>4
z
\G 19 JANUARI 1963
7
De foto's zijn door
Cees van der Meulen
gemaakt. Al zijn zij
niet direct verwant
aan dit verhaal, zij
illustreren duidelijk
hoe de K.N.Z.H.R.SVI.
haar taak verricht.
Op de foto rechts
schipper Swart van
het reddingsstation
IJmuiden. De andere
afbeeldingen tonen
verschillende boten
tijdens het oefenen.
T raditie
Esmond
te en de wal was een knooppunt van
brandinggolven en fantastisch was de
strijd van de wit-blauwe reddingboot in
het scherpe licht van de zoeklichten.
Een donderend hoerageroep van het
publiek steeg op toen de reddingboot,
voortdurend bedolven onder de stort
zeeën, langszij lag en de schipbreukelin
gen erin sprongen. Met twaalf geredden
keerde men behouden terug.
Bij appèl bleek echter, dat de kapitein
niet was meegekomen. Weer ging de
boot de branding in en twee roeiers wis
ten de kapitein te bevrijden uit zijn half
onder water staande hut. Voor de deur
was een ijzeren rooster geschoven."
Tot zover „De Reddingboot". Men zou
eraan toe kunnen voegen de redding
is mooi geweest.
Schipper J. v.d. Plas heeft echter een
ander commentaar: „Het was ónze
nacht".
Het klinkt zo gewoon: twee roeiers be
vrijden de kapitein. Maar daartoe moes
ten ze uit de slingerende boot aan boord
van de Drente klimmen, met verkleum
de vingers zich ophijsen aan de reling,
zich door overslaand water worstelen
naar de kapiteinshut, weer terug, weer
in de reddingboot naar het strand roeien.
En ze hadden al een tocht achter de rug,
nu riskeren ze opnieuw de verdrinkings
dood, verbrijzeling tussen schip en schip.
Zij denken er niet aan. Beseft gij, wat er
achter deze regel schuilgaat?
Terug naar T. Planteydt. Hij schreef
het in de aanhef aangehaalde citaat. In
1877 viert deze Planteydt, naast zijn zil
veren huwelijksfeest, zijn zilveren jubi
leum als bestuurder van het redding
station Egmond aan Zee. Het feestmaal,
dat toen is aangericht overtreft de stout
ste verwachtingen die men ten aanzien
van eten kan koesteren: achttien gangen
met slechts twee pauzes. Willekeurige ge
rechten uit het menu: schildpadsoep, os
senhaas ragout met wortelen, gebraden
kalfsrib met doperwten, varkensrib met
bloemkool, haring met snijbonen, kalfs-
tong met ragout, zwezerikken met ci
troensaus. Een paar gangen verder: kal
koentjes, piepgans, gebakken paling
lust ge nog peultjes?
Ja, Egmond staat zijn mannetje, ter
zee en aan de dis.
Hoewel de roeiers hun lessen slechts
in de praktijk hebben ontvangen, ont
wikkelen zij op den duur een steek
houdende theorie over het roeien in
de branding.
Ten bewijze hiervan een verkor
te weergave van het gesprek dat
K.N.Z.H.R.M.-secretaris H. de Booy in
een Amsterdams ziekenhuis met schip
per Philippus Stam voert.
Stam: „Degene die zegt, dat de sleep-
zak niet nodig is weet er niets van. Laat
hem nou Nieuwedieper of IJmuidenaar
zijn of wat ook, de sleepzak is wel eens
mijn redding geweest."
„Ik heb v-ór geen sleepzak nodig om
dat ik zo mogelijk met de boot draai en
roeiend naar land kom. Dan gaan bij mij
achter aan elke zijde twee man met het
gezicht naar voren in de boot staan met
de riem te water. Ik leg mijn stuurriem
in en gooi de sleepzak overboord aan
acht vaam tros als er een breker aan
komt. Komt er nu een breker die de bobt
in weerwil van de sleepzak doet scheren,
stel bijvoorbeeld dat de boot bakboord
uitgaat, dan zullen de twee man aan
stuurboord die met het gezicht naar vo
ren staan, ophalen, ze gaan er dan in
hangen. De andere zes roeiers roeien ge
woon door".
Hij spreekt nog over kaailijntjes, sche
ren, een „slechtje" eb en vloed en be
sluit met „Om bij het schip te komen
moet je een flink eind bezuiden, mis
schien wel duizend meter, in zee steken
en dan aan lijzijde langs komen. Je zal
dan merken, dat er een harde stroom
om het schip loopt naar buiten en daar
moet je rekening mee houden."
Schipper Stam overlijdt in december
1922 op 68-jarige leeftijd, maar de wijs
heden die zijn voorgangers en hij hebben
verzameld en doorgegeven, vormen
mede de basis waarop de huidige schip
pers van de Maatschappij werken. Ook
al lopen hun motoren op olie, inplaats
van op zuurstof.
Joh. Ratsma
met levende zee
„De kapitein was voor de stran
ding overboord geslagen, de machinisten
zijn waarschijnlijk in het ruim of in de
machinekamer verdronken, de tweede
stuurman in de kooi en de jongen stierf
van uitputting op de brug. De redding is
mooi geweest, wel met gevaar, maar
goed beleid".
De redding is mooi geweest Zo
eindigt een rapport dat in 1877 werd uit
gebracht door het station Egmond aan
Zee aan het bestuur van de Koninklijke
Noord Zuid Hollandse Reddingmaat
schappij. Zo zijn er meer rapporten ge
ëindigd, verslagen van reddingen ver
richt door talrijke stations aan de zande
rige Noordzeekust. Achter de koele be
woordingen en de bijna ambtelijke taal
waarin zij zijn gesteld schuilen verhalen
van moed en doorzettingsvermogen. Als
ge enige tijd hebt getuurd naar de door
groefde gelaten van reddingbootroeiers,
naar de foto's waarop zij staan afge
beeld, in hun houten boten vechtend te
gen het opgezweepte water van de bran
ding; dan beseft ge wat het betekent als
zo'n rapport eindigt met „de redding is
mooi geweest."
In 1877 schrijft T. Planteydt het ver
slag waaruit bovenstaand citaat is over
genomen. Hij vertelt over de redding
van opvarenden van 't stoomschip „Ulys
ses" De eerste reis kwamen twin
tig man aan de wal, de een voor de
ander wierp zich in de boot, ZOALS HET
GEWOONLIJK GAAT, en toen ze aan
wal waren vertoonde zich weder een in
het want, zodat voor de laatste nog een
tweede reis is gemaakt".
Zijt ge wel eens aan het strand ge
weest tijdens stormweer? Windrukken
jagen het water op. Schuimend gifgroen
water verheft zich, blijft even staan en
stort donderend in. Voor en achter sleurt
de wind het water al weer omhoog, ver
rijzen neerdonderen. Naast elkaar
lopen de waterreuzen zich te pletter op
strand en duinen, met witte strepen over
hun zwarte lijf, met goor schuim op hun
kop. Welnu, in zo'n vaarwater kiezen ze
daar in Egmond voor de tweede maal
zee; duizend meter roeien, rekening hou
den met de stroom, vuurpijlen afschieten
die missen of door de verkleumde enke
ling in het want niet gegrepen kunnen
worden. Ze nemen hem uit het want, la
ten hem in de houten boot neer en bren
gen hem terug zoals dat gewoonlijk
gaat. De redding is mooi geweest.
De rood-wit-blauw geschilderde red
dingsbootjes die in winkels en cafés zijn
neergezet zijn bekend. De bijdragen die
duizend gulden. De Maatschappij schorst
de schipper.
Voor een goed begrip van deze handel
wijze het volgende: in de vorige eeuw
waren ze in Egmond beslist verheugd als
er een schip strandde. Een stranding be
tekent goederen en geld. Vele Egmon-
ders hebben slechts een schamele brood
winning door schepen naar Den Helder
te loodsen, vijf gulden te ontvangen en
dan terug te lopen naar Egmond. Ja, het
komt voor dat zo'n loods in de duinen
wordt vermoord, met als netto-winst vijf
gulden.
Er heerst tevens een ongezonde con
currentie tussen de roeireddingploegen
van de kustplaatsen. Met de bemanning
van Petten worden duels uitgevochten,
met als inzet bemanning en schip of
eigenlijk schip en bemanning. Evenwel,
de maatschappij kan het optreden van
schipper Wijker niet door de vingers zien
en geeft hem zijn congé.
men daarin achterlaat schenken de red
dingmaatschappij het noodzakelijke ver
mogen om de boten naar zee te zenden
indien een beroep op de maatschappij
wordt gedaan. Thans niet meer de roei-
reddingboten die lange tijd tot de uitrus
ting van de vloot behoorden. Nu bestaat
het materieel uit 35 motorreddingboten
en vletten, zestien lijn werp- en wipper
toestellen. Maar zij die deze boten be
mannen bezitten de moed van hun voor
gangers.
Er bestaat een gezegde: „Vroeger wa
ren de boten van hout en de kerels van
staal, thans zijn de boten van staal en
de kerels van hout."
Zo dit al enige waarheid mocht bevat
ten, zeker is, dat dit niet geldt voor de
bemanningen in dienst van de Maat
schappij. Het orgaan van de K.N.Z.H.R.M.
is er om dit te bewijzen. Periodiek licht
dit blad „De Reddingboot" ons in om
trent de verrichtingen van de opvaren
den; niet alleen over de daden die zij in
onze tijd bedrijven, maar meermalen
wordt het licht van de publiciteit gericht
op de activiteit in het verleden. Het
decembernummer van dit blad heeft zo
de geschiedenis van het station Egmond
aan Zee tot onderwerp: de feitelijke ge
gevens in dit artikel ontlenen wij aan
dit nummer.
Egmond aan Zee heeft wat de beman
ning van de roeireddingboot betreft al
tijd een traditie gekoesterd: oefenen bij
levende zee. Wat deze traditie inhoudt
blijkt duidelijk uit een rapport dat eens
Een korte huldiging op het strand met
later nog een zilveren medaille van de
Maatschappij en een gratificatie. De lijst
gaat verder: het Engelse schip Ann Pat-
tison (1865), de Nederlandse bark Pet-
chora (1866) de Zweedse schoener Mag
nus (1875). Hier wijkt het patroon van
de redding af. Schipper Aldert Wijker
klimt met een van de roeiers aan boord
van de schoener, loodst het schip naar
Den Helder, vraagt f 2.000 en ontvangt
na zo'n oefentocht werd opgesteld: „Drie
keer ging de boot door de branding. Bij
het landen brak een zware breker mid
den in de boot: zes man sloegen eruit
maar konden spoedig aan boord worden
genomen. Drie riemen gingen verloren."
De bemanning in Egmond krijgt
nieuwe boten, een stenen boothuis; de
tochten blijven doorgaan en uit de veel
heid van feiten lichten wij dan nog tocht
bij het licht van de schijnwerpers, over
een zwarte, holle zee, naar de sleepboot
Drente, die in 1935 voor Egmond strandt.
Ze hebben daar in Egmond dergelijke
oefeningen nodig. Niet om de roeiers een
betere techniek bij te brengen, maar om
hen voor te bereiden op de waterhei die
zij meermalen moeten doorworstelen.
De rapporten over dergelijke tochten
vermelden droogjes de feiten; januari
1827 Zr. Ms. linieschip „Wassenaar"
loopt vast op de derde bank, kanonscho
ten worden gelost, Egmond aan Zee
schiet te hulp. Tijdens de Pinksterstorm
in 1860 stranden drie schepen, een gaat
verloren, de opvarenden van de overige
twee worden gered. De 28-jarige Jacob
Glas („jaepie-jaepie") roeit voor het
eerst mee. In mei 1900 zou hij inmid
dels opgeklommen tot bootsman ge
huldigd worden voor het feit, dat hij
veertig jaar de reddingboot had geroeid.
Het strand is onbegaanbaar, de beman
ning van de Egmonder reddingboot wil
onmiddellijk zee in, de commissie raadt
het af.
En nu is „De Reddingboot" aan het
woord: „Te half negen werd de boot ge
lanceerd, maar op dertig meter afstand
van de Drente werd de boot door een
hoge zee tegen de duinvoet gesmakt.
Tegen middernacht waagde men op
nieuw een poging. Met grote moeite
kreeg men de boot vlot. Tussen de Dren-