een artikel over
mij?" vroeg zij dan ook uiterst ver
baasd. En in haar stem klonk een on
dertoontje door die onze hoop al bijna
wegvaagde. Talrijke argumenten brand
de ons op de tong. Even dacht zij na.
Toen zei zij: „Ik ga er mee akkoord.
Maar op één voorwaarde: u plaatst het
museum op de voorgrond."
ZIJ IS NOG NIET lang directrice.
Sinds 1 februari 1960. Haar vader, de
heer Henri Asselberghs, bekleedde 26
jaar lang (van 1927-1953) de directeurs
functie. Na zijn afscheid bleef hij als
adviseur aan het museum verbonden.
Dat ambt legde hij op 1 januari 1960
neer. Ir. J. Lohmann, president-direc
teur van de N.S., bood hem toen tijdens
het afscheidsdiner het mooiste ge
schenk aan dat hij ooit kon krijgen.
„Wij hebben besloten, uw dochter Ma
rie-Anne met ingang van een nader te
bepalen datum tot directrice van het
museum te benoemen" zei hij. Vader
Asselberghs was overblij. „Ik be
schouw het als een bekroning op mijn
werk" verkondigde hij. Zijn dochter zei
hetzelfde. Zij kon dat doen, want zij
was toen al ruim 22 jaar aan het mu
seum verbonden eerst aVs assistente
van haar vader, later als conservatri
ce.
ALS JONG MEISJE- AL- was zij dit
uitgesproken mannenbedrijf binnenge
stapt. Toen haar vader directeur werd,
stond het museum nog in zijn kinder
schoenen. Het was pas door de heer
G. W. van Vloten in het leven geroe
pen. Veel kon deze er niet aan wer
ken. Enige tijd na het passeren van de
stichtingsakte overleed hij. De heer
Asselberghs ging voort met het bijeen
brengen van een uitgebreide collectie.
Wat al was verzameld, stond in ver
schillende panden verspreid. Wilde de
heer Asselberghs rustig werken, dan
koos hij daar de avonden voor uit. Ma
rie-Anne was in die tijd gymnasiaste.
Haar broers zaten ook op de middel
bare school. Om voor de studie een
goed verloop te bevorderen, eiste va
der Asselberghs rust voor zijn kinde
ren. Om haperingen te voorkomen, zei
hij vaak tegen dochterlief: „Ga jij
maar met mij mee!" Dan pakte zij de
boekentas onder de arm en vergezelde
hem braaf naar een van de panden
waarin de museumstukken stonden op
geborgen. Daar werd zij in een der ka
mers aan haar huiswerk gezet. Als zij
haar werk af had, ging zij door het
museum dwalen. Zo groeide zij als
meiske een technische wereld binnen.
Toen zij achttien was en haar eind
examen achter de rug had, werd zij
assistente van de directie. Het was
haar gans en al door het hoofd gegaan
dat zij ook een ander beroep kon kie
zen
Zij vertelt, in korte zakelijke zinnen,
over haar loopbaan, tegenover mij zit
tend aan een groot bureau dat vol din
gen ligt die met de spoorwegen hebben
te maken. Haar stem is wat hees.
Soms onderbreekt zij een zin voor een
gesmoord lachje. Door haar zwart,
hoog opgestoken haar slingeren zich al
wat grijze streepjes niet verwonder
lijk als deze taak op je schouders rust.
Zij draagt een bruinachtig mantelpak
je. Om haar pols bespeur ik een heren
horloge.
EIND 1959 verscheen in de winkels
een fraai uitgevoerd boek, „Het IJze
ren Paard" getiteld. Op het omslag
zoek je tevergeefs naar de naam van
de schrijver. Pas als je het titelblad
opslaat, kom je hem tqgen. U raadde
het al: het is mejuffrouw Asselberghs
geweest die dit werk heeft samenge
steld. Hierin heeft zij een groot gedeel
te van haar kennis over de spoorweg
geschiedenis verzameld. „Het moest
een leuk en gezellig boek worden, had
de uitgever gezegd. Ik heb daar zoveel
mogelijk naar gestreefd. Maar ik kon
het toch niet nalaten achter in het boek
wat serieuze, wetenschappelijk-verant-
woorde gegevens op te nemen." „Het
IJzeren Paard" is inderdaad een gezel
lig boek geworden. Allerlei historische
gebeurtenissen worden opgehaald, tal
loze illustraties (foto's, litho's penteke
ningen) maken het bladeren alleen al
tot een amusante bezigheid. Het illu
stratiemateriaal lag voor de samenstel
ster gedeeltelijk vlak bij de hand: in
de prentenverzameling van het mu
seum. In een van de expositiezalen is
tegen de muur een reuze-platenboek
bevestigd: oude tekeningen en karika
turen die, achter glas ingelijst, een vrij
kostbare verzameling vormen. Ver
scheidene van deze prenten heeft zij
zelf opgespoord, in kleine bibliotheek-
Zelf op de stookplaat. Mejuffrouw Assel
berghs heeft op de perrons van haar
museumstation enkele stokoude „locs'
staan.
Soms, bij hoge uitzondering, leidt me
juffrouw Asselberghs bezoekers per
soonlijk door het museum. Deze jonge
knaapjes valt die eer te beurt.
staan voor modellen van treinen waar
in wij nu reizen!
WELKE ZORGEN heeft mejuffrouw
Asselberghs als directrice? „O zoveel!
Ik zou zo graag willen uitbreiden. Wat
u hier ziet is lang niet alles wat we
hebben. Onder het Amsterdamse Am-
stelstation hebben we ontelbare stukken
in depót. Hier hebben we bij lange na
geen ruimte genoeg. Zo af en toe maak
ik die wens openbaar, in de hoop dat
hij eens zal worden vervuld".
Van de antieke technische kant van
het spoorbedrijf is er weinig dat zij
niet weet. Maar wat de moderne tech
niek betreft daar zijn dingen bij die
zij echt niet kent. „De óntwikkeling gaat
te snel om dat allemaal tot in de punt
jes bij te houden" bekent zij.
DUS ALLES wat haar bezighoudt zijn
treinen en bijkomstige dingen. Een blik
op haar bureau vertelt je genoeg. Er
liggen boeken en tijdschriften over het
spoorwegtransport; twee mootjes spoor
staaf doen dienst als presse-papier; des
morgens opent zij de post met een ver
kleind model van een trekhaak waar
mee treinen aan elkaar worden gekop
peld.
De telefoon gaat. Een meneer vraagt
of hij als suppoost kan worden aange
steld. Hij is N.S.-beambte en gaat
eerstdaags met pensioen. Ja, het is
inderdaad zo dat het merendeel van de
ruim twintig personeelsleden gepensio
neerde N.S.-mensen zijn. Hij moet zich
maar eens bij de administrateur mel
den, dan kan hij op de lijst worden
geplaatst. En twee minuten later is er
in de hal iemand die komt zeggen dat
daar en daar een model van een loco
motief te koop is. In de zaal waar met
behulp van kostbare maquettes de hui
dige technische ontwikkeling van de
N.S. aanschouwelijk wordt gemaakt,
loopt nu een schoolklas rond. De direc
trice laat er een wakend oog over gaan.
Zou een van die knapen haar vragen:
„Hoe breed was vroeger het spoor?",
of: „Wanneer is de Arend uit de vaart
genomen?", of: „Hoeveel vlampijpen
had de SS-13?" dan krijgt hij daar
zonder een ogenblik bedenktijd het ant
woord op. De functie van Marie-Anne
Asselberghs is uniek in de wereld.
Haar kennis van de ontwikkeling van
de ijzeren wegen en de dito paarden
ook. Zeker voor een vrouw.
Dick J. Dijs
jes, in oude antiekwinkeltjes en ook bij
de bouquinisten die langs de Seine in
Parijs hun beroemde stalletjes hebben.
Zij is een bijna onuitputtelijke bron
wat de geschiedenis van het transport
per rail betreft. Redacties van dag- en
weekbladen weten haar voor informa
ties goed te vinden. Hobbyisten doen
meermalen een beroep op haar kennis.
Toen eind verleden jaar een dagblad in
een prijsvraag een geniepig vraagje
over spoorweggeschiedenis verwerkte,
stond haar telefoon niet stil. Eerst op
het bureau in het museum, 's avonds
bij haar thuis steeds maar vroegen
mensen haar het antwoord op dat ene
vraagje. Zoiets wordt haar dan toch
wel eens te veel. Als zij thuiskomt, wil
zij directrice-af zijn. „Ik geloof dat het
niet goed is, werk en hobby te ver
enigen" zegt zij. Toch, in de voetspo
ren van haar vader tredend, werkt zij
ook 's avonds veel. Maar dat doet zij
dan in het museum aan de Maliebaan.
Als zij zich thuis een avondje vrij kan
maken, probeert zij die tijd te spen
deren aan haar verzameling ex libris.
HAAR HISTORISCHE kennis blijkt
ook tijdens een rondwandeling door de
expositiezalen. Een betere gids kun je
je niet wensen. Juffrouw Asselberghs
moet zorgen dat de meer dan tiendui
zend museumvoorwerpen hun goede
plaats krijgen en behouden, dat hun
onderhoud niet wordt verwaarloosd, dat
hun geschiedenis zoveel mogelijk wordt
opgetekend en vooral ook dat er
steeds weer nieuwe stukken aan de col-
MISSCHIEN KENT U het spoorweg
museum. U weet dan wat er aan inte
ressante dingen te vinden is. Behalve
de historische locomotieven, trein- en
tramstellen, wagons, stoommachine en
plaatskaartendrukmachine, zie je er:
modellen van spoorbruggen, schilde
rijen, panelen, litho's en teke
ningen van alle leeftijden en alle
tijdperken; een zaal met voorwerpen
die betrekking hebben op het seinwe-
zen; een collectie petten van alle perio
den en alle rangen die hebben bestaan.
Maar misschien dat collecties u niets
zeggen. Welaan dan: onze gids toont
ons een doosje voor gezichtspoeder met
het opschrift „dienst"; een omslag van
een chocoladereep die in 1931 bij de
opening van de eerste elektrische
spoorlijn in Noord-Holland in de han-
trine met curiositeiten: sigarenkokers,
pijpen, koekplanken, meubelbeslag,
wandborden, stukken speelgoed voor
werpen die met het eigenlijke spoor
wezen niets uitstaande hebben, maar
hier zijn ondergebracht omdat zij ge
tuigen zijn van de totale ommekeer
die de trein in het levenstempo heeft
veroorzaakt.
In een hoekje van de vitrine treft de
bezoeker ook een primitief knutsel
werkje aan: een treintje gemaakt van
luciferdoosjes, „rijdend" op rails van
een wollen draad. Ivo Hauer heeft dit
werkstuk op zijn naam staan. Wat was
hij blij toen er ja werd geknikt, op
zijn vraag of het ook in het museum
mocht staan!