Muiterij op het Vrouwenschip Mag een „dame", als zij gehuwd is, nog wel n baantje hebben TANTE PATENT PANDA EN DE BEWOGEN BEWEGER door Henrick Binder Oris vervolgverhaal /RIJDAG 25 JANUARI 1963 iHiitniiniiiiiiniiHmiiifiiii LENTEHOEDEN VAN CLAUDE SAINT CYR. CO». MAKTEN IOONOEK if 39) Holborn lachte droog en kort. „Hij is goeie vriendjes met Edith Sharow en Sarah Sabolah geworden. Gister middag, toen u de bottelier die berg ruimte onder het achterdek bezorgde, zat hij een uur lang aan de tafel van Sabolah en liet zich door de vrou wen uit hun verleden vertellen. Hij had natuurlijk weer teveel port ge dronken. Hij ging heel intiem met de vrouwen om. Ze begonnen hem sterke verhalen te vertellen en Sabolah gaf een kleine voorstelling, hoe je din gen ongemerkt voor de ogen van de toeschouwers kunt laten verdwijnen. Mrs. Barnley was toevallig in de buurt. Ik vond het nogal grappig want Sabolah riep heel hard: „Wij kunnen het net zo goed als Barnley." En aan allebei de tafels werd gebruld van het lachen. Wat zegt u daar nu van?" Lil was versteend. Dit was wel heel opwindend nieuws. Holborn ging zitten en boog zich over de tafel heen ver naar haar over. „Maar het gekste was nog de scène, die kwam toen de luitenant eindelijk weg ging. Ik kwam namelijk pas in de laatste tien minuten binnen en hij schaamde zich blijkbaar een beetje voor me, want hij stond op en slen terde langzaam naar buiten, terwijl ik bij Grace Wynard stond en met haar over de toestand van enkele vrouwen sprak, ze is een halve dokter." „Wat was het gekste?" vroeg Lil. „Het gekste'kwam, toen de luitenant wegging. Kent u dat gekke lied, dat een kwart jaar geleden in Smithfield en Rotherhith voor die George Nun- ham gezongen werd? Zo'n vies senti menteel versje, dat uit volkomen zin loze, idiote woorden bestaat, die toch schijnbaar een logisch geheel vormen. Wel, dat lied zong Jane King, toen de luitenant weg ging! U had eens moe ten horen, hoe brutaal en scherp ze het zong. Het hele schip luisterde, toen ze brulde: Kon ik voor jou je lot maar dragen, mijn droge brood in jouw handen leggen, ik zou niet om mijn honger klagen, als ik aan jouw voeten rusten kon." „Heeft de luitenant 't gehoord," vroeg Lil. „Natuurlijk heeft hij het gehoord. Hij keek zelfs nog om, naar Jane, en dreigde haar plagerig met zijn vin ger." „En toen.vroeg Lil, volko men verbijsterd. Holborn keek droefgeestig voor zich uit: „Toen gebeurde er iets heel merk waardigs. Hij zweeg. „U kunt bijzonder spannend vertel len, dokter," zei ze, diep gebukt over haar naaiwerk. „U maakt te grote steken," riep Holborn, die naar het werkje keek. „U vertelt zo boeiend. Wat gebeur de er toen voor merkwaardigs?" „Ja, natuurlijk," zei Holborn. zich bezinnend. „Wel, toen Jane King dat liedje begon te zingen, als een echte liefdesverklaring, kwam er 'n hele op schudding aan de tafel van Edith Sha row. Die vrouw wisselde een blik met Sarah Sabolah, stond op, ging naar de tafel van Jane King en gaf haar een oorveeg. Jane King wilde haar onmiddellijk de ogen gaan uitkrabben maar Sharow greep haar bij de pol sen en fluisterde haar iets in, waar op Jane King muisstil werd." „Dat begrijp ik niet," zei Lil. „Allicht," antwoordde Holborn, „u weet niets van 't misdadigersleven. Uit die hele scène blijkt alleen maar, wat een verering ze in de fluister- hoek al voor de luitenant hebben, ..en uit de oorveeg blijkt, dat de fluister- hoek die verering voor de anderen ge heim wil houden." „Maar dan moeten we dat de lui tenant op een of andere manier aan 't verstand zien te brengen." „Heb ik al gedaan," zei Holborn. „Weet u wat hij antwoordde? Hij zei: „Des te liever zullen de meisjes zijn." Hij denkt werkelijk, dat zijn houding tegenover de meisjes een gunstige in vloed op hen heeft. Maar in werke lijkheid verliest hij alleen maar al zijn gezag." Lil knikte. Holborn vervolgde: „Ik begrijp niet waarom de kapitein die Smasbury zo graag mag. De kapitein vertelde me, dat Smasbury helemaal niet graag naar zee ging, dat hij liever met de neus in zijn boeken zat, in Londen. Hij zou in Frankrijk geweest zijn, vol- gens de kapitein, en Voltaire, Diderot en d'Alembert persoonlijk gekend heb- ben. Nu, laatst sprak ik hem in het Frans aan. Eerst werd hij heel ver- legen, toen zei hij: „Och, laat me toch met rust, met die idiote boeven- s taal." nu wat zegt u daar wel van?" „Och, weet u," meende Lil, „meest- al wordt er over de mensen heel wat meer verteld dan eigenlijk wel waar is." „Ik kwam alleen maar mijn hart bij u uitstorten." „U kunt altijd bij me komen," zei Lil. „Ik vind het erg prettig als u zo spannend vertelt." „Dit is niet spannend," zei Holborn, „het is dom en gevaarlijk." Ze keek hem vragend aan: „Wat zou je ertegen moeten doen?" „Ertegen doen?" vroeg Holborn, I eveneens verbaasd. „Je krijgt er een zekere mensenkennis door, dat is al- les wat er uit voorkomt." „Die dokter Holborn!" dacht Lil. De manier, waarop hij wraak nam 1 op George en haar was wel heel ge- meen. De handboeien in zijn koffer j bewezen, dat hij inderdaad wel de j bedoeling had, ze ook een keer om j George's polsen te leggen. En op dit schip had hij volop de gelegenheid, j zijn merkwaardige neiging, het mis- dadigersdom te observeren, bot te vieren. Het moest hem wel een dui- I veis genoegen doen, Nunham als i vals scheepsluitenant te kunnen ga- j deslaan. Diep in haar hart werd Lil door j een grote neerslachtigheid gekweld: j beschouwde die Holborn-Smasbury j haar ook als een misdadigster? Iets I in haar verzette zich daartegen. Maar i één ding was haar al wel duide- lijk, die Holborn-Smasbury was een i mens, die door zwaar lijden inner- lijk volkomen verscheurd was. Wat haar twee dagen later over kwam, maakte het haar nog duide lijker. Aan stuurboord stond een inge bouwde kast, een van de vele kis ten en kasten, zoals ze op de „Ju lian" op alle mogelijke plaatsen te vinden waren, en die dienden om allerlei dingen tegen vocht, roest of alleen maar tegen wegraken te be schermen. Maar die kasten waren haast altijd leeg. Lil had al in een stuk of twaalf ervan gekeken, maar nog nooit had ze iets in een van die kasten ge vonden. En deze kast had ze zelfs nog nooit opgemerkt. Hij stond daar onopvallend, ongeveer als een uit steeksel van het voorste luik. Natuur lijk maakte ze hem open, om zich ervan te overtuigen of ook deze kast leeg was. Maar tot haar verbazing zag ze, dat er een pakje in lag. Een pakje van wasdoek, met een touwtje dichgebonden. Het lag nauwelijks zichtbaar in een hoek gedrukt, en iemand die maar een vluchtige blik in de kast geworpen had, zou het zeker niet gezien hebben. Lil nam, dat sprak wel vanzelf, het pakje in haar hand om het te onderzoeken. Toen ze schudde, rinkelde er iets in, het rinkelde precies als. Ze rende naar haar hut, trok de koffer onder de kast uit, opende hem en keek erin: het groene schrift, de pas, de papieren van Smasbury, het medische boek en de handboeien wa ren verdwenen. Ze maakte het touw tje van het pakje los. In het was doek bevonden zich het groene schrift, de pas, de papieren van Smasbury, het medische boek en de handboeien! Die avond grendelde Lil de deur van haar hut. En ze had niemand, met wie ze er over spreken kon. George toonde de laatste tijd een volmaakte onverschilligheid. Van hem had ze geen hulp te verwach ten. In werkelijkheid was het nog veel erger met hem dan Holborn verteld had: Hij kwam nog maar zelden op het morgenappèl. Gill en zijzelf na men zijn dienst waar. Hij verwaar loosde zijn uiterlijk. Zijn haar hing dikwijls over zijn voorhoofd, en hij dacht er niet aan het terug te strij ken. (Wordt vervolgd) VOORAL VOOR iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii "V lïa, EEN ONDERZOEK, gehouden in de Verenigde Staten, heeft uitgewezen dat in 1959 de helft van alle werkende vrouwen gehuwd was. terwijl van alle getrouwde vrouwen 30 percent een bezoldigde functie had. Dit in tegen stelling tot het jaar 1940, waarin 15 percent van de getrouwde vrouwen een betaalde baan had. In een tijd van 20 jaar dus is het aantal vrouwen, dat naast het huishouden ook nog een andere taak te verrichten had twee maal zo groot geworden. Verwacht wordt dat dit aantal in de loop der jaren nog toeneemt. In Nederland zijn er over dit onderwerp nauwelijks exacte ge gevens bekend. Wel valt vast te stel len, dat de stijging van het aantal ge huwde werkende vrouwen gering is. Bezien we de landen om ons heen, zoals West-Duitsland, Frankrijk en Engeland, dan blijkt dat er één ge huwde vrouw een haan heeft op 3 a 4 mannelijke beroepspersonen. In Nederland is deze verhouding 1 op 33. Met Ierland en de blanke Zuia- afrikaanse bevolking heeft Nederland het kleinst aantal huisvrouwen, dat beroepsmatig werkzaam is. HET BOEK „De niet aanwezige huis vrouw", dat het Katholiek Bureau voor Geestelijke Gezondheidszorg te Utrecht ter gelegenheid van zijn 10-jarig be staan heeft samengesteld, belicht de problemen rondom het inschakelen van de gehuwde vrouw in het arbeidsproces, zoals die zich hier in Nederland voor doen. Vele deskundigen, ook niet katholie ken, hebben aan het tot stand komen van dit boek, dat een dermate actueel vraagstuk behandelt, hun medewerking verleend. Het meest te kampen hebben de pro motors van het inschakelen van de ge huwde vrouwen in het arbeidsproces met een hardnekkig vooroordeel. Het vooroordeel, dat de bestemming van de vrouw uitsluitend bepaald wordt door haar biologie. De vrouw is op de wereld om de rol van echtgenote en moeder in huwelijk en gezin te vervullen. Dit vooroordeel heerst zowel bij de vrouw, als bij de echtgenoot, als bij de werk gever. PROF. Dr. F. J. J. BUYTENDIJK wijst in zijn inleiding al op deze kant van dit probleem, maar ook de overige medewerkers komen er steeds op terug. Zo vertelt dr. C. J. B. J. Trimbos in zijn opstel over de verveelde huisvrou wen uit zijn praktijk, die hij aanraadt als nieuwe levenstaak 'n baan te nemen. Haar hele mentaliteit blijkt zich daar echter tegen te verzetten. „Een gehuw de vrouw, een dame, werkt niet bui tenshuis". Anderzijds is hem gebleken dat de stoornissen van ongehuwde vrouwen vaak nauw verbonden zijn met de plaats van de vrouw in ons arbeidsbestel, dat nog veel te weinig is ingesteld op de vrouw. Mevrouw dr. F. T. DiemerLindeboom wijdt haar hele hoofdstuk aan de mythen over de arbeid van de gehuwde vrouw. Een ander punt dat telkens de kop opsteekt en nauw samenhangt met het vorige: Wat gebeurt er met het kind van de gehuwde vrouw, die buitenshuis werkt? Hoe langer hoe meer raakt men van de mening overtuigd, dat het kind bij een goede taakverdeling in het ge zin het b 3l gedurende een deel van de dag buiten zijn moeder kan stellen. Dat dit zelfs voordelig op zijn ontwikkeling kan werken. Van uiterst belang is hier- De Italiaanse mode staat al in het teken van de lente en de zomer. De belangrijkste shows zijn al achter de rug. De Italiaanse vrouw weet waar ze zich dit jaar aan te houden heeft, en ook de kinderen zijn volledig op de hoogte van wat de mode voor hèn voorschrijft. Tule kapje met hyacinten versierd. De kleur is chinablauw. Het ontwerp heet „Shalimar". Toque in verschillende nuances groen van palmboomspaanders. Ontwerp „Vetiver". Een breton van naturel stro met brede rand kreeg de naam van „Gin Fizz". bij dat de verhouding moeder-kind niets te wensen overlaat. Drs. J. M. A. Munnichs laat in een duidelijk overzicht zien, op welke leef tijd de huisvrouw in staat is al dan niet een volledige betrekking buiten het huishouden aan te gaan. Aangenomen wordt dat ze op haar 25ste jaar trouwt, dat zij in haar 27ste, 29ste, 31ste en 32- ste jaar een kind krijgt. Als zij acht endertig jaar is, zijn alle kinderen schoolgaand en neemt haar gezinstaak dus af. Als de vrouw 45 jaar is, begint het oudste kind met werken. Op haar 57ste jaar werken alle kinderen bui tenshuis en kan de huisvrouw, als ze dat wil, een volledige dagtaak op zich nemen. DE ERVARING leert, dat de werk nemers over het algemeen zeer tevre den zijn over de werkprestaties van de al wat oudere vrouw. Vele vrouwen van die leeftijd kunnen echter geen beroep uitoefenen, omdat zij iedere vorm van opleiding daarvoor missen. Hieruit komt weer een ander punt naar voren. De jonge meisjes van nu moeten opgeleid worden voor de taak die in de toekomst voor hen klaar ligt en de overheid moet hun daartoe in staat stellen. Het boek neemt nog vele andere aspecten van het vraagstuk, buitens huis werkende vrouwen, onder de loep. En wil hiermee bijdragen tot de ont wikkeling van de huisvrouw als een welkome kracht voor het Nederlandse arbeidsproces. „De niet aanwezige huisvrouw". Uitgave: Paul Brand, Hilversum. Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp 42. Tante Patent werd door vriend Kwikstaart af gezet bij de woning van de weduwe. „O mevrouw," zei tante Patent, „wat een schatjes van kinderen hebt u. En wat een aanvallige staartjes hebben ze." „Ja nietwaar?" zei de moeder zuchtend. „Maar het 'is wel een opgaaf om ze groot te brengen. Wat wilt u verdienen per week als kinderverzorgster?" „Eh zei tante Patent hakkelend ik weet 'het niet ...ik hoef niets te verdienen, ik ben al blij als ik iets om handen heb." De weduwe keek een beetje wantrouwig. „Niets verdienen?" riep ze „Er is toch niets verdachts hoop ik? V bent toch niet een van die individuen die gezocht worden wegens spionage?" „Welnee," zei tante Patent haastig. „Dat zijn immers wezens zonder staart, en kijk, ik heb een normale staart." „Juist," zei de weduwe, „welnu, wilt u dan zo goed zijn om mijn kinderen mee te nemen naar het park? En denk erom, Sofie- tje is ondeugend, die wil nog wel eens stiekum weg vliegen, dus hou haar in de gaten." Even later flad derde tante Patent hoog boven de stad, met een kinderwagen vol peutertjes, terwijl de stoute Sofie- tje ernaast vloog. 17. Panda vond het maar een griezelig ritje in zo'n bakje op één enkel rondsnorrend wieltje. „Wat is dat voor een raar ding?" vroeg hij benauwd. „En hoe komt het, dat het vanzelf beweegt?" „Het is een roersel," antwoordde Inertus Zielepopel, „en roersels bewegen altijd." Deze uitleg maakte Panda niet veel wijzer. „Oh eh zei hij. „Maar kunt u dit eh roersel niet wat langzamer laten bewegen? Waar is de rem?" „O nee! Natuurlijk is er geen rem!" riep de heer Zielepopel, „roersels moeten altijd ongeremd zijn!" Dit vond Panda geen rustige gedachte en vooral niet, toen zij in de stad kwamen en daar tussen verschrikt verkeer voortraasden. „Pas op! Hier komen ongeluk ken van!" riep hij angstig. „Stoppen! Dat stoplicht staat op rood!" „Kan me niet schelen," antwoordde de heer Zielepopel fier. „Ik laat de loop van mijn roersels niet door stoplichten bepalen."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 11