Muiterij op het Vrouwenschip MECHANISCH SUPERBREIN KAN ONZE DOODSVIJAND WORDEN Denkmachine krijgt meer autoriteit dan haar toekomt KERKRADE DRINKT AL HALVE EEUW DUITS WATER TANTE PATENT m PANDA EN DE BEWOGEN BEWEGER Ons vervolgverhaal door Henrick Binder I B.B.-oefening voor scholieren in V.S. MAANDAG 4 FEBRUARI 1963 Fysiek aspect Geestelijke verhouding Ondervoeding' Fatale beslissing Hebt u een slechte houding? Pieker niet! B 47) M „Hebt u een mantel voor Susan, Lil?" riep Nicol. g „Daar boven in mijn koffer kunt u er wel een vinden." Het schoot haar H te binnen, dat ze in die koffer de g= handboeien, de boeken en de papie- gr ren van Smasbury gelegd had, nog g wel bovenop. Maar het was te laat. H Nicol had de koffer al geopend, g Lil boog zich voorover en keek over g Nicol's schouder. De handboeien, 't H boek en de papieren waren verdwe- nen. g „Deze hier?" vroeg Nicol, en haal- g de een stevige blauwe mantel uit de j§ koffer. g „Ja", knikte ze, en voor de eerste g maal voelde ze zich volkomen ver- suft. g Toen John Nicol met Susan op het g dek kwam en omhoog keek naar de g zwarte hemel, zag hij, recht boven j§ zich een ster. Het licht was niet hel- g der en stralend, maar het was toch g in elk geval een ster. En hoewel de §f storm nog niets van zijn kracht ver- loren had, wist hij toch uit ervaring: g we hebben het ergste gehad! Hij had g zijn arm om Susan heen gelegd, en §p ze vond het niet erg, zich dicht tegen 1 zijn grote gestalte aan te drukken, g „Wees maar niet bang, Susan. Het g is niet zo erg. Ik dacht alleen maar, dat ik er jullie een plezier mee zou doen, jou en je merkwaardige Gill." Even, heel even maar, toen hij I haar zo stevig in zijn armen hield, dacht hij dat het toch wel een groot geluk moest zijn, door zo'n mooie, I sierlijke vrouw bemind te worden. Maar toen vroeg hij zich met enig g verwijt af, of zij wel zo wonderbaar- lijk stevig op haar benen stond als I Lil. g Bij die Lil was alles even zeker, g Het was een heerlijk gevoel, zich in haar nabijheid te weten. §f Susan knielde naast Gill neer, ze H kuste hem alsof ze hem jarenlang g niet gezien had. Gill glimlachte zwak- g jes. Hij lag, in zijn rug gesteund g door kussens, half opgericht op de H sofa, en streek met zijn rechterhand g over haar gezicht, g Nicol sloop naar buiten en keek H rond naar de wolken, die nu al op g veel grotere hoogte in dunne flarden g en slierten langs de hemel joegen. Nog steeds kwamen reusachtige bre kers op 't schip aanrollen, maar ze hadden niet meer die enorme kracht van een uur geleden, en Nicol lette er nauwelijks op, want de storm, die op dit ogenblik in zijn hart woedde, was veel sterker. Hij aarzelde. Of hij nu niet direct naar Lil moest gaan, om eerlijk met haar te praten. Natuurlijk niet in het bijzijn van de meisjes. Die zou hij wel aan dek sturen. Maar toen be dacht hij, dat het nu toch niet het juiste tijdstip was om een liefdesver- gj klaring af te leggen. En vooral: Hoe g§ moest hij het haar zeggen? Met wel- S ke woorden? g Ja, wat te doen als ze eens nee zei, g en hij een van haar altijd rake op- merkingen moest aanhoren? Nu ja, hij zou wel zien g Innerlijk gesterkt, ging hij zijn hut g weer binnen. g En door wat hij toen zag, raakte g hij opnieuw ondersteboven, g Susan lag naast Gill, met haar g blonde hoofd op zijn borst; hij had zijn arm om haar heengeslagen, g Beiden sliepen vast. g Lange tijd stond hij naar hen te H kijken. Toen draaide hij de lamp laag g en kroop in zijn kooi. HOOFDSTUK XXX g Allen op de „Lady Julian" waren g dankbaar toen de morgen aanbrak. Ieder had het gevoel, het leven her- g kregen te hebben. Nog altijd sloegen g de golven hard en zwaar tegen de g scheepswanden, maar de sterke dei- li ning, waarin de storm was overge- g gaan, leek die morgen alleen nog maar op het schommelen van een g wieg. Toen de zon langs de hemel omhoogklom, was alles weer goed en g mooi. John Nicol ging als eerste naar S beneden om naar de vrouwen te kij- §j ken. Het zag eruit, alsof er een veld- g slag gewoed had. De meeste meisjes g lagen nog op de grond, kris en kras door elkaar heen, te slapen. Enkelen g zaten bleek en met slaperige gezich ten aan de tafels; ze hadden bloedi- ge schrammen op gezicht en handen g en zagen er vuil en wanordelijk uit. Maar niemand was ernstig gewond. Doeken, kruiken en kleren lagen door g elkaar heen in grote plassen. De g stank, die door de zeeziekte van velen s veroorzaakt was, was onverdraaglijk. Zelfs voor een man als Nicol was het g teveel. g Hij ging onmiddellijk weer naar dek, liet waterslangen aandragen en g leidde die het ruim binnen. Toen liet g hij vensters en luiken openen en be- g val met een stem, die zelfs de meest g vermoeiden opschrikte, alle meisjes g naar de bedden te gaan. De dikke g waterstralen spoten over het dek en door het ruim en spoelden alle vieze rommel naar de goten, die naar de g spuigaten voerden. Langzamerhand kwam er weer frisse, zuivere lucht in s de vrouwenvertrekken. g Maar ook aan dek was die morgen g veel werk te doen. Daar zag het er g niet veel beter uit dat benedendeks. g De bemanning zat al in het want, om g alles wat losgeraakt was weer vast g te maken. De zeilenmakers waren aan het werk geslagen, en ook Aitken g en Perkins hadden de handen vol. g Nicol meldde de kapitein, wat er g die nacht gebeurd was. Hij zei dat de g luitenant vermoedelijk met zijn ach- g terhoofd tegen het dek geslagen was g en dat Gill door een bloksplinter of g een losgeraakt stuk ijzer gewond was g niet zwaar, aan de schouder. „Ik zal naar hen gaan kijken," zei Aitken. Nicol ging naar de luitenant. Maar daar stond Holborn al voor zijn kooi. g „Hoe is het met hen?" vroeg Nicol. g Holborn lachte spottend: „Een lijk," g zei hij. „Een lijk vol rum. zoals ik g tot nog toe maar zelden gezien heb. g Het zal nog tenminste een dag duren, g voor hij weer bijkomt. Het beste lijkt g me, hem maar te laten liggen, zoals g hij ligt. Ik zal ook de kapitein gaan g zeggen, dat hij zich die aanblik maar liever moet besparen; ik zal hem g aanraden deze luitenant, zodra hij g nuchter is, eens flink onderhanden t,e g nemen." „En wat doen we met Gill?" g vroeg Nicol. „Ik heb al tegen de kapi- g tein gezegd, dat hij een of ander ding. g misschien een bloksplinter, in zijn g schouder gekregen heeft." g „Een duim diep," zei Holborn. „Gill g heeft me verzocht, er geen werk van g te maken. Maar als het van mij af- g hing Toen ze beiden aan dek g kwamen, konden ze hun ogen haast g niet geloven: Gill stond boven, bij het g roer, met Mackenzie te praten. „Komt u ogenblikkelijk naar Uënê-'-'S den," riep Holborn. ..Mackenzie, jaag g hem Weg, daar! Die man behoort in j§ bed te liggen, anders staat hij hele- g maal nooit meer op!" Tegenstribbelend kwam Gill om- g laag. t f§ „Ik zal u in mijn hut opsluiten," zei g Nicol boos. g „Daar zou ik u werkelijk dankbaar g voor zijn," glimlachte Gill. „Het zou g in elk geval wenselijk voor me zijn. g als ik bij u kon blijven." g Nicol begreep hem. „Natuurlijk g blijft u bij mij. Ik heb voldoende g ruimte, op mijn sofa ligt u gemakke- g lijker dan in uw nauwe kooi." g Holborn en Nicol droegen Gill de g hut binnen. g „Als u niet naar ons luistert, zal ik g de hele geschiedenis aan de kapitein g melden," zei Holborn dreigend. „Hoe lang zal het nog duren?" g vroeg Gill. g „We zullen om te beginnen twee g dagen moeten wachten. En dan duurt g het nog veertien dagen a drie weken, g dat hangt ervan af hoe u zich ge- g draagt. Zorgt u er in elk geval voor, g Nicol, dat hij niets anders drinkt dan g water." g „Wat dat betreft is Gill een trieste g figuur," meende Nicol afkeurend, g „Alcohol drinkt hij net als medicijn, g dat wil zeggen, helemaal niet." j= „Des te beter voor zijn bloksplin- g ter. Dat is waar ook: hebt u die g er zelf uitgetrokken?'' g Gill knikte. g „Dan laat ik u verder alleen, ik g moet naar beneden, naar de vrou- g wen." Nicol liet hen beiden alleen. g (Wordt vervolgd1 illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllinilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHIIIIIllllllllllllllHllllllllllllllllllHlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHII) Van onze correspondent) WASHINGTON. - Het tijdperk van de tweede industriële revolutie is begonnen: de mens kan het toezicht over zijn machines geleidelijk gaan overdragen aan een super-machine, de computer of elektronisch brein. Zolang wij die computer inderdaad als een super-machine blijven zien en gebruiken, behoeft men zich geen al te grote zorgen te maken. Maar het gevaar is niet denkbeeldig, dat men de computer gaat beschouwen als een super-mens of zelfs als een halfgod, op wie de mens opgelucht zijn verantwoordelijkheid kan afschuiven. Waar men ook komt in Amerika, overal ontmoet men tegenwoordig mensen, die met computers te maken hebben. Ook in andere geïndustriali seerde landen is de computer in op komst, maar ik heb sterk de indruk, dat ook op dit gebied in Amerika reeds heden is, wat voor de rest van de wereld nog grotendeels in de toe komst ligt. De eerste indrukken van het com puter-tijdperk zijn niet onverdeeld gunstig, maar dat zal de verbreiding van deze reken- en „denk"-machines zeker niet remmen. In de moderne techniek (men denke slechts aan de ruimtevaart) zijn de computers abso luut een vereiste en de mens moet maar zorgen, dat hij een zo redelijk mogelijke relatie met de computer ontwikkelt. Hij moet van nu af aan met deze uitbreiding van zijn eigen brein verder leven en er het beste van zien te maken. VOORAL DE geestelijke relatie tus sen mens en computer levert proble men op, maar zelfs de nagenoeg geheél fysieke verhouding tot die „denkmon- sters" is niet zonder moeilijkheden. Een tamelijk belangrijk deel van de moder ne staal-, en auto- en aardolie-industrie wordt thans in Amerika reeds door computers geregeld. Maar altijd zijn er nog enkele mensen nodig om een oogje te houden op die computers. Zij kun nen bijvoorbeeld kapot gaan en dat moet snel ontdekt worden. Die menselijke controleurs hebben het ïïfèt. .geni&Kketijk:de cSttiputer func- tionneert het beste in een donkere ruim te. waarin de lucht zeJr koel móet zijn. De controleur, die daar uren lang toe moet zien of de computer het gebruikelijke patroon van cijfers of an dere indicaties vertoont, krijgt soms het gevoel, in een onwerkelijke sfeer te le ven. Letterlijk en figuurlijk heeft hij kans zijn evenwicht te verliezen. Het blijkt moeilijk, mensen lang in dienst te houden in zulke functies. In sommi ge bedrijven is men ertoe overgegaan om het werk, dat een man gemakkelijk alleen afkan, aan twee werkkrachten op te dragen, alleen om door men selijk contact het moreel op peil te houden. MOEILIJKER nog is de zuiver gees telijke verhouding van de mens tot de computer. In meer en meer gevallen kan men bepaalde beslissingen uit han den geven aan de machine. En indien het mechanische brein gevoed is met alle gegevens, die voor een bepaald be sluit nodig zijn, dan kan men er op rekenen dat de machine dit besluit ra zend snel en mathematisch-juist kan nemen. Onlangs las ik een interessant arti kel over dit onderwerp in het Ameri kaanse blad „Science". Daarin werd vermeld, dat men het aan een compu ter had overgelaten om te beslissen, hoe een belangrijke autoweg door de staat Ohio moest lopen. Die weg moest zo goedkoop en efficiënt mogelijk zijn en vooral onteigeningskosten moesten in aanmerking worden genomen. De schrijvers van dit artikel David L. Johnson en Arthur L. Kohier wezen erop, dat de taak voor de computer heel moeilijk zou worden indien men niet alleen rekening wenste te houden met efficiency, maar ook met schoon heid. Stel bijvoorbeeld, zo vroeg ik mij met schrik af, dat men aan een machine zou vragen, een zo efficiënt mogelijk tracee voor een verkeersweg van noord naar zuid door de stad Washington aan te dulden. Ongetwijfeld zou de compu ter dan verklaren, dat men die weg moest aanleggen door het Rock Creek Park, een prachtig bebost dal dat Ame- rika's federale hoofdstad van noord naar zuid doorklieft. Onteigening zou daar niets behoeven te kosten en van verkeerskruisingen zou men geen last hebben, want reeds thans bestaan er grote bruggen over dat dal. Maar welk een verlies aan natuurschoon en ont spanningsgelegenheid zou zulk een be slissing teweeg brengen! verder vooral: niet te spoedig geloven, dat een computer zo wel „gevoed" is, dat hij beslissingen kan nemen, waar bij niet alleen efficiency, accuraatheid en snelheid zijn gegarandeerd, maar ook wat veel gecompliceerder is wijsheid en ethiek. Bij een bezoek aan de Heide Mij werd de Koningin vorige week ver rast met een goedgelijkend portret van haar oudste dochter, dat geheel (uit kruisjes en cijfers) door de be drijf scomputer vervaardigd was. Een aardig grapje, dat een duidelijk beeld geeft van de onvermoéde mogelijk heden van deze denkmachines, maar ook van hun beperkingen. Want na tuurlijk kan zulk een robot al evenmin echt arstistieke talenten opbrengen, als zij de mens zou kunnen vervangen als humaan-denkend en ethisch- oordelend wezen. TOT OP zekere hoogte kan men een machine ook „gevoel" voor natuur schoon - „bijbrengen". Men kan haar bijvoorbeeld instrueren, dat men liever 100.000 dollar meer uitgeeft, dan dat men een bepaalde oppervlakte met bo men bederft. Zo gaat men dus een be paalde waarde toekennen aan schoon heid (die „geen vaste prijs" heeft). Ik gebruik dit voorbeeld alleen om aan te tonen dat bij gecompli ceerde beslissingen, die met gevoel oi' geweten te maken hebben, de computer; zeer afhankelijk is van wat de subjectieve mens hem „voert". Een van de grootste ge varen van het computer-tijdperk lijken mij „ondervoedè" computers, die beslissingen krijgen te nemen, waarop zij onvoldoende zijn bere kend. Een louter op efficiency af gerichte computer, die een weg door Washington moest kiezen, zou een autoriteit zijn, die men moest wantrouwen en vrezen. Een goed geconstrueerd mechanisch brein kan zich bij het nemen van een beslissing alleen baseren op de feiten en consideraties waarmee het is „ge voed". Het blijft aan de mens, te be slissen, wanneer een computer werke lijk voor zijn taak is berekend. IN HET „Science"-artikel wordt een toekomstbeeld gegeven van de tijd na 1970: Indien een Amerikaanse verken- ningssateliet zou rapporteren, dat de Russen vijandige raketten hadden afge schoten, dan zou daardoor in een Wes terse computer in ijltempo een vergel- dingsaanval worden uitgewerkt en die aanval zou worden uitgevoerd door andere computers, die tot taak zouden hebben Atlas-, Titan- of Polaris-raket- ten te richten en af te schieten. De enige onderbreking in de schakel der gebeurtenissen zou de periode van en kele minuten zijn, waarin de president van de Verenigde Staten voor de vrij wel keusloze keus werd gesteld om te besluiten of hij het bevel zou geven tot „vuren". Dit huiveringwekkende toe komstbeeld kan aantonen, hoezeer in feite aan machines de beslissing over miljoenen mensenlevens kan worden toevertrouwd. WAT DE MENS doen kan om niet ondergeschikt te worden aan machten die hijzelf heeft geconstrueerd? Aller eerst: de computers technisch zo be trouwbaar mogelijk maken. Maar Hebt gij afhangende schouders, een in gezakte borst of een hangbuik? Pieker er niet over: „hindert niets,' zegt een En gelse dokter. De bewijzen dat een slechte houding de oorzaak kan zijn van ziekten van de been deren, gewrichten, 'spieren en inwendige organen zijn zeer schaars en zwak, schrijft dr. Jack Joseph in het medische tijd schrift „Family Doctor." Vaak wordt het „kop op, schouder naar achteren, buik in" voorgesteld als een middel om gezond te blijven, maar volgens dr. Joseph bestaat er geen ideale lichaamshouding. De mensen verschillen aanzienlijk in lichaams houding." zei hij, „en die verschillen zijn normaal". Dr. Joseph merkt op, dat men het zelfs doet voorkomen alsof een kaarsrechte hou ding iets te maken heeft met hoge morele opvattingen. „Komt me, op zijn zachtst gezegd, onwaarschijnlijk voor", zegt hij. NEW YORK Een groep van 102 scho lieren en een aantal volwassenen heeft vijftien uur doorgebracht in een schuil kelder onder een school in het plaatsje Middletówn. Het was de eerste proef op dit gebied van de' Amenkaartse organisa tie „Bescherming Bevolking" voor scho len. De jongens en meisjes verbleven in ge scheiden afdelingen van een 1,20 meter hoge kelder onder school. Gewikkeld in dekens of slaapzakken brachten zij in hun kleren de nacht door op de harde vloer. Hun voornaamste klacht was, dat zij niet voldoende hadden geslapen. De meis jes leken zich het meeste bezorgd te ma ken over hun uiterlijk; het meenemen van cosmetische artikelen en extra voedsel was verboden. (AP). DE UNIEKE ligging van Nederlands oudste mijnstad Kerkrade, waar de lands grens op verschillende plaatsen zelfs door de straten van de stad loopt, heeft in het verleden al meerder^ malen geleid tot merkwaardige situaties. Een van deze si tuaties is, dat deze stad nu reeds 50 jaar lang als enige stad in Nederland is aan gesloten op een Duits waterleidingnet. DE MAATSCHAPPIJ Wasserwerke des Landkreises Aachen stelde in 1913 alle in gebruik zijnde zwengelpompen in Kerkra de buiten werking, door de stad te voor zien van leidingwater uit de grote stuw meren in de Eiffel. Eigenlijk waren er lang voordien reeds vele inwoners van de mijnstad die van dit waterleidingnet pro fiteerden. De bewoners van de Kerkraad- se Nieuwstraat hadden aan de achterzijde van hun woning, op Duits grondgebied, een aansluiting op het waterleidingnet van de ze Duitse maatschappij laten aanleggen. Pas in 1955 lieten de meesten onder hen deze aansluiting vervangen door een aan sluiting op het net van de stad Kerkrade. Toen werd namelijk het water in Duits land plotseling duurder dan het water, dat van dezelfde maatschappij in Nederland werd verkregen. HET WATER uit de stuwmeren, dat via 60 a 70 km. lange toevoerleidingen uit de Eiffel naar Kerkrade stroomt, is van bij zonder goede kwaliteit. Het zachte water is er dan ook debet aan, dat de Kerkraad- se huisvrouwen tot de slechtste klanten van de zeepfabrikanten behoren. Eén jaar na het aanleggen van de eerste hoofdleiding naar Kerkrade werden ook de Nederland- sche Spoorwegen klant van het Kerkraadse waterleidingnet. TTet Duitse water bleek nauwelijks een zeer minimale kalkafzet- tint te veroorzaken in de ketels van de stoomlocomotieven. Jarenlang hebben de spoorwegen daartoe met speciale wagen treinen dit water overgebracht naar an dere plaatsen in Nederland. Toen na de tweede wereldoorlog de Duitse maatschap pij kostbare herstelwerkzaamheden moest verrichten om de watertoevoer veilig te stellen voor de toekomst, verstrekte de ge meente Kerkrade de eerste na-oorlogse le ning aan Duitsland. Een lening van 2.- n iljoen was haar bijdrage om het water zonder-grenzen te doen blijven stromen. Een oorspronkelijk stripverhaal door Annie M. G. Schmidt en Fiep Westendorp 50. Eenzaam zat tante Patent op een heuveltje en dacht er over na wat haar nu te doen stond. „Ik moet allereerst mijn vrienden bevrijden," zei ze. „Die arme neef Boordevol en juffrouw Tuttema zit ten nog steeds in de gevangenis. Wie weet zijn ze al terechtgesteld." Die gedachte stemde haar zo ver drietig dat ze haar hoofd boog en niet merkte wie er zachtjes op rubberzolen naar haar toe kwam. „Dag tante Patent," zei een hartelijke stem. Het was vriend Kwikstaart die haar glimlachend aan keek. „Ik heb een nieuwe staart voor u meege bracht," zei hij. „Ik dacht wel, dat u die nodig zou hebben. Zonder staart is men overal een verdacht persoon." „O wat ben ik u dankbaar," zuchtte tan te Patent geroerd. U hebt al zoveel voor mij ge daan. Nu zou ik u nog iets willen vragen: Help me om m'n vrienden te bevrijden." „Dat zal gebeuren" zei vriend Kwikstaart. r.OP. MARIEN TpQNOfct 0^3») 25. Het fluitje van de geteisterde politie-agent had niet voor niets geklonken. Weldra rukten versterkingen de eens zo keurige winkel binnen, waar het roersel nog steeds wild om zich heen sloeg zonder tekenen van vermoeidheid te tonen. De toegesnelde agenten kon den hun ogen nauwelijks geloven toen zij zagen met wat voor een vreemde arrestant hun collega aan het vechten was. Maar al gauw stortten ook zij zich in de strijd. Koopwaar vloog ordeloos door de winkel. Meel, koek en stroop kleefden aan politie-uniformen; maar hoe opwindend de strijd ook was, Panda had cr geen oog voor. „Kom nou mee, meneer Zielepopel!" riep hij dringend, „straks krijgen wij hier de schuld van." Iner- tus Zielepopel verroerde zich niet. Het ruw geweld, dat tegen zijn schepping werd gebruikt, had zijn zacht gemoed gewond en opnieuw was hij vervallen in een toestand van wezenloze verstarring.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1963 | | pagina 9