Muiterij op het Vrouwenschip
De gouden zon van de „Azuren Kust"
schijnt nu ook voor de kleme man
Strenge Russische controle
op nieuwe geneesmiddelen
TANTE PATENT
T
PANDA EN DE BEWOGEN BEWEGER
*/oor Henrick Binder
Riviera veranderde in honderd jaar van
winter-paradijs tot massa-vakantieoord
Om vervolgverhaal
Britse „ontdekking"
Wanstaltige luxe
Aflossing van de wacht
DONDERDAG 24 JANUARI 1963
Ai A f'
I 38)
CANNES. Vooral voor de noor
deling rijmen de woorden „vakantie"
en „zon" nog altijd op elkaar. En om
dat men zich voor een rendez-vous
tnet de zon toch altijd nog maar het
zekerst in zuidelijke richting begeeft,
is vakantievoor honderdduizenden,
wat zeg ik?, miljoenen toeristen, ook
nog synoniem met „Riviera". Er zijn,
ge weet het, tegenwoordig meer Ri
viera's. Italië heeft San Remo met
achterland en Spanje zijn Costa Bra
vo, om van de Noordafrikaanse stran
den die door de internationale toe
ristenindustrie nog niet tot complete
ontginning zijti gebracht nog maar
te zwijgen. Maar de Franse Riviera
waarvoor een intussen vergeten poëet
eens de naam van Azuren Kust had
verzonnenblijft met haar mimosa,
bloeiende cacteeën, palmen, sinaas
appelbomen, blauwe hemel en dito
zee, haar toeristenpaleizen en tenten
kampen, haar casino's en petanque-
toernooien, haar prinselijke jachten en
kleine vissersbootjes, toch nog altijd
wel het Mekka in de herinnering of
in dagdromen van negen op de
tien zomergasten. En de Fransman
deelt, bij uitzondering een keer, die
overtuiging van de vreemdeling.
Frankrijk heeft zo'n slordige vijftien
honderd kilometer kust. Maar zegt
een Fransman: „Ik ga deze zomer
toch maar weer naar „de kust" (la
Cótedan weet een iegelijk dat hij
u in die tijd ergens tussen Menton en
Port Vendres in Monaco, Fréjus,
Saint-Juan of Saint-Tropez, Cannes of
Nice kan vinden.
„SOFTENON KREEG GEEN KANS"
L"
■- .-i.
„Veel geluk ermee," zei ze kort,
wendde zich af en ging haar hut bin
nen. Enkele ogenblikken later al hoor
de ze vanuit het ruim, dat onder haar
hut lag, terwijl de matrozen op hun
ruggen de vrachten in Nicol's nieuwe
bergruimte brachten, met donderende
stem een lied zingen:
„En als ik moet vertrekken uit mijn
bergen, dan keer ik toch spoedig
weer bij je terug.
Ik weet, ik weet het tot in de dood:
slechts in het vaderland is het ge
luk."
Pas toen alles in het zorgvuldig op
geruimde ruim verstouwd was en de
kostbare sleutel aan een touwtje om
zijn hals, onder zijn buis ging, ging
Nicol naar de kapitein om hem te
bedanken.
„U moet miss Knotherweil bedan
ken", zei Aitken, „niemand kan die
meid immers iets weigeren."
„Kapitein," antwoordde Jon. Nicol
ernstig, „ik verzeker u, dat is geen
meid." Nicol scheen volkomen ver
anderd. Die avond kreeg ieder lid van
de bemanning een extra rantsoen rum
uit Nicol's privévoorraad. Deze dag
moest gevierd worden. Maar daarna
ging hij naar Lil, om haar zijn dank
te betuigen met een mandje uitge
lezen Chinese gember en een vijfliter
fles van zijn allerbeste port. Hij deed
dat helemaal niet uit overdreven har
telijkheid, integendeel zijn houding
was beminnelijk, maar toch enigszins
terughoudend, en vol respect, alsof
hij zijn vroeger onmogelijk gedrag
tegenover haar weer wilde goedmaken.
Hij vroeg of ze er iets op tegen
had dat hij die avond in het hoekje
van mrs. Barnley een beetje muziek
maakte met Susan en Billy. Hij had
zin de beide meisjes, die guitaar
speelden, met zijn fluit te begelei
den.
„Vanzelfsprekend," zei Lil. „Ik hoop
dat ik ook word uitgenodigd."
Het werd een prachtige avond. Het
hele achterdek kwam tenslotte, aan
gelokt door het gezang, op bezoek:
dokter Holborn, luitenant Smasbury,
Perkins en Mackenzie, de kapitein en
als laatste zelfs Gill.
Vele liedjes werden door het hele
benedendek meegezongen. Het gmte
ruim scheen volkomen verander^, te
zijn. Pas kort voor het naar bed gaan,
toen reeds alle liedjes gezongen wa
ren liet Nicol Susan zijn lievelings
lied zingen, dat hij op mooie avonden
zelf ook altijd het laatst zong: de
Schotse ballade van het kind en de
vreemde man. Bijna alle vrouwen ken
den het en luisterden ontroerd, want
het werd nu maar door één stem ge
zongen.
Susan zong:
Hebben jullie soms Lilie gezien?
Ze sterft in de regentijd
in de regen moet ze ondergaan,
zoals de mens in harteleed.
Ik hoor een stem. jullie horen haar
niet, die spreekt: „Kom, ga met mij
mee."
Ik zie een hand, jullie zien haar
niet, die me wenkt uit het duister
daarginds.
Er wacht een man in de donkere
nacht, vreemd bloed drinkt hij als
wijn; hij maakt het kind dan tot
zijn bruid en laat het op het land
alleen.
Er wandelt een kind door het kou
de land,
het weet, wat het is aangedaan.
Het weet, als de dauw in de mor
gen daalt,
dan moet het sterven gaan.
O, doodsbleek kind, beroofd van
bloed,
je haar is nat van dauw,
je hebt verloren het schoonste goed,
je leven is leeg en grauw.
De man, die je mond heeft gekust.
hij kust je in de dood,
ach, als je moeder je lot eens wist.
als ze eens kende je nood!
Hebben jullie soms Lilie gezien?
Ze sterft in de regentijd,
in de regen moet ze ondergaan,
zoals de mens in harteleed.
Nunham bleef geboeid naar Susan kij
ken, zo lang als 't lied duurde. Hij
merkte niet dat Maud's ogen telkens
weer, als toevallig, op hem bleven
rusten en zich dan snel weer afwen
den, also* ze de aanblik van zijn ver
voering niet langer kon verdragen.
Maar terwijl Maud alleen maar naar
George keek, lette Lil op hen beiden:
George en Maud. En Lil op haar beurt
merkte weer niet, dan een derde
hen alle drie in het oog hield.
Toen Susan het lied uitgezongen had
scheen het alsof George uit een droom
ontwaakte, alsof hij uit een ver land
terugkeerde. Allen waren bewogen.
Dokter Holborn vroeg, of ze het nog
'n keer konden horen, maar Nicol ver
klaarde, dat dit niet volgens de heer
sende zeden en gebruiken was.
Ook de kapitein bedankte hen. Hij
was heel tevreden over deze avond,
en hij was er ook van overtuigd, dat
zulke liederen en zulke samenkomsten
de vrouwen veel goed zouden doen.
Ze zagen er allemaal zo keurig uit
met hun gladgekamde haren alsof ze
geen vlieg kwaad konden doen. En
dat was allemaal het werk van die
miss Knotherweil.
Inderdaad, 'n verbazingwekkende
vrouw. De kapitein vermoedde niets
van de vele duistere harten, die onder
die schoongewassen bloesjes klopten,
en van de verwarde gedachten onder
die glad gekamde haren.
Toen het donker was, en alleen al
in bed lagen, stond Edith Sharow voor
een van de vele bedden en fluisterde
het meisje dat er in lag, iets toe
Elke avond stond ze voor een ander
bed en fluisterde steeds weer hetzelf
de in het oor van de meisjes, die bij
ieder woord de koude trillingen over
de rug voelden lopen.
„Zweer", was het laatste woord
van Sharow.
„Ik zweer het," antwoordde de aan
gesprokene nauwelijks hoorbaar.
„Als je je eed niet nakomt, zul je
gedood worden."
Dan hield Edith Sharow voorzichtig
een blinkend mes tegen de linker borst
van het meisje. Ze drukte het mes zo
dicht tegen de huid, dat het meisje
de scherpte kon voelen.
Gill had tot nu toe al twintig vrou
wen geregistreerd, die de eed had
den afgelegd.
Maar die avond, toen Edith Sharow
langs het bed van Sarah Sabolah
kwam, fluisterde ze haar in het oor:
„Het zijn er nu zeventwintig."
HOOFDSTUK XXIV
De volgende dag kreeg Lil veel be- g
zoek. Ook dokter Holborn kwam. Toen H
ze hem zag verschijnen, had Lil 't s
gevoel alsof het hele justitieapparaat j|
van Bow Street en Old Bailey, in één
persoon verenigd, bij haar kwam.
Zij had George alles verteld, wat g
dokter Holborn haar had toevertrouwd g
dat "hij 4n Frankrijk geweest was, in gj
Duitsland, in Rusland. liet was inder- g
daad een zeer gejeerd man, en het g
was een genoegen, een gesprek met g
hem te hebben. Als dat gesprek maar jj|
niet zo'n verschrikkelijke opwindende
achtergrond gehad had! Ze moést port g
drinken, als ze met hem sprak, en g
ze greep onmiddellijk al naar de fles g
en twee glazen. g
„Wees voorzichtig met port," zei g
dokter Holborn. g
Het kostte Lil moeite haar goed hu- g
meur te bewaren. g
„Wel," vroeg ze. „wat is er voor g
nieuws?" g
Het was een echt kat- en muisspel g
geworden tussen hen. Daar kwam bij g
dat die Holborn-Smasbury ook wel een g
zeker gevoel voor humor bezat. Zo g
had hij haar laatst van zijn broer ver- g
teld, die bijna door de messteek van g
een straatrover gedood was.
„Heet hij soms Pitt?" vroeg ze g
boosaardig.
En toen was die geestige Holborn- g
Smasbury in een bulderend gelach g
uitgebarsten en hij had gezegd, dat g
hij niet alle voornamen van zijn broer g
kende, het was best mogelijk dat hij g
Pitt heette.
Dokter Holborn had de gewoonte, g
altijd direct op een stoel neer te val- g
len, als hij bij haar kwam. En daar gj
zat hij urenlang. g
Maar nu bleef hij staan en keek g
haar boos aan. g
„Wat zegt u wel van onze luite- g
nant?" g
„Wat is er dan met onze luite- g
nant?" vroeg ze bijzonder kalm.
„Heeft Gill u niets verteld?"
„Nee," zei ze. ff
ünnnnnnrr—-""
(Wordt vervolgd)
IIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIII1IIIIIIIII11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIHIIIIIII1IIIIIIIIIIIII1III1II1III1IIIIIII1IIIIHIIII1I1IIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIHII
Britse aristocratie bidet!) toe te
voegen. De rekeningen die de gas
ten zich zien aangeboden, zijn niet
minder excessief-wanstaltig als de
luxe waardoor die etablissementen
gekenmerkt worden. De Roemeen
se prins Ghika, die in zijn vader
land aan het hoofd staat van vier-
(Van onze correspondent)
HET IS OOK wel eens anders ge
weest. Geen streek ter wereld die zo
zichtbaar in sociale paradoxen
de weerslagen vertoont van de
maatschappelijke wijzigingen en om
wentelingen als de Franse Rivièra. Nu
kunt ge in juli of augustus de slager
uit uw Parijse straat of de klerk van
de notaris uit Reims in zijn caravan
over de Promenade des Anglaik'in Nice
of onder een tentzeil in Narbonne tegen
komen of herkenneij. Niet alleen was
voor de laatste oorlog zo'n ontmoeting
om sociale redenen al bijna onvoorstel
baar geweest, omdat de „kleine man"
toen nog nauwelijks wist wat vakantie
was, doch bovendien ,was het aan de
„Cöte" toen in de zomer nog vrijwel
de dood in de pot. 's Zomers zocht de
welgestelde Parijzenaar het eerder in
de bergen of aan de Atlantische kust
om enige koelte te vinden. Hét seizoen
van de Rivièra was de winter en het
vroege voorjaar. Een seizoen dat toen
vooral door de steenrijke vreemdelin
gen. met de Britten voorop, werd be
heerst. In 1900 telde Nice zo onder zijn
25000 gasten, ternauwernood de helft
Fransen, een zesduizend Engelsen, een
vijfentwintighonderd Russen plus nog
een tweeduizend Amerikanen (die toen
nog niet de zwaarste geldbuidels tors
ten) als hekkesluiters.
De Franse Rivièra als winterparadjjs
is een ontdekking van de Engelse Lord
Brougham. In 1834 zag deze gentle
man de toegang tot zijn gebruikelijke
rustoord in Piemont, Italië, waar dat
jaar een kwaadaardige cholera-epidemie
was uitgebroken, gesloten en om niet
onverrichterzake en met uitgeputte leden
weer terug te moeten keren naar de
smog van Londen, besloot hij zijn bi
vak die winter maar eens in het be
scheiden rustplaatsje Cannes op te slaan.
Hij bleek zich niettemin wel bij dat ver
blijf onder de Mediterraanse zon te be
vinden, en zo keerde hij daar 's an-
derenjaars dan ook weer terug. De mare
van zijn ontdekking verspreidde zich al
spoedig in de „gentry" van de Britse
hoofdstad en daarmee was dan het
prestige van Cannes gevestigd en de
basis voor zijn toekomstige welvaart en
glorie gelegd. Nog altijd kunt ge in
Cannes een standbeeld van deze Engel
se grondlegger en eerste vakantiegan
ger vinden, wiens voorbeeld door dui
zenden land- en soortgenoten gevolgd
zou worden. Doch de grote, zo niet
massale winterse uittocht van het gan
se Europese aristocratendom naar de
Azuren Kust, zette niettemin pas even
later in.
Nauwkeuriger:
Na augustus 1858, toen Frankrijk's
Napoleon III en Savoye's Victor Emanu
el getweeën Oostenrijk de oorlog ver
klaarden waardoor tevens een tokje
voor de vereniging van dat land met
Italië werd gestoken. Als wederdienst
werden Savoye (waar bijna niemand
Italiaans sprak) en het graafschap Nice
(waar bijna niemand Frans sprak) bij
Frankrijk ingelijfd. Een ja-ar later wa^
Oostenrijk verslagen en 'organiseerden
de Fransen een eerste volksstemming in
Nice waarbij 23.743 tegen 160 inwoners
zich a posteriori uitspraken voor die de
finitieve „Anschluss".
Sedertdien zouden Nice en Cannes, tus
sen welke een vinnige concurrentiestrijd
ontbrandde, lange tijd de twee attrac
tieve polen blijven voor het cosmopoli-
tische adeldom en grootkapitalisme,
welks leden reeds terwille van hun pres
tige, geen winter meer konden i mnke-
ren aan Frankrijks azuren kust.
De etappes van die concurrentieslag
tussen de beide steden die zich elk op
de eigen klanten en supporters met de
klinkendste namen de Russische
groothertogen Boris, Vladimir en Michel,
de prinsen van Bourbon, de „grandes"
van Spanje, de Duitse politiserende mil
jardair Von Bisschofsheim, de Zaha-
roff's, Cleo de Mérode of Liane de
Pougy mocht beroemen.' kon men
nog jarenlang volgen aan de hand van
de steeds weelderiger, protseriger en ge
weldiger hotelpaleizen die in Nice en in
Cannes zouden verrijzen.
Wanneer de Zwitserse hotelmag
naat Ruhl, die in rijkdom voor zijn
vermogendste klant graaf Alva
niet uit de weg hoefde te gaan, in
Nice 't record aan verdiepingen en
luxe heeft geslagen, steekt de bizar
re Roemeen Negresco hem in Cannes
niettemin onmiddellijk de loef af
door in zijn „Palace" aan ieder ap
partement een eigen badkamer
(met tot groot schandaal der
Luxueuze etablissementen voor de
rijkdom
endertigduizend bunders grond, legt
per etmaal voor een hotelsuite, zon
der een seconde met de ogen te
knipperen, graag tweeduizend gul
den neer. En de Amerikaanse mag
naat Vanderbilt vereffent, met die
zelfde onaandoenlijkheid, een nota
van het dubbele bedrag voor een
intiem etentje dat hij met zeven re
laties heeft gehad. Een Russische
prins pleegt zijn onvrede met een
ongelukkige afloop van het dage
lijkse baccarat-spel te manifesteren
door stelselmatig met champagne-
het Casino in diggelen te slaan. De
volgende ochtend stuurt hij zijn se
cretaris om de schade, te vergoe
den.
DE HOTELDIRECTIES en stadsbe
sturen van Nice en Cannes tonen on
dertussen te meer begrip voor die min
nelijke grillen hunner steenrijke gas
ten, waar in deze tijd, als concurrent,
een derde kaper op de azuren kust ver
schenen is: Monte Carlo. Hier was het
de F/anse financier en multi-miljonair
Edmond Blanc, die de fundamenten
leggen liet voor het grootste casino ter
wereld, om zo tevens een prins, die tot
dusver op zijn naakte rots vooral met
zeeschuimerij in zijn onderhoud had
moeten voorzien, op geriefelijker wijze
de kost te helpen verdienen. Toen
monsieur Blanc zich enkele tientallen
jaren later ter eeuwigen ruste legde,
liet hij zijn nabestaanden een erfenis
van omstreeks vijftien miljard gulden
na, terwijl zijn vorstelijke kostbaas
een nog wat hogere som de baten
van de speelbank zijn eigendom
mocht noemen.
DE EERSTE wereldoorlog luidde het
einde in van deze „bellï epoque" maar
omstreeks tien jaar later steken weer
nieuwe rivalen in de wedkamp om de
hegemonie over de Rivièra de kop op.
Nu zijn het de intieme vissershaven
tjes Juan-les-Pins en Saint-Tropez
waarop de Amerikaanse miljardair
Frank Jay Gould en de Italiaans-Alge
rijnse hotelmagnaat Aletti het wakkere
oog laten vallen. Omstreeks 1925 lijkt
Juan-les-Pins, waar in 't bijzonder de
Franse oorlogsparvenu's en potverteer-
ders zijn neergestreken, zich aan de
spits te hebben geplaatst. Maar spoedig
zal Saint-Tropez door enkele Parijse
kunstenaars, schilders en filmspelers
worden ontdekt, die nu voor hun vakan
tieverblijf ook de zomer „rehabilite
ren". En deze opmars heeft, schijnt
het, voorlopig nog geen einde genomen.
Saint-Tropez met zijn cabarets en
nachtclubs, zijn luxejachten en excen
trieken, kraait momenteel wel onbe
dreigd koning over de Cöte d'Azur. Ge
lijktijdig werd ook het monopolie der
welgestelde burgers die na de eerste
wereldoorlog Europa's met goud be
hangen aristocraten-van-den-bloede al
hadden afgelost, geleidelijk aan gebro
ken door de middenklassen en zelfs
door de proletariërs die dit paradijs-
op-aarde nu op hun beurt betreden. En
nu de vakanties voor de „gewone man"
dit jaar in Frankrijk van drie tot vier
weken zijn verlengd, zal die invasie
„congés payés" tot geringe voldoe
ning der voormalige habitués zeker
een nog massaler omvang aannemen.
Steeds nader komt de tijd dat alleen
die bombastische palaces op de avenues
en promenades nog herinneren zullen
aan de „groten der aarde" die een
eeuw geleden de Cöte d'Azur tot hun
exclusieve hof van Eden proclameer
den.
flessen alle spiegels en ruiten van
(TviiiwrinnnnmvyinnnniTiriffT"*''""'1"*—1
In de Sovjet-Unie oefent een „waak
hondcommissie" van zestig deskundigen
toezicht uit op alle nieuwe geneesmiddelen,
die in de handel komen en volgens autori
teiten van de dienst voor de Volksgezond
heid wordt hierdoor voorkomen dat ge
neesmiddelen als thalidomide (Softenon
e.d.), het kalmeringsmiddel dat verant
woordelijk wordt gesteld voor misvormin
gen van vele babies, ooit onder het volk
komen.
Nieuwe geneesmiddelen worden in de
Sovjet-Unie onderworpen aan een reeks
door de regering voorgeschreven proeven,
waarvan de resultaten worden bestudeerd
door de pharmacologische commissie van
het ministerie voor de volksgezondheid.
DEZE „COMMISSIE VAN 60" is een on
bezoldigde groep, bestaande uit artsen, art
senij kundigen en scheikundigen, die hun
diensten vrijwillig verlenen.
De secretaresse van de commissie, me
vrouw Oelyanova, merkt op, dat alle ge
neesmiddelen worden bereid in fabrieken
van de staat en dat „zelfs zulke schijnbaar
eenvoudige middelen als hoofdpijntablet
ten aan dezelfde strenge analyses worden
onderworpen als alle andere medicamen
ten".
„Natuurlijk", voegt zij hieraan toe, „kan
een middel als thalidomide in de Sovjet-
Unie niet in de handel komen".
IN EEN DAGBLAD somde zij de stappen
op die gedaan moeten worden voor een
nieuw geneesmiddel aan de markt komt.
Zij schreef: „Het onderzoek van nieuwe
medicamenten wordt gedaan door de
pharmaceutische instituten, waarvan de
grootsten zijn gevestigd te Moskou, Lenin
grad en Kharkov.
Voor een geneesmiddel aan het publiek
wordt aangeboden, wordt de werking er
van eerst beproefd op talloze dieren in
speciale experimentele laboratoria
Na deze experimenten worden de ver
kregen gegevens bestudeerd door de „com
missie van 60", die op haar beurt instruc
ties geeft voor allerlei klinische proeven".
„Deze proeven", zo vervolgt het artikel,
„worden gewoonlijk m vele klinieken te
gelijk gedaan, maar soms in twee stadia,
nl. eerst in twee of drie klinieken en ver
volgens op ruimere schaal in verschillende
steden. Het doel van de klinische proeven
is, de genezende werking van het middel
vast te stellen, zekerheid te krijgen, dat
het geen schadelijke werkingen heeft en
de meest doeltreffende wijze van toepas
sing te vinden.
Na deze proeven gaan alle rapporten te
rug naar de pharmacologische commissie,
waar zij worden vergeleken en bestudeerd.
Als tenslotte vaststaat, dat het middel
heilzaam zal zijn voor patiënten, adviseert
de commissie tot massaproduktie. Maar
zelfs daarna nog moet de speciale raad
voor medische hulpverlening van het mi
nisterie voor de Volksgezondheid zijn goed
keuring geven vóór het geneesmiddel
wordt vrijgegeven". (AP).
Een oorspronkelijk stripverhaal
door Annie M. G. Schmidt
en Fiep Westendorp
41. „Wat is het hier stil," riep tante Patent, toen
ze het staarten-verhuurbedrijf binnentraden. „Ver
huurt u niet zoveel artikelen, meneer?" „Ach nee,"
zei de bediende treurig. Iedereen heeft van nature
al een staart en vanzelfsprekend is men daar ook
zeer voorzichtig mee. Allen wanneer er een staart
wordt afgekneld door een noodlottig ongeval, dan
komt men bij ons. Helaas zijn ongelukken van dien
aard zeldzaam. U bent zeker Uw staart kwijtge
raakt tussen de automatische schuifdeuren?" „Tus
sen eh o ja." zei tante Patent haastig
Wat denkt u van deze gestreepte?" vroeg de be
diende. „Heel apart." „Nee," zei tante Patent,"
geef mij maar iets eenvoudigs niet zo opval
lend." „Dan is deze geknipt voor u," zie de staar-
tenbediende. „Sta mij toe dat ik hem aan uw rokje
bevestig." „Charmant!" riep vriend Kwikstaart.
„Nu bent u een echte gedistingeerde dame. Wat
denkt u van een betrekking? Ik ken een weduwe die
een kinderverzorgster zoekt. Voelt u daar iets voor?"
„Dolgraag, ik ben dol op kinderen," riep tante Pa
tent. „Dan breng ik u erheen," zei vriend Kwik
staart.
L V Ff'! >L
iraa
16. „Wat doet u nou?" riep Panda verschrikt. „U
mag die politiemotor niet uit elkaar scheuren. Dan
wordt de agent boos!" „Geen boosheid, maar blijheid
drijft mij!" riep Inertus Zielepopel, vouwend en scheu
rend. „Ik ben geroerd! Ik maak een roersel! Want ont
roering is leven en leven is beweging!" „U mag uzelf
nu wel eens gauw in beweging zetten," zei Panda met
een ongeruste blik naar brigadier Brakkeput, die roe
pend kwam aansnellen. „Een goede gedachte, jonge
Panda!" riep Zielepopel. „Zonder beweging geen vrij
heid en zonder vrijheid geen leven!" Met deze woorden
nam hij Panda op en sprong in het bakje van het
vreemde ding, dat hij had samengesteld. Dit stoof dade
lijk weg, zodat brigadier Brakkeput het nakijken had.
„Da's kras," gromde de politieman, verbluft de restan-
ten van zijn motor naogend. „Zo zout heb ik het nog
nooit gegeten!" „Een kras staaltje van vandalisme,"
beaamde Jolliepop. „Maar het ergste is wel, dat me
neer Panda weer in verkeerd gezelschap is geraakt!"
i