zWtW wïtN HANS LOUK Teenagersmart Naamloos MUZIEK Hij Zij Samen pedt w| SDUIgat h Januari i963 f \op Associaties Ritme van de spreektaal Kunst of kitsch? Alles mag: onwaar Vorm is geen doel pedt waardeloos hardstikke goed hardstikke goed waardeloos pedt pedt waardeloos hardstikke goed hardstiki B T~1)S Pec^ hardstiki fes pedt pedt waardeloos hardstikke goed hardstikke goed waardeloos pedt pedt waardeloos hardstikke goed <x*5i Een pleidooi voor de wére moderne kunst ZWART OP WIT Pagina voor jongeren. Verschijnt zo mogelijk eens per veer tien dagen. Redactie: Gerda Hanekroot, Henny Schoute, Dirk Nolles, Lex Muller. Redactie-adres: Grote Houtstraat 93, Haarlem. „Bijzonder verheugend vind ik het, dat u eindelijk een gefundeerd artikel hebt opgenomen over een onderwerp, dat ons jongeren wel zeer ter harte moet gaan", schrijft ons Rita Haenen uit Velsen, reagerend op het stukje „Over denking van een conservatief" van Karei Kraswinkel, in Zwart op Wit van 29 december. „Ongetwijfeld is een discus sie mogelijk tussen redactie en lezers over behoorlijke onder werpen", vervolgt zij. „Daardoor zou de nadruk minder komen te liggen op onze litteraire bijdragen, die, laten we eerlijk zijn, door onze onrijpheid niet op hoog peil staan, al zijn zij psychologisch interessant. Misschien kunt u ook het discussie-element in uw pagina invoeren. Hier volgt de reactie van Rita Haenen op Kraswinkels gefoeter tegen de richting waarin de moderne kunst zich beweegt: strelend, of keihard, heilzaam, of pijnigend, kietelend soms, ze is er, gretig uit de groeven geslurpt door een naald. ik luister slechts in gedachten-lege vervoering. soms ook (zie ik) tussen de noten-bomen door een regenboog (maar zonder kromming zonder de pot goud aan ieder eind, zonder worden, zonder vergaan een strand-met-palmen-achtig visioen. maar intussen: het eind van dit einderloos zalig existeren glijdt gestadig naderbij, naar het strand waarachter de duinen zijn van de „wereld", het „leven" en in het duinpannetje de sleur en de verveling. het strand waarop het onvermijdelijk zal stranden tenzij ik met een wandelstok het roer omgooi (een handige kleuter met zijn speelgoedbootje) „Zet die plaat nog eens op F. Bloemink (17 jaar) Geachte heer Kraswinkel, U hebt beslist gelyk, vind ik, met uw weerzin tegen het, vaak klakkeloos over genomen, eentonig wordende geweeklaag over alles, wat u in de tweede alinea van uw artikel hebt opgesomd. Dit alles is volkomen negatief en het dient nergens toe: het is iedereen zo langzaamaan wel duidelijk, dat deze wereld geen ideale is; en men verandert met dat gekanker niets aan die toestand. Behalve een tijdsver schijnsel is deze negatieve, afzijdige hou ding beslist een leeftijdsverschijnsel; tus sen 15 en 25 hebben -v& er allemaal een tik van (zelf ben ik 21, dus zit ik nog middenin die periode). Als de wereld zo een chaos is, laten wij dan niet mee werken om deze te bevorderen. De enkele sonnetten van werkelijke betekenis, die Kloos heeft geschreven, vind ik prachtig; ze behoren tot de mooi ste gedichten die ik ken. Maar ik kan me indenken, dat de moderne dichter niet de minste behoefte voelt, te schrijven zoals hij. Onvermogen, waar het de sonnet vorm betreft? Mogelijk, maar ik betwijfel het. Het is zeker niet onnatuurlijk, dat geen van de moderne dichters zich tot deze en dergelijke vormen aangetrokken voelt. In de tijd van Hooft tot Kloos heeft zich ook vrijwel niemand met de sonnetvorm beziggehouden. Zo is de taal en de vorm, waarvan de moderne dichter zich bedient, wel degelijk die, welke bij zijn tijd past. Wanneer u voor deze vorm equivalenten zoekt in de historie, zijn die te vinden in de middeleeuwen: de stamelende, adem loze gedichten van Hadewych bijvoor beeld. En wie zou hepaalde gedichten van Marsman of Slauerhoff verwerpen om hun onregelmatige vorm? ook al verbindt hij ze soms in taalkundig correct ontleedbare zinnen? Ik niet. En toch is Marsman niet één van de meest modernen. Het is beslist niet waar, dat wij slechts de chaos verwoorden. Wanneer u tot deze conclusie bent gekomen, hebt u, ge- ergerd, alleen de negatieve schrijfsels gelezen of onthouden. Wel is het waar, dat wij eindelijk onze rotte of vermeend rotte plek moeten uitsnijden. Ter Braak was een antipoëet, en niet redelijk tegen over de speciale kwaliteiten van de poë zie. Ik geloof zelfs dat hij een negativist was, en verre van redelijk. Het eigenaardige in de taal van de moderne dichter komt misschien ten dele voort uit het feit, dat zijn gedachten snel ler gaan dan zijn pen. In sommige ge dichten van Gorter treft men dit ver schijnsel ook. Als de samenhang van het gedicht hierbij verloren gaat, is dat in derdaad een kwestie van onvermogen; maar gaat die samengang ook werkelijk verloren? De zaak is bij het lezen van een gedicht altijd, te speuren naar een verborgen betekenis achter de woorden. Deze is soms moeilijk te vinden, zij het in een gedicht van Lucebert, of in één van Roland Holst ik denk speciaal aan zijn bundel „Een winter aan zee" of in één van Marsman. Begrijpt steeds de associaties in Marsman's gedichten, van vaste vormen? Mogelijk. Maar ik geloof, dat de moderne wérkelijke dichter tvel degelijk een bepaalde vorm, als dwingend ondervindt; men zal dat misschien later beter kunnen overzien. De nadruk ligt, dacht ik, niet meer op het metrum, maar en wel heel sterk op het ritme. Het ritme, dat is de snellere of tragere opeenvolging van woorden, op hoge of lage toon uitgespro ken, al naar de nadruk dat eist. Bij Marsman is dit verschijnsel aanwijs baar; in zijn eerste gedichten wel zeer duidelijk. Een dichter bedient zich van een be paalde vorm, wanneer die hem kan in spireren en stimuleren bij het weergeven van zijn gedachten. Hij neemt de vorm die hem het beste uitkomt, en is er geen voorhanden, dan schept hij een nieuwe. En dat is in het geval van de moderne dichter beslist niet de vorm van de vormloosheid. Het is volgens mij zo als ik al gezegd heb die van het na tuurlijke ritme van de spreektaal. Dat het moderne gedicht in alle geval len een willekeurig, impulsief samen- gooisel van woorden zou zijn, kan ik werkelijk niet met u eens zijn. Er zijn genoeg bewust naar een bepaald doel ge bouwde gedichten. En wanneer de ge dachte, die het gedicht van ziin begin naar zijn eind voert en begeleidt, niet direct zichtbaar is, dan is dat soms alleen een kwestie van goed lezen. maar de uit-beelding: dat, wat de kun stenaar wil zeggen middels die afbeel ding. De dichter Nijhoff zegt nadrukke lijk: „Lees maar, er staat niet wat er staat", en dat geldt voor alle kunst. De afbeelding is slechts een middel om tot een doel te komen. Dat doel kan de kunstenaar nog maals: géén kunstemaker evengoed bereiken met het afbeelden van een rode jas, als door het weloverwogen een rode vlek van een bepaalde vorm op een be paalde plaats van zijn doek zetten. Vorm-armoede is beslist geen speciale feil van de nonfiguratieve kunst. Zéér beslist geloof ik niet in een kunstenaar, die zijn materiaal als doel beschouwt; ik kan mij niet indenken, dat een werke lijke kunstenaar dat doet. Een voorgeschreven verstechniek was er hoogstens in de tijd van de rederij- kërs, en later van Beets en Tollens. Een voorgeschreven techniek, een recept, is het hulpmiddel van de middelmatigen, en voor de rest beslist bij geen enkele werkelijke dichter aanwijsbaar. Heeft men zich na de zestiende eeuw ooit en masse beziggehouden met het vervaardi gen van retrograden, ketendichten, refe reinen? Het sonnet blijkt een uitzonde ring. Onttrekt men zich aan de beperkingen f000000000000000000000000000000000* Hans Maas, 20 jaar, zegt Nederlands jongste mo de-ontwerper te zijn, Voorburg. Zwart leren jasje, donkere nauw- gepijpte broek, pull over, donkere (zonne-) bril... Jean Meuse. Louk Andringa, 21 jaar, mannequin bij een Amsterdamse kleding fabriek waar Tanja Trijbels en Maud van Praag begonnen, Voor burg. Rank en levendig, Limburgs accent.Lou- sette. Verloofd. Wij gaan dit jaar naar Canada en vandaar naar Amerika om uiteindelijk een haute-couture zaak te beginnen". Bredero gebruikte andere beelden dan Gorter, Gorter andere dan Marsman, en Marsman andere dan Lucebert. En dat komt niet alleen doordat zij anders ge aard zijn, maar ook doordat zij in een andere tijd leven. Dus spreken hen ande re beelden aan, en hebben zij, komen de beelden toevallig overeen, daarbij toch verschillende associaties. Natuurlijk is een hyper-individualis- tich gedicht niet belangrijk dan voor de schepper ervan. Hadewych, Bilder- dijk, Gorter, Kloos, Van Deyssel hebben zulke verzen geschreven: het hyper-indi- vidualisme is dus niet uitsluitend een kwaal van deze tijd. Ik ben het met u eens, dat de ware vrijheid naar de wetten luistert; maar niet, dat de moderne kunst geen wetten kent. Zij zijn in het werk van de ene kunstenaar duidelijker aanwijsbaar dan in dat van een andere. Maar in het werk van de ware kunstenaar zijn zij absoluut aanwezig. Hij weet zichzelf wetten te stellen en beperkingen op te leggen, en toont zich een meester binnen zijn wel bewust gekozen grenzen. Daarom is het zeker niet waar, dat een kunstenaar „Biles' mag"; Wél zijn 'ér talloze kunsten makers, die zich deze dubieuze vrijheid veroorloven. Uw argument tegen de moderne schil derkunst is, als ik het goed begrepen heb, dat de schilders zich verwijderen van het afbeelden van de tastbare wer kelijkheid, ten behoeve van het alleen maar-werken met verftexturen en kleu ren. Maar is dat niet na de middel eeuwen steeds het hoofddoel geweest van alle art pour l'art-schilders? Zou het Rembrandt iets hebben kunnen schelen, of hij een rode jas, een rode papaver of een rode neus schilderde? Zijn schilde rijen zelf zijn daar wel de beste bewijzen van. De essentie in een goed schilderij is niet de afbeelding, de voorstelling, f0000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000. Net zoals vrijwel alle mode-ontwerpers is Hans Maas, voor zijn klanten en de omgeving „Jean Meuse", begonnen met het maken van poppekleren. Een liefheb berij in zijn kinderjaren, die zijn beroep voor de toekomst bepaalde. Of hij toen al de mode in wilde? Waar schijnlijk wel, zegt hij, maar je denkt er niet bij na. Na de poppekleren werden er marionetten op de zolder ge maakt. Totdat, heel wat jaren later, de eerste opdracht kwam: via-via werd een bruidsjapon besteld. De witte stof werd door de aanstaande bruid gekocht en naar Jean Meuse gebracht. De maten werden genomen; het ontwerp gemaakt. De droom is bijna klaar, het heeft veel tijd en priegelwerk gekost, het is hand werk. Een laatste telefoontje naar de bruid Het is bijna zover dat ze naar het stadhuis stapt als ze plotseling de benen neemt en niet meer terugkomt. De bruidsjapon hangt nog steeds in het atelier van de jonge mode-ontwerper Al meer dan één jaar en zes weken. Hans Maas gaat met Lousette naar Amerika, omdat hij zich hier niet kan uitleven. „De Nederlandse vrouwen dragen mijn ontwerpen niet ze durven niet. Op een enkeling na en dat is die Perzische prinses, met een Nederlander getrouwd en gescheiden, en haar dochter tje, die in Scheveningen wonen. Die prin ses durft alles te dragen; ze is excentriek, heeft een figuur om op te vallen en wil juist anders-dan-anderen zijn" Nog enkele dames die zich laten kleden door Jean Meuse zijn bijvoorbeeld een Haagse schoonheidsspecialiste, een freu le, de vrouw van een jurist, een advo cate-procureur, en enige welbekende families in Den Haag, Wassenaar en Voorburg. Van een confectiefabriek in Amsterdam kreeg hij de opdracht japon netjes te ontwerpen, zodat weer een naam uit de haute-couture in de kragen van damesjurkjes kan worden genaaid. Na de mulo ging Hans Maas naar de Technische School voor het Kledingbe drijf, de Koninklijke Academie voor Beel dende Kunsten en een Haagse manne- quinschool. Verder leerde hij modelleren en draperen en nu gaat hij enkele avonden per week naar de vrije akademie om les te nemen in mode-tekenen en etaleren. Dan moet nog worden geleerd: leer- en bontbewerken en het ontwerpen van hoe den en juwelen. Hetgeen hem in Ameri ka goed van pas kan komen. Hans Maas, een leeftijdgenoot, begon vóör zijn carrière in de haute-couture met het smaller maken van broekspijpen en het ontwerpen van simpele jurkjes. Nu heeft hij een naamkaartje met „Jean Meuse" erop. Een spijkerhard beroep, maar het is heerlijk, zegt Louk Andringa, die besloot mannequin te worden toen verpleegster zijn haar lichamelijk te zwaar werd. Vriendinnetjes gaven haar een zet naar het beroep dat ze nu beoefent. Man nequin-zijn is niet te leren, vindt Louk, het is een vak dat je aangeboren moet zijn. Een meisje dat naar een manne- quinschool of cursus gaat en' dat zich niet fatsoenlijk kanv bewegen, niet ele gant gaat zitten en geen flair heeft, kan nooit mannequin worden. Ook al word je aangepraat, dat van iedereen wel iets valt te maken. Op die manier wordt zo veel meisjes een rad voor de ogen ge draaid. Er worden op de scholen en cur sussen zoveel beloften gedaan, in de praktijk komen de desillusies. Lousette is elegant; sportief-elegant. Er is geen show bij en alle overdreven gracieuse maniertjes ontbreken. Maar ze heeft flair en charme en is pienter. Louk kwam met Hans in kontakt toen ze aan een modeshow meedeed tijdens een Ton ton-actie in de Haagse dierentuin. Ze kenden elkaar eigenlijk al want ze waren samen op school geweest. Ze verloofden zich; Lousette showde Jean's modellen op zijn eerste show en vanzelf sprekend zijn de meeste kledingstukken in Louk's garderobe door Hans ontwor pen en gemaakt. Louk nam het initiatief om naar Amerika te gaan en hier haar mannequinschap en haar werk als foto model op te geven. In Amerika gaat ze weer het vak in. Als ik weg ga zit ze op de trap in het huis waar Hans woont. Ze blaast plastic speelgoeddieren. Het is haar hobby: het verzamelen van die guitige beesten, van welke een zeehond de groot ste" plaats inneemt op haar zolderkamer, tweehoog in Voorburg. Henny Op de straathoek hoorde ik fluiten achter mij en ik werd kwaad: bedoelde hij mij? of een van zijn kornuiten? Ik bleef in het ongewisse en kon slechts gissen, maar toonde het niet van bulten. Hoera, daar is een winkelruit maar ik zag in de weerspiegeling alleen een ijdeltuit waarachter niemand hing of ging en keerde (dus) op mijn hakjes, zag in een flits wat mantelpakjes, waaronder blauw met leuke zakjes. Maar mijn weekloon is beperkt en wedden dat hij toch niets merkt van mijn lieftalligheid, o kwellende onzekerheid, Die alle dagen mij begeleidt! Kosmopiloot Langzaam sluit een donkere leegte eenzaamheid zich om mij heen. Toen ik nog bestond en sliep als iedereen in mijn leeg geboren lichaam was ik een grimas wiens tranen een ander deden verlangen naar nieuw ontluiken geborgen in de stilte. Met grote woorden heb ik kleine huisjes gebouwd. Huisjes van karton die nooit de stilte in zich zullen dragen, maar koud en wezenloos alles zullen ontvangen. Th. A. G. Klos Logischerwijze wordt hier de vraag ge steld: hoe onderscheidt men kunst van kitsch? De grens is soms moeilijk te trekken, maar meestal is het een kwes tie van training (dat ben ik zelf héél moeizaam aan het ondervinden). En dan, van te weten komen, wat eigenlijk essentieel is voor een gedicht, een schil derij of welke kunstuiting ook. Ik ben het dus niet helemaal en soms helemaal niet eens met wat u over de moderne kunst zegt. Maar de klacht waarmee uw artikel begint, is helaas volkomen gegrond. Dit negativisme is een volstrekt niet geheel te rechtvaardi gen verschijnsel. Eenzijdig pessimisme geeft minstens zo een verwrongen beeld van de realiteit als eenzijdig optimisme. Beide zijn, in het extreme volgehouden, onjuiste beschouwingen. Maar het is no dig dat wij, wil ons leven enige zin heb ben, de dingen niet alleen van hun nega tieve kant bekijken. Eerder dan nega tief en kankerend aan de kant te blijven zitten, moeten wij de dingen in hun ware verhoudingen zien, en trachten zoveel mogelijk zélf mee te werken tot het al thans minder slecht maken ervan. Rita Haenen Eerst een brief die al een paar weken bleef liggen. Uw pagina „Zwart op Wit" is nu twee keer verschenen en ik moet u zeggen, dat mijn verwachtingen niet zijn ver vuld. Ik had gedacht nu eens een krach tig, jong, moedig en direct geluid uit de groep der ongegrepenen te zullen verne men, maar niets daarvan. Het is alle maal voorzichtig, vlees noch vis! En vooral: te kleuterachtig. Ik weet wel dat het niet eenvoudig is de juiste toon te treffen, maar ik zou de redactieleden toch willen adviseren: wees u zelf, u hebt er de kans toe. Als deze rubriek geen „flop" wil zijn. dan moet het een „top" worden. Daartussenin ligt niets. Uw pagina is teveel een ouwemannetjes- gedoe, geen echt jong en origineel ge luid. Ik moet zeggen dat de redactie van het HD moedig is geweest, dit initiatief te nemen, maar de Zwart-op-Witters heb ben blijkbaar die moed niet kunnen over nemen. Er is nog van alles mogelijk, maar dan snel. Gooi er eens een werke lijk jongeren-probleem ter discussie in, dat de tongen losmaakt en iets nieuws brengt ook voor ouderen. Het gaat er toch om te onthullen wat die jongeren precies bezielt? Welnu, vertel dat dan, schreeuw er eens over en maak eens wat tam-tam. Maar niet dat tam-tam in de Hollandse betekenis, want tamme kost krijgen we genoeg te slikken! En publi ceer deze brief nu eens onverkort, met een reactie van de redactie erop en later zullen er dan wel andere reacties vol gen, waarmee u meteen uw probleem al hebt: hoe moet zo'n kans, die ouderen ons geven, worden benut? Nou, jongelui, in en buiten de Zwart- Wit-redactie, hoe moet de jeugd gebruik maken van deze kans eens te vertellen wat ze op het hart heeft? Liefst niet met theatrale verhaaltjes of meizoete gedich ten, maar met een krachtig, regelrecht woord. Ik houd er mee op, maar niet voorgoed. Ik hoop dat het lukt, want anders laten we met ons allen een unie ke kans tot infiltratie van het oudere ge slacht voorbijgaan." Naschrift: We zullen de goede raad van deze briefschrijver ter harte nemen. Reactie op de klokkenfantasie. „Dus weg met de Tijd en de klokjes der bom men (we gooien ze voortaan uit een vliegtuig). Maar jullie zijn zo echt men selijk en zo verschrikkelijk vredelievend. Helaas vergeten jullie één belangrijk ding. Het is net als met Mientje die met haar popje speelt het mag drinken maar niet echt. Die klokjes ogen kapot maar vooral niet echt. Want als straks de brave Dirk op zijn nieuwe brommer tegen een boom opvliegt tijdens zijn die pe overpeinzingen en hij heeft een bloed transfusie nodig, dan gaat de arme jon gen dood omdat hij teveel of te weinig krijgt. (Door dat gebrek aan klokjes be grijp je). Het is natuurlijk echt wel een leuk ideetje van die klokken, grote smij- ters en zingende grijsaards, maar wel een klein beetje dommetjes 1 I Naschrift: Medewerkers van „Zwart op Wit" maken geen gebruik van brom fietsen maar uitsluitend van luxe auto mobielen. t

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 7