Muiterij op het Vrouwenschip De gouden zon van de „Azuren Kust" schijnt nu ook voor de kleme man Strenge Russische controle op nieuwe geneesmiddelen TANTE PATENT T PANDA EN DE BEWOGEN BEWEGER */oor Henrick Binder Riviera veranderde in honderd jaar van winter-paradijs tot massa-vakantieoord Om vervolgverhaal Britse „ontdekking" Wanstaltige luxe Aflossing van de wacht DONDERDAG 24 JANUARI 1963 Ai A f' I 38) CANNES. Vooral voor de noor deling rijmen de woorden „vakantie" en „zon" nog altijd op elkaar. En om dat men zich voor een rendez-vous tnet de zon toch altijd nog maar het zekerst in zuidelijke richting begeeft, is vakantievoor honderdduizenden, wat zeg ik?, miljoenen toeristen, ook nog synoniem met „Riviera". Er zijn, ge weet het, tegenwoordig meer Ri viera's. Italië heeft San Remo met achterland en Spanje zijn Costa Bra vo, om van de Noordafrikaanse stran den die door de internationale toe ristenindustrie nog niet tot complete ontginning zijti gebracht nog maar te zwijgen. Maar de Franse Riviera waarvoor een intussen vergeten poëet eens de naam van Azuren Kust had verzonnenblijft met haar mimosa, bloeiende cacteeën, palmen, sinaas appelbomen, blauwe hemel en dito zee, haar toeristenpaleizen en tenten kampen, haar casino's en petanque- toernooien, haar prinselijke jachten en kleine vissersbootjes, toch nog altijd wel het Mekka in de herinnering of in dagdromen van negen op de tien zomergasten. En de Fransman deelt, bij uitzondering een keer, die overtuiging van de vreemdeling. Frankrijk heeft zo'n slordige vijftien honderd kilometer kust. Maar zegt een Fransman: „Ik ga deze zomer toch maar weer naar „de kust" (la Cótedan weet een iegelijk dat hij u in die tijd ergens tussen Menton en Port Vendres in Monaco, Fréjus, Saint-Juan of Saint-Tropez, Cannes of Nice kan vinden. „SOFTENON KREEG GEEN KANS" L" ■- .-i. „Veel geluk ermee," zei ze kort, wendde zich af en ging haar hut bin nen. Enkele ogenblikken later al hoor de ze vanuit het ruim, dat onder haar hut lag, terwijl de matrozen op hun ruggen de vrachten in Nicol's nieuwe bergruimte brachten, met donderende stem een lied zingen: „En als ik moet vertrekken uit mijn bergen, dan keer ik toch spoedig weer bij je terug. Ik weet, ik weet het tot in de dood: slechts in het vaderland is het ge luk." Pas toen alles in het zorgvuldig op geruimde ruim verstouwd was en de kostbare sleutel aan een touwtje om zijn hals, onder zijn buis ging, ging Nicol naar de kapitein om hem te bedanken. „U moet miss Knotherweil bedan ken", zei Aitken, „niemand kan die meid immers iets weigeren." „Kapitein," antwoordde Jon. Nicol ernstig, „ik verzeker u, dat is geen meid." Nicol scheen volkomen ver anderd. Die avond kreeg ieder lid van de bemanning een extra rantsoen rum uit Nicol's privévoorraad. Deze dag moest gevierd worden. Maar daarna ging hij naar Lil, om haar zijn dank te betuigen met een mandje uitge lezen Chinese gember en een vijfliter fles van zijn allerbeste port. Hij deed dat helemaal niet uit overdreven har telijkheid, integendeel zijn houding was beminnelijk, maar toch enigszins terughoudend, en vol respect, alsof hij zijn vroeger onmogelijk gedrag tegenover haar weer wilde goedmaken. Hij vroeg of ze er iets op tegen had dat hij die avond in het hoekje van mrs. Barnley een beetje muziek maakte met Susan en Billy. Hij had zin de beide meisjes, die guitaar speelden, met zijn fluit te begelei den. „Vanzelfsprekend," zei Lil. „Ik hoop dat ik ook word uitgenodigd." Het werd een prachtige avond. Het hele achterdek kwam tenslotte, aan gelokt door het gezang, op bezoek: dokter Holborn, luitenant Smasbury, Perkins en Mackenzie, de kapitein en als laatste zelfs Gill. Vele liedjes werden door het hele benedendek meegezongen. Het gmte ruim scheen volkomen verander^, te zijn. Pas kort voor het naar bed gaan, toen reeds alle liedjes gezongen wa ren liet Nicol Susan zijn lievelings lied zingen, dat hij op mooie avonden zelf ook altijd het laatst zong: de Schotse ballade van het kind en de vreemde man. Bijna alle vrouwen ken den het en luisterden ontroerd, want het werd nu maar door één stem ge zongen. Susan zong: Hebben jullie soms Lilie gezien? Ze sterft in de regentijd in de regen moet ze ondergaan, zoals de mens in harteleed. Ik hoor een stem. jullie horen haar niet, die spreekt: „Kom, ga met mij mee." Ik zie een hand, jullie zien haar niet, die me wenkt uit het duister daarginds. Er wacht een man in de donkere nacht, vreemd bloed drinkt hij als wijn; hij maakt het kind dan tot zijn bruid en laat het op het land alleen. Er wandelt een kind door het kou de land, het weet, wat het is aangedaan. Het weet, als de dauw in de mor gen daalt, dan moet het sterven gaan. O, doodsbleek kind, beroofd van bloed, je haar is nat van dauw, je hebt verloren het schoonste goed, je leven is leeg en grauw. De man, die je mond heeft gekust. hij kust je in de dood, ach, als je moeder je lot eens wist. als ze eens kende je nood! Hebben jullie soms Lilie gezien? Ze sterft in de regentijd, in de regen moet ze ondergaan, zoals de mens in harteleed. Nunham bleef geboeid naar Susan kij ken, zo lang als 't lied duurde. Hij merkte niet dat Maud's ogen telkens weer, als toevallig, op hem bleven rusten en zich dan snel weer afwen den, also* ze de aanblik van zijn ver voering niet langer kon verdragen. Maar terwijl Maud alleen maar naar George keek, lette Lil op hen beiden: George en Maud. En Lil op haar beurt merkte weer niet, dan een derde hen alle drie in het oog hield. Toen Susan het lied uitgezongen had scheen het alsof George uit een droom ontwaakte, alsof hij uit een ver land terugkeerde. Allen waren bewogen. Dokter Holborn vroeg, of ze het nog 'n keer konden horen, maar Nicol ver klaarde, dat dit niet volgens de heer sende zeden en gebruiken was. Ook de kapitein bedankte hen. Hij was heel tevreden over deze avond, en hij was er ook van overtuigd, dat zulke liederen en zulke samenkomsten de vrouwen veel goed zouden doen. Ze zagen er allemaal zo keurig uit met hun gladgekamde haren alsof ze geen vlieg kwaad konden doen. En dat was allemaal het werk van die miss Knotherweil. Inderdaad, 'n verbazingwekkende vrouw. De kapitein vermoedde niets van de vele duistere harten, die onder die schoongewassen bloesjes klopten, en van de verwarde gedachten onder die glad gekamde haren. Toen het donker was, en alleen al in bed lagen, stond Edith Sharow voor een van de vele bedden en fluisterde het meisje dat er in lag, iets toe Elke avond stond ze voor een ander bed en fluisterde steeds weer hetzelf de in het oor van de meisjes, die bij ieder woord de koude trillingen over de rug voelden lopen. „Zweer", was het laatste woord van Sharow. „Ik zweer het," antwoordde de aan gesprokene nauwelijks hoorbaar. „Als je je eed niet nakomt, zul je gedood worden." Dan hield Edith Sharow voorzichtig een blinkend mes tegen de linker borst van het meisje. Ze drukte het mes zo dicht tegen de huid, dat het meisje de scherpte kon voelen. Gill had tot nu toe al twintig vrou wen geregistreerd, die de eed had den afgelegd. Maar die avond, toen Edith Sharow langs het bed van Sarah Sabolah kwam, fluisterde ze haar in het oor: „Het zijn er nu zeventwintig." HOOFDSTUK XXIV De volgende dag kreeg Lil veel be- g zoek. Ook dokter Holborn kwam. Toen H ze hem zag verschijnen, had Lil 't s gevoel alsof het hele justitieapparaat j| van Bow Street en Old Bailey, in één persoon verenigd, bij haar kwam. Zij had George alles verteld, wat g dokter Holborn haar had toevertrouwd g dat "hij 4n Frankrijk geweest was, in gj Duitsland, in Rusland. liet was inder- g daad een zeer gejeerd man, en het g was een genoegen, een gesprek met g hem te hebben. Als dat gesprek maar jj| niet zo'n verschrikkelijke opwindende achtergrond gehad had! Ze moést port g drinken, als ze met hem sprak, en g ze greep onmiddellijk al naar de fles g en twee glazen. g „Wees voorzichtig met port," zei g dokter Holborn. g Het kostte Lil moeite haar goed hu- g meur te bewaren. g „Wel," vroeg ze. „wat is er voor g nieuws?" g Het was een echt kat- en muisspel g geworden tussen hen. Daar kwam bij g dat die Holborn-Smasbury ook wel een g zeker gevoel voor humor bezat. Zo g had hij haar laatst van zijn broer ver- g teld, die bijna door de messteek van g een straatrover gedood was. „Heet hij soms Pitt?" vroeg ze g boosaardig. En toen was die geestige Holborn- g Smasbury in een bulderend gelach g uitgebarsten en hij had gezegd, dat g hij niet alle voornamen van zijn broer g kende, het was best mogelijk dat hij g Pitt heette. Dokter Holborn had de gewoonte, g altijd direct op een stoel neer te val- g len, als hij bij haar kwam. En daar gj zat hij urenlang. g Maar nu bleef hij staan en keek g haar boos aan. g „Wat zegt u wel van onze luite- g nant?" g „Wat is er dan met onze luite- g nant?" vroeg ze bijzonder kalm. „Heeft Gill u niets verteld?" „Nee," zei ze. ff ünnnnnnrr—-"" (Wordt vervolgd) IIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIII1IIIIIIIII11IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIHIIIHIIIIIII1IIIIIIIIIIIII1III1II1III1IIIIIII1IIIIHIIII1I1IIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIHII Britse aristocratie bidet!) toe te voegen. De rekeningen die de gas ten zich zien aangeboden, zijn niet minder excessief-wanstaltig als de luxe waardoor die etablissementen gekenmerkt worden. De Roemeen se prins Ghika, die in zijn vader land aan het hoofd staat van vier- (Van onze correspondent) HET IS OOK wel eens anders ge weest. Geen streek ter wereld die zo zichtbaar in sociale paradoxen de weerslagen vertoont van de maatschappelijke wijzigingen en om wentelingen als de Franse Rivièra. Nu kunt ge in juli of augustus de slager uit uw Parijse straat of de klerk van de notaris uit Reims in zijn caravan over de Promenade des Anglaik'in Nice of onder een tentzeil in Narbonne tegen komen of herkenneij. Niet alleen was voor de laatste oorlog zo'n ontmoeting om sociale redenen al bijna onvoorstel baar geweest, omdat de „kleine man" toen nog nauwelijks wist wat vakantie was, doch bovendien ,was het aan de „Cöte" toen in de zomer nog vrijwel de dood in de pot. 's Zomers zocht de welgestelde Parijzenaar het eerder in de bergen of aan de Atlantische kust om enige koelte te vinden. Hét seizoen van de Rivièra was de winter en het vroege voorjaar. Een seizoen dat toen vooral door de steenrijke vreemdelin gen. met de Britten voorop, werd be heerst. In 1900 telde Nice zo onder zijn 25000 gasten, ternauwernood de helft Fransen, een zesduizend Engelsen, een vijfentwintighonderd Russen plus nog een tweeduizend Amerikanen (die toen nog niet de zwaarste geldbuidels tors ten) als hekkesluiters. De Franse Rivièra als winterparadjjs is een ontdekking van de Engelse Lord Brougham. In 1834 zag deze gentle man de toegang tot zijn gebruikelijke rustoord in Piemont, Italië, waar dat jaar een kwaadaardige cholera-epidemie was uitgebroken, gesloten en om niet onverrichterzake en met uitgeputte leden weer terug te moeten keren naar de smog van Londen, besloot hij zijn bi vak die winter maar eens in het be scheiden rustplaatsje Cannes op te slaan. Hij bleek zich niettemin wel bij dat ver blijf onder de Mediterraanse zon te be vinden, en zo keerde hij daar 's an- derenjaars dan ook weer terug. De mare van zijn ontdekking verspreidde zich al spoedig in de „gentry" van de Britse hoofdstad en daarmee was dan het prestige van Cannes gevestigd en de basis voor zijn toekomstige welvaart en glorie gelegd. Nog altijd kunt ge in Cannes een standbeeld van deze Engel se grondlegger en eerste vakantiegan ger vinden, wiens voorbeeld door dui zenden land- en soortgenoten gevolgd zou worden. Doch de grote, zo niet massale winterse uittocht van het gan se Europese aristocratendom naar de Azuren Kust, zette niettemin pas even later in. Nauwkeuriger: Na augustus 1858, toen Frankrijk's Napoleon III en Savoye's Victor Emanu el getweeën Oostenrijk de oorlog ver klaarden waardoor tevens een tokje voor de vereniging van dat land met Italië werd gestoken. Als wederdienst werden Savoye (waar bijna niemand Italiaans sprak) en het graafschap Nice (waar bijna niemand Frans sprak) bij Frankrijk ingelijfd. Een ja-ar later wa^ Oostenrijk verslagen en 'organiseerden de Fransen een eerste volksstemming in Nice waarbij 23.743 tegen 160 inwoners zich a posteriori uitspraken voor die de finitieve „Anschluss". Sedertdien zouden Nice en Cannes, tus sen welke een vinnige concurrentiestrijd ontbrandde, lange tijd de twee attrac tieve polen blijven voor het cosmopoli- tische adeldom en grootkapitalisme, welks leden reeds terwille van hun pres tige, geen winter meer konden i mnke- ren aan Frankrijks azuren kust. De etappes van die concurrentieslag tussen de beide steden die zich elk op de eigen klanten en supporters met de klinkendste namen de Russische groothertogen Boris, Vladimir en Michel, de prinsen van Bourbon, de „grandes" van Spanje, de Duitse politiserende mil jardair Von Bisschofsheim, de Zaha- roff's, Cleo de Mérode of Liane de Pougy mocht beroemen.' kon men nog jarenlang volgen aan de hand van de steeds weelderiger, protseriger en ge weldiger hotelpaleizen die in Nice en in Cannes zouden verrijzen. Wanneer de Zwitserse hotelmag naat Ruhl, die in rijkdom voor zijn vermogendste klant graaf Alva niet uit de weg hoefde te gaan, in Nice 't record aan verdiepingen en luxe heeft geslagen, steekt de bizar re Roemeen Negresco hem in Cannes niettemin onmiddellijk de loef af door in zijn „Palace" aan ieder ap partement een eigen badkamer (met tot groot schandaal der Luxueuze etablissementen voor de rijkdom endertigduizend bunders grond, legt per etmaal voor een hotelsuite, zon der een seconde met de ogen te knipperen, graag tweeduizend gul den neer. En de Amerikaanse mag naat Vanderbilt vereffent, met die zelfde onaandoenlijkheid, een nota van het dubbele bedrag voor een intiem etentje dat hij met zeven re laties heeft gehad. Een Russische prins pleegt zijn onvrede met een ongelukkige afloop van het dage lijkse baccarat-spel te manifesteren door stelselmatig met champagne- het Casino in diggelen te slaan. De volgende ochtend stuurt hij zijn se cretaris om de schade, te vergoe den. DE HOTELDIRECTIES en stadsbe sturen van Nice en Cannes tonen on dertussen te meer begrip voor die min nelijke grillen hunner steenrijke gas ten, waar in deze tijd, als concurrent, een derde kaper op de azuren kust ver schenen is: Monte Carlo. Hier was het de F/anse financier en multi-miljonair Edmond Blanc, die de fundamenten leggen liet voor het grootste casino ter wereld, om zo tevens een prins, die tot dusver op zijn naakte rots vooral met zeeschuimerij in zijn onderhoud had moeten voorzien, op geriefelijker wijze de kost te helpen verdienen. Toen monsieur Blanc zich enkele tientallen jaren later ter eeuwigen ruste legde, liet hij zijn nabestaanden een erfenis van omstreeks vijftien miljard gulden na, terwijl zijn vorstelijke kostbaas een nog wat hogere som de baten van de speelbank zijn eigendom mocht noemen. DE EERSTE wereldoorlog luidde het einde in van deze „bellï epoque" maar omstreeks tien jaar later steken weer nieuwe rivalen in de wedkamp om de hegemonie over de Rivièra de kop op. Nu zijn het de intieme vissershaven tjes Juan-les-Pins en Saint-Tropez waarop de Amerikaanse miljardair Frank Jay Gould en de Italiaans-Alge rijnse hotelmagnaat Aletti het wakkere oog laten vallen. Omstreeks 1925 lijkt Juan-les-Pins, waar in 't bijzonder de Franse oorlogsparvenu's en potverteer- ders zijn neergestreken, zich aan de spits te hebben geplaatst. Maar spoedig zal Saint-Tropez door enkele Parijse kunstenaars, schilders en filmspelers worden ontdekt, die nu voor hun vakan tieverblijf ook de zomer „rehabilite ren". En deze opmars heeft, schijnt het, voorlopig nog geen einde genomen. Saint-Tropez met zijn cabarets en nachtclubs, zijn luxejachten en excen trieken, kraait momenteel wel onbe dreigd koning over de Cöte d'Azur. Ge lijktijdig werd ook het monopolie der welgestelde burgers die na de eerste wereldoorlog Europa's met goud be hangen aristocraten-van-den-bloede al hadden afgelost, geleidelijk aan gebro ken door de middenklassen en zelfs door de proletariërs die dit paradijs- op-aarde nu op hun beurt betreden. En nu de vakanties voor de „gewone man" dit jaar in Frankrijk van drie tot vier weken zijn verlengd, zal die invasie „congés payés" tot geringe voldoe ning der voormalige habitués zeker een nog massaler omvang aannemen. Steeds nader komt de tijd dat alleen die bombastische palaces op de avenues en promenades nog herinneren zullen aan de „groten der aarde" die een eeuw geleden de Cöte d'Azur tot hun exclusieve hof van Eden proclameer den. flessen alle spiegels en ruiten van (TviiiwrinnnnmvyinnnniTiriffT"*''""'1"*—1 In de Sovjet-Unie oefent een „waak hondcommissie" van zestig deskundigen toezicht uit op alle nieuwe geneesmiddelen, die in de handel komen en volgens autori teiten van de dienst voor de Volksgezond heid wordt hierdoor voorkomen dat ge neesmiddelen als thalidomide (Softenon e.d.), het kalmeringsmiddel dat verant woordelijk wordt gesteld voor misvormin gen van vele babies, ooit onder het volk komen. Nieuwe geneesmiddelen worden in de Sovjet-Unie onderworpen aan een reeks door de regering voorgeschreven proeven, waarvan de resultaten worden bestudeerd door de pharmacologische commissie van het ministerie voor de volksgezondheid. DEZE „COMMISSIE VAN 60" is een on bezoldigde groep, bestaande uit artsen, art senij kundigen en scheikundigen, die hun diensten vrijwillig verlenen. De secretaresse van de commissie, me vrouw Oelyanova, merkt op, dat alle ge neesmiddelen worden bereid in fabrieken van de staat en dat „zelfs zulke schijnbaar eenvoudige middelen als hoofdpijntablet ten aan dezelfde strenge analyses worden onderworpen als alle andere medicamen ten". „Natuurlijk", voegt zij hieraan toe, „kan een middel als thalidomide in de Sovjet- Unie niet in de handel komen". IN EEN DAGBLAD somde zij de stappen op die gedaan moeten worden voor een nieuw geneesmiddel aan de markt komt. Zij schreef: „Het onderzoek van nieuwe medicamenten wordt gedaan door de pharmaceutische instituten, waarvan de grootsten zijn gevestigd te Moskou, Lenin grad en Kharkov. Voor een geneesmiddel aan het publiek wordt aangeboden, wordt de werking er van eerst beproefd op talloze dieren in speciale experimentele laboratoria Na deze experimenten worden de ver kregen gegevens bestudeerd door de „com missie van 60", die op haar beurt instruc ties geeft voor allerlei klinische proeven". „Deze proeven", zo vervolgt het artikel, „worden gewoonlijk m vele klinieken te gelijk gedaan, maar soms in twee stadia, nl. eerst in twee of drie klinieken en ver volgens op ruimere schaal in verschillende steden. Het doel van de klinische proeven is, de genezende werking van het middel vast te stellen, zekerheid te krijgen, dat het geen schadelijke werkingen heeft en de meest doeltreffende wijze van toepas sing te vinden. Na deze proeven gaan alle rapporten te rug naar de pharmacologische commissie, waar zij worden vergeleken en bestudeerd. Als tenslotte vaststaat, dat het middel heilzaam zal zijn voor patiënten, adviseert de commissie tot massaproduktie. Maar zelfs daarna nog moet de speciale raad voor medische hulpverlening van het mi nisterie voor de Volksgezondheid zijn goed keuring geven vóór het geneesmiddel wordt vrijgegeven". (AP). Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp 41. „Wat is het hier stil," riep tante Patent, toen ze het staarten-verhuurbedrijf binnentraden. „Ver huurt u niet zoveel artikelen, meneer?" „Ach nee," zei de bediende treurig. Iedereen heeft van nature al een staart en vanzelfsprekend is men daar ook zeer voorzichtig mee. Allen wanneer er een staart wordt afgekneld door een noodlottig ongeval, dan komt men bij ons. Helaas zijn ongelukken van dien aard zeldzaam. U bent zeker Uw staart kwijtge raakt tussen de automatische schuifdeuren?" „Tus sen eh o ja." zei tante Patent haastig Wat denkt u van deze gestreepte?" vroeg de be diende. „Heel apart." „Nee," zei tante Patent," geef mij maar iets eenvoudigs niet zo opval lend." „Dan is deze geknipt voor u," zie de staar- tenbediende. „Sta mij toe dat ik hem aan uw rokje bevestig." „Charmant!" riep vriend Kwikstaart. „Nu bent u een echte gedistingeerde dame. Wat denkt u van een betrekking? Ik ken een weduwe die een kinderverzorgster zoekt. Voelt u daar iets voor?" „Dolgraag, ik ben dol op kinderen," riep tante Pa tent. „Dan breng ik u erheen," zei vriend Kwik staart. L V Ff'! >L iraa 16. „Wat doet u nou?" riep Panda verschrikt. „U mag die politiemotor niet uit elkaar scheuren. Dan wordt de agent boos!" „Geen boosheid, maar blijheid drijft mij!" riep Inertus Zielepopel, vouwend en scheu rend. „Ik ben geroerd! Ik maak een roersel! Want ont roering is leven en leven is beweging!" „U mag uzelf nu wel eens gauw in beweging zetten," zei Panda met een ongeruste blik naar brigadier Brakkeput, die roe pend kwam aansnellen. „Een goede gedachte, jonge Panda!" riep Zielepopel. „Zonder beweging geen vrij heid en zonder vrijheid geen leven!" Met deze woorden nam hij Panda op en sprong in het bakje van het vreemde ding, dat hij had samengesteld. Dit stoof dade lijk weg, zodat brigadier Brakkeput het nakijken had. „Da's kras," gromde de politieman, verbluft de restan- ten van zijn motor naogend. „Zo zout heb ik het nog nooit gegeten!" „Een kras staaltje van vandalisme," beaamde Jolliepop. „Maar het ergste is wel, dat me neer Panda weer in verkeerd gezelschap is geraakt!" i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 9