FILATELIE KA/ HOE JAN KANDIJ DE KONING WAKKER MAAKTE Bridge Dammen Robot stelt diagnose bij hartpatiënten PAGINA 1963 ZATERDAG JANUARI tKIH'RUqt K oaboxaisk ■•"■'itZZZZr- Mr. Ed. Spanjaard i III^ B. Dukel Herman Focke ANTI-HONGERPOSTZEGELS. Zoals reeds gemeld zullen vele landen in 1963 postzegels uitgeven ter ondersteu ning van de Vrijheid-van-hongercam- pagne van de Voedsel- en landbouwor ganisatie (FAO) van de VNO. Het aan tal landen dat besloten heeft aan deze grootscheepse postzegelactie mee te doen, is tot dusver gestegen tot 93. Hier onder bevinden zich de Nederlandse An tillen en Suriname. In tegenstelling tot de uitgiften voor het Wereldvluchtelin- genjaar en voor de anti-malariacampag- ne zullen de zegels geen gemeenschap pelijk ontwerp dragen. De landen zijn vrij in het kiezen van een eigen teke ning, of zij kunnen gebruik maken van een aantal door de F.A.O. aanbevolen ontwerpen, die door kunstenaars uit verschillende landen zijn gemaakt. TSJECHOSLOWAKIJE. Ter gelegen heid van het twaalfde congres van de Tsjechoslowaakse communistische partij is een serie van drie zegels versche nen. De 30 h. toont een schematische voorstelling van een bouwkraan, de 40 h. landbouwprodukten en de 60 h. fa brieken. De 30 h. is ontworpen door J. Goldschmied en de overige waarden zijn getekend door Jos Hercik. GABON. Een postzegel van 80 fr. is uitgegeven ter herdenking van kapitein Ntchorere. Op de zegel ziet men zijn portret, geflankeerd door de vlaggen van Frankrijk en Gabon. ITALl'ê. Voor het tweede Vaticaanse concilie zijn twee postzegels, 30 en 70 lire, beide uitgevoerd in rood en blauw, uitgegeven. De zegels vertonen een mi niatuur, ontleend aan het manuscript „Evangelarius Siriacus" (586 na Chr.), die de neerdaling van de H. Geest over de twaalf apostelen met de Maagd in het midden voorstelt. ZU1D-V1ETNAM. Als propaganda te gen het communisme is een serie van vier waarden in circulatie gebracht. Het zijn een 50 centimes en een 1, 1.50 en 7 piasters. Afgebeeld is een uitkijk toren met daarnaast twee soldaten met het geweer in de aanslag. INDIA. Als eerste waarde van een nieuwe serie met afbeeldingen van in India voorkomende wilde dieren is een postzegel van 15 n.P. uitgekomen, die de rhinoceros laat zien. In deze serie zullen binnenkort zegels verschijnen met de leeuw, de tijger, de olifant en de bison. POLEN. Ter herdenking van de Pool se schrijfster Maria Konopnicka (1842- 1910), die honderdtwintig jaar geleden werd, geboren, is een serie versche- nen in de waarden 40, 60 gr. en 1.50, 1.55, 2,50 en 3,40 z. De zegels geven scènes uit het door haar geschreven sprookje „De wees Marysia en de dwer gen". ALBANIë. De vijftigste verjaardag van Albanië's onafhankelijkheid is onder meer gevierd door de uitgifte van drie postzegelsDe 1 lek laat de Albanese adelaar zien, de 3 leks het portret van Ismail Qemali en de 16 leks de ade laar boven de letters RPSH (afkorting van de Albanese volksrepubliek). OPPER VOLTA. Een luchtpostzegel van 100 fr. is in roulatie gebracht, waar op het gebouw van de posterijen te Y»« Ouagadougou, de hoofdstad van de re publiek, voorkomt. De zegel is ontwor pen door P. Bequet en gegraveerd door Delrieu. MALI. Een postzegel van 45 fr. is verkrijgbaar gesteld, die gewijd is aan De Telstarkunstmaan. De zegel draagt zelfde voorstelling als de in oktober van dit jaar uitgegeven Franse Telstar postzegel. SYSTEEMKAART Er was eris.lang geleden, een deftige bridgeclub in Engeland waarvan de leden zéér hoge opvattingen huldigden betref fende de welvoegelijkheid bij het bridge spel. „Bridge is a silent game" (bridge is een rustig spel) en „bridge is a game for gentle men" (bridge is een spel voor heren) stond er te lezen op aankondigingen tegen de muren zachte waarschuwingen aan hen, die zouden willen trachten de mystieke sfeer dezer club door overdreven stemver heffing of kwalijk gedrag, te vertroebelen. De club, die ook maatschappelijk grote invloed kon doen gelden, gaf zelfs een be paling uit, dat het bij het bridgespel ver boden was tijdens het bieden rnet enig bod een bepaalde kaart aan de partner kenbaar te maken. Dit was een maatregel die dien de ter wering van slechte Amerikaanse invloeden, waarbij met een slemconventie soms nauwkeurig bekend werd, welke azen en heren partner in handen had. De principes der Engelse gentlemen heb ben zich in de rumoerige, moderne wereld niet kunnen handhaven. De techniek wierp zich de laatste twintig jaren met alleen op de vervolmaking van bedrijfsmethoden, gebruiksvoorwerpen enz. enz., ook het bridgespel werd aan uitvoerige technische beschouwingen onderworpen. Speelt men heden ten dage bijv. tegen sterke Italiaan se of Franse wedstrijdspelers, dan kan het gebeuren dat die tegenstanders al in de eerste biedronden nauwkeurige inlichtin gen uitgewisseld hebben over de aanwezige azen en heren. Maar ook in minder select milieu is de biedtechniek zó vooruitgegaan, dat menig bridgepaar vrij goed de kaartverdeling er, het aantal punten der gezamenlijke strijd krachten doorgrond heeft en dus vaak met vrij grote nauwkeurigheid een goed eindcontract kan bepalen. Helaas heeft de vervolmaking van de bridgetechniek tot gevolg gehad, dat er wellicht méér biedsystemen en conventies bestaan, dan bijv. automerken. Dit heeft weer tot gevolg, dat het steeds moeilijker wordt om te weten, wat of de tegenpartij precies speelt en soms. in het bijzonder in de z.g. parenwedstrijden waarbij men vaak negen of meer verschillende paren op een middag of avond ontmoet, is die weten schap praktisch onmogelijk. Het is immers ondenkbaar, dat men voor twee of drie spelletjes die men tegen een ander paar gaat spelen, het gehele biedsysteem van de tegenpartij gaat bestuderen; als men daar toe zou overgaan, zou men gauw terecht komen in een andere inrichting dan een bridgeclub. Wil men bridge echter plezierig bedrij ven, dan moet men het (óók volgens de officiële spelregels) spelen met open vizier. Dat wil zeggen, dat men er met de partner geen geheime afspraken op mag nahouden en dat alles wat men doet in principe óók aan de tegenpartij bekend kan zijn. Daar het „uitleggen" van biedsystemen een bijna onmogelijke taak is geworden, heeft de Ned. Bridge Bond voor de hoogste klassen thans het gebruik van een „sys- teemkaart" voorgeschreven. Op die kaart moeten de belangrijkste bied- en speelcon- venties duidelijk aangegeven staan, zodat de tegenpartij in één oogopslag kan zien wat uw conventionele klaver- en sans- atoutbod, enz., betekenen. Het is in prin cipe niet toegestaan van t aangekondigde systeem af te wijken, ais de partner daar van op dc hoogte is; toegectaan blijven af wijkingen die voor de partner even ver rassend zijn als voor de tegenpartij en óók blijft het toegestaan om fouten tegen het systeem te maken. En als de tegen partij nu toch iets biedt of doet, dat af wijkt van de systeemkaart? Hier ligt een taak voor de wedstrijdleiders, die verre van eenvoudig kan zijn. Nu de NBB al A heeft gezegd, zal ook B moeten volgen dat wil zeggen, dat men het' korps der ge diplomeerde wedstrijdleiders óók rijp moet maken voor een oordeel, over wat mag en wat niet mag volgens de getoonde sys teemkaart. Dit oordeel zal gebaseerd moeten zijn op door de NBB gegeven richt lijnen alsmede op een grondige kennis van de spelregels. Vóórdat deze ideale situatie bereikt is. dreigt subjectieve of helemaal géén interpretatie door de wedstrijd leiders. Bridgevraag dezer week: Noord gever, allen kwetsbaar. (Zuid): 4 A 7 3 H B 8 5 0 4 AB752 Biedverloop: noord één harten - oost past - wat moet zuid bieden? Antwoord elders op deze pagina. TOEKOMST EN VERLEDEN Woensdag jongstleden publiceerden wij een vierzet van de grootste probleem componist, die het schaakspel ooit ge kend heeft: Sam Loyd. Wij deden zulks zeer bewust en wel omdat de denkfunctie, nodig voor het oplossen der opgave, pre cies paste in de sfeer van de oud,jaarvie ring: terugblik in het verleden, of vertaald in schaaktechnisch jargon: retrogade-ana- lyse. Allereerst nog even de stelling: (XXYYVXXXXX^OOCXXXXXXXDOOOOOOOOOOOOOOOa vz//////ZMt/jC//. X Wit: Kh7, Dh6, Tg6—h8, Pal—f8, pion: a7, b3, b4, c2, d2, e2, g5, 'h2. Zwart: Kg4, Tg8, Rb8, pion: b6, c7, d7, e6, f4, f5, g7. Wit begint en geeft mat in vier zetten. Een „gewone" oplossing is niet in de stelling aanwezig. Maar de lezer, die ons verhaal over de invloed van het verleden op een te beoordelen schaakpositie tot zich liet doordringen, zal zonder veel moeite zijn gekomen op de juiste idee: 1) g5xf6 en passant t waarna de „toekomst" van zelf uit het „heden" voortvloeit: 1) Kg4—f5 2) Tg6—g5f Kf5—e4 3) Dh6—g6f Ke4d4 4) Dg6d3 mat. Bepaald niet moeilijk, dit voorspellen van de toekomst. Maar hoe ontleden we het verleden? Daar schuilt de clou. Want de aangegeven oplossing 1) gf6: en passant kan slechts als juist worden aanvaard als wij exact bewijzen, dat f7f5 zwart's laatste zet geweest moet zijn. Dat is moge lijk via een gehele redenering. 1) De witte pionnen moeten tenminste zes maal geslagen hebben om de diagram stand te bereiken. Er ontbreken precies zes zwarte stukken. In onderling verband vloeit hier uit voort dat al die zwarte stukken geslagen werden ergens in het vrije veld. De zwarte lopers kunnen dus niet zijn weggenomen op hun oorspronke lijke standplaats (c8 en f8). 2) Het gevolg van het sub 1 geschetste is, dat de zetten b7b6 en e7e6 in een vroeger stadium gespeeld moeten zijn. An ders hadden de raadsleden niet ontwikkeld kunnen worden. 3) Er zijn slechts twee witte figuren van het bord verdwenen. De zwarte dubbel- pion op de f-lijn kan dus niet anders zijn ontstaan dan doordat één van de twee f- pionnen zijn bakermat op h7 had. 4) Daar op de velden g5 en g6 een stuk staat, kan zwart's vorige zet niet g5xf4 of g6xf5 geweest zijn. 5) Het is gemakkelijk te zien dat de zwarte toren of loper niet gespeeld kan hebben. 6) Hetzelfde geldt voor de zwarte ko ning: op f3, g3, h3, h4, h5 zou hij hebben blootgestaan aan een onmogelijk schaak. Onze voorlopige conclusie is derhalve dat zwart's laatste zet hetzij f7f5, hetzij f6f5 geweest moet zijn. Soortgelijke retrogade-analyses waren uit andere problemen wel bekend, toen Loyd in 1894 onze opgave ten doop hield in de New York State Chess Association te Buffalo. Maar tot dat tijdstip werd het bewijs, dat de laatste zet f7—f5 en niet f6f5 geweest was steeds geleverd door de zwarte koning op e5 resp. g5 te plaatsen. De geniale vondst van Loyd nu was, dat die opstelling van de koning niet beslist noodzakelijk is voor het bewijs. Bezien wij nogmaals de stelling, wanneer we aanne men dat f6f5 zwart's laatste zet was. Dan is de positie onmogelijk bereikbaar blijkens de volgende redenering: 7) Pion a7 is van f2 afkomstig. Op zijn slag-wandeling langs de diagonaal f2a7 moet hij (in willekeurige volgorde) gesla gen hebben: dame, toren, twee paarden en nog iets. Dat „nog iets" kan natuurlijk niet de van c8 afkomstige loper zijn ge weest, omdat die gebonden is aan de witte velden, terwijl pion f2 noodwendig langs uitsluitend zwarte velden opmarcheerde. 8) Dat „nog iets" moet dus pion a7 ge weest zijn. Maar, deze kan niet zijn gesla gen op a7, daar in dat geval Rb8 nimmer op b8 terecht had kunnen komen, omdat veld a7 dan permanent ontoegankelijk was. 9) Dit betekent, dat pion a7 éérst gepro moveerd moet zijn om daarna ergens op de diagonaal f2—a7 te hebben gefungeerd als slachtvee. Die promotie kan slechts zijn bewerkstelligd door een verticale wande ling van pion a7 langs de a-lijn. 10) Uit punt 9 vloeit weer voort, dat reeds in een vroeger stadium de a-lijn vrij gemaakt moet zijn geweest en wel doordat pion a2 op b3 het enige in aanmerking ko mende „slachtoffer", de zwarte dame loper, heeft genomen. Dit heeft tot conse quentie dat a2xb3 niet wit's laatste zet ge weest kan zijn. Resumeren wij nu tenslotte het boven staande en plaatsen wij pion f5 even op f6. Dan blijkt dat er geen enkele vorige witte zet valt aan te wijzen. Zetten wij daarentegen de pion op f7, dan was Tf6— g6 als laatste zet mogelijk. Ongelooflijk maar waar. Hiermede is bewezen dat f7 f5 zwart's laatste zet was, zodat 1) g5xf6 en passant kon geschieden. Loyd was in 1894 53 jaar oud. Toen hij het thans besproken probleem wereldkundig maakte kwalificeerde hij het zelf als zeer bepaaldelijk zijn beste schep ping op het schaakbord. En dat zegt waar schijnlijk wel iets! Aan de deelnemers van het congres te Buffalo werd drie maanden de tijd gege ven de diagramstelling te bereiken van de beginstand ener schaakpartij uit. Dat is een wonder op zichzelf, dat wij volgend maal zullen mededelen en dat alweer neer komt op een terugblik in het verleden. Zo dient men soms de toekomst te leren kennen uit het verleden. Dit lijkt ons voor nieuwjaar een nuttige constatering! Wit 21, 26, 28, 29, 31, 33, 34, 35, 38, 39, 40. Zwart: 7, 8,-12, 14, 15, 17, 18, 20, 22, 24, 25. A. LIGTHART (DCY) Door de hekstellingformatie 25, 24, 20, 15, 14 heeft zwart theoretisch voordeel op de groep 29, 33, 34, 35, 39, 40., Wit aan zet vervolgde in de partij met 1) 3832, waarna zwart wel zeer goed moet spelen om remise te maken. In de partij werd de uitslag remise, maar dit geschiedde op voorstel van wit, dat toen een gewonnen overmachtseindspel had bereik^ Laten wij eerst het spelver- loop in de partij geven, om daarna op en kele bijzonder aantrekkelijke afwikkelin gen in te gaan. Na 1) 38-32 dacht zwart winnend voordeel te behalen door: 1) 25-30. 2) 34x25 14-19. 3) 25x23 8-13. (moet 7-11 4) 29x20 18x36? (moet 18x16) 5) 28x23 15x24. 6) 23-18 12x23. 7) 21x1 13-18. 8) 1-6 22-27. 9) 6-11 24-29. 10) 39-34 27-32. 11) 11-28 32-38. 12) 28x10 18-22. 13) 34x23 38-43. 14) 23-18 22x13. 15) 26-21 43-48. 16) 21-16 48-39. Stand na de zestiende zet. JOOOOOTOÓÓÖCOOro^XQOOO!^ Wit: drie stukken 16, 35, 40; dam op 10. Zwart: stukken op 13 en 36 dam 39. Over deze stand liepen de meningen nog al uiteen. Winst of remise? Omdat DCY aan remise voldoende had, bood Ligthart remise aan. Maar het spel is voor de DCY-er gewonnen. Dit gaat als volgt: 17) 10-32 13-18. 18) 32-14 18-22. 19) 14-23 39-43. 20) 16-11 43-16. 21) 11-6 22-28. 22) 23x37 16-7. 23) 6-1 7x45. 24 37-23 45x18 en 1x23 wint. Vooral het offer met de 14de zet getuigt van goed inzicht om een tweede dam te veroveren en in het bezit van de hoofdlijn te blijven. I) een toernooi kwam de volgende stand voor tussen M. Bosma (zwart): 8, 14, 15, 19, 21, 26, 31, en W. de Jong (wit) 25, 29, 30, 33, 38, 41, 47. In de partij vervolgde de Nederlandse kampioen 29-24? waarna zwart „plakte" met 31-37 en later door overmacht verloor. De witspeler toonde direct na afloop aan, dat Bosma had kunnen winnen na 1) 29-24 door 8-12. 2) 24x13 31-37. 3) 41x32 12-18. 4) 13x22 21-27. Zwart wint steeds door 26-39. In het door DCIJ op 22 december gehou den schooldamtoernooi ontstond tussen de spelers van de Theo Thijssen-school (wit) en de Insinger-school de volgende combi natiestelling. INSINGER-SCHOOL OOOOÓOOOCOCOC' oc-ccoooocogóo ocx^oc^coc^cococoóooooooóoopc ^ttxSOa^OOCOiXiOOöOOOQOOCOOOÓ'-^^ THEO THIJSSEN-SCHOOL Dit partij fragment deed zich voor aan het vierde bord in de wedstrijd Crescendo- DCY. ^ooooooooooooooooooooooooooooooooooooooooocooooooooooopoi S wM. Wffb. rMa. ooooooooooooooooooooooooooocooocoooooocoooooaoc Zwart: 12, 15, 16, 17, 20, 24, 25. Wit: 28, 32, 34, 35, 37, 40, 42. Door het gongtempo ontging zwart (aan zet) de eenvoudige damzet, die met 24-29 en 12-18, 34x21 en 16x47 toch mogelijk was. Zwart vervolgde met 1) 16-21, waarna wit plotseling verloren stond. Op 37-31 volgt fraai dam met 21-27 31x11. 12-17. 11x22 24-29 34x23 en 25-30 met 35x24 en 20x47. Na 1) 16-21 maar een zet. 2) 42-38 12-18. 3) 37-31 18-22 en zwart wint één stuk en de partij. Het leuke van dit fragment is, dat zwart met 1) 16-21 te spelen wél de damzet doch niet de winst verzuimde, die later toch nog aanwezig bleek. •uaop at .ieismp ;aq ui uajiadspjoou apiaq ;aui uaui }se; '(ua^aeq sup pinz - ua^jeq u?? pjoou) uauiajsXs -paiq auaSaojA ap suaSioA 'uaAfnq poqaqo -ueiu uaa fiq 'uajueq aaiA - tnoiesues aup - uaaaABH "aup bia jaq (BZ jatqoa (q) lads ;aui '.uauioq 3} ua;jBq saz do uCiz uasueq apaoS (b) (ads }aiu Ja bujbbm - uauaABiii aup taui uauuigaq a) si poq a;saq spinz 'uaqiaaaq uauun^ ^ds -uaSai pao§ Ciq ZN iunuiixBui ;aq ua; -jeq jfiA si (q) (ads aua^-iats ;aq taui uauiBs 'ja^qaa 'uaSSapiaau uapiBq saz ZN uauunjj '(b) (ads a^qBA\z [ua ;aq laui uauiBs E8+8AHOS6 0IAV&Z9H* «1) i 9 8 V O S 1 6 01 A V 1^9 :ufiz uapadsp-ioou ajifnaSoui aaAVX 'psq ;qosj>i ufiz jajadspinz ap uubbyi 'jaju qoop UIBUJ3A jbbaashbm jadspinz }aq uba ;q0BJ3i auauiaSiB ap Cjq JBBp 'jooqos -do giuiaAV jajqoa jaupisd ap aauuBBA\ - (Sutdjoj) uapoqaS uapieq aup (ads ^(RaS-iap uaa jaui pjaM uauia;sXspaiq eaagaoJA ui n^:xxx^)QOCOoScoooccg »WP 3BB.IAa3pi.iq do PJOOMJUV ER WAS EENS een koning, die zó vast sliep, dat hij alleen maar wakker werd als er vlak onder het raam van de slaapkamer een kanon werd afge schoten. Vijftig jaar lang was de koning op deze manier elke morgen om precies acht uur wakker gemaakt. En elke keer weer had hij dan „Goedenmorgen!" ge zegd en was meteen fris en opgewekt uit bed gestapt. Maar op een kwade ochtend bleek het kanon kapot te zijn! De generaal die al die jaren elke morgen het kanon zonder haperen had afgeschoten, wist werkelijk niet wat er aan de hand was. Wat hij ook deed, het kanon bleef zwij gen. Hij morrelde en draaide aan alle knopjes en wieltjes die er maar aan het kanon te vinden waren, maar er klonk geen schot. „Wat moet ik beginnen?", dacht de generaal, terwijl hij op zijn horloge keek. „Tien minuten, over acht is het al! En de koning die slaapt natuurlijk maar rustig door!" En zenuwachtig be gon hij met een grote poetsdoek het kanon op te poetsen, want je had best kans dat dèt de oorzaak was. In het paleis wa? het langzamerhand ook al een héle drukte geworden. Het was nu al twintig minuten over acht en nog steeds had er geen kanonschot ge klonken. „De koning slaapt!", zei de lakei die elke morgen bij het bed van de koning stond om hem zijn sloffen aan te doen. „Hij slaapt zo vast als een ...ahum." De lakei had willen zeggen: „zo vast als een os", maar zo mag je natuurlijk over een koning niet spreken en daar om zei hij maar „ahum". DE HOFMAARSCHALK had uit het raam gekeken en toen hij de generaal zo zenuwachtig met een grote poets doek in zijn hand om het kanon heen zag lopen, begreep hij wel dat er iets mis was. „Kapot?", vroeg de hofmaar schalk en de generaal die van de zenu wen geen woord kon uitbrengen, schud de bedroefd met zijn hoofd. „Maar de koning kan toch niet dé he le dag blijven slapen?", antwoordde de hofmaarschalk die voor de spiegel ging staan, wat hij alleen maar deed als hij over iets diep moest nadenken. „Een kraaiende haan!", stelde één der lakeien voor, maar dat wees iedereen direkt van de hand, want in de eerste plaats zou er in het hele land geen haan te vinden zijn, die zo laat in de ochtend nog eens zou willen kraaien en in de tweede plaats zou de koning daar toch niets van horen. De hofmaarschalk wist wat beters. „Als we nou eens met z'n allen héél hard gaan zingen: „Wordt wakker het zonnetje is al op!". Het viel in ieder geval te proberen. Iedereen die in het paleis was moest in de slaapkamer van de koning ko men. Het duurde nog wel even eer dat het zover was. Maar toen de klok ne gen uur sloeg, stonden ze allemaal, van de zilverpoetser tot de eerste minister, rond het bed van de koning, die nog maar steeds vast sliep. De hofmaar schalk zou de maat slaan. „EEN, TWEE, DRIE!", telde hij en toen klonk: „Wordt wakker het zonne tje is al op!", zo hard en zó vals als je het nog nooit gehoord hebt. Zelfs de vogels in de bomen rond het paleis schrokken er van en de generaal die toch wel heel wat lawaai gewend was, hield zijn vingers in zijn oren. Maar de koning bleef rustig doorslapen. Nee, dat was de oplossing niet ge weest. Iedereen ging weer aan het werk en de hofmaarschalk begon weer na te denken. Plotseling klonk door de gangen van het paleis een geluid dat wel iets leek op een kanonschot, maar dan véél, véél zachter. „Wat was dat?", riep de hof maarschalk, „wie deed dat?", maar hij kreeg geen antwoord. Een lakei gaf hij opdracht om te gaan onderzoeken waar het vandaan was gekomen. Het bleek het hulpje van de kok te zijn geweest, die een lege papieren zak had opgebla zen en er daarna met zijn hand een klap op had gegeven. „Ik deed het heus niet om iemand aan het schrikken te brengen", zei de jonnen huilend toen de lakei hem bij de hofmaarschalk had ge bracht. „Het kan me niet schelen, waarom je het deed. Maar als je het nog eens een keer doet, maar dan vlak bij het bed van de koning, krijg je van mij een zil veren gulden!" De jongen, die door de kok altijd Jan Kandij werd genoemd, omdat hij zoveel van de kandij snoepte, wist niet wat hij hoorde. En hij had nog wel ge dacht, dat hij van de hofmaarschalk straf zou krijgen! Zo vlug als hij maar kon, holde hij naar de keuken om een lege papieren zak te pakken. „Hé, hé, hé!", riep de kok en hij probeerde Jan Kandij bij zijn trui te pakken. Maar die was hem te vlug af en binnen één minuut stond hij hijgend bij de hofmaarschalk. „Daar ben ik weer! En ik heb de grootste zak gepakt, die er maar te vinden was. Dan klinkt het zo lekker hard!" „Uitstekend", zei de hofmaarschalk. „Ga nu maar mee naar de slaapka mer van de koning!" JAN KANDIJ, die nog nooit zo dicht in de nabijheid van de koning was ge weest, ging op zijn tenen lopen van louter eerbied. „Zo, en ga nou je gang maar. En denk d'r om, dat het goed hard klapt hoor! Als het niet lukt krijg je geen gulden!" Nou, Jan Kandij zou wel eens even laten zien, wat hij kon. Met bolle wan gen blies hij de zak mooi rond en ter wijl hij hem met zijn ene hand dicht hield, gaf hij er met zijn andere hand een ferme klap óp. „Boem!", klonk het. En ja, hoor, de koning opende zijn ogen en zei: „Goe denmorgen!" alsof er niets aan de hand was geweest en het inplaats van tien uur, acht uur was. Toen hij Jan Kandij met de kapotgeslagen zak in zijn hand voor het bed zag staan, keek hij wel vreemd op. De hofmaarschalk legde de koning alles uit en vertelde hem van het kanon dat kapot was. „Maar ik dacht toch werkelijk dat ik het kanon hoorde schieten, precies zo als elke morgen", zei de koning ver baasd. En Jan Kandij was niét zo goed of zo kwaad, of hij moest nog een lege zak halen en de koning laten horen en zien hoe hij zo'n kanonschot wist na te doen. „Nou het kanon toch kapot is, moest jij me maar elke morgen komen wak ker maken", vond de koning. „Maar dan wel precies om acht uur, hoor!" Dat vond Jan Kartdij een nog mooie re beloning dan de gulden van de hof maarschalk. De volgende dag werd hij officieel benoemd tot „Koninklijke Wekker" en voortaan mocht hij een mooie jas met gouden knopen en tressen dragen en lange witte kousen. Het kapotte kanon is altijd onder het raam van de slaapkamer van de ko ning blijven staan als herinnering aan de tijd dat het trouw dienst had ge daan. En de generaal, die nooit heeft kunnen begrijpen hoe het kanon zo plot seling kapot was gegaan, heeft het elke dag mooi glimmend opgepoetst. Russische geleerden hebben verklaard dat zij met succes een mechanisch brein hebben ontwikkeld dat hartkwa len kan vaststellen. Volgens het Russische persbureau Tass is de diagnostische machine, die de naam heeft gekregen van XJral-2, op gesteld in een laboratorium van de Rus sische akademie voor medicijnen. Tass meldde dat dr. Mikhail Byhow- sky, een cyberneticus, had verklaard dat de XJral-2 „in staat is om ingewik kelde ziekten als aangeboren hartaf wijkingen op te sporen." Het mecha nisch brein ontvangt gegevens van dok toren. Het werkt dan een diagnose uit en suggereert het verder onderzoek van de patiënt. Gedurende de laatste drie maanden zijn honderd gevallen op de machine geprobeerd, aldus Tass. Slechts in en kele gevallen gaf de machine geéh diag nose of was de door het toestel gestelde diagnose fout. 4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 19